Eén van de meest met de nazi-terreur geassocieerde organisaties is ongetwijfeld de Geheime Staatspolizei, beter bekend als de Gestapo. Vanaf 1933 tot het einde van de oorlog stond de Gestapo synoniem aan terreur, marteling en moord en ook na de oorlog bezorgt de herinnering aan de Gestapo vele mensen nog steeds grote angst. De Gestapo werd een ware mythe en een begrip dat ook in onze huidige tijd nog steeds enorme bekendheid geniet. Politiemachten die het niet zo nauw nemen met de rechten van de mens worden ook tegenwoordig nog bestempeld als Gestapo-achtige organisaties.
In dit artikel zal een beeld gegeven worden van de ontstaansgeschiedenis van de Gestapo van 1933 tot 1945 en de enorme impact die de organisatie had op het dagelijkse leven in het Derde Rijk. Daarnaast zal getracht worden om de mythe van de Gestapo te verklaren door te evalueren op welke wijze de Gestapo kon uitgroeien tot de politieorganisatie die zo’n enorm wijd verspreide en gevreesde macht had. Tot hoever reikte deze macht en hoe of door wie werd deze macht mogelijk gemaakt?
De Gestapo onder Göring
In tegenstelling tot de ontstaansgeschiedenis van nationaalsocialistische organisaties als de Sturmabteilung (SA) en de Schutzstaffel (SS) werd de Gestapo pas opgericht op het moment dat Adolf Hitler in 1933 aan de macht kwam. Op 30 januari 1933 werd Hitler rijkskanselier, mede dankzij het aanhoudende lobbywerk van partijgenoot Hermann Göring. Hermann Göring was naast Hitler en Joseph Goebbels (de latere rijksminister van propaganda) het prominente gezicht van de politieke partij van de nazi’s, de NSDAP. Als succesvol oorlogsvlieger uit de Eerste Wereldoorlog en drager van het ‘Pour le Mérite’ (de hoogste onderscheiding voor prestaties tijdens oorlogstijd) werd hij door het Duitse volk alom geprezen en als een ware held vereerd. Daarnaast begaf hij zich, in tegenstelling tot zijn rivaal Goebbels, onder de rijkere Duitse bovenklasse en in binnen- en buitenlandse diplomatieke kringen. De rol van Göring bij het aan de macht komen van Hitler was groot en ook in de jaren dat Hitler aan de macht was, had hij een grote invloed binnen nazi-Duitsland.
Eén van de meest belangrijke elementen in het leven van Göring was zijn begeerte naar macht en prominente functies binnen het Derde Rijk. Gedurende Hitler’s machtsperiode maakte Göring er de gewoonte van om zich zoveel mogelijk officiële functies toe te eigenen. De eerste belangrijke functie bemachtigde Göring reeds voordat de NSDAP aan de macht kwam: op 30 augustus 1932 werd hij gekozen tot voorzitter van de Rijksdag. Toen de NSDAP in 1933 aan de macht kwam, stapelden de functies van Göring zich algauw op. Op 30 februari werd hij door Hitler benoemd tot rijksminister zonder portefeuille en op 2 februari tot rijkscommissaris voor de luchtvaart. Beide functies ontgroeide hij op 5 mei 1933, want op deze datum werd hij benoemd tot rijksminister van de luchtvaart, een functie die hij tot 23 april 1945 behield. Naast zijn functies in de lokale overheid bekleedde Göring ook in de deelstaat Pruisen officiële functies. Hij begon hier op 30 januari 1933 als minister van binnenlandse zaken en volgde op 11 april Franz von Papen op als minister-president van deze deelstaat. Onder het gezag van Göring begint in Pruisen de ontstaansgeschiedenis van de Gestapo.
Gleichschaltung
Als minister van binnenlandse zaken van Pruisen ging Göring direct aan de slag met het uitvoeren van maatregelen die erop gericht waren om de macht van het nationaalsocialisme te consolideren én om zijn eigen macht veilig te stellen. Net als in heel Duitsland waren deze maatregelen gericht op de ‘Gleichschaltung’ van het bestuurlijke systeem. Gleichschaltung (gelijkschakeling) hield in dat het gehele maatschappelijke leven werd aangepast naar nationaalsocialistische normen, wat onder andere betekende dat vele ambtenaren ontslagen werden omdat ze niet achter het nationaalsocialisme en Hitler stonden. Binnen zijn door leden van de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD) gedomineerde ministerie verving Göring iedereen met linkse of anti-nazistische sympathieën voor nazi-sympathisanten. Als hoogste chef van de Pruisische politie voerde hij ook hervormingen in binnen de politieorganisatie door onder andere 22 van de 32 politiechefs te vervangen door mensen gerekruteerd uit de SA en de SS. Ter ondersteuning van de politie richtte hij daarnaast een politiehulpkorps op dat voornamelijk bestond uit mensen gerekruteerd uit de SS en de SA. De belangrijkste stap voor de toekomst van het Derde Rijk werd echter gemaakt binnen de politieke politie van Pruisen. Deze geheime politiedienst stond onder leiding van Rudolf Diels.
Rudolf Diels
Rudolf Diels was werkzaam binnen het ministerie van binnenlandse zaken van Pruisen sinds 1930. Diels was een anti-communist maar was geen nazi, hij trad pas in 1937 toe tot de NSDAP. De enige band met het nationaalsocialisme die hij had was zijn ondersteunend lidmaatschap van de SA. In 1932 ging hij werken voor de politieke politie van Pruisen (Abteilung 1A) en op het moment dat Hitler aan de macht kwam, was hij reeds opgeklommen tot hoofd van de politieke politie. De werkzaamheden binnen de Pruisische politieke politie van Diels bestonden, voordat de nazi’s aan de macht kwamen, uit het in kaart brengen van radicale politieke stromingen. Diels hield zich dus onder andere bezig met het onderzoeken van communistische partijen maar in zijn archief waren ook veel dossiers te vinden over de nazipartij en haar kopstukken. Toen Göring in januari 1933 begon in zijn functie als Pruisische minister van binnenlandse zaken hadden de dossiers van de verschillende nazi-kopstukken, waaronder hijzelf, zijn interesse. Göring was onder de indruk van Diels' werkzaamheden en toen Göring op 26 april 1933 het Geheime Staats Polizeiamt (Gestapa) oprichtte, benoemde hij Diels tot hoofd van deze afdeling die bekend werd onder de naam Geheime Staats Polizei, afgekort tot Gestapo. Onder leiding van Göring was een belangrijke stap gezet in de ontwikkeling van het nationaalsocialistische politieapparaat.
