Op 20 november 1945 betraden 21 hoge nazi-functionarissen de rechtszaal in Neurenberg. Zij stonden hier terecht voor een internationaal militair tribunaal. Bij deze belangwekkende gebeurtenis waren vele journaliste en schrijvers aanwezig, onder wie ook de bekende Britse auteur Rebecca West. Een van de verdachten beschreef zij als: "Een vies oud mannetje. Zo’n mannetje dat problemen in parken veroorzaakt en een gezond Duitsland had hem al veel eerder naar een gesticht gestuurd."[1] Wie was deze man, die in het vonnis van het Internationaal Militair Tribunaal Neurenberg werd getypeerd als "Jodenhater nr. 1?
Julius Sebastian Streicher werd op 12 februari 1885 geboren in Fleinhausen, een plaatsje in de buurt van Augsburg. Hij was het negende kind van de plaatselijke schoolmeester Friedrich Streicher en zijn vrouw Anna Weiss. Streicher verklaarde later over zijn felle antisemitisme dat dit tijdens zijn jeugd was ontstaan, omdat zijn moeder regelmatig aanvaringen met een plaatselijke Joodse winkelier had. Na zijn middelbare schoolopleiding trad Streicher in zijn vaders voetsporen en volgde een opleiding tot onderwijzer. Zijn carrière begon in 1904. Vanaf 1909 gaf hij les op een school in Neurenberg. Latere leerlingen verklaarden over de leraar Streicher dat hij toen al in negatieve zin opviel wegens zijn dictatoriale gedrag. In 1913 trouwde Streicher met bakkersdochter Kunigunde Roth. Uit dit huwelijk zouden twee zonen voortkomen, Lothar, geboren in 1915 en Elmar, geboren in 1918.
Net zoals veel jonge Duitsers in die tijd was Streicher sterk nationalistisch en koesterde hij veel achting voor het leger. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog trad Streicher in dienst bij het 6. Bayerische Reserve-Infanterie-Regiment. Met zijn 29 jaren was hij vrij oud in vergelijking met de andere jonge rekruten. Hij vocht aan het front in Frankrijk. Naar verluidt voerde hij enkele gevaarlijke missies uit. Streicher werd bevorderd tot Gefreiter en uiteindelijk in 1917 tot Leutnant der Reserve bij de Radfahrtruppen benoemd. Voor diverse moedige acties werd hij onderscheiden met het IJzeren Kruis eerste en tweede klasse. Hij werd echter ook berispt wegens een gebrek aan discipline.
Na afloop van de Eerste Wereldoorlog heerste in Duitsland een gespannen en chaotische situatie. De keizer was afgetreden en er was een republiek uitgeroepen. Aan beide kanten van het politieke spectrum ontstonden vele extremistische partijen, die hun onvrede uitten over het Duitsland van na de oorlog en in sommige gevallen met geweld de macht probeerden te grijpen. Ondanks de economische malaise die heerste in Duitsland, had Streicher het geluk dat hij zijn oude beroep van onderwijzer weer kon oppakken. Dit maakte zijn wrok ten opzichte van het nieuwe politieke systeem er echter niet minder om. In februari 1919 werd Streicher lid van een antisemitische organisatie, de Deutscher Schutz- und Trutzbund. Ze legde de schuld van de nederlaag in de Eerste Wereldoorlog en de daarop volgende communistische opstanden in Duitsland bij de Joden en wees het parlementair-democratische systeem radicaal af. Het antisemitisme dat bij Streicher, net zoals bij veel andere Duitsers, altijd al aanwezig was geweest, werd in deze periode sterk aangewakkerd bij hem. Het blijft echter onduidelijk waarom de haat ten opzichte van het Joodse volk juist bij Streicher zulke rabiate vormen aannam.
Streicher trad op als redenaar in en om zijn toenmalige woonplaats Ipsheim. In zijn toespraken trok hij fel van leer tegen Joden en socialisten. In januari 1920 werd hij lid van de DSP, de Deutschsozialistische Partei. Vanaf april 1920 tot 1921 was Streicher lid van het landelijk partijbestuur. Het programma van deze extreemrechtse en radicaal-antisemitische partij kwam sterk overeen met dat van de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP) en zij groeiden uit tot elkaars concurrenten.
