Het veroveren van diverse bruggen over rivieren en kanalen in Midden-Nederland was één van de belangrijke opdrachten voor de drie luchtlandingsdivisies die tijdens Market Garden werden ingezet. Voor de 82nd Airborne Division rond Nijmegen betrof het de brug over de Maas bij Grave, de bruggen over het Maas-Waalkanaal bij Nijmegen, de spoorbrug over de Maas bij Mook-Molenhoek/Katwijk en de spoor- en verkeersbrug over de Waal bij Nijmegen. Op 17 september 1944 tegen 22.00 uur werd door 1st Battalion, 508th Parachute Infantry Regiment (508th PIR) een eerste poging gewaagd de Nijmeegse verkeersbrug, de Waalbrug, te veroveren zoals in het After Action Report 508th PIR Holland is te lezen.
Al voordat de 82nd Airborne Division opsteeg vanuit Engeland, had General James Gavin aan Colonel Roy Lindquist, Commanding Officer 508th PIR, opgedragen om direct na de landing een bataljon naar de verkeersbrug te sturen en deze in te nemen. Althans dit is hetgeen Gavin zich hiervan herinnert. Volgens Lindquist had hij andere orders, namelijk de inname van een strategisch object in het stadscentrum. Helaas is geen enkel document bewaard gebleven dat enige van de verschillende zienswijzen kan bevestigen.
Volgens 508th Regimental Liaison Officer Captain Chester E. Graham, had Gavin tijdens de briefing in Engeland aan Lindquist opgedragen zich naar de Waalbrug te begeven zodra hij dat na de afsprong praktisch mogelijk achtte[1]. Hierbij zou Gavin hebben aangedrongen op snelheid en Lindquist hebben geadviseerd zoveel mogelijk de brug te benaderen vanuit landelijk gebied en de stad te proberen te vermijden. Na de sprong zou Chester Graham zich naar Lindquist's hoofdkwartier hebben begeven en hem gevraagd hebben wanneer hij 3rd Battalion naar de brug zou zenden. Lindquist zijn reactie zou zijn geweest: "As soon as the DZ (drop zone) is cleared and secured." Toen Graham met dit bericht bij Gavin aankwam nam deze hem direct mee in zijn Jeep naar Lindquist en beval deze de brug direct aan te vallen.
Uit verklaringen na de oorlog kan worden opgemaakt dat al voor de landingen de inname van de Waalbruggen bij Nijmegen op een tweede plan terechtkwam en dat zowel voor General Frederick Browning als voor Brigadier General James Gavin het behoud van de hoogte bij Groesbeek, de verdediging van de landingszones, het belangrijkste werd. De operatieorders van de 82nd Airborne Division en de 508th PIR, vermelden dat 508th PIR een poging diende te wagen de Waalbruggen te veroveren, zodra de frontsituatie dat toeliet, of zodra de divisie bevelhebber hier opdracht toe gaf. In de Field Order No 11 82nd Airborne Division, 13 september 1944 staat onder andere als opdracht aan het 508th Parachute Infantry Regiment vermeld: "Seize, organize and hold key terrain features in area of responsibility, and be prepared to seize WAAL-River crossing at NIJMEGEN (714633) on order of Div Comdr." Deze order werd herhaald in Field Order No. 1, 508 PIR van de hand van Lindquist zelf[2].
De "Headquarters British Airborne Corps, Operations Instruction No. 1, Allied Airborne Operations in Holland" gaf duidelijk aan dat het behoud van de hoogvlakte met de landingsterreinen van groot belang was voor het slagen en de verdere voortgang van de operatie. Het vermeld "The capture and retention of the high ground between Nijmegen and Groesbeek is imperative in order to accomplish the Division's task." Volgens General James M. Gavin, verwoord in zijn in 1947 verschenen Airborne Warfare[3]: was Brownings opdracht "clear and emphatic" en wel zodanig dat de divisie "not to attempt the seizure of the Nijmegen Bridge until all other missions had been successfully accomplished and the Groesbeek-Berg en Dal high ground was firmly in our hands." Deze visie wordt versterkt door de verklaring door Gavin afgegeven in 1945 (Letter, Gavin to Capt John G. Westover, Historical Office, 25 Jul 45, in antwoord op vragen van Westover aan Commanding Officers, 82d Airborne Division) waarin hij verklaard dat het fysieke bezit van de bruggen van generlei waarde zou zijn indien de Duitsers bezit hadden genomen van de hoogvlakte rond Groesbeek, omdat dit gebied de bruggen en al het vlakke terrein eromheen volledig domineerde.