Beschermende bewaring
Onder operationele leiding van Rudolf Diels werd de Gestapo ontwikkeld tot een politieke politiemacht die onafhankelijk van de geüniformeerde politie kon werken. De hoofdverantwoordelijkheid van de Gestapo was het veilig stellen van het nationaalsocialistische regime door het arresteren van staatsonveilige elementen. Staatsonveilige elementen waren onder andere mensen die verraad pleegden, sabotage pleegden of andere criminele activiteiten ondernamen tegen het nationaalsocialistische bestuur. Daarnaast werden anders politiek gezindten, zoals socialisten en communisten, opgepakt door de Gestapo. Veel arrestanten van de Gestapo belandden in de eerste concentratiekampen die in opdracht van Göring opgericht werden. Joden, zigeuners, Jehova's getuigen, homoseksuelen en andere minderheden waren in de beginperiode van de Gestapo nog niet de voornaamste slachtoffers. De vervolging van mensen vanwege hun ras, geloof of geaardheid kreeg pas in een later stadium vorm.
Omdat volgens de wet burgers niet zonder gerechtelijke basis gevangen genomen konden worden en omdat arrestanten een proces konden aanspannen tegen de overheid als hun straf niet volgens de wet geoorloofd was, werd de wetgeving in nazi-Duitsland drastisch gewijzigd. Een directe aanleiding voor deze wetswijziging was de Rijksdagbrand van 27 februari 1933. De communisten kregen de schuld van deze brandstichting en om Duitsland te beschermen tegen een communistische opstand werd de noodtoestand uitgeroepen en kon de wet aangepast worden.
Het was de zogenaamde ‘Schutzhaft’ die het mogelijk maakte dat elke burger in Duitsland die verdacht werd van een bepaalde misdaad gearresteerd en gevangen genomen kon worden zonder aanhoudingsbevel, aanklacht of proces. Schutzhaft hield in dat burgers in beschermende bewaring gesteld werden, wat betekende dat ze door de overheid beschermd werden tegen de volkswoede en dat de overheid beschermd werd tegen hen. De gevangengenomen persoon moest zijn of haar eigen ‘Schutzhaftbefehl’ ondertekenen. Dit document verklaarde dat de arrestant zelf wenste dat hij of zij gevangengenomen werd. In zeer veel gevallen werd deze handtekening gedwongen door marteling, vooral Gestapo-agenten waren meesters in het martelen van hun arrestanten. De term Schutzhaft was dus een eufemisme en de bevoegdheid om mensen zonder gerechtelijke processen in gevangenissen of concentratiekampen gevangen te nemen werd door de nazi’s op grote schaal misbruikt. Geen enkele potentiële arrestant of tegenstander van de nazi’s werd in Duitsland vanaf het moment dat Hitler aan de macht kwam nog beschermd door de wet.
Dankzij de wetswijziging en het misbruiken van het in beschermende bewaring nemen van gevangenen was de Gestapo een organisatie die informeel niet meer gebonden was aan de wet en Gestapo-agenten waren slecht verantwoording schuldig aan hun superieuren en aan Hermann Göring. Göring genoot van zijn macht en wilde graag zijn heerschappij over de Gestapo behouden, maar de rijksminister van binnenlandse zaken, Wilhelm Frick, wilde liever dat de macht over de Gestapo centraal gecoördineerd werd.
Strijd om de macht tussen Göring en Frick
Wilhelm Frick was net als Göring reeds geruime tijd betrokken bij de nazi-partij. Frick was betrokken bij de Bierkellerputsch op 9 november 1923 en door zijn betrokkenheid bij de nazi-partij verloor hij zijn baan als politiechef van de Kriminalpolizei (recherche) in München. Toen Hitler aan de macht kwam, werd Frick rijksminister van binnenlandse zaken. In deze functie was hij onder andere verantwoordelijk voor de Duitse politie.
Frick wilde het bestuur van de politie centraliseren door de diverse politiemachten in de zestien Duitse deelstaten samen te voegen, waaronder dus ook de grootste deelstaat, Pruisen. Als minister van binnenlandse zaken in Pruisen had Göring nog de macht over de Pruisische politie, maar hij had geen bezwaar tegen een centralisering van het politiebestuur. Hij wilde hieraan zelfs zijn medewerking verlenen. De reden dat Göring geen problemen met deze centralisering had, die feitelijk een beperking van zijn macht inhield, was omdat hij de hoop had dat hij uitgekozen werd als landelijk leider over de politie. Dit was een mooie uitbreiding geweest van de vele prominente functies die hij reeds bekleedde. De Pruisische politie mocht van Göring centraal gecoördineerd worden, maar hij was niet van plan om de macht over de Gestapo aan iemand over te dragen. Frick had echter niet de intentie om Göring te benoemen tot rijksleider over de politie en daarnaast wilde hij naast de reguliere politie ook de politieke politie centraal onderbrengen bij zijn ministerie. Om te voorkomen dat zijn Gestapo in handen van Frick viel, vormde Göring de geheime politiedienst om tot een aparte organisatie die slechts verantwoording schuldig was aan de minister van binnenlandse zaken van Pruisen, aan hemzelf dus. Göring verloor dan wel de macht over Pruisische politie, de Gestapo bleef echter zijn paradepaardje. Spoedig kwam er echter een persoon die de macht over de Gestapo graag wilde overnemen. Notabene was deze persoon zelf door Göring binnen de Gestapo aangesteld.
Heinrich Himmler
Ter ondersteuning van de politie en de Gestapo had Göring in februari 1933 de zogenaamde Hilfspolizei (hulppolitie) opgericht. Deze hulppolitie werd opgebouwd uit leden van de SS, de SA en Stahlhelm, de paramilitaire nationaalsocialistische bond voor frontsoldaten. Göring besloot echter korte tijd na de oprichting van de Hilfspolizei om het personeel te rekruteren uit de SS. Stahlhelm was inmiddels opgegaan in de SA en de macht van de SA werd steeds groter. Göring en andere prominente nazi’s waren bang dat de SA en haar leider, Ernst Röhm, uiteindelijk teveel invloed zouden krijgen binnen nazi-Duitsland en dit wilden zij uiteraard voorkomen. Het rekruteren van leden voor de Hilfspolizei uit de SS vond navolging in alle Duitse deelstaten waardoor de SS en haar leider, Heinrich Himmler, een steeds grotere invloed kregen.