In 1921 bezocht Streicher een toespraak van Adolf Hitler in München. Hij was meteen diep onder de indruk. Tijdens het Proces van Neurenberg verklaarde hij: "Ik ontmoette die man kort voor middernacht, nadat hij drie uur lang had gesproken, nat van transpiratie, met een geweldige uitstraling. Mijn buurman zei dat hij een aureool rond zijn hoofd had gezien en ik, heren, verwachtte iets dat uitsteeg boven het gewone. Toen hij zijn toespraak beëindigde dwong een innerlijke stem mij op te staan. Ik ging naar het podium. Toen Adolf Hitler naar beneden kwam, ging ik op hem af en noemde hem mijn naam."[2]
Streicher pleitte ervoor dat de DSP een meer antisemitische koers zou gaan varen. Toen de andere bestuurders zich daar niet in konden vinden, verliet hij de partij. Op 16 maart 1922 werd Streicher lid van de Deutsche Werkgemeinschaft. Na een van zijn redevoeringen, gehouden op 26 maart 1922 in Neustadt an der Aisch, werd daar een Ortsgruppe (plaatselijke afdeling) van deze organisatie opgericht, waar hij de leiding over kreeg. De Deutsche Werkgemeinschaft was een zogenaamde völkische (nationalistisch met de nadruk op het volk als eenheid) organisatie die in maart 1921 was gesticht door Dr. Otto Dickel. Dickel pleitte in zijn partijprogramma voor een klasseloze gemeenschap die het moreel en financieel bankroete oude regime moest vervangen en verzet tegen de ‘Joodse onderdrukking’. Hiermee had hij veel raakvlakken met de NSDAP. Otto Dickel ging in de zomer van 1921 fusiebesprekingen aan met deze partij. Hitler was hier woedend over omdat de ideeën van Dickel onverenigbaar zouden zijn met die van de NSDAP. In werkelijkheid vreesde hij waarschijnlijk echter dat zijn invloed zou afnemen indien de partij zou opgaan in een grotere organisatie. De spanningen liepen zo hoog op dat Hitler de NSDAP verliet. Hij trad echter weer toe toen het partijbestuur tegemoet kwam aan de door hem gestelde voorwaarden. De fusiebesprekingen met de Deutsche Werkgemeinschaft werden afgebroken. Hitler werd benoemd tot voorzitter van de NSDAP en kreeg binnen de partij dictatoriale bevoegdheden.
Al gauw klom Streicher op binnen de Deutsche Werkgemeinschaft. Hij schopte het tot leider van de (grotere) Neurenbergse afdeling van deze groepering. De leiding van de partij bekritiseerde hem echter ook wegens zijn voortdurende verbale aanvallen op de Joden. Op 8 oktober 1922 schreef Streicher een brief aan Hitler, waarin hij hem de diensten van zijn mensen en de organisatie aanbood. Op 20 oktober 1922, de DSP was inmiddels opgeheven, vond in aanwezigheid van Hitler de officiële overstap van de Ortsgruppe van Streicher naar de NSDAP plaats. Het ledental van de nazipartij groeide daarmee in een keer van 6000 naar rond de 20.000 leden. Streicher verklaarde hier zelf over in Neurenberg: "Ik ben er trots op: ik dwong mijzelf aan Hitler de beweging over te dragen die ik in het Frankenland had opgericht. Deze Frankische beweging sloeg een brug tussen de beweging die Hitler in München en zuid-Beieren had opgericht en noord-Duitsland. Dat was mijn prestatie."[3] In Mein Kampf zou Hitler Streicher uitgebreid bedanken voor deze dienst.
De historicus Ian Kershaw typeert Streicher als: "een kleine, gedrongen, kaalgeschoren bullebak en "een bezeten antisemiet van het vulgairste soort."[4] Volgens Kershaw was de onderwerping van Streicher aan Hitler cruciaal voor de ontwikkeling van de NSDAP in Frankenland en heel Noord-Beieren. Deze Duitse streek bleek een vruchtbare voedingsbodem te zijn voor de nazipartij. De voornamelijk protestantse bevolking kende een nationalistische en virulent antisemitische traditie, waar de visie van Hitler goed bij aansloot. Bovendien werd door de toename van het ledental van de NSDAP de positie van haar concurrent, de DSP, verzwakt. Neurenberg zou uitgroeien tot de "symbolische hoofdstad" van de beweging. De massale partijdagen in de jaren 30 zouden hier georganiseerd worden.
Streicher richtte zich volledig op Hitler en wist zich met gebruik van zijn ellenbogen en intimidatie op een manier op te werken die Hitler wel aanstond. Volgens sommige tijdgenoten en historici was Streicher er zelfs (mede)verantwoordelijk voor dat het antisemitisme van Hitler meer radicaliseerde en dat dit tot een van de speerpunten van de NSDAP werd. Hij werd benoemd tot hoofd van de propaganda-afdeling van de partij. Deze functie bekleedde hij ook tijdens de mislukte Hitler-Ludendorff-coup op 8 en 9 november 1923 in München. Streicher reed door heel München en hield een aantal toespraken voor grote menigtes, onder meer op de Marienplatz. Hitler en zijn getrouwen marcheerden in de ochtend van 9 november 1923 op naar het Beierse Ministerie van Oorlog. Toen de politie op een gegeven moment een eind wilde maken aan deze tocht en het vuur opende, werden vijftien nazi’s gedood. Bij deze schietpartij kwamen ook vier Beierse politieagenten en een passant om het leven. Streicher ging er prat op dat hij tijdens de putsch in München naast Hitler had gelopen. Er zijn echter ook bronnen die aangeven dat hij helemaal niet aanwezig was bij deze confrontatie en dat hij zich op dat moment elders in de stad bevond. Een deel van de betrokkenen bij de putsch, waar onder Hitler, werden veroordeeld en zouden meerdere maanden in de gevangenis doorbrengen. De aanklacht tegen Streicher werd echter ingetrokken en na een verblijf van slechts dertig dagen in gevangenschap was hij weer op vrije voeten. Zijn betrokkenheid bij de putsch leidde wel tot de schorsing van zijn lesbevoegdheid. In 1928 zou Streicher officieel worden ontslagen als onderwijzer. Vanaf 1923 had hij overigens geen les meer gegeven.
