Onderstaand artikel behandelt de belangrijkste soorten tankmunitie die de Sovjet-Unie vanaf de dertiger jaren tot en met 1945 in tankgeschut gebruikte. De volgende tankkanonnen worden besproken: 20mm SchWak/ShVAK, 45mm 20-K/20K, 57mm ZiS-2/ZiS-4, 76mm L-11/F-32/F-34 en ZiS-5, 85mm D-5T/ ZiS-S-53, 100mm D10T/D-10S en 122mm D-25/D-25T.
Tankmunitie werd tijdens de Tweede Wereldoorlog in grote aantallen geproduceerd. De Sovjet-Unie produceerde verschillende soorten munitie. Tankmunitie bestond uit pantsergranaten met of zonder explosieve inhoud (Engelstalige benaming 'AP', 'armour-piercing' en 'APHE', 'armour-piercing high-explosive'), in kleine getale geproduceerde wolfraammunitie ('APCR', 'armour-piercing composite rigid') en pantsergranaten met of zonder ballistische koppen ('APHEBC', 'armour-piercing high-explosive ballistic cap'). Vooral pantsergranaten met explosieve inhoud werden in Sovjettanks gebruikt. Veel projectielen waren al ontwikkeld voor bestaande antitankwapens of luchtdoelgeschut. Tanks waren vaak uitgerust met kanonnen die gebaseerd waren op die antitank- en artilleriewapens. Munitie kon soms met die antitankwapens uitgewisseld worden. De eerste kanonnen die in Sovjettanks gemonteerd werden (20mm, 45mm en 76mm) waren in staat Duitse tanks te vernietigen die vanaf 22 juni 1941 in toenemende aantallen in de Sovjet-Unie verschenen. Vooral het 76mm (76.2mm) kanon van de middelzware T-34 tank was in staat alle Duitse tanks uit te schakelen (de Panzerkampfwagen I tot en met IV). Toen beter gepantserde Duitse tanks verschenen werden nieuwe, krachtigere kanonnen in Sovjettanks gemonteerd (85mm, 100mm en 122mm).
Alle penetratiewaarden worden in dit artikel in millimeters (mm) uitgedrukt waarbij een rechte pantserplaat van 0 of 90 graden, ligt aan het perspectief, als maatstaf wordt gebruikt. Opgemerkt dient te worden dat de penetratiewaarden afhankelijk zijn van de kwaliteit van het staal van de granaat, de explosieve vulling en de snelheid. Ook speelt de kwaliteit van het vijandelijke tankpantser een grote rol. Daarom kunnen de penetratiewaarden afwijken (vaak slechts enkele millimeters, bijvoorbeeld 5 tot 10mm).
Het 20mm SchWak snelvuurkanon werd ontwikkeld voor vliegtuigen. Het wapen werd door Duitse troepen 'MP-20' genoemd en werd door de ingenieurs B. Schpitalnyj en W. Wladimirow ontworpen. Het 12.7mm prototype (M30/38) ontstond in 1932 en massaproductie begon in 1935. Een verbeterde 20mm versie (20x99R) werd tussen 1935 en 1936 ontwikkeld. Vanaf 1936 werd het 20mm wapen door de luchtmacht gebruikt. Het 20mm wapen werd tevens gebruikt in Sovjet lichte tanks zoals de T-60 lichte tank waar het wapen als 'TNSh' werd aangeduid. De looplengte van het kanon bedroeg 1245mm. De belangrijkste tankmunitie voor het snelvuurkanon waren de BZT en BZ granaten. De BZT granaten (0.096-1 kilogram) penetreerden maximaal ongeveer 20 mm staal tot op een afstand van honderd meter en slechts enkele millimeters op een afstand van twee kilometer. De mondingssnelheid van beide granaten bedroeg plusminus 750 tot 800 meter per seconde (m/s) en het gewicht van het kanon bedroeg veertig tot vijfenveertig kilogram. De maximale vuursnelheid van het kanon bedroeg achthonderd schoten per minuut.