De SS was in 1925 opgericht als lijfwacht van Adolf Hitler en andere prominente nazi’s. Op 6 januari 1929 werd Heinrich Himmler benoemd tot Reichsführer SS. Heinrich Himmler was sinds 1923 bij de NSDAP betrokken en ook hij nam deel aan de putsch van 1923. Totdat hij benoemd werd tot Reichsführer SS bekleedde hij enkele bescheiden bestuurlijke functies binnen de partij. Zijn benoeming tot Reichsführer SS was een belangrijke stap in zijn carrière en onder zijn macht groeide de SS uit tot een kolossale organisatie. Bij de oprichting van de SS in 1925 bestond de organisatie nog uit 280 man, in 1932 waren het er al ongeveer 52.000 en een jaar later maar liefst 209.000. De SS kreeg steeds meer politie- en veiligheidstaken toebedeeld en speelde een zeer belangrijke rol bij de vervolging van minderheden en tegenstanders van de nazi’s.
Himmler had in het najaar van 1933 het commando over de verschillende politieke politie eenheden van de Duitse deelstaten. Alleen het commando over de geheime staatspolitie in Pruisen en de enclaves Lippe en Schaumburg werd nog niet aan hem aangeboden. Himmler had echter inmiddels wel enige macht over de Pruisische Gestapo omdat hij door Göring benoemd was tot commissaris voor het personeel van de hulppolitie van de Gestapo. In januari 1934 vond de ‘Gleichschaltung der Länder’ plaats, waardoor de politiediensten van de verschillende deelstaten, met uitzondering van Pruisen, Lippe en Schaumburg, centraal geleid zouden gaan worden. Himmler kreeg de leiding over deze politiediensten en het duurde niet lang meer voordat hij ook de macht kreeg over de Pruisische reguliere en geheime politie.
Nacht van de lange messen
‘De nacht van de lange messen’ vond plaats op 30 juni 1934. De machtswellustige nazi’s Göring en Himmler werkten samen om hun groeiende concurrent, Ernst Röhm en zijn SA, voorgoed uit te schakelen. De macht van de SA was rijzende en er waren geruchten en vermoedens dat Ernst Röhm en zijn SA uit waren op een staatsgreep. Göring en Himmler drongen bij Hitler aan om de SA uit de weg te ruimen waarbij zij hem waarschuwden voor de dreigende staatsgreep. De bewijzen voor de naderende Röhm-putsch waren gebaseerd op geruchten en een deel van de speculaties was in scène gezet door de leider van de Sicherheitsdienst (SD), Reinhard Heydrich. Speculaties of niet, op 27 juni kregen Himmler en Heydrich van Hitler het bevel om de leiders van de SA te liquideren. In de nacht van 30 juni en de vroege ochtend van 1 juli werden diverse SA-leiders geliquideerd door de SS. Op 1 juli werd ook Ernst Röhm in de Stadelheimgevangenis van München vermoord. Een belangrijke concurrent voor Göring en Himmler was uitgeschakeld. De SS was in het aanzien van Hitler enorm gestegen en Himmler had van Hitler alle mogelijkheid aangeboden gekregen om zijn organisatie verder te ontwikkelen tot het politie- en veiligheidsapparaat van het Derde Rijk. De spanningen tussen de SA- en de NSDAP-leiders, voorafgaande aan de nacht van de lange messen, waren voor Göring tevens aanleiding om Himmler te benoemen tot Inspektor der Gestapo. Göring bleef echter de hoofdverantwoordelijke voor de Gestapo.
Himmler als Inspektor der Gestapo
Toen Himmler in op 20 april 1934 benoemd werd tot Inspektor der Gestapo was het organisatorisch nog een puinhoop binnen de Gestapo. Diels had de organisatie dan wel omgevormd tot de meest gevreesde organisatie van Pruisen maar de Gestapo werd intern verscheurd door vele intriges. Göring zag in Himmler het organisatietalent dat orde, discipline en gezag terug kon brengen binnen de Gestapo. Nu Himmler ook de organisatorische macht had over de Pruisische Gestapo, had hij de macht over de staatspolitie in alle Duitse deelstaten. De Gestapo werd onder Himmler een landelijke organisatie. Vanuit het Gestapo-hoofdkwartier op de Prinz Albrecht Straße 8 in Berlijn werd in opdracht van Himmler een begin gemaakt aan de reorganisatie binnen de Gestapo, een proces dat meerdere jaren in beslag nam.
Reinhard Heydrich en de Sicherheitsdienst
Als Inspektor der Gestapo benoemde Himmler zijn naaste medewerker. Reinhard Heydrich, tot de chef van de Gestapo. De operationele leiding over de Gestapo was dus in handen van Heydrich, de bestuurlijke leiding was in handen van Himmler en Göring stond hier weer boven. Heydrich was sinds juli 1932 leider van de Sicherheitsdienst (SD), de inlichtingendienst van de SS. Nu Himmler de macht had over alle geheime staatspolitiediensten in Duitsland, was Heydrich als chef van de SD en de Gestapo een machtig man die een grote invloed had op het Duitse politie- en veiligheidsapparaat. Ook kreeg Heydrich in de nabije toekomst een zeer belangrijke rol bij de vervolging en vernietiging van Joden en andere minderheden. De Gestapo en de SD hadden veel gemeen en de taken en doelstellingen van beide organisaties overlapten elkaar op vele onderdelen. Beide organisaties hadden als doel het opsporen van politieke en raciale vijanden van het Duitse Rijk, waaronder Joden. De SD was een partijorganisatie en de Gestapo een staatsorganisatie maar het grootste verschil tussen de SD en de Gestapo was dat de Gestapo, in tegenstelling tot de SD, de macht had om verdachten te arresteren en te bestraffen. De SD hield zich bezig met het rapporteren van activiteiten van politieke en raciale vijanden van het Rijk en hield het nazi-bestuur op de hoogte van de moraal van de bevolking. Wanneer vijanden waren ontmaskerd dan was het de taak van de Gestapo om hen te arresteren en te bestraffen. De SD en de Gestapo werkten dus vaak aan dezelfde zaken waardoor er rivaliteit ontstond tussen beide organisaties. Verschillende reorganisaties die nog op stapel stonden, zouden geen grote verandering brengen in de verdeling van taken en verantwoordelijken binnen het politie- en veiligheidssysteem van het Derde Rijk. De eerstvolgende organisatorische verandering vond plaats in 1936, het moment waarop Himmler benoemd werd tot Chef der Deutschen Polizei. Dit was tevens het moment waarop Göring zijn invloed op de Gestapo verloor.