Nu Hitler en andere vooraanstaande partijgenoten gevangen zaten, wist Streicher zijn positie binnen de NSDAP te versterken. Officieel was de partij na de putsch verboden in het gehele Duitse Rijk. De organisatie werd in Beieren echter voortgezet onder de naam Grossdeutsche Volksgemeinschaft. Mede doordat niet alle Hitler-getrouwen zich hierbij aansloten, was deze beweging echter niet zo populair als de eerdere NSDAP. Partij-ideoloog Alfred Rosenberg had in eerste instantie de leiding over de organisatie. Samen met de oudgedienden Hermann Esser en Max Amann probeerde Streicher door intriges de controle echter over te nemen. Dit lukte ook en in de zomer van 1924 legde Rosenberg zijn functie neer.
Door hun lompe en onbeschofte gedrag vervreemdde Streicher en zijn getrouwen echter veel mensen van de Grossdeutsche Volksgemeinschaft. Daardoor kreeg de partij geen voet aan de grond. De Hitler-getrouwen stichtten nieuwe partijen of sloten zich aan bij verschillende elkaar beconcurrerende partijen. De onderlinge strijd die dit tot gevolg had, zorgde er voor dat het extreemrechtse kamp bij de Rijksdagverkiezingen op 7 december 1924 een zware nederlaag leed. Het aantal stemmen daalde in vergelijking met de verkiezingen in mei van dat jaar met ruim een miljoen en van de 32 zetels in de Rijksdag bleven er maar 14 over. Dit was een zware klap voor de partij. De positie van Hitler zou hierdoor juist worden versterkt. Op 27 februari 1925 nam de inmiddels op vrije voeten gestelde Hitler zijn taken als Führer van de NSDAP (die op 16 februari 1925 weer was toegelaten) officieel weer op. Hij profileerde zich als degene die de partij zou redden en niemand binnen de groepering betwistte zijn machtspositie.
Als dank voor zijn trouw en loyaliteit benoemde Hitler Streicher in 1925 tot leider van het partijdistrict Nürnberg-Fürth. In 1929 ging dit gebied op in het Gau Mittelfranken. waarvan hij Gauleiter werd. In 1936 werd deze Gau, die samenviel met de regio Frankeland, hernoemd tot Franken. Van 1924 tot 1932 had Streicher zitting in de Bayerischer Landtag en vanaf 1925 was hij ook lid van de gemeenteraad van Neurenberg. Tussen 1932 en 1945 was hij bovendien lid van de NSDAP-fractie in de Reichstag. Streicher trad ook toe tot de Sturmabteilung (SA), waar hij zou opklimmen tot de rang van Obergruppenführer.
Gauleiter was in eerste instantie een interne partijfunctie. Na de machtsovername van Adolf Hitler in 1933, breidde de macht van deze functionarissen zich echter uit tot buiten de partijorganisatie. Streicher wist deze functie maximaal uit de buiten. Hij heerste als een middeleeuwse monarch over Frankenland. Al gauw werd Streicher aangeduid als de "koning van Neurenberg, "Frankenführer" of het "beest van Franken". Streicher en zijn naaste medewerkers stonden synoniem voor corruptie, intimidatie, geweld en bedrog. Hij leidde het leven van een gangster en was naar verluidt regelmatig in het gezelschap van dames van lichte zeden. Streicher had, hoewel hij getrouwd was, meerdere (openlijke) verhoudingen met andere vrouwen, onder wie de actrice Anni Seitz. De Gauleiter nam intensief deel aan het uitgaansleven in de stad, waar hij opviel door zijn dranklust en het niet betalen van zijn rekeningen. Er gingen geruchten over corruptie, verduistering, diefstal, zelfs over moord, verkrachting en het faciliteren van prostitutie. Streicher werd in verband gebracht met een aantal verdachte sterfgevallen in Neurenberg. Regelmatig bezocht hij de gevangenis om gedetineerden af te ranselen met een leren rijzweep. Hierbij had hij het voornamelijk gemunt op jongens en jonge mannen die waren gearresteerd op verdenking van homoseksuele gedragingen.
