Een ontwerpteam onder supervisie van kolonel Lev Gorlitsky begon in januari 1944 met de ontwikkeling van een nieuwe prototype en gebruikte hiervoor een T-34/76 D chassis. Het prototype werd in februari 1944 gebouwd en was voorzien van een geschikt affuit voor het nieuwe M1944 D-10S 100mm kanon. Dit prototype kreeg de naam “Object 138” en leek in veel opzichten op de SU-85. Het 100mm kanon zelf was ontworpen in het Ontwerpbureau van de Artillerie Nr 9, onder supervisie van generaal Fyodor Petrov.
Op 3 maart werd “Object 138” getest op het wetenschappelijk artillerie-testterrein in Gorokhovets. Naderhand kreeg het ontwerpteam van het GKO te horen dat er nog wat aanpassingen nodig waren voordat er sprake kon zijn van (massa)productie. Een tweede prototype werd tussen april en mei 1944 gemaakt. Op 14 april 1944 kreeg de UZMTS (Ural’s’kiy Mashinostroitelnyy Zavod: Machinebouwfabriek van de Oeral) de opdracht om voorbereidingen te treffen voor de massaproductie van de nieuwe tankjager. Het nieuwe prototype werd tussen 24 en 28 juni 1944 getest en dit keer wel goedgekeurd. De productienaam ‘SU-100’ (СУ-100) werd op 3 juli 1944 goedgekeurd en de massaproductie van de tankjager begon in september 1944 in de UZMTS te Sverdlovsk.
De SU-100 had een nieuwe bevelvoerdersruimte, die voorzien was van een observatiepantserkoepel. De laatste exemplaren van de SU-85 waren ook voorzien van deze nieuwe observatiepantserkoepel. Ook had de SU-100 een verbeterde frontale bepantsering en ventilatiesysteem vergeleken met de SU-85. Het sluitstuk van het kanon gleed horizontaal en was semiautomatisch. Boven het kanon bevond zich de warmtewisselaar en hydraulische buffers. De bemanning van de SU-100 bestond uit een commandant, chauffeur, lader en kanonnier. De eerste SU-100 exemplaren waren identiek aan het laatste prototype, later werden er wat kleine aanpassingen ingevoerd in het SU-100 ontwerp.
Omdat pantserdoorborende munitie voor het D-10S 100mm kanon pas in het najaar van 1944 beschikbaar was en deze munitie wel al sinds de jaren ‘30 voor het 122mm kanon beschikbaar was, heeft het ontwerpteam ook geëxperimenteerd met een SU-100 prototype dat bewapend was met een D-25 122mm kanon ondanks de tegenvallende voortesten met dit kanon. Dit prototype, genaamd SU-122P, werd in mei 1944 gebouwd, maar doorstond de testronde niet. Exacte redenen daarvoor zijn nooit gegeven, maar het is begrijpelijk dat het 122mm munitie meer ruimte in beslag nam. Wellicht was men ook bang dat de terugslag van het D-25 122mm kanon te krachtig was voor het T-34 chassis.
Productieaantallen in de periode 1944-1945 (per jaar) waren als volgt:
1944: | 500 |
1945: | 1175 |
Totaal: | 1675 |
In februari 1945 werden de meeste SU-100’s in een maand gefabriceerd, namelijk 215 exemplaren. De SU-100 is tot aan 1947 in de Sovjet-Unie geproduceerd en tot 1956 in Tsjecho-Slowakije.
Object 138. Prototype voor de SU-100. Gebouwd in februari 1944 en aangepast tussen april-mei 1944 alvorens goedgekeurd te worden.
SU-100. De SU-100 werd in 1943 ontworpen en ging in september 1944 de massaproductie in. Het ontwerp van de SU-100 was identiek aan het prototype. De SU-100 werd pas begin 1945 ingezet aan het front en werd daarom slechts op kleine schaal door het Rode Leger gebruikt. De SU-100 tankjager bleek effectief te zijn in het uitschakelen van zware Duitse tanks.
Model: | SU-100 | |
Gewicht: | 31.600kg (31,6 ton) | |
Bemanning: | 4 | |
Motor: | W-2 (V-2), 12 cilinders, 500pk | |
Brandstof: | 770 liter (diesel) | |
Snelheid: |
50 km/u op de weg 20 km/u in het veld |
|
Bereik: |
300km op de weg 180km in het veld |
|
Afmetingen: | Lengte: | 6,45m |
Breedte: | 3m | |
Hoogte: | 2,24m | |
Bodemspeling: | 0,4m | |
Bewapening: |
M1944 D-10S 100mm kanon 12.7mm MG |
|
Munitie | 34 (100mm) granaten | |
Bepantsering: | Voorkant opbouw, boven: | 75mm |
Zijkant opbouw, boven: | 45mm | |
Achterkant opbouw: | 45mm | |
Bovenkant opbouw: | 20mm | |
Onderkant opbuw: | 20mm |
SU-122P. Een prototype dat in mei 1944 werd gebouwd als antwoord op de vraag naar pantserdoorborende munitie voor de SU-100 (pantserdoorborende munitie was voor de D-10S 100mm kanon nog niet beschikbaar rond die tijd). Het prototype werd bewapend met een D-25 122mm kanon op een T-34 chassis. De SU-122P werd afgekeurd na de testronde.