De nieuwe basiswet van de Gestapo
Voordat Himmler de macht over de Gestapo overnam van Göring, werd de basiswet voor de Gestapo uitgevaardigd die van grote invloed was op de handelingsvrijheid van de Gestapo. Op 10 februari 1936 vaardigden Frick, als rijksminister van binnenlandse zaken, en Göring, als minister van binnenlandse zaken van Pruisen, een wet uit die de Gestapo alle handelingsvrijheid gaf om maatregelen te nemen die in de lijn lagen van het nationaalsocialisme. Feitelijk betekende dit dat de Gestapo officieel aan geen enkele wet meer gebonden was. Nazi-jurist en plaatsvervangend chef van de Pruisische Gestapo, Dr. Werner Best, omschreef de macht van de Gestapo als volgt: “Zolang als de Gestapo de wil van haar leiders uitvoert, is haar handeling legaal”. Het enige wat het Duitse strafrecht officieel nog verbood was moord en marteling. Het was echter geen enkel probleem voor de Gestapo om de doodsoorzaak van slachtoffers te vervalsen.
Himmler als Chef der Deutschen Polizei
Op 17 juni 1936 waren alle Duitse politieonderdelen gecentraliseerd en werd Himmler benoemd tot Chef der Deutschen Polizei. Als leider van de SS en de Duitse politie nam Himmler een belangrijke positie in binnen het nationaalsocialistische regime. De SS en de politie zouden nauwer met elkaar samenwerken en de Gestapo kreeg een belangrijke rol binnen deze samenwerking toebedeeld. Op 26 juni 1936 zorgde Himmler dat er een duidelijk verschil ontstond tussen de geüniformeerde en de geheime politie en recherche. De indeling van de verschillende politiediensten zag er als volgt uit:
Ordnungspolizei (ORPO)
De Ordnungspolizei was een verzameling van geüniformeerde politiediensten die zorg droegen voor de veiligheid van burgers en het behouden van de orde. De ORPO stond onder leiding van Kurt Daluege en bestond onder andere uit de Schutzpolizei (politie in stedelijk gebied) en de Gendarmerie (politie in ruraal gebied).
Sicherheitspolizei (SIPO)
De Sicherheitspolizei was het onderdeel van de politie dat over het algemeen niet geüniformeerd was. De SIPO bestond uit de Kriminalpolizei (de recherche) en de Gestapo. Dit onderdeel van het politieapparaat stond onder leiding van Reinhard Heydrich. Doordat Heydrich nu naast de macht over de SD ook de macht over de Sicherheitspolizei had, werd de samenwerking tussen de SD en de Gestapo steeds nauwer.
Tot 1939 bestond de Gestapo uit de volgende afdelingen:
Divisie I
Divisie I was belast met de algemene organisatie van de Gestapo. Daarnaast was deze divisie verantwoordelijk voor financiële zaken en wettelijke aangelegenheden. Dit onderdeel van de Gestapo stond onder leiding van nazi-jurist Dr. Werner Best.
Divisie II
Deze divisie was het belangrijkste onderdeel van de Gestapo en stond onder directe controle van Heydrich. De operationele leiding was in handen van de latere Gestapo-chef Heinrich Müller. Deze divisie hield zich bezig met de belangrijkste taak van de Gestapo, het uitschakelen van tegenstanders van het nazi-regime.
Divisie III
Divisie III was belast met contraspionage en stond onder leiding van Günther Palten. Vanaf november 1937 trainde deze Gestapo-divisie speciale eenheden voor het terroriseren en nazificeren van landen buiten Duitsland.
Op 28 augustus 1936 werd de Gestapo officieel een landelijke organisatie. Himmler vaardigde het bevel uit dat aan alle staatspolitie-eenheden in de verschillende deelstaten gebood om de naam Gestapo te voeren. Op 20 april werd het kantoor van de Pruisische Gestapo in Berlijn het hoofdkantoor van de landelijke Gestapo. Nu de Gestapo onder het bevel stond van Himmler als leider van de SS en de Duitse politie verloor Göring zijn macht over de Gestapo. Göring's macht binnen het Derde Rijk was echter nog steeds enorm want inmiddels had hij naast de functies die hij reeds bekleedde andere prominente functies verzameld, waaronder het commando over de Luftwaffe en de verantwoordelijkheid voor het Vierjarenplan.
Misdaadvoorkomende bewaring
Naast de wet omtrent het in beschermende bewaring nemen van tegenstanders van het nazi-regime kreeg de Gestapo in 1937 een nieuw wettelijk instrument dat het gevangen nemen van tegenstanders nog gemakkelijker zou maken. Deze nieuwe wet werd “Vorbeugende Verbrechensbekämpfung” gemoemd, vrij vertaald: misdaadvoorkomende bewaring. Dankzij deze wet kreeg de Gestapo de mogelijkheid om potentiële misdadigers en vijanden van het Derde Rijk op te sluiten in concentratiekampen zonder tussenkomst van justitie. “De politie moet alomtegenwoordig zijn om iedere verstoring van de rechtsorde in het Reich te voorkomen respectievelijk te onderdrukken, zelfs als de wet niet openlijk is overtreden – of nog niet”, was de verklaring van nazi-jurist en Gestapo-afdelingschef Dr. Werner Best.
De definitie van misdadigers en vijanden van het Derde Rijk werd steeds ruimer. Werden eerst vooral politieke tegenstanders van de NSDAP opgepakt, nu werden onder andere ook "asocialen" (waaronder zwervers, prostituees, werklozen en bedelaars) , zigeuners, homosexuelen, Jehova's getuigen, sekteleden en psychiatrisch patiënten in de concentratiekampen gevangen gezet. Ook Joden werden al geruime tijd gevangengezet in de concentratiekampen maar meestal nog niet om zuiver raciale redenen. In november 1938 vormde een bepaalde gebeurtenis echter het begin van de massale klopjacht op het Joodse volk. Vanzelfsprekend was de Gestapo één van de belangrijkste uitvoerders van deze klopjacht.