Streicher zou de meeste bekendheid vergaren als uitgever van de fel-antisemitische krant Der Stürmer. Het was geen officieel NSDAP-orgaan, maar privébezit van Streicher. Op 20 april 1923 verscheen de eerste editie van dit weekblad. Hierin uitte Streicher op zijn eigen wijze en volgens zijn eigen visie zijn haat tegen de Joden. Het blad stond vol, dikwijls pornografische en gewelddadige, karikaturen van Joden en verhalen over Arische meisjes die door Joden ontvoerd en verkracht zouden zijn, Joodse rituele moorden op christelijke baby’s en ontelbare variaties op soortgelijke thema’s die allemaal aan zijn koortsachtige fantasie ontsproten waren. Vanaf 1927 plaatste Der Stürmer op de voorpagina van elke editie het motto: "De Joden zijn ons ongeluk." Dit citaat was oorspronkelijk afkomstig van de historicus Heinrich von Treitschke. Der Stürmer was zo obsceen dat zelfs enkele nazi’s zich bij Hitler hierover beklaagden. Hitler zelf zou het blad echter altijd blijven verdedigen. Hij verklaarde dat het zijn favoriete krant was en verkondigde dat "de Jood nog veel slechter was dan het geïdealiseerde beeld dat Streicher van hem gaf."[5]
Streicher moest zich voor de machtsovername regelmatig voor de rechtbank verantwoorden wegens aanklachten van smaad en laster. Hij verdedigde zich vaak met de stelling dat zijn aanvallen in Der Stürmer waren gericht op het Joodse ras en niet op de Joodse religie. Het betrof hier volgens hem politieke uitingen die werden beschermd door de grondwet. Ook beriep hij zich op zijn parlementaire onschendbaarheid. Een aantal maal werd hij veroordeeld, maar dat deerde hem niet. Dergelijke rechtszaken genereerden immers ook veel media-aandacht voor zijn blad. Een van de personen op wie Streicher het gemunt had, was Hermann Luppe, de liberale burgemeester van Neurenberg. Op 16 december 1925 werd Streicher tot twee maanden celstraf veroordeeld wegens smaad en laster wegens een artikel over deze ambtsdrager in zijn krant. De burgemeester en Streicher, die zitting had in de gemeenteraad, zouden vaker botsen. Na de machtsovername werd Luppe door de nazi’s gedwongen om af te treden. Ook met de nieuwe NSDAP-burgermeester van Neurenberg, Willy Liebel, had Streicher een stroeve verhouding. Liebel verafschuwde de Gauleiter wegens zijn botte gedrag. In 1929 werd Streicher veroordeeld tot twee maanden celstraf wegens belediging van het Joodse geloof, vanwege zijn beschuldigingen dat Joden rituele moorden zouden plegen.
Aanvankelijk verscheen het blad alleen in Neurenberg en omgeving, maar na de machtsovername van de NSDAP in 1933 werd het in het hele land verkocht en groeide de oplage van Der Stürmer exponentieel. Op pleinen in steden en dorpen werden zogenaamde Stürmer-Kästen geplaatst, vitrines waarin de nieuwste edities werden uitgestald, zodat iedereen er kennis van kon nemen. In 1935 verviervoudigde de uitgave, vooral doordat lokale NSDAP-afdelingen hun leden aanmoedigden om de krant te lezen. In juli van datzelfde jaar verbood Hitler drie maanden de uitgave van Der Stürmer, nadat in het blad fel was uitgehaald naar de actrice Emmy Sonnemann. Sonnemann was juist daarvoor getrouwd met Hermann Göring. Zij had de haat van Streicher gewekt doordat zij een aantal maal opkwam voor haar Joodse vrienden. Het verschijningsverbod werd opgeheven, toen Der Stürmer verontschuldigingen aanbood aan de echtgenote van de chef van de Luftwaffe. Hitler erkende wel de negatieve uitwerking op goed opgeleide Duitsers en buitenlandse bezoekers. Tijdens de Olympische Spelen in Berlijn in 1936 was de verkoop van het blad in de stad dan ook verboden.
Hans Fritzsche, hoofd van het Presseamt van het propagandaministerie, ondernam twee keer een poging om Der Stürmer te laten verbieden. Hitler sprak zich hier echter tegen uit. In 1938 gold er wel een verschijningsverbod van twee weken, nadat in een artikel Tomás Masaryk, de eerste president van Tsjechoslowakije, was getypeerd als een "halfjoodse heldhaftige oude man". De krant had zich hiermee volgens Hitler schuldig gemaakt aan belediging van een buitenlands staatshoofd. Hermann Göring verbood de medewerkers op zijn Reichsluftfahrtministerium de krant de lezen. Baldur von Schirach, de leider van de Hitlerjugend, vaardigde een soortgelijk verbod uit voor de leden van de jeugdorganisatie.
In de jaren dertig boekte Streicher veel financiële successen met Der Stürmer en zijn uitgeverij maakte hem tot multimiljonair. Er werden kantoren geopend in Wenen, Praag en zelfs in Denemarken. De oplage steeg van 2000 exemplaren in de jaren 20 naar 480.000 exemplaren in 1937. De krant had eind jaren 30 een omzet van 150.000 Reichsmark in de week. Behalve Der Stürmer gaf de uitgeverij van Streicher ook andere antisemitische geschriften uit. Bekend is het kinderboek Der Giftpilz (de giftige paddenstoel), uitgegeven in 1938. Hierin werden Joden afgeschilderd als verkrachters, gewetenloze zakenlieden en slavendrijvers. Net zoals het vaak lastig is om een giftige paddenstoel van een eetbare paddenstoel te onderscheiden, zo is het vaak ook erg moeilijk om een Jood te herkennen als een oplichter en crimineel, zo werd kinderen ingeprent. Het boek was zeer populair in Duitsland en werd zelfs op scholen gebruikt om kinderen te onderwijzen over de slechtheid van Joden.
