Verloren jeugd en mislukte carrière
Theodor Eicke werd op 17 oktober 1892 geboren in Hudingen in de Duitse deelstaat Lotharingen. Hij was de jongste van 11 kinderen en zijn vader, Heinrich Eicke, was stationchef. Na de basisschool (Volkschule) ging hij naar de middelbare school (Realschule) in Hampont. Theodor was geen goede student, hij maakte zijn opleiding niet af en ruilde de schoolbanken in voor het leger. In 1909 begon hij zijn carrière in het Duitse keizerlijke leger. Tijdens de Eerste Wereldoorlog deed hij aan het westfront dienst als onderbetaalmeester (Unterzahlmeister), hiervoor ontving hij het IJzeren Kruis 2e klas.
De Duitse Nederlaag was voor Eicke, net als voor vele andere Duitsers, zeer moeilijk te verkroppen. Eicke vond de Vrede van Versailles een belediging voor het Duitse volk en hij werd een felle tegenstander van de Weimarrepubliek. Zijn afkeer voor de Weimarrepubliek en het Verdrag van Versailles zou een enorme invloed hebben op het verdere leven van Eicke.
Op 26 december 1914 trad Eicke in het huwelijk met Bertha Schwebel. Op 5 april 1916 werd zijn dochter Irma geboren, vier jaar later werd op 4 mei zijn zoon Hermann geboren. Zijn zoon sneuvelde op 2 december 1941 aan het front.
Op 1 maart 1919 ging Eicke naar de technische school in Ilmenau, maar in september 1919 werd hij van school gestuurd vanwege financiële redenen en zijn radicale politieke ideeën. Eicke besloot een carrière binnen de politie te beginnen, hij meldde zich aan als kandidaat in Ilmenau, maar vanwege zijn anti-republikeinse gevoelens werd hij uitgesloten. Toch slaagde hij in september 1920 in Cottbus voor zijn Schutzpolizei-examen, hij werd echter niet toegelaten tot de politie vanwege zijn politieke activiteiten. In Weimar werd hij aangenomen als aspirant-agent maar na twee weken dienst werd hij weer ontslagen. Uiteindelijk kreeg hij in Ludwigshafen am Rhein een baan als administrateur bij de politie. Ook hier werd hij in 1923 weer ontslagen vanwege politieke redenen. Een verdere carrière voor Eicke bij de politie was vanaf toen uitgesloten.
Van januari 1923 tot maart 1932 werkte Eicke voor IG Farben, eerst als commercieel medewerker en later als veiligheidsadviseur. Ondertussen had Eicke zich op 1 december 1928 aangemeld bij de NSDAP en was hij actief binnen de SA. Op 29 juni 1930 sloot Eicke zich aan bij de SS, waar zijn leiderschapskwaliteiten al snel opgemerkt werden. Zijn gewelddadige politieke activiteiten waren de reden dat hij ook bij IG Farben ontslagen werd. In hetzelfde jaar als zijn ontslag werd hij bij verstek veroordeeld wegens medeplichtigheid aan een reeks van politieke moordaanslagen en illegaal wapenbezit. Op aanraden van Heinrich Himmler vluchtte hij naar Noord Italië, hij keerde weer terug in 1933 toen Hitler aan de macht kwam. De Weimarrepubliek was verleden tijd en onder het nazi-bewind hoopte Eicke een bijdrage te kunnen leveren aan het herstellen van de glorie van zijn geliefde vaderland.
Aanstelling als kampcommandant
Dezelfde man die Eicke in 1932 geadviseerd had om naar Italië te vluchten, Heinrich Himmler, had nu bijzondere bedoelingen met hem. Maar voordat Himmler gebruik kon maken van de diensten van Eicke, moest hij hem uit een psychiatrische inrichting halen. Na een persoonlijke vete met Gauleiter Bürckel, werd Eicke ter observatie opgenomen in een psychiatrische kliniek in Würzburg. Hij werd hier opgesloten vanwege onbeheerst en wangedrag, maar vooral omdat hij in de Gau van Gauleiter Würzburg de leiding had gegeven aan een opstand door de SS en de SA. Himmlers macht reikte in 1933 al ver en hij kon Eicke vrij krijgen.
Himmler had Eicke nodig om de leiding te nemen in het concentratiekamp Dachau dat zich 16 kilometer ten noorden van München bevond. Het concentratiekamp in Dachau was het eerste officiële concentratiekamp van de nazi’s en werd op 22 maart 1933 geopend. Het kamp stond eerst onder leiding van de regionale politie maar op 2 april 1933 kwam het kamp onder de SS van Heinrich Himmler te staan. De eerste gevangenen van het kamp waren 5.000 communisten en sociaaldemocraten, maar algauw belandden ook Joden en zigeuners in het kamp. Het was aanvankelijk de bedoeling dat gevangenen in Dachau een sociale reïntegratie ondergingen. Overdag moesten gevangenen werken aan het droogleggen van het moeras in Dachau en na het werk zouden er voordrachten over volksreligieuze kunst gehouden worden. De doelstelling was het bruikbaar maken van mensen voor de nationaalsocialistische samenleving.