Reichskristallnacht
In de nacht van 9 op 10 november 1938 en een groot deel van de ochtend van 10 november vond door heel Duitsland en Oostenrijk een pogrom plaats die op gang gebracht was door de rijksminister van propaganda, Joseph Goebbels. Deze pogrom was een vergeldingsactie voor de moord op Ernst Rath, een employée van de Duitse ambassade in Parijs, door een jonge Joodse vluchteling. Tijdens een herdenking van de putsch van 1923 in München riep Goebbels zijn partijleden op om actie te ondernemen tegen het Joodse volk. Deze vergeldingsactie werd massaal op gang gebracht en gecoördineerd door de Gestapo en andere politiediensten, de SA, de SD en de SS. De SS, de SD, de Gestapo en andere politiediensten hadden echter niet de taak om de pogrom uit te voeren. Zij hadden als taak om zich in burger onder de demonstranten te begeven en te voorkomen dat er een plundering ontstond. Synagogen en Joodse gemeenschapshuizen mochten in de brand gestoken worden, maar winkels en warenhuizen mochten niet door een uitzinnige menigte leeggeplunderd worden of door brandstichting vernield worden. De reden hiervoor was dat de Duitse staat de Joodse eigendommen wilde confisqueren. Na afloop van de demonstratie hadden geüniformeerde politiediensten de taak om verwoeste winkels en appartementen te verzegelen en veilig te stellen.
De boodschap was bij de uitzinnige stormtroepen van de SA niet goed aangekomen en zij verkeerden onder de indruk dat ze volledig de vrije hand hadden gekregen en handelden daar ook naar. Er ontstond een golf van vernielingen uitgevoerd door de SA, fanatieke aanhangers van de NSDAP en gewone Duitse burgers. Tijdens de georganiseerde pogrom werden 7500 winkels, 29 warenhuizen en 171 huizen verwoest; 191 Synagogen brandden volledig af en nog eens 76 werden anderszins verwoest; elf Joodse gemeenschapscentra, dodenkapellen en vergelijkbare gebouwen werden in brand gestoken en nog eens drie werden geplunderd. Mede door de Gestapo werden minstens 30.000 Joodse mannen gearresteerd en opgesloten in concentratiekampen.
De Reichskristallnacht veroorzaakte veel opschudding in het buitenland maar deze actie was nog maar een begin. De Reichskristallnacht was het begin van de massale discriminatie en vervolging van het Joodse volk door de nazi’s. De Gestapo werd één van de belangrijkste uitvoerders van de jodenvervolging en richtte zich vanaf dat moment ook op raciale vijanden van het Derde Rijk. De Gestapo als organisatie verantwoordelijk voor het arresteren van politieke, ideologische en raciale vijanden kwam tot ontwikkeling binnen een nieuwe overkoepelende organisatie binnen de SS, die op 27 september 1939 opgericht werd.
Het Reichsicherheitshauptamt
Op 27 september 1939 werden de krachten van de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst gebundeld in een centrale organisatie binnen de SS. De naam van deze nieuwe organisatie was het Reichssicherheitshauptamt (RSHA). Van 1939 tot 1945 was deze organisatie verantwoordelijk voor de staatsveiligheid in Duitsland en door Duitsland bezette gebieden. De belangrijkste taak van de organisatie was het vervolgen van politieke, ideologische en raciale vijanden van de nazi’s. Aan het hoofd van de organisatie stond van 1 september 1939 tot 27 mei 1942 Reinhard Heydrich. Toen Heydrich overleed aan de gevolgen van een aanslag op zijn leven werd zijn functie tijdelijk waargenomen door Himmler. Van 31 januari 1943 tot 8 mei 1945 werd de organisatie geleid door Ernst Kaltenbrunner.
De organisatie was opgebouwd uit zeven afdelingen, waar de Gestapo er één van was.
AMT I – Personeel
AMT II – Organisatie, administratie en recht
AMT III – Binnenlandse inlichtingendienst (SD)
AMT IV – Gestapo
AMT V – Misdaadbestrijding - Kriminalpolizei
AMT VI – Buitenlandse inlichtingendienst (SD)
AMT VII ‘Weltanschauung’ - Nazi Ideologie en onderzoek
AMT IV, oftewel de Gestapo, bestond uit zes afdelingen, die meestal elk ook weer bestonden uit verschillende onderdelen. Een uiterst complexe organisatie was het gevolg.
AMT IV A – Communisme, marxisme en reactie
AMT IV B – Katholieken, protestanten en joden
AMT IV C – Schufthaft (beschermende bewaring)
AMT IV D – Protectoraat Generaal Gouvernement en bezet buitenland
AMT IV E – Abwehr (contraspionage)
AmtIV F – Grenspolitie
Heinrich ‘Gestapo’ Müller
Totdat de Gestapo werd opgenomen binnen het RSHA was Heydrich de chef van de geheime politiedienst. Toen Heydrich benoemd werd tot het hoofd van het RSHA werd zijn functie als Gestapo-chef overgenomen door één van zijn vertrouwelingen, namelijk Heinrich Müller. Müller's carrière binnen de politie begon in december 1919 op het politiehoofdkantoor in München. Kort nadat Heydrich chef werd van de Beierse politie, werd Müller één van zijn belangrijkste assistenten. Zijn prestaties werden door Himmler opgemerkt en hij werd benoemd tot chef van de Kriminalpolizei.
Toen Heydrich werd benoemd tot chef van de Gestapo nam hij Müller mee en benoemde hem tot chef van afdeling II. Deze afdeling hield zich bezig met de belangrijkste taak van de Gestapo: het uitschakelen van tegenstanders van het nazi-regime. In zijn positie als chef van deze afdeling had Müller een grote betrokkenheid bij de Reichskristallnacht. Het was Müller die de gehele demonstratie binnen de Gestapo in banen moest leiden. Door zijn prestaties binnen het Duitse politieapparaat werd Müller hoofd van Amt IV (de Gestapo) binnen het RSHA. Müller had zo’n grote invloed op de Gestapo dat hij bekend stond als ‘Gestapo Müller’. In de jaren dat Müller Gestapo-chef was binnen het RSHA speelde zijn organisatie een enorme belangrijke rol bij de jodenvervolging en de daaruit voortvloeiende Endlösung. De jodenvervolging en de Endlösung werden binnen de Gestapo uitgevoerd door Amt IV B 4. Deze afdeling stond onder leiding van Adolf Eichmann, één van de belangrijkste organisatoren van de Holocaust.