Streicher voerde in zijn Gau een hartvochtig antisemitisch beleid. Al vrij snel werd Streicher berucht als de grootste Jodenhater van de NSDAP en Duitsland. Zo klaagde hij in 1933 "arische" vrouwen aan omdat ze seksueel contact zouden hebben gehad met Joden. De Gauleiter beweerde dat het sperma van een Jood anders was dan dat van een ariër. Als een arische vrouw (eenmalig) geslachtsgemeenschap zou hebben met een Jood, zou het vreemde sperma in haar bloed aanwezig blijven en haar ziel vergiftigen. Een dergelijke vrouw zou nooit meer arische kinderen kunnen baren. Deze theorie van de Frankenführer was zo extreem en vergezocht dat zelfs het Rassenpolitisches Amt van de NSDAP dit verwierp.
Na de machtsovername van Hitler vonden er talrijke incidenten plaats waarbij Joden werden mishandeld. In reactie daarop riepen Joodse organisaties op tot een boycot van Duitse producten. Deze oproep kreeg navolging. Op 26 maart 1933 riep het American Jewish Congress op tot een wereldwijde eendaagse internationale boycot van Duitse goederen om op deze manier de aandacht van de wereld te vestigen op het racistische beleid van de nieuwe regering.
In reactie daarop gelastte Hitler op 28 maart 1933 een boycot van alle Joodse zaken, goederen, artsen en advocaten in Duitsland. Streicher kreeg de leiding over het zogenaamde Zentralkomitee zur Abwehr der jüdischen Greuel- und Boykotthetze dat deze actie moest organiseren, die onbepaalde tijd zou duren. Toen buitenlandse regeringen en onder druk ook de Joodse lobby, zich distantieerden van de boycot van Duitse producten, werd de actie tegen de Joden beperkt tot een dag, 1 april 1933. De resultaten waren wisselend. In sommige steden trokken de mensen zich er weinig van aan en deden gewoon hun inkopen. In andere steden was het effect wel merkbaar en leidde de oproep van Streicher zelfs tot plunderingen van Joodse zaken. In zijn eigen Gau Franken, drong Streicher er op aan dat ook na 1 april 1933 Duitse burgers geen zaken meer deden met Joden.
Vanaf 1938 werd in Der Stürmer meerdere malen expliciet opgeroepen tot de uitroeiing van de Joden. Na de oorlog werden tijdens het proces van Neurenberg 23 Der Stürmer-artikelen uit de periode 1938-1941 als bewijsmateriaal ingebracht, waarin werd opgeroepen tot uitroeiing met wortel en tak. In september 1938 bestempelde Streicher in een bijdrage de Jood als een bacil en een pest, "geen menselijk wezen maar een parasiet, een vijand, een boosdoener, een verspreider van ziekten die in het belang van de mensheid moet worden vernietigd."[6] In april 1939 werd in het blad al geschreven dat er een strafexpeditie moest komen tegen de Joden in Rusland. "De Joden in Rusland moeten worden afgemaakt."[7] Ook nadat de Holocaust daadwerkelijk was begonnen, bleef Streicher aandringen op vernietiging van het Joodse volk. In de periode augustus 1941 tot september 1944 verschenen er 26 artikelen in Der Stürmer, waarvan 12 door Streicher zelf geschreven, waarin werd opgeroepen tot uitroeiing en werd gehint op de reeds gaande zijnde massa-executies van Joden. Op 8 januari 1943 schreef Streicher in Der Stürmer: "Het wereldwijde Jodendom, dat grote winsten wilde behalen met het bloed van de strijdende landen beweegt zich met grote stappen naar zijn uitroeiing."[8] Op 24 januari 1944: "Wie doet wat een Jood doet is een boef, een misdadiger en hij die hem nadoet verdient hetzelfde lot, uitroeiing, de dood."[9]
Op 10 augustus 1938, dus nog voor de Kristallnacht, zweepte Streicher een menigte op om de hoofdsynagoge van Neurenberg af te breken, omdat het gebouw het stadsgezicht zou ontsieren. Dit leidde tot wrevel bij andere nazi’s, want aangezien het gebouw was verzekerd, moest de schade worden vergoed. Streicher beweerde na de oorlog dat hij niet betrokken was bij de (voorbereiding van de) Kristallnacht. Gelet op het feit dat hij voorafgaand aan de pogrom een bespreking had met Joseph Goebbels, is het echter onwaarschijnlijk dat hij niets afwist van de plannen voor de geweldsuitbarsting tegen de Duitse Joden en hun eigendommen in de nacht van 9 op 10 november 1938. In Neurenberg werden tijdens de pogrom 11 Joden vermoord. Een relatief hoog aantal, in totaal zouden er in het gehele land officieel 91 personen om het leven worden gebracht tijdens deze zogenaamd spontane geweldsuitbarsting. Het daadwerkelijk aantal doden ligt waarschijnlijk vele malen hoger dan het aantal van 91 dat door het Oberste Parteigericht van de NSDAP werd becijferd. Historici gaan er nu van uit dat honderden tot wel 2000 personen tijdens de pogrom het leven lieten door geweld of zelfmoord. Op 10 november 1938 steunde Streicher in een openbare redenvoering de acties die tegen de Joden waren ondernomen. In Der Stürmer werd goedkeurend geschreven over de pogrom. In het artikel stond onder meer: "Maar wij weten dat er onder ons mensen zijn die medelijden hebben met de Joden, mensen die het niet waard zijn in onze stad te wonen, die het niet waard zijn tot het volk te behoren waarvan u een trots onderdeel bent."[10]
Na de Kristallnacht vond op 12 november 1938 op uitnodiging en onder leiding van Göring een bespreking van 100 nazi-kopstukken plaats op het Reichsluftfahrtministerium. Hier werden maatregelen afgestemd om de Joden te verwijderen uit het economische leven en hun roerende en onroerende zaken te onteigenen. Er werd onder meer bepaald dat de verzekeringsmaatschappijen geen geld zouden uitkeren aan Joden en dat de Joden een "verzoeningsboete" van een miljard Reichsmark moesten betalen. Streicher ging in zijn Gau Franken nog verder. De Gauleitung dwong de aanwezige Joden in het gebied om al hun eigendommen over te dragen aan de Gau. Dit geld zou ten goede moeten komen aan het Deutsche Arbeitsfront. De bedragen die de slachtoffers in ruil hiervoor ontvingen, vertegenwoordigden vaak nog geen tien procent van de werkelijke waarde.