Zelfs op 18 september nog liet General Browning aan Gavin weten dat het behoud van de hoogvlakte absolute prioriteit had. Dit blijkt uit het feit dat Browning op dat moment met als reden het behoud van de hoogvlakte, een aanvalsplan op de Waalbruggen afkeurde (82d Airborne Division CofS Jnl, vermelding van 07.00uur, 19 september 1944, wijzend op een overleg tussen Gavin en Browning, om 15.30 uur op 18 september 1944). Duidelijk blijkt dat de inname van de Waalbruggen, één van de opdrachten van de 82nd Airborne Division en in eerste instantie van het 508th Parachute Infantry Regiment was. Ook blijkt duidelijk dat het behoud van de hoogvlakte bij Groesbeek van groot belang werd gevonden uit tactische en praktische overwegingen. De hoogvlakte domineerde het operatiegebied, bevatte de landingszones en hier bevonden zich de beide hoofdkwartieren van Gavin en Browning.
Wat ook de precieze opdracht was, rond 22.00 uur, dus ongeveer acht uur na de landing, werd een eerste poging ondernomen de verkeersbrug in te nemen. Deze poging werd pas ondernomen nadat General Gavin om 18.00 uur op 17 september 1944 had vernomen dat 1st Battalion, 508th PIR geen aanval op de brug had ondernomen en hij Colonel Lindquist alsnog had opgedragen direct aan te vallen. Op het moment dat de Amerikanen bij Groesbeek landden, zouden, volgens rapporten van het Nijmeegse verzet, ongeveer 18 Duitse militairen deze brug hebben verdedigd. Tegen de tijd dat, acht uur later, de eerste aanval werd ondernomen, was dit al gegroeid naar 400 man, een 8.8 cm Flak kanon op het Keizer Lodewijkplein en vijf 47mm kanonnen rond het Hunnerpark.
SS-Gruppenführer Wilhelm Bittrich, bevelhebber van het II. SS-Panzer-Korps, die zich met zijn hoofdkwartier in Doetinchem bevond, had al snel ingezien dat het behoud van de Waalbrug bij Nijmegen cruciaal kon worden. Door de Waalbrug in handen te houden zouden de Britse troepen bij Arnhem afgesneden blijven en via de Waalbrug konden de Duitsers de verbinding openhouden tussen de troepen ten noorden van Arnhem en ten zuiden van de Waal. Hij wees al enkele uren na de geallieerde luchtlandingen de verdediging van het gebied rond Nijmegen toe aan de 10. SS-Panzer-Division en het gebied rond Arnhem aan de 9. SS-Panzer-Division. De meest parate eenheid in de omgeving van Arnhem, de SS-Aufklärungs-Abteilung 9, onder bevel van Waffen-SS.htm">SS-Hauptsturmführer Viktor Gräbner, kreeg de opdracht direct vanuit Noord-Arnhem naar Nijmegen te vertrekken en zich onder het bevel van de 10. SS-Panzer-Division te stellen. Tevens zond hij Kampfgruppe Euling (delen van het 2e. Bataillon SS-Panzergrenadier-Regiment 19 onder bevel van SS-Hauptsturmführer Karl-Heinz Euling) naar Nijmegen om Gräbner te volgen en de verdediging van de Waalbruggen op zich te nemen. Gräbner’s eenheid van 30 pantserwagens passeerde de brug bij Arnhem rond 18.00 uur, ongeveer een uur voordat de Britten onder leiding van Lieutenant Colonel John Frost deze zouden innemen.