Gestapo en de jodenvervolging
Tot 1939 werden Joden weliswaar gediscrimineerd en werden politiek betrokken Joden opgesloten in concentratiekampen, maar van een massale vervolging van het Joodse volk was nog geen sprake. De Reichskristallnacht was een begin van de massale jodenvervolging maar op het moment dat Duitsland Polen binnenviel begon de jodenvervolging daadwerkelijk ernstige vormen aan te nemen. Deze nieuwe fase die begon in september 1939 werd gekenmerkt door een totale ontmanteling van menselijke en burgerlijke rechten voor Joden. Deze fase begon tijdens de Duitse inval in Polen in september 1939 en duurde voort tot de Duitse aanval op de Sovjet-Unie in juni 1941. Joden werden in deze periode massaal uit Duitsland gezet en naar het Generalgouvernement (onderdeel van Polen) gestuurd waar zij onder erbarmelijke omstandigheden in getto’s moesten leven. Hun bezittingen werden door de Duitsers in beslag genomen. In het Generalgouvernement werden zij ingezet als dwangarbeiders en velen stierven in deze periode de hongerdood. In deze tweede fase zouden ook steeds meer Joden in de concentratiekampen belandden. Het waren vooral de rijkere en beter geschoolde Joden die in de kampen belandden. De vervolging van Joden werd sinds de oprichting van het RSHA gecoördineerd door de Joodse afdeling van de Gestapo. Deze afdeling, Amt IV B 4, was onder andere verantwoordelijk voor de arrestatie van Joden en hun deportatie naar Polen. Daarnaast werden er binnen deze afdeling plannen gemaakt voor de "definitieve oplossing van het Joodse vraagstuk".
Adolf Eichmann stond gedurende het bestaan van het RSHA aan het hoofd van de Joodse afdeling binnen de Gestapo. Eichmann werd opgeleid in het concentratiekamp Dachau en was daar één van de leerlingen van Theodor Eicke. In 1934 begon Eichmann te werken voor de Sicherheitsdienst (SD) waar hij zich bezig hield met het vergaren van inlichtingen over de vrijmetselarij. In 1935 werd hij echter voor het eerst betrokken bij de jodenvervolging toen hij werd benoemd binnen de Joodse sectie van de SD onder leiding van Herbert Hagen. Voordat hij benoemd werd tot hoofd van de Joodse afdeling van de Gestapo hield Eichmann zich bezig met de organisatie van een verplichte immigratie van Joden. Eichmann richtte de Zentralstelle für Jüdische Auswanderung (Centraal bureau voor Joodse emigratie) op. Eichmann bezocht ook Palestina om uit te zoeken of Joden niet massaal naar dit land konden emigreren.
Door zijn grote betrokkenheid bij het Joodse vraagstuk werd Eichmann benoemd tot het hoofd van de Joodse afdeling binnen de Gestapo en het RSHA. In zijn functie had hij een grotere verantwoordelijkheid dan andere afdelingshoofden en regelmatig werkte hij zij aan zij met Heydrich of Himmler. Eichmann coördineerde de gedwongen immigratie van Joden naar het Generalgouvernement en dacht na over definitieve oplossingen om het Joodse volk uit Europa te verwijderen. Het zogenaamde Madagascar-plan, een gedwongen immigratie van Joden naar Madagascar, was bijvoorbeeld één van zijn plannen. De plannen van gedwongen emigratie zouden echter snel van vorm veranderen. De "definitieve oplossing van het Joodse vraagstuk" door middel van emigratie was technisch namelijk niet haalbaar. De inspanningen die deze grootscheepse operatie zouden kosten waren niet te combineren met de oorlog die Duitsland sinds 1939 voerde.
De Gestapo en de Holocaust
Discriminatie, de ontneming van menselijke en burgerlijke rechten, de gedwongen emigratie naar het Generalgouvernement en de ontwikkeling van getto’s waren de kenmerken van de tweede fase, massavernietiging was het kenmerk van de derde fase van de jodenvervolging. Deze derde fase ging van start in juni 1941 en duurde voort tot de zomer van 1943. De vierde en laatste fase duurde voort tot het einde van de oorlog en ook in deze periode ging de massavernietiging van het Joodse volk door. Deze vierde periode werd echter ook gekenmerkt door de discussie onder nazi-leiders over het vernietigen van nuttige werkkrachten die hard nodig waren in Duitsland. Daarnaast werden vernietigingskampen in deze periode ontmanteld omdat de vijand steeds meer gebied overnam van de Duitsers en zij niet getuige mochten zijn van deze grootschalige genocide. Gedurende deze derde en vierde fase was de Gestapo verantwoordelijk voor de arrestatie en deportatie van Joden naar de concentratie- en vernietigingskampen. De Gestapo was echter ook betrokken zijn bij de zogenaamde Einsatzgruppen.
In het voorjaar van 1941 werden Einsatzgruppen samengesteld om in de achterhoede van de Duitse troepen, die op 22 juni 1941 de Sovjet-Unie binnenvielen, staatsvijandige elementen uit te roeien. Deze Einsatzgruppen hadden reeds gedurende de inval in Polen hun diensten bewezen door duizenden Joden te vermoorden. In november 1939 werden deze eenheden echter ontbonden maar toen Duitsland de Sovjet-Unie binnenviel werden ze opnieuw ingezet. Deze moordeskaders werden opgezet door de Sicherheitsdienst en werden bemand door manschappen uit de verschillende eenheden van het RSHA. De Einsatzgruppen hadden de grootte van een bataljon en waren samengesteld uit leden van de Waffen-SS (34%), Ordnungspolizei (13,4%), Gestapo (9%), niet-Duitse politiediensten (8,8%), Kriminalpolizei. (4,1%) en de SD (3,5%). De overige leden bestonden uit technisch en boekhoudkundig personeel. Voordat de vernietigingskampen zouden worden ingezet om Joden te vernietigen werden al meer dan 1.000.000 joden omgebracht door de Einsatzgruppen. Alle Joden in Duitsland en bezet Europa waren echter nog niet verwijderd. Op de Wannseeconferentie werd een definitieve oplossing vastgesteld.
Wannseeconferentie
Op 20 januari 1942 werd er in een villa aan de Wannsee in Berlijn een geheime conferentie georganiseerd met als onderwerp de "definitieve oplossing van het Joodse vraagstuk". Veertien nazi-topambtenaren kwamen samen en bespraken de organisatorische uitvoering van de beslissing om de Europese Joden naar het oosten te deporteren en te vermoorden. Heydrich was de voorzitter tijdens deze vergadering en hij werd bijgestaan door Eichmann, die de notulen maakte. Ook de chef van de Gestapo, Heinrich Müller, was tijdens deze vergadering van de partij. De conferentie vormde het begin van de massale georganiseerde vernietiging van het Joodse volk in Europa in de vernietigingskampen. De rol van de Gestapo bleef gelijk, de Joodse afdeling was verantwoordelijk voor het arresteren en deporteren van Joden. De organisatie van de vernietigingskampen was in handen van andere afdelingen van de SS.