In 1937 werd het 45mm model 1937 antitankkanon in gebruik genomen. Het was een verbeterde versie van het 45mm M1932 antitankwapen met moderne munitie. Het kanon had een pantserschild, wielen, een semiautomatisch sluitstuk en een vizier. Het kanon werd tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) met succes ingezet. Duitse lichte en middelzware tanks zoals de Panzer I, II en III konden met het kanon vernietigd worden. De massaproductie van het 45mm model 1937 antitankkanon werd in 1943 gestopt. In totaal werden er 37.354 exemplaren geproduceerd. Het kanon woog 560 kilogram en had een looplengte van 2.07 meter. De munitie bestond uit pantsergranaten (45x310R oftewel 45 x 310R mm) en brisant munitie. Het 45mm model 1932 (20-K/20K) kanon was gebaseerd op het 45mm M1932 antitankkanon waarvan er 21.564 exemplaren gebouwd werden. Het 45mm 20-K kanon kon BR-240, O-240 (brisant), BR-240SP en BR-240P munitie afvuren. De met explosief materiaal gevulde pantsergranaat BR-240 (1.4-1.43 kilogram, 760-820m/s) penetreerde maximaal ongeveer 70 mm staal (0 meter), 50 mm staal tot op een afstand van honderd meter en 20 tot 30 mm tot op een afstand van twee kilometer. De BR-240 munitie had een explosieve inhoud van 19 gram en was uitgerust met een MD-5 ontsteking. De O-240 was brisant munitie en was bedoeld tegen infanterie. Die granaat kon in honderd fragmenten uiteen knallen en had een explosieve radius van tien meter. De BR-240SP (1.4-1.43 kilogram) was een pantsergranaat zonder explosieve inhoud. De BR-240P was slechts in zeer kleine aantallen beschikbaar. De Sovjet lichte tank T-26 gebruikte het 45mm 20-K kanon en de genoemde munitie. Ook andere Sovjettanks zoals de T-70, de T-80 en de zwaarder gepantserde, in kleine aantallen gebouwde T-50 tank gebruikten het 45mm 20-K wapen.
Het 76.2mm (76mm) L-11 kanon werd gebruikt in de eerste T-34 tanks (T-34-76) en de zware KV-1 series (T-34 Model 1940 en KV-1 Model 1939). Het kanon was in 1938 ontworpen door IA Makhanov van de Kirov Fabriek. Het wapen gebruikte 76.2x385R oftewel 76.2x385 R mm munitie. Waarschijnlijk is het wapen gebaseerd op het 76mm (7.6 cm) M1914/15 kanon. Het L-11 kanon werd later in 1941 vervangen door het 76.2mm F-34 kanon in de T-34-76 middelzware tank en het 76.2mm F-32 wapen in de KV-1 tank. Uiteindelijk zou de KV-1 met het 76.2mm ZiS-5 kanon worden bewapend (dat kanon had een langere loop). Het 76.2mm L-11 kanon had een lengte van 2323.5mm (L/30.5) en woog 328 kilogram (gewicht van de loop). Het kanon werd uitgerust met BR-350/BR-350A, BR-350SP, OF-350M (brisant) en Sh-354T (shrapnel) munitie. De BR-350A granaten (APHEBC) wogen 6.3 kilogram en werden afgevuurd met een snelheid van 612 tot 615 meter per seconde. De penetratiewaarden bedroegen maximaal ongeveer 70 mm en 50 mm tot op een afstand van twee kilometer. De BR-350SP munitie woog 6.8 kilogram en penetreerde ongeveer 90 mm staal tot op een afstand van honderd meter en 60 mm tot op een afstand van twee kilometer. De explosieve inhoud van de BR-350A granaat bedroeg ongeveer 150 tot 160 gram TNT. In het 76.2mm F-34 (L/41.5) kanon bedroeg de granaatsnelheid 662 tot 665m/s (BR-350A) en 680m/s (BR-350B). De penetratiewaarden in het F-34 kanon (BR-350A) bedroegen ongeveer 70 tot 80 mm staal tot op een afstand van honderd meter en 50 mm tot op een afstand van twee kilometer. Voor de BR-350B munitie was dat ongeveer 80 mm staal tot op een afstand van honderd meter en 50 tot 60 mm op een afstand van twee kilometer. Voor dat kanon was tevens BP-350A (holle lading) munitie beschikbaar. Het 76.2mm ZiS-5 kanon van de KV-1 was in staat met BR-350A munitie (6.3kg, 662m/s) ongeveer 80 mm staal tot op een afstand van honderd meter en 50 tot 60 mm staal tot op een afstand van twee kilometer te doorboren. De snelheid van de BR-350B munitie afgevuurd uit het 76.2mm ZiS-5 kanon bedroeg 655-680m/s.