De eerste SU-100’s die in september waren gefabriceerd werden naar fronttesten gestuurd en maakten een goede indruk. Vooral het aantal granaten en de wendbaarheid vielen goed in de smaak. Omdat pantserdoorborende munitie voor de SU-100 pas in oktober 1944 beschikbaar was, waren de meeste SU-100’s nog gedurende de eerste maanden gestationeerd in militaire academies. Pas in november 1944 werd de SU-100 tankjager naar het front gestuurd.
De vuurdoop voor de SU-100 was in januari 1945, tijdens het offensief tegen Boedapest. De SU-100 werd tijdens militaire operaties vaak gebruikt gedurende de voltooiing van een tactische doorbraak in de diepte. De eerste gemechaniseerde artillerieeenheden met SU-100’s werden in begin februari 1945 naar het front gestuurd en verdeeld over het 2e en 3e Oekraïense Front. Doordat de SU-100 pas laat aan het front verscheen, werd de tankjager maar op kleine schaal gebruikt.
Het grootste aantal SU-100’s is ingezet tijdens het Duitse offensief “Frühlingserwachen” om in Hongarije tegenaanvallen van de 6. SS-Panzerarmee tussen 6 en 16 maart 1945 af te slaan. De SU-100 bleek tijdens dit offensief zeer effectief in het afslaan van aanvallen door Duitse tanks, waaronder die van zware tanks zoals de Panzerkampfwagen Tiger Ausf. B ‘Königstiger’. Vooral tussen 10 en 11 maart 1945, toen er grote materiële verliezen werden geleden door het Rode Leger was de inzet va SU-100 tankjagers van groot belang voor het verdere verloop van het offensief.
In diezelfde maand ontving het 4e Garde Tankleger van het 1e Oekraïense Front haar eerste gemechaniseerde artillerieregimenten met SU-100 tankjagers voor het offensief in Opper-Silezië. Deze nieuwe regimenten speelden een belangrijke rol in het afslaan van een tegenaanval van de Fallschirm-Panzer-Division 1. Hermann Göring op 18 maart 1945. Tussen 15 en 22 maart 1945 verloor het 4e Garde Tankleger vijftien SU-100’s (waarvan vier niet meer te redden waren) van de in totaal 21 die het ter beschikking had gekregen. Alle SU-100’s (op drie na, die vast kwamen te zitten in de modder) gingen verloren tijdens schermutselingen met de vijand. De SU-100 zag ook strijd in de tweede slag en definitieve slag om Königsberg (6-9 april 1945), in het voormalige Oost-Pruisen.
In het kader van de voorbereiding op het offensief tegen Berlijn, kreeg het 1e Garde Tankleger in eind maart 1945 zevenentwintig SU-100 tankjagers. Op 14 april 1945 werd dit leger toegewezen aan het 11e Tankkorps, dat al veertien SU-100 tankjagers had. Het 2e Garde Tankleger kreeg eind maart 1945 eenendertig SU-100 tankjagers en begin april nog eens vijftien daarbovenop. Het 4e Garde Tankleger had achtentwintig SU-100 tankjagers vlak voor het begin van het offensief. De SU-100 tankjager speelde een actieve rol vanaf het moment dat het offensief werd gelanceerd, wat bijna meteen resulteerde in het verlies van SU-100’s. Op 17 april 1945, tijdens de boorbraak bij de Seelower Höhen, verloor het 1e Garde Tankleger twee SU-100 tankjagers en op 19 april 1945 nog eens zeventien. Het 2e Garde Tankleger verloor tussen 16 en 21 april 1945 vijf SU-100’s en het 4e Garde Tankleger verloor tussen 16 en 22 april 1945 maar liefst achttien van deze tankjagers.
Ook in de directe aanval op de stad Berlijn speelde de SU-100 tankjagers een actieve rol. Het 1e Garde Tankleger had zeventien operationele SU-100’s tot haar beschikking rond het begin van de eindfase en het 4e Schokleger drieëndertig op 28 april 1945. Het 2e Garde Tankleger verloor zeven SU-100 tankjagers tijdens de gevechten om Berlijn, het 3e Garde Tankleger vier SU-100’s en het 4e Garde Tankleger drie SU-100’s tussen 23 april en 2 mei 1945.
De SU-100 tankjager werd ook ingezet tijdens de Sovjet-Japanse oorlog in augustus 1945.