De Gestapo was tijdens de laatste jaren van haar bestaan echter betrokken bij veel meer daden van terreur. Zo was de Gestapo verantwoordelijk voor de moord op vele vermeende verraders in Duitsland en door Duitsland bezet gebied. Burgers in oorlogszones die verdacht werden van samenwerking met de vijand en soldaten die van hun eenheid gescheiden waren geraakt, konden bestempeld worden tot een verrader en gearresteerd worden door de Gestapo. Ook arresteerde de Gestapo de samenzweerders die betrokken waren bij de aanslag op Hitler op 20 juli 1944 door Graaf Von Stauffenberg. Tot in de laatste dagen van de oorlog hield de Gestapo Duitsland in haar greep. In door bombardementen geteisterde steden zorgde de Gestapo ervoor dat mannen en jongens hun strijd niet opgaven door degenen die zich overgaven, verstopten of vluchtten voor de vijand te vermoorden. Het gaat ver om alle acties van de Gestapo tijdens de oorlog in dit artikel te vermelden maar duidelijk moge zijn dat de Gestapo vele burgers in Europa in angst hield. De organisatie die begonnen was met het arresteren van politieke tegenstanders, was de laatste jaren van haar bestaan een organisatie die zich richtte op elk hoekje van de nationaalsocialistische samenleving. Tot op de dag van vandaag staat de Gestapo synoniem aan de terreur waar de gehele nazi-ideologie door gevreesd werd.
Alomtegenwoordig apparaat
Gedurende haar bestaan was de Gestapo een berucht terreurapparaat dat een grote invloed had op het dagelijkse leven. Veel meer dan andere staatspolitie-instituten uit de geschiedenis, was de Gestapo een organisatie die zich richtte op alle onderdelen van de samenleving. “De Gestapo was alomtegenwoordig”, verklaarde Ralph Giordano die zes keer te maken had gehad met de Gestapo. “Zij was het sleutelwoord voor Hitler's Duitsland, voor nazi-Duitsland, voor het gevoel van angst dat je je leven geen moment zeker was.” De keren dat hij door de Gestapo gearresteerd werd vormden voor Giordano keer op keer een traumatische ervaring.
Gedurende de oorlogsjaren ontstond er een mythe rond de Gestapo als almachtige en alwetende geheime politie. De Gestapo leek alles in de samenleving te horen of te zien en zelfs de kleinste vergrijpen werden opgemerkt door de Gestapo. In een zaak van de Gestapo in Wiesbaden van 5 februari 1940 werd een man gearresteerd vanwege de volgende negatieve uitlating over Adolf Hitler: “Toen de Führer gister sprak, heb ik de radio uitgezet, ik kon het geschreeuw en gescheld niet meer horen en het interesseert me ook niet. Hitler is toch schuldig aan de oorlog, of we die nou winnen of niet, we blijven toch een arm volk.” De Gestapo zorgde ervoor dat deze man vier maanden in de cel zat, maar had hij enkele jaren later deze uitspraak gedaan dan had hij hoogstwaarschijnlijk de doodstraf gekregen. Het waren overigens geen geheime agenten die deze opmerkingen opmerkten, het waren collega’s van deze man die hem aangaven bij de Gestapo.
Informanten en spionnen
Na de oorlog werd er naar aanleiding van het proces van Neurenberg onderzoek gedaan naar het Duitse politieapparaat en haar betrokkenheid bij diverse oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de menselijkheid. Natuurlijk werd de Gestapo ook uitgebreid onderzocht en men deed een opzienbare ontdekking. De organisatie die bekend stond als een mammoetorganisatie met tentakels die zich uit leken uit te spreiden over de gehele samenleving, bleek relatief gezien opmerkelijk weinig personeel in dienst te hebben gehad. In 1937 had de Gestapo bijvoorbeeld 126 agenten in dienst op een half miljoen inwoners in Düsseldorf en in Essen waren er 43 agenten in dienst op 650.000 inwoners. Vele kleinere plaatsen vielen slechts onder de verantwoordelijkheid van één agent. Ook in de latere jaren van de Gestapo werkte de organisatie met relatief weinig personeelsleden. Hoe kon een organisatie die alles scheen te horen, te zien en te weten werken met zo weinig mensen?
De persoon die hierboven genoemd wordt en werd opgepakt omdat hij onder andere Hitler schuldig vond aan de oorlog, was aangegeven door twee van zijn collega’s. Zo verging het veel slachtoffers van de Gestapo, want maar liefst 85% van alle zaken werd door een verklikker in beweging gezet. Als gevolg van de sociale spanningen en het politieke geweld tijdens de periode van de Weimarrepubliek (1918-1933) hadden veel mensen persoonlijke vijanden gemaakt, en na 1933 konden 'oude rekeningen' worden vereffend door de betreffende persoon aan te geven. Eén van de wetten waarop Heydrich zijn spionnenstaat bouwde was de ‘wet tegen de kwaadsprekerij’ van 20 december 1934. Negatieve uitlatingen over NSDAP-leiders die het vertrouwen in politiek ondergroeven waren strafbaar en vele Duitsers gebruikten deze wet om collega’s, buren en bekenden aan te geven om ze een loer te draaien. Nooit was het namelijk zo makkelijk geweest om landgenoten aan te geven. In 1937 werden niet minder dan 17.168 mensen aangegeven wegens kwaadsprekerij. Deze informanten waren de kracht van de Gestapo, zonder deze informanten was de Gestapo doof en blind en had zij nooit zo’n grote invloed kunnen uitoefenen als nazi-terreurapparaat. Deze werkwijze van de Gestapo veroorzaakte een klimaat van wantrouwen en angst. De buurman, de bakker, de schoolleraar, de burgemeester en een collega, iedereen kon een informant of spion van de Gestapo zijn. Op deze wijze had de Gestapo de samenleving in haar grip.