Het 57mm M1943 (ZiS-2) anti-tankkanon was een semiautomatisch kanon met een verticaal sluitstuk. Het wapen had spiraalveren en kon worden voortgetrokken door paarden. Het 57mm kanon was geschikt als tankkanon en werd als 57mm ZiS-4/ZIS-4 gebruikt in de middelzware Sovjet T-34-57 tank. Het kanon werd door ingenieur V.G. Grabin (1900-1980) ontworpen in 1940 en in totaal werden 10.016 stuks geproduceerd (onder andere in de Artillerie Fabriek Nr. 92). Het kanon woog ongeveer 1.250 kilogram en had een lengte van 7.03 meter. De munitie bestond o.a. uit 57×480R oftewel 57 x 480R mm pantsergranaten. Het 57mm ZiS-4 kanon dat in de middelzware T-34-57 tank werd gebruikt maakte gebruik van BR-271, BR-271K en O-271 (brisant) munitie. De BR-271 pantsermunitie (3.1-3.14 kilogram, 990m/s) penetreerde maximaal ongeveer 140 mm, 119 mm staal tot op een afstand van honderd meter en 68 mm tot op een afstand van twee kilometer (een andere bron stelt ongeveer 140 mm tot op een afstand van honderd meter, 130 mm tot op een afstand van vijfhonderd meter en 98 mm tot op een afstand van twee kilometer). De BR-271K munitie (3.1 kilogram, 990m/s) penetreerde maximaal ongeveer 140 mm en 100 mm tot op een afstand van twee kilometer (de penetratiewaarden waren afhankelijk van het type en de kwaliteit van het staal). De explosieve inhoud van de BR-271 pantsergranaat woog ongeveer 14 tot 20 gram.
Gedurende de oorlogsjaren werd de middelzware T-34 tank (T-34-76) verbeterd. Een groter en krachtiger 85mm kanon werd in 1943 gemonteerd dat beter in staat was om de nieuwste Duitse tanks te vernietigen. Dat 85mm wapen was gebaseerd op een luchtdoelgeschut (85 mm M1939 (52-K) luchtverdedigingskanon). Duidelijk was geworden dat het 76.2mm kanon (alle varianten), niet in staat was om de frontale pantserplaten van de Duitse Panzerkampfwagen V Panther / PzKpfw V Panther en VI Tiger / PzKpfw VI Tiger te doorboren. Het ontwerpbureau van artillerieontwerper Fyodor F. Petrov (1902-1978) ging aan de slag en ontwierp het 85mm D-5T tankkanon. Omdat de D-5T te groot was voor de bestaande T-34 koepel moest een nieuwe koepel ontworpen worden. Het ontwerpbureau van ingenieur en artillerieontwerper Vasili Grabin (1900-1980) ontwierp tevens een nieuw geschut, de ZiS-S-53. Ook ingenieur K. Siderenko kwam met een ontwerp: de S-18. Uiteindelijk werd gekozen voor het 85mm D-5T en het ZiS-S-53 wapen (naar S. Savin). Het 85mm D-5T kanon had een looplengte van 4386mm (L/51.6), woog 1.530 kilogram en vuurde 9.2 tot 9.6 kilogram wegende 85x629R granaten af. De munitie bestond voornamelijk uit BR-365/BR-365A, BR-365K en O-365/O-365K (brisant) granaten. De BR-365A (type 'APHEBC', een pantsergranaat met ballistische kop en explosieve vulling) woog 9.02 tot 9.2 kilogram, had een mondingssnelheid van 792-800m/s en penetreerde ongeveer 139 mm staal tot op een afstand van honderd meter en 81 mm tot op een afstand van twee kilometer. Een tabel in het boek World War II Ballistics: Armor and Gunnery (2001) stelt ongeveer 130 tot 140 mm op een afstand van honderd meter, 120 mm tot op een afstand van vijfhonderd meter, 100 mm tot op een afstand van een kilometer, 90 mm tot op een afstand van anderhalve kilometer en 80 mm tot op een afstand van twee kilometer. De explosieve inhoud van de BR-365A granaat bedroeg plusminus 160 tot 164 gram TNT. De BR-365K granaat (792-800m/s) had hetzelfde gewicht en penetreerde maximaal ongeveer 130 tot 140 mm staal op een afstand van honderd meter. Late T-34-85 1944 modellen konden tevens BR-365P munitie afvuren (wolfraam). Die granaten hadden een mondingssnelheid van 1.030 meter per seconde.