Aangekomen in Nijmegen, trof Gräbner manschappen van Kampfgruppe Henke, onder bevel van Oberst Friedrich (Fritz) Hencke (Fallschirmjäger-Lehrstab 1) die op dat moment het bevel voerde over de verdediging van Nijmegen en de Waalbruggen. Ortskommandant Hauptmann Hagemeister[4] had zich toen al, evenals Generalmajor Hellmut Mascus van de Ordnungspolizei, teruggetrokken richting respectievelijk Elst en Deventer. Kampfgruppe Hencke was, naast de eigen Staf (Stab Fallschirm-Ausbildungs-Regiment 1 ook wel Fallschirmjäger-Lehrstab 1), opgebouwd uit: Ersatz-Bataillon 6 (Wehrkreis VI met 3 compagnieën), Kampfgruppe Runge met Hermann Göring Kompagnie „Runge" (Panzergrenadier-Division 2 Hermann Göring) onder bevel van Hauptmann Max Runge, een opleidingseenheid voor onderofficieren en een compagnie van de Ordnungspolizei Rüstungsinspektion Holland die de bruggen moesten bewaken. Deze verdediging was aangevuld met enige Flak-eenheden die opgesteld waren als luchtafweer bij de spoorbrug en de verkeersbrug, twee 88 mm Flak van 4. Kompanie, 572 schwere Flak Bataillon, vijf stuks 47mm geschut en 20 mm luchtafweergeschut. In het Hunnerpark zou even later Kampfgruppe Euling onder bevel van SS-Haputsturmführer Karl-Heinz Euling zich vestigen met het I. Bataillon, SS-Panzergrenadier-Regiment 21[5] In totaal had Henke ongeveer 750 manschappen tot zijn beschikking voor de verdediging van Nijmegen[6]. Daarnaast was Kampfgruppe Reinhold, onder bevel van Waffen-SS.htm">SS-Sturmbannführer Leo Reinhold onder bevel van Kampfgruppe Hencke gebracht, maar deze eenheid, met SS-Panzer-Regiment 10 en SS-Panzer-Pionier-Bataillon 10[7] was belast met het controleren van het veer bij Pannerden, wat door de acties van de Britten bij de Arnhemse Rijnbrug, cruciaal werd voor de bevoorrading van de Duitse troepen in de Betuwe en in Nijmegen.
In Lent, een dorp bij Nijmegen aan de noordelijke oever van de Waal, werd ter verdediging de Landersschützen Kampfgruppe Hartung ingezet. Vanuit de Betuwe was de 21. Batterie, SS-Artillerie-Ausbildungs-und-Ersatz-Regiment, samen met de Stabsbatterie en Stab onder bevel van SS-Sturmbannführer Oskar Schwappacher, naar Oosterhout (Gelderland) gezonden ter ondersteuning en verdediging van de beide Waalbruggen. Schwappacher zelf vestigde zijn hoofdkwartier bij de verkeersbrug aan Nijmeegse kant in de Belvedère, een 15e eeuwse wachttoren met uitzicht op de Waal. Hoewel Gräbner zich om 21.00 uur in noordelijke richting terugtrok naar Elst, vanwaar hij zijn eenheid zowel naar Nijmegen als Arnhem zou kunnen sturen, liet hij één Zug (eenheid van vijf Panzerspähwagen) bij de Waalbrug achter. Deze groep zou later die nacht teruggetrokken worden naar Elst, maar zou daarvoor nog in gevecht komen met de Amerikanen bij het Keizer Karelplein.
De eerste parachutisten van het 508th Parachute Infantry Regiment (508th PIR) landden op DZ-T ("Dropzone TANGO") om 13.28 uur op 17 september 1944 iets ten zuidwesten van het gehucht Holdeurn bij Berg en Dal. Bij hun landing werden ze opgewacht door Duits luchtafweergeschut rond het terrein, dat ze al spoedig wisten uit te schakelen. Om 15.00 uur had 90 procent van de onderdelen zich verzameld en was op weg naar haar primaire doelen. 1st Battalion diende zich richting Nijmegen te begeven nabij de Heilige Landstichting om aldaar de toegang vanuit Nijmegen naar Groesbeek te blokkeren. 2nd Battalion diende het landingsterrein in te nemen, te organiseren en te verdedigen. 3rd Battalion moest richting Berg en Dal optrekken en de noordelijke toegangen naar het landingsgebied afgrendelen. 1st en 3rd Battalion hadden haar doelen tegen 18.55 uur bereikt en 2nd Battalion, welke meer tegenstand ondervond, om 20.30 uur.
Eén van de taken van het 508th PIR was het veiligstellen van de noordoostelijke zijde van het landingsgebied ten behoeve van de aankomende landingen van de gliders en de organisatie van de verdediging alhier. Indien de situatie rond het landingsgebied het toeliet, kon Colonel Lindquist naar eigen inzicht handelen en een bataljon naar Nijmegen sturen met als doel de inname van de verkeersbrug over de Waal. Hiertoe werd 1st Battalion, 508th PIR, onder bevel van Lieutenant Colonel Shields Warren, aangewezen. 1st Battalion had zich tegen 18.30 uur in De Ploeg, ten zuidoosten van Nijmegen vlakbij de Heilige Landstichting, ingegraven om eventuele aanvallen vanuit Nijmegen richting Groesbeek af te slaan. Company A en B van het 1st Battalion, vormden de MLR (Main Line of Resistance), terwijl Company C in reserve werd gehouden.