Tijdens de bespreking van de Joodse kwestie op 12 november was een onderzoekscommissie ingesteld, die toezicht moest houden op de vordering van Joodse goederen. Het bleek al gauw dat in de Gau Franken de arisering van Joods eigendom gepaard ging met grootschalige corruptie en zelfverrijking door de Gauleitung en dan met name Streicher. Het naziregime vond het geen probleem dat Joden werden beroofd en vermoord. Dit was onderdeel van het officiële beleid, maar dat iemand zich verrijkte met goederen die aan de staat toekwamen, werd gezien als een zware misdaad. Het rapport van de onderzoekscommissie ging ook in op andere negatieve eigenschappen van de Frankenführer, zoals zijn verbale aanvallen op partijgenoten en zijn agressie tegen vrouwen. In 1938 ontstond ook een conflict tussen Streicher en Hermann Göring. Deze twee hadden elkaar nooit gemogen. Nadat Streicher in Der Stürmer had geschreven dat Görings dochter, Edda, het resultaat was van kunstmatige inseminatie, waarmee Streicher impliceerde dat Göring impotent zou zijn, stelde Göring alles in het werk om Streicher ten val te brengen.
Nadat het Oberste Parteigericht van de NSDAP had geconstateerd dat Streicher ongeschikt was voor leidinggevende functies, drongen Göring en andere Gauleiter er vervolgens unaniem op aan om Streicher af te zetten. Hitler kon hem nu niet meer beschermen. In 1940 werd een tribunaal ingesteld, een zogenaamd Gauleiter-Ehrengericht, dat een onderzoek moest doen naar Streichers leven en bewind. Dit tribunaal bestond uit zes Gauleiter en stond onder leiding van Göring. Tijdens de rechtszitting op 16 februari 1940 liepen de emoties op een gegeven moment zo hoog op dat een van de getuigen, SS-Obersturmbannführer Benno Martin (de hoofdcommissaris van Neurenberg-Fürth), zijn pistool trok en dreigde Streicher ter plekke neer te schieten. Göring, die zelf niet aanwezig was, werd telefonisch geïnformeerd door de voorzitter van het tribunaal. "Hij zou het hebben moeten doen"[11], zou de reactie van de Rijksmaarschalk zijn geweest. Streicher werd ontslagen uit al zijn officiële ambten, kreeg een verbod om in het openbaar namens de partij te spreken en mocht de stad Neurenberg niet meer betreden. Nog in zijn cel in Neurenberg ging Göring er na de oorlog prat op dat hij in zijn woorden: "Het hele verschrikkelijke bestuurlijke district in Neurenberg van Streicher had kunnen opheffen". De Commissie Göring was volgens hem beroemd.[12] Streicher was volgens Göring niet normaal. Hij typeerde de uitgever van Der Stürmer als een halfgare en een stommeling.[13]
Op aandringen van Hitler mocht Streicher de controle over Der Stürmer en de uitgeverij blijven uitoefenen. Ook mocht hij zich nog steeds tooien met de titel van Gauleiter en het bijbehorende uniform. Streicher vestigde zich op zijn landgoed Pleikershof bij Cadolzburg op ongeveer 15 kilometer van Neurenberg. Wekelijks hield hij telefonische vergaderingen met de redactie van Der Stürmer. In de oorlog stortte de oplage van de krant in. Mede door de oorlogsomstandigheden hadden mensen geen interesse meer in verhalen over het Joodse gevaar en de invloed die zij zouden hebben. Daar kwam bij dat de Duitse Joden uit het straatbeeld verdwenen waren. Zij zaten in kampen, waren vermoord of zaten ondergedoken. Het blad bleef mede op aandringen van Hitler wel verschijnen. Op 25 januari 1942 schreef Josef Goebbels in zijn dagboek: "De Führer berichtte mij dat hij de circulatie van Der Stürmer niet beperkt wil zien of stopgezet. (…) Ik blijf de mening toegedaan, dat onze propaganda ten aanzien van het Joodse vraagstuk onverminderd moet doorgaan."[14] In 1945 bedroeg de wekelijkse oplage nog 15.000 exemplaren. De laatste editie van de krant verscheen op 22 februari 1945.