Het D-10 kanon is een Sovjet 100mm tankkanon dat gebruikt werd in de SU-100 tankjager. In 1944 werd het 76.2mm kanon van de T-34-76 tank vervangen door een krachtiger 85mm geschut (85mm D-5T en ZiS-S-53). Toentertijd ontstond de T-34-85 tank. Tankjagers die met het 85mm wapen bewapend waren (SU-85) werden overbodig gezien de flexibiliteit van de T-34-85 tank. Het ontwerpbureau van ingenieur F.F. Petrov (1902-1978) van Artillerie Fabriek Nr. 9, produceerde een nieuw 100mm kanon dat gebaseerd was op het S-34 marinegeschut. Dat 100mm wapen (L/53.5) had een mondingssnelheid van 895 meter per seconde. Het kanon was superieur vergeleken met de Duitse 88mm KwK 36 L/56 van de Tiger-tank en de 75mm KwK 40 L/43 en L/48 kanonnen in de Panzerkampfwagen IV series. Het kanon was in staat de frontale bepantsering van de Panther-tank tot op een afstand van 1500 meter te doorboren. De 100mm D-10S was ontworpen voor de nieuwe SU-100 tankjager en werd later gebruikt in de naoorlogse T-54 tank als 100mm D-10T ('T' staat voor 'tank'). Het kanon werd in verschillende Sovjettanks getest (prototypes) waaronder de T-34-100, de T-44-100, de KV-100 en de IS-2 model 1944. Het kanon kon vijf tot zes schoten per minuut afvuren met een getrainde bemanning en had een maximaal bereik van 14.6 tot 16 kilometer. De munitie voor het kanon bestond uit de BR-412, BR-412B, BR-412D en OF-412 (brisant) granaten. De met explosief gevulde BR-412 pantsergranaat (16 kilogram, 895m/s) penetreerde maximaal ongeveer 200 tot 230 mm en 130 tot 140 mm tot op een afstand van twee kilometer. De BR-412B granaat doorboorde ongeveer 200 mm staal tot op een afstand van honderd meter en 130 tot 140 mm tot op een afstand van twee kilometer. De explosieve inhoud van de genoemde granaten woog 65 gram (het ging om het explosief A-IX-2 met een effectieve TNT factor van plusminus 1.54).