Martelen als verhoormethode
Een ander belangrijk wapen in de strijd van de Gestapo was marteling. De kelder van het hoofdkantoor van de Gestapo aan de Prinz Albrecht Straße 8 in Berlijn was een gevreesde plaats. De kelders waren berucht om haar martelkamers maar overal waar de Gestapo werkte, werden gevangenen gemarteld om hen tot een (valse) bekentenis te dwingen. Eén van de meest gevreesde Gestapo-agenten was Klaus Barbie, het hoofd van de Gestapo in Lyon. Klaus Barbie stond bekend onder de bijnaam ‘de slager van Lyon’ en zijn martelmethoden waren enorm wreed. Hij dompelde zijn slachtoffers onder in een badkuip met ijskoud water, hij zette executies in scène, hij injecteerde zijn slachtoffers en verbrandde hun voetzolen met gloeiende ijzers of sloeg spijkers onder hun nagels. De specialisatie van Barbie was echter elektrocutie van zijn slachtoffers die hij uitvoerde door elektroshocks op de tepels en testikels van zijn slachtoffers toe te dienen.
De mythe van de Gestapo verklaard
De mythe van de Gestapo als alleswetende organisatie is dus te verklaren aan de hand van de volgende besproken factoren:
1. De wetgeving van de nazi’s vormde voor de Gestapo geen belemmering in haar functioneren. Onder andere de Schutzhaft en de Gestapo-wetten van 10 februari 1936 gaven de Gestapo vrij spel en plaatsten de Gestapo buiten de wet. Zolang de Gestapo de wil van haar leiders uitvoerde waren haar handelingen legaal.
2.Vele informanten zorgden er enerzijds voor dat de Gestapo oren en ogen had in elke hoek van de samenleving en zorgde anderzijds voor een samenleving van angst en wantrouwen doordat iedereen een mogelijke infiltrant van de Gestapo kon zijn.
3. Mishandeling en marteling maakten de angst voor de Gestapo groot. De methoden van de Gestapo waren berucht en wanneer je in handen van de Gestapo viel was je je leven niet meer zeker. Daarnaast stond het in handen vallen van de Gestapo vooral in de laatste jaren van haar bestaan synoniem aan het gevangengezet worden in een concentratiekamp.
Natuurlijk zijn er meerdere factoren van belang geweest bij het ontstaan van de mythe van de Gestapo. Vele ontwikkelingen binnen de Duitse samenleving die na de Eerste Wereldoorlog in gang werden gezet, speelden een rol bij de ontwikkeling van de Gestapo en het nazi-terreurapparaat. Samenvattend zijn bovengenoemde factoren echter voldoende om een redelijk beeld te krijgen van de Gestapo als ‘allesomvattende’ organisatie. Net als vele andere nazi-organisaties was de Gestapo een afspiegeling van het nationaal gedachtegoed. De nazi-ideologie was een uitstekende voedingsbodem voor het ontstaan van het kwaad. De Gestapo vormde een zeer belangrijk onderdeel van dit kwaad.
Proces van Neurenberg
Op 7 mei 1945 capituleerde het Duitse leger en kwam een eind aan de Tweede Wereldoorlog in Europa. Tevens kwam er een definitief eind aan het Derde Rijk en het nazi-terreurbewind. De geallieerde mogendheden stonden voor de taak om de vele Duitse oorlogsmisdadigers aan te klagen voor misdrijven tegen de vrede, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden. Een belangrijk begin werd hiermee gemaakt door de organisatie van een tribunaal waar de belangrijkste Duitse militaire bevelhebbers en politici werden aangeklaagd. Dit tribunaal vond plaats van 20 oktober 1945 tot 1 oktober 1946 in de Duitse plaats Neurenberg. Naast de prominente nazi-bonzen stonden ook verschillende nationaalsocialistische organisaties terecht waaronder de NSDAP, de SA, de SS, de SD en de Gestapo.
Onder de aangeklaagden bevonden zich slechts drie personen die directe betrokken waren geweest bij de Gestapo: Hermann Göring, Ernst Kaltenbrunner en Wilhelm Frick. Göring was voornamelijk betrokken bij de eerste jaren van de Gestapo en Frick was als rijksminister van binnenlandse zaken tot 1943 medeverantwoordelijk voor het Duitse politieapparaat, al was zijn macht over de politie en de Gestapo beperkt. Als chef van de RSHA van januari 1943 tot mei 1945 was ook Ernst Kaltenbrunner één van de aangeklaagden die op bepaalde wijze betrokken was bij de Gestapo. Zowel Göring, Frick als Kaltenbrunner werden ter dood veroordeeld. Göring pleegde een paar uur voor de executie zelfmoord in zijn cel. Frick en Kaltenbrunner werden in oktober opgehangen. Ook de Gestapo als organisatie werd tijdens het proces van Neurenberg veroordeeld als misdadige organisatie.
De afwezigen tijdens het proces van Neurenberg
Opvallend afwezige nazi’s die betrokken waren bij de Gestapo waren Heinrich Himmler, Adolf Eichmann en Heinrich Müller. Himmler had op 23 mei 1945 zelfmoord gepleegd door een cyanidecapsule stuk te bijten toen hij in een Brits gevangenenkamp zijn ware identiteit bekend maakte. Opmerkelijk is dat Eichmann en Müller, die beiden een enorme invloed hadden op de vernietiging van het Joodse volk, beiden niet behoorden tot de aangeklaagden. Beide personen konden vluchten, maar Eichmann werd in 1960 opgespoord door de Israëlische geheime dienst en werd twee jaar later in Israël ter dood veroordeeld. Tot op de dag van vandaag is het niet bekend wat er is gebeurd met Müller, al gaan er veel geruchten. De mogelijkheid bestaat dat Müller in een bepaald land tijdens de Koude Oorlog is aangenomen binnen de geheime dienst. Meerdere Gestapo-agenten werden namelijk na hun vlucht uit Duitsland aangenomen binnen buitenlandse geheime diensten, omdat hun capaciteiten geprezen werden en zij waardevol konden zijn als geheim agent. Klaus Barbie, die berucht stond om zijn wrede martelmethoden, werkte bijvoorbeeld bepaalde tijd voor het Amerikaanse Counter Intelligence Corps (CIC).
Ondanks dat bepaalde Gestapo-agenten niet vervolgd konden worden, was het einde van de oorlog ook zonder twijfel het einde van de Gestapo. De geest van de Gestapo leefde echter nog steeds voort in de vele naoorlogse regimes die Gestapomethoden toepasten om het volk en vijanden te onderdrukken. Ook in onze huidige wereld staat de Gestapo nog steeds gelijk aan onmenselijke, alleswetende en angst veroorzakende politiediensten die vooral tot ontwikkeling komen in totalitaire regimes. De Gestapo als organisatie is verleden tijd, de Gestapo als begrip is blijven bestaan.