Streicher bracht de oorlogsjaren door op zijn landgoed Pleikershof. Naar zijn zeggen leidde hij hier het leven van een herenboer. Tijdens zijn ballingschap op zijn landgoed overleed in 1943 zijn vrouw. Enkele weken voor het einde van de oorlog trouwde Streicher met zijn privésecretaresse Adele Tappe. Ze vluchtten samen voor de oprukkende Amerikaanse troepen.
Streicher vermomde zich als de landschapschilder Joseph Sailer. Hij liet een volle witte baard staan en woonde enige weken in een berghut in de buurt van Waidring in de Tiroler Alpen. De voormalige Gauleiter werd echter al gauw ontdekt. De plaatselijke bevolking vertelde tegen soldaten van het Amerikaanse leger dat een hoge nazi zich in de buurt verborgen hield. Tijdens een routine-ondervraging op 23 mei 1945 van een van de omwonenden merkte de Amerikaanse officier Major Henry Plitt op humoristische toon op, maar u ziet er uit als Julius Streicher, waarop de zogenaamde schilder direct bekende: "Ja dat ben ik."
Tezamen met andere bekende nazi’s als Hermann Göring en Albert Speer werd Streicher via Berchtesgaden geïnterneerd in Camp Ashcan in Mondorf-Les-Bains, Luxemburg. De econoom John Kenneth Galbraith bezocht de gevangenen hier. Hij tekende op dat Streicher de vreemde gewoonte had om tijdens een wandeling over de veranda ineens in de houding te springen en de Hitlergroet te brengen.
In augustus 1945 werd Streicher, tezamen met de andere hoge nazi’s uit Mondorf, overgeplaatst naar de gevangenis van Neurenberg. Hier werd hij, samen met 21 andere verdachten (Martin Bormann bij verstek) voorgeleid voor het Internationaal Militair Tribunaal. Dit proces typeerde hij als een triomf van het internationale Jodendom. Voorafgaand aan het proces onderzocht een aantal deskundigen of Streicher, vanwege zijn geestestoestand, wel in staat was om terecht te staan. De psychiaters oordeelden dat Streicher toerekeningsvatbaar was. Hoewel in hoge mate neurotisch, was hij volgens hen niet geestesziek. Alle verdachten in Neurenberg werden onderworpen aan een IQ-test. Streicher behaalde een score van 106. Dit is niet extreem laag. Het gemiddeld IQ ligt tussen de 90 en 110. In vergelijking met de andere beklaagden, waarvan het merendeel rond de 130 scoorde en twee zelfs meer dan 140, stak zijn uitslag echter nogal schril af.
Tijdens het proces van Neurenberg, dat begon op 20 november 1945, werd Streicher bijgestaan door de advocaat Dr. Hans Marx. Zijn advocaat pleitte voor vrijspraak, omdat de uitgever van Der Stürmer zich niet schuldig zou hebben gemaakt aan enige misdaad. Streicher hield gedurende zijn verdediging vaak lange betogen over onderwerpen die niets van doen hadden met de ondervraging. Regelmatig werd hij door de rechters dan ook gemaand om alleen de vragen die hem werden gesteld te beantwoorden en niet uit de wijden over zaken als zijn verdediging, Joodse schrijvers in de Verenigde Staten of het gedrag van Adolf Hitler. De voormalige Gauleiter verklaarde dat hij tijdens zijn gevangenschap was vernederd en mishandeld door "negers en Joden." Zijn advocaat eiste dat het tribunaal deze beschuldigingen van Streicher officieel zou onderzoeken, maar dit verzoek werd afgewezen.
Streicher beweerde dat hij niets had geweten van de Holocaust. Toen de aanklager hem ermee confronteerde dat hij uit meerdere bronnen, zoals kranten uit Zwitserland, had vernomen dat de Joden werden uitgeroeid en dat hij zelf in Der Stürmer daar ook meerdere malen op aangedrongen had, stelde hij dat hij iets anders bedoelde met uitroeiing. Naar zijn zeggen had hij alleen gepleit voor het classificeren van Joden als vreemdelingen, het afkondigen van discriminerende wetgeving en de oprichting van een Joodse staat.
Ook in de gevangenis bleef Streicher een overtuigd antisemiet. Hij verdedigde de Joodse samenzweringstheorieën. Het was volgens de gevangenispsychiater Leon Goldensohn zijn favoriete onderwerp om over te praten. Streicher stelde ten onrechte dat talloze betrokkenen bij het proces, zoals hoofdaanklager Robert Jackson, Joden waren. Hij beweerde dat hij Joden kon herkennen aan hun uiterlijk. In dat opzicht was het saillant dat hij Howard Triest, een van de Amerikaanse medewerkers in de gevangenis, die daadwerkelijk van Joodse afkomst was, niet als zodanig identificeerde. De twee bouwden zelfs een vertrouwensrelatie op. Als Streicher een document wilde laten vertalen in het Engels, vroeg hij dit vaak aan Triest met de woorden: "Hier, vertaal jij het maar. Jij bent een goede Duitser."[15]
Streicher voelde zich niet schuldig over de Holocaust. Het besluit tot uitroeiing van de Joden was volgens hem genomen in 1941, toen hij reeds uit de gratie was; hij had er niets mee te maken. Hij veroordeelde de gewelddaden tegen de Joden, echter niet zo zeer vanwege de grootschalige massamoord op onschuldigen, maar omdat ze (het Duitse regime) "martelaren van de Joden hadden gemaakt" en "het antisemitisme vele jaren achteruit hadden gezet."[16]
Goldensohn noemde Streicher een karikatuur van een geilaard die zich voordoet als een wijs man.[17] Hij was volgens de psychiater niet in staat zaken logisch te bespreken. Zijn karakter typeerde hij als volgt: "Hij lijkt me een man van waarschijnlijk beperkte normale intelligentie. Over het algemeen onwetend met een maniakale antisemitische obsessie, die dient als uitlaatklep voor zijn seksuele conflicten, zoals blijkt uit zijn preoccupatie met pornografie." Van Streicher was bekend dat hij een grote collectie had van pornografische afbeeldingen.