Terwijl Company A en B zich in hun linie ingroeven, werd een gevechtspatrouille van Company C, bestaande uit het peloton onder bevel van Lieutenant Robert J. Weaver, richting de Nijmeegse verkeersbrug gezonden om de Duitse verdediging te verkennen. Zij werd hierbij vergezeld door de S-2 Section en twee Squads met lichte machinegeweren[8]. Indien de brug onverdedigd of licht verdedigd was, mocht hij deze direct innemen en beveiligen. Van deze gevechtspatrouille zouden enkele manschappen de brug bereiken nog voordat Gräbner arriveerde. Zij namen de Duitse verdedigers gevangen en hadden korte tijd de toegang tot de brug aan de zuidzijde in handen. Omdat het te lang duurde voordat versterking op kwam draven en zij onvoldoende slagkracht hadden om de positie te kunnen verdedigen, verliet de patrouille, zonder hun gevangenen, de ingenomen positie op het moment dat zij vanuit noordelijke richting zware voertuigen, de kolonne van Gräbner, aan hoorden komen en trokken zich terug richting De Ploeg.
Bij het stelling nemen van Company A, rond De Ploeg, kwam Corporal Roy B. Lewis om het leven. Hij kwam bij het wegduiken in een schuttersput, met zijn been terecht op een bajonet van een andere para, waarbij een slagader werd geraakt. Hoewel hij zich nog levend uit de schuttersput wist te slepen, bloedde hij dood in de tuin van Nijmeegsebaan Nr. 68[9] (sommige bronnen beweren dat Lewis om het leven kwam toen de kolonne onderweg naar Nijmegen voor de aanval op de brug onder vuur kwam te liggen. De afstand van de Fransestraat, waar het vuur werd afgegeven, en de locatie waar hij om het leven kwam, was echter dusdanig dat dit onwaarschijnlijk lijkt, tevens was de locatie rond de Nijmeegsebaan Nr. 68 de locatie rond De Ploeg waar men zich initieel had ingegraven).
Om 20.00 uur ontving Lieutenant Colonel Warren de opdracht van Colonel Lindquist om direct met 1st Battalion de verkeersbrug in te nemen. Toen
In overleg met verzetsman en gids Geert van Hees besloot Colonel Warren de hoofdweg vanaf Groesbeek naar Nijmegen te volgen en dan op het Keizer Karelplein richting het oosten af te buigen om de brug aan te vallen. Na het vaststellen van de route gaf hij het bevel aan zijn Company-Commanders om op weg te gaan. Company A, onder bevel van Captain Jonathan E. Adams, was op dat moment nog niet compleet. Hem was echter de Machine Gun Section van Battalion Headquarters Company toegewezen ter ondersteuning. Battalion Headquarters zelf vestigde zich ondertussen in de bossen bij de Heilige Landstichting. Company A trok om 20.30 uur richting het IP (Initial Point), de Krayenhoffkazerne aan de Groesbeekseweg-Molenveldlaan[10], voor de opmars, maar diende nog op Company B te wachten. Company C zou de posities bij De Ploeg bezet houden. Om 22.00 uur kreeg Adams opdracht om zijn opmars te starten. Aanvankelijk verliep deze zonder al te veel tegenstand. Toen de voorhoede van het 1st Platoon echter de kruising van de Groesbeekseweg met de Fransestraat naderde, kwam het onder Duits machinegeweervuur te liggen. Platoonleader Lieutenant Fred H. Layman raakte hierbij gewond en zijn Assistant Platoonleader Lieutenant Boyd A. Alexander, kwam om het leven. 2nd Platoon, onder bevel van Lieutenant George D. Lamm, werd door de linie van 1st Platoon gezonden. Vanaf hier liet men Geert van Hees samenwerken met verkenner Private Walter Dikoon.
Vlakbij het kruispunt met de weg naar Mook (Sint Annastraat) werd de colonne nogmaals opgehouden door een Duits machinegeweer, maar ook deze wist men uit te schakelen, waarna de troepen het Keizer Karelplein naderden. De Nederlander Geert van Hees werd nu weggezonden om hem niet in verder gevaar te brengen. Aangekomen bij het Keizer Karelplein, kwam verkenner Walter Dikoon onder vuur te liggen van een Duits machinegeweer vanaf het park in het midden van het Keizer Karelplein, waardoor hij om het