Doordat er zelden gevangenen vrijkwamen uit het kamp bleek sociale reïntegratie eigenlijk geen belangrijke doelstelling van het kamp te zijn. Het voornaamste doel was het opsluiten van politieke gevangenen om het nationaal socialistische bewind veilig te stellen. In het kamp stonden de gevangenen bloot aan de folteringen door de SS-bewakers onder leiding van SS-Obersturmführer Hilmar Wäckerle. Het doden van gevangenen was aan de orde van de dag, dit tot groot ongenoegen van de Beierse regering die Wäckerle aanklaagde voor moord. Himmler besloot Wäckerle te vervangen door Eicke om orde in de chaos te scheppen.
Op 26 juni 1933 werd Eicke door Himmler aangesteld als de nieuwe commandant van concentratiekamp Dachau. Himmler zag in Eicke de ideale man om Dachau te reorganiseren vanwege zijn gehoorzaamheid aan leiding, zijn grote organisatietalent en zijn vermogen om mensen te motiveren en aan zich ondergeschikt te maken. Bovendien was Eicke een zeer fanatiek nationaalsocialist en was hij haatdragend ten opzichte van niet-Duitse bevolkingsgroepen in de Duitse samenleving. Eicke stond in het kamp al gauw bekend als ‘Papa Eicke’ en zijn bewakers als ‘de jongens van papa Eicke’. Gezamenlijk vormden zij een moordenaarsfamilie.
Tijdens zijn periode als kampcommandant stelde hij een beleid op dat in de toekomst in alle concentratiekampen gebruikt werd. Eicke was de bedenker van de ‘disciplinaire en strafmaatregelen voor het gevangenenkamp’ en de ‘dienstvoorschriften voor de begeleiders en bewakers van gevangenen’. Een passage uit deze beleidsomschrijvingen bewijst zijn wreedheid: "Wie met opruiende bedoelingen over politiek praat, met anderen samenschoolt of gruwelpropaganda van de vijand verspreidt, wordt volgens onder andere het revolutionaire recht opgehangen; wie een bewaker aanvalt, een bevel niet opvolgt of zich anderszins schuldig maakt aan muiterij, wordt ter plekke doodgeschoten of later opgehangen". Daarnaast voerde Eicke ook minder strenge straffen in zoals: strafexercitie, stokslagen, verbod post te ontvangen, geen voedsel, harde brits, berisping en waarschuwing. Onder het motto "tolerantie maakt zwak" leerde Eicke zijn SS-ers meedogenloos op te treden tegen vijanden van het vaderland.
Nacht van de lange messen
In de nacht van 30 juni 1934 vond de ‘nacht van de lange messen’ plaats. Op bevel van Hitler moest de top van de SA uitgeschakeld worden omdat de omvangrijke macht van de SA een bedreiging vormde voor zijn macht en het voortbestaan van het nationaalsocialistische bewind. Vele hooggeplaatste mannen binnen de SA werden deze nacht geëlimineerd door SS-ers. De leider van de SA, Ernst Röhm, werd opgepakt en opgesloten in een cel van de Stadelheim-gevangenis in München. Hitler wilde dat Röhm hier zelfmoord pleegde. Hierdoor zou hij aan het Duitse volk toegeven dat hij door het beramen van een putsch een grote fout had gemaakt.
Op 1 juli 1934 kregen Eicke, zijn plaatsvervanger SS-Stürmführer Michael Lippert en een derde SS-er de opdracht om zich te begeven naar de Stadelheim-gevangenis. Hier lieten ze Röhm alleen in zijn cel achter met een pistool met één kogel en een speciale uitgave van de Duitse krant de Völkischer Beobachter. In deze krant stond het laatste nieuws over de putsch die Röhm beraamd zou hebben tegen het bewind van Hitler. Als Röhm zelfmoord pleegde, zou hem een executie bespaard zijn gebleven, maar na tien minuten hadden Eicke en zijn collega’s nog geen schot gehoord. Eicke en Lippert keerden terug naar Röhm in zijn cel en samen executeerden ze hem.
Tijdens de ‘nacht van de lange messen’ werden ook meerdere oude tegenstanders van de NSDAP en Hitler opgepakt waaronder de 71-jarige Gustav Ritter von Kahr. Von Kahr werd opgepakt vanwege zijn tegenwerking tijdens de Hitlerputsch in 1923. Hij werd op bevel van Eicke gefolterd en doodgeschoten in Dachau. Zijn met een pikhouweel in stukken gehakte lichaam werd later in het moeras terug gevonden.
De 'Dachause school'
Vanwege zijn uitstekende staat van dienst en zijn betrokkenheid bij de ‘nacht van de lange messen’ werd Eicke op 20 juni 1934 overgeplaatst naar de staf van de Heinrich Himmler en vervolgens op 7 juli door de Reichsführer-SS benoemd tot Inspektor der Konzentrationslager (inspecteur van de concentratiekampen). Op 11 juni was hij reeds binnen de SS benoemd tot de rang van SS-Gruppenführer. In zijn functie als inspecteur van de concentratiekampen werkte Eicke onder directe supervisie van Himmler, maar feitelijk had hij het alleenrecht over de organisatie binnen de concentratiekampen. Reinhard Heydrich zorgde voor de toevoer van gevangenen en kon beslissen over het vrijlaten van gevangenen maar binnen de hekken van de kampen had zelfs hij minder macht dan Eicke. Eicke reorganiseerde en centraliseerde het systeem van de concentratiekampen. Dachau, Buchenwald, Flossenburg, Mauthausen, Ravensbrück en Auschwitz werden het brandpunt van de terreur. Tevens was Eicke de uitvinder van vele vormen van mishandeling binnen de kampen en voerde hij de gestreepte uniformen in voor gevangenen.
Eicke verenigde in 1934 alle kampbewakers tot een speciale eenheid binnen de SS: de Totenkopfverbände (doodshoofdeenheden). Deze eenheid verkreeg deze naam vanwege het embleem van een doodshoofd met gekruiste beenderen die de mannen op de kraag van hun uniform droegen. Net als in Dachau leerde Eicke zijn mannen om geen zwakte en medelijden te tonen. De bewakers van de concentratiekampen waren volgens Eicke uitverkoren om als dragers van de nationaalsocialistische revolutie het volk te redden. Eicke liet de mannen binnen de Totenkopfverbände weten dat zij behoorden tot de orde van de allerbesten en hierdoor creëerde hij een gevoel van superioriteit en saamhorigheid. Eicke’s beleid had veel succes want zijn SS-ers werden al gauw gevreesd door vriend en vijand.
Het concentratiekamp in Dachau bleef ondertussen dienen als modelkamp voor de andere Duitse kampen. De ‘Dachause school’ vormde de opleiding voor vele mannen die de holocaust vorm zouden geven. Rudolf Höss werd de commandant van Auschwitz, Max Kögel van Majdanek en Adolf Eichmann werd één van de belangrijkste organisatoren van de holocaust binnen het Reichssicherheitshauptamt (RSHA).
Totenkopfverbände
Vanaf 1939 werden leden van de Totenkopfverbände ook aan het front ingezet. Binnen de SS waren de SS-Verfügungstruppen (SS-VT) reeds militair gespecialiseerd en opgeleid, bovendien waren zij al in binnen- en buitenland militair actief. Zo ontstond de SS-Division Totenkopf. De SS-Division Totenkopf ging deel uitmaken van de Waffen-SS, de militaire tak van de SS die net als de Wehrmacht werd ingezet aan het front. De wreedheid die de mannen hadden aangeleerd in de kampen kwam ook tot uiting aan het front, de SS-Division Totenkopf was onder andere verantwoordelijk voor meerdere oorlogsmisdaden waaronder executies en moord op Joodse en Sovjetburgers. In de concentratiekampen werden de bewakers die ingedeeld werden in de SS-Division Totenkopf vervangen door oudere, voor oorlogvoering minder geschikte, leden van de Algemeine-SS.
Eicke voerde van 14 november 1939 tot 6 juli 1941 het commando over de SS-Division Totenkopf. Op 6 juli 1941 raakte hij echter gewond toen zijn commandovoertuig een mijn raakte. Hij raakte gewond aan zijn rechter voet en leed aan een zenuwbeschadiging. Matthias Kleinheisterkamp en Georg Keppler vervingen hem tijdelijk maar in september 1941 keerde hij terug als commandant van de divisie die inmiddels was opgewaardeerd tot SS-Panzer-Grenadier-Division Totenkopf. In september was Eicke ook gepromoveerd tot SS-Gruppenführer und Generalleutnant der Waffen-SS. Op 20 april 1942 kreeg hij zijn laatste promotie, hij werd toen benoemd tot SS-Obergruppenführer und General der Waffen-SS.
In 1941 vochten nog 17.000 soldaten binnen de SS-Panzer-Grenadier-Division Totenkopf onder commando van Eicke, tot maart 1942 werden 12.000 mannen uitgeschakeld en in oktober van datzelfde jaar moest de divisie terugtrekken uit de Sovjet-Unie om gehergroepeerd te worden. Eicke’s mannen konden vanaf dat jaar bovendien ingedeeld worden in andere divisies dan de SS-Panzer-Grenadier-Division Totenkopf, het gevoel van superioriteit verging hiermee. Op 26 februari 1943 werd het vliegtuig van Eicke neergeschoten in de buurt van Orelka in Rusland. Eicke kwam hierdoor om het leven.