Caspar / Casper Sporck (1922-1945) was een onderofficier in de Waffen-SS gedurende de Tweede Wereldoorlog. Wegens zijn heldhaftige daden kreeg hij het Duitse ridderkruis. Dat is opmerkelijk omdat slechts drie andere Nederlanders die onderscheiding kregen. Ook heeft Sporck andere onderscheidingen ontvangen, waaronder een medaille voor opgelopen verwondingen. Ongeveer 22.000 tot 25.000 Nederlanders meldden zich tijdens de Tweede Wereldoorlog vrijwillig aan bij de Waffen-SS.
De Tappenbecks behoorden tot een van oudsher Duitse familie, die eind 19e eeuw naar Noordwijk trok en daar het hotel Huis ter Duin tot grote bloei bracht. Rudolf was aan het begin van de oorlog directeur, samen met zijn broer Wolfgang, en hielp het verzet. Hij werd in 1944 verraden, opgepakt en kwam om in een concentratiekamp. In 1948 werd een monument voor hem opgericht aan de boulevard. Wolfgang zette het hotelbedrijf voort, moest samenwerken met de Wehrmacht maar werd na de oorlog vrijgesproken van ‘hulp aan de vijand’.
In het onderstaande overzicht staan alle divisies die binnen de Waffen-SS bestaan hebben. Diverse formaties binnen de Waffen-SS maakten een ontwikkeling door en werden uiteindelijk in dienst gesteld als divisie. Ook deze divisies maakten bepaalde veranderingen door, maar de in onderstaande tabel opgenomen informatie heeft betrekking op het laatste stadium in het bestaan van deze divisies. De naam van de divisies is de laatste naam waaronder deze bekend stonden. Ook de nationaliteit van de manschappen veranderden binnen de afzonderlijke divisies. Ook hiervoor geldt dat de meest vertegenwoordigde nationaliteit van de divisie in haar eindfase is opgenomen.
Jan Olij woonde tot zijn dood in Argentinië, in de buurt van Buenos Aires. Hij werd in juli 1949 bij verstek door het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf wegens het in brand steken van een boerderij in Barneveld, het arresteren en overdragen van Rotterdammers aan de nazi´s en het lidmaatschap van de Waffen-SS, waarbij hij zich in 1940 had aangesloten.
De nu volgende tekst is, op enkele redactionele opmerkingen na, een letterlijke weergave van een mondelinge levensbeschrijving van een Nederlandse Waffen-SS vrijwilliger. Het gesprek is opgenomen op 17 november 1988. Het verwoordt de mening van de spreker; niet die van de makers van deze website of de Stichting Informatie Wereldoorlog Twee (STIWOT).
Meinoud Marinus Rost van Tonningen werd geboren op 19 februari 1894 in Soerabaja, Nederlands-Indië en was de zoon van generaal Rost van Tonningen, die zich had onderscheiden in de strijd op Lombok, Atjeh en Bali. In 1909 keerde het gezin terug naar Nederland en op 15-jarige leeftijd besloot Meinoud, evenals zijn vader destijds, om een militaire carrière op te bouwen. Echter, op aandringen van zijn vader die vond dat een militair nooit de erkenning en de medewerking van een regering kreeg, besloot Meinoud deze stap nog even uit te stellen. Daarom begon hij in 1912 aan een opleiding als ingenieur, maar verder dan het behalen van zijn propedeuse kwam hij niet. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 meldde hij zich, ondanks de neutraliteit van Nederland, samen met Anton Mussert aan als vrijwilliger bij de artillerie. Hier leerde hij veel over de opbouw van het leger, maar ook over de houding van de Nederlandse regering ten opzichte van een oorlog; hij deed tijdens deze periode zijn eerste politieke ideeën op. Na de oorlog begon hij aan een studie rechten aan de Universiteit van Leiden en hier ontmoette hij zijn eerste vrouw, Mary Gordon Hasselbach, waarmee hij op 17 januari 1924 in het huwelijk zou treden.
Het mislukken van de operatie Market Garden zorgde in het najaar van 1944 voor een stroom aan evacués uit het gebied rondom Arnhem. De geallieerden waren op zoek naar een doorgang over de Rijn en in het voorjaar van 1945 stond een nieuwe poging op stapel. De bevolking van Arnhem en omgeving was voor een groot deel opgevangen in Apeldoorn waar de enorme toestroom aan vluchtelingen zorgde voor een groot tekort aan voedsel.
De na de oorlog in zijn vaderland ter dood veroordeelde Belg Pierre Marie Ernest Sweerts werd na afloop van de oorlog aanvankelijk niet opgepakt omdat hij, werkzaam binnen het Reichssicherheitshauptamt (RSHA; de politie- en veiligheidsafdeling van de SS), zijn diensten had aangeboden aan de Britten. Na de oorlog werd hij door de Britten als ondervrager tewerkgesteld in speciale kampen, die te maken hadden met het oprollen van weerwolforganisaties (nazi-ondergrondse weerstandsgroepen) en het opsporen van Abwehr- en SD-leden in gevangen- en vluchtelingenkampen. Daarna kwam hij in dienst bij de Nederlandse Fiscale Recherche, waar hij zich bezighield met het opsporen van kapitaal dat door collaborateurs en nazi's was verduisterd. De auteur van dit artikel schreef over dezelfde persoon het boek 'De Tarzan van Limburg' (ISBN: 9789463387927).
Op dinsdag 30 oktober 1945, om vijf uur 's-middags, werd een Proces-verbaal van Aanhouding van ene Pieter Schelte Heerema opgemaakt, verdacht van lidmaatschap van de NSNAP-Majoor Kruyt en van het directeurschap van de Nederlandsche Oost Compagnie (NOC).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de manschappen van de Waffen-SS gevreesd vanwege hun meedogenloosheid, wreedheid en hun fanatieke vechtlust. Er ontstond een mythe rond de Waffen-SS als politiek elitekorps dat in haar strijd voor het nationaalsocialisme geen grenzen kende. Waffen-SS’ers waren onvoorwaardelijk trouw aan Adolf Hitler en hun leiders, wat het SS-motto “Meine Ehre heisst Treue” (mijn eer heet trouw) nog eens benadrukte. Toen na de oorlog de feiten over de Waffen-SS steeds meer de mythe verdrongen, bleek dat de Waffen-SS niet het politieke elitekorps was waarvoor het door velen werd aangezien.