Het 122mm D-25T kanon ('T' staat voor 'tank') was het meest krachtige tankkanon van de Sovjet-Unie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het 121.92mm (122mm) L/43 wapen werd vanaf 1944 gemonteerd op de Sovjet Jozef Stalin zware tanks (IS serie, soms aangeduid als JS), de IS-2 model 1944 en IS-3 model 1945. Het was gebaseerd op het 122mm M1931/37 (A-19) geschut. In de laatste dagen van november 1943 testte het ontwerpbureau van Fyodor Petrov (1902-1978) het 122mm geschut tegen Duitse middelzware Panther-tanks. Vanaf een afstand van 1.200 meter doorboorde de 122mm granaat de voorkant van de Panther, penetreerde het motorblok en doorboorde de achterkant van de tank. Op 31 december 1943 werd het kanon geaccepteerd en als 'D-25T' aangeduid. Productie geschiedde om de zware Iosif Stalin tanks ermee uit te rusten. De looplengte van het 122mm D-25T kanon bedroeg 5.65 meter (5648.6mm) en woog ongeveer 1.930 kilogram. De munitie voor het kanon bestond uit tweedelige 122x785R granaten zoals de BR-471, BR-471B en OF-471 (brisant). De BR-471 pantsergranaat met explosieve vulling ('APHE') woog ongeveer 25 kilogram en had een mondingssnelheid van 795 tot 800m/s. De penetratie bedroeg ongeveer 200 mm staal tot op een afstand van honderd meter en 120 tot 130 mm op een afstand van twee kilometer. De explosieve inhoud woog ongeveer 156 tot 160 gram (het ging om het explosief A-IX-2 met een effectieve TNT factor van plusminus 1.54).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikte de Sovjet-Unie verschillende munitiesoorten. De in de grootste aantallen geproduceerde munitiesoorten hadden een kaliber van 20, 45, 57, 76, 85, 100 en 122mm. Het gros van de Sovjet lichte tanks werden met 20 en 45mm kanonnen bewapend (T-60, T-26, T-70, T-80, T-50). De middelzware T-28 en T-34-76 tanks werden met 76.2mm kanonnen uitgerust. De verbeterde T-34-85 tanks met 85mm kanonnen. Tijdens de Spaanse Burgeroorlog bewezen Sovjetkanonnen (vooral de 45mm wapens), dat zij in staat waren Duitse tanks uit te schakelen. Na de invasie van Hitler-Duitsland in de Sovjet-Unie op 22 juni 1941 (operatie Barbarossa) was het meest krachtige Sovjettankkanon het 76.2mm L-11 kanon. Dat wapen was in staat de meeste Duitse tanks uit te schakelen en werd voortdurend verbeterd (F-32, F-34, ZiS-5 varianten). Omdat er in 1943 nieuwe Duitse tanks werden ingezet (Panther, Tiger), moesten nieuwe Sovjetkanonnen ontworpen worden. Pogingen om de T-34 met een lang 57mm kanon (57mm ZiS-4) uit te rusten lukten, maar het kanon was wat betreft kaliber (diameter projectiel) en schade niet heel krachtig. Later in 1943 werd een nieuw 85mm kanon ontworpen om het Duitse Tiger en Panther tankpantser frontaal te kunnen doorboren. Om de meest krachtige Duitse tanks uit te kunnen schakelen ontwikkelden de Sovjets 100 en 122mm kanonnen die gebaseerd waren op bestaande antitank- en artilleriewapens. Het 122mm D-25T kanon van de JS-2 (Jozef Stalin) tank is het meest krachtige Sovjet tankkanon dat tijdens de Tweede Wereldoorlog in grote getale werd ingezet. Het wapen was in staat koepels van Duitse tanks af te rukken door de omvang en het gewicht van de projectielen en het destructieve, explosieve vermogen van de granaten. Nadeel van het kanon was de trage vuursnelheid door het hoge gewicht van de granaten en de tweedelige munitie.
Vanaf 22 juni 1941 werd het overduidelijk dat Hitler-Duitsland geen onoverwinnelijke tanks had. De Sovjet T-34 (T-34-76) tank was in staat de Duitse middelzware Panzerkampfwagen IV tot op relatief lange afstand (één kilometer) uit te schakelen. Genoemde Duitse tank was tevens slechter gepantserd en bewapend dan de T-34 (werd later wel verbeterd met krachtigere kanonnen). Door in te zetten op kwantiteit (massaproductie), nieuwe tanks te ontwikkelen en nieuwe munitiesoorten te produceren was de Sovjet-Unie in staat het tij te keren en de beste Duitse tanks uit te schakelen. Ondanks zeer hoge verliezen waren Sovjettanks zoals de middelzware T-34-85 tank in staat Duitse Panther en Tiger-tanks uit te schakelen (ook vanaf de voorkant). Met behulp van slimme tactieken (aanvallen vanaf de zijkant en achterkant), waren T-34 tanks in staat de wat vuurkracht en bepantsering betreft superieure, maar relatief langzame Duitse zware tanks zoals de Tiger te vernietigen. Uiteindelijk kon Hitler-Duitsland de oorlog niet winnen van een vijand die eindeloze reserves leek te hebben. De in grote aantallen gebouwde T-34 tank maakte die Sovjet overwinning mogelijk.