Zijn medeverdachten meden het contact met Streicher. Karl Dönitz diende zelfs een officieel verzoek in om Streicher niet meer te laten deelnemen aan de gezamenlijke maaltijden. In eerste instantie gebruikten de verdachten de maaltijden tezamen. Toen bleek dat Göring zijn medeverdachten probeerde te beïnvloeden en te sturen, maakte de gevangenispsycholoog Gustav Gilbert een nieuwe tafelschikking voor de gevangenen in Neurenberg. Streicher werd ingedeeld bij de andere verstokte nazi’s: Erich Raeder, Rudolf Hess en Joachim von Ribbentrop. Raeder en Von Ribbentrop waren ontstemd dat ze samen met Streicher moesten eten.
Streicher werd aangeklaagd wegens misdaden tegen de vrede en misdaden tegen de menselijkheid. Het tribunaal achtte hem niet schuldig aan het eerste punt van de aanklacht, met name omdat Streicher geen deel had uitgemaakt van de "interne kring van Hitlers adviseurs." Omdat Streicher had aangezet tot moord en uitroeiing "in een tijd dat de Joden in het oosten onder de meest afschuwelijke omstandigheden werden vermoord, wat neer kwam op vervolging op politieke en raciale gronden in verband met oorlog", achtte het Tribunaal hem schuldig aan misdaden tegen de menselijkheid. Julius Streicher werd veroordeeld tot de strop.
In de vroege ochtend van 16 oktober 1946 werd de veroordeelde bevolen om zijn kleren aan te trekken voor het uitvoeren van de opgelegde straf. Streicher weigerde mee te werken en bewakers moesten eraan te pas komen om hem met enig geweld hierbij te helpen. Volgens de historicus Werner Maser werd Streicher in zijn ondergoed naar het schavot gevoerd, maar er zijn geen andere bronnen die deze lezing bevestigen.
Bij het binnenkomen van de executieruimte was Streicher nog steeds zeer opstandig en hij moest door enkele bewakers in toom gehouden worden. Tijdens het betreden van het schavot schreeuwde hij: "Heil Hitler" en vervolgens "Dit is mijn Purimfeest 1946. Ik ga naar God". Dit was een verwijzing naar het Joodse feest Poerim, waarbij wordt herdacht dat de Joden in de vijfde eeuw v.Chr. wisten te ontsnappen aan een volkerenmoord in opdracht van de Perzische hoveling Haman. Daarna zei hij tegen de beul John Woods: "De Bolsjewieken zullen jullie op een dag ook ophangen." Nadat de beul de kap over zijn hoofd had getrokken, zei Streicher: "Adele, meine liebe Frau." Naar verluidt ging de ophanging van Streicher niet volgens plan. Joseph Kingsbury-Smith, een Amerikaanse journalist die getuige was van de executies in Neurenberg, verklaarde dat Streicher enkele minuten trappend aan het touw hing, in plaats van snel te sterven als gevolg van een gebroken nek. Woods verklaarde later dat hij hem uiteindelijk moest wurgen. Het lichaam van Streicher werd verbrand in het Stadscrematorium van München op het Ostfriedhof en zijn as werd uitgestrooid in de Wensbach, een klein afwateringsbeekje in Pullach ten zuiden van München.
Telford Taylor, een van de Amerikaanse aanklagers in Neurenberg, noemde het vonnis tegen Streicher later overhaast. Volgens hem diende het vooral om een voorbeeld te stellen tegen de internationaal bekendste voorstander van rassenhaat.
Streicher heeft zelf, voor zover bekend, niemand vermoord of de opdracht daartoe gegeven. Hij was echter wel (mede) verantwoordelijk voor het creëren van een klimaat waarin uiteindelijk werd besloten tot massale uitroeiing van het Joodse volk. Hiermee heeft hij zich schuldig gemaakt aan het aanzetten tot volkerenmoord/genocide. Zijn veroordeling wegens misdaden tegen de menselijkheid was en is dan ook rechtmatig. Het vonnis van het Internationaal Militair Tribunaal verwoordde het als volgt: "In zijn toespraken en artikelen vergiftigde hij week na week, maand na maand de geesten van de Duitsers met het virus van het antisemitisme en zette het Duitse volk aan tot actieve vervolging. … Zo sterk was het vergif dat Streicher injecteerde in de geesten van duizenden Duitsers dat die ertoe werden gebracht het nationaalsocialistische beleid van Jodenvervolging en uitroeiing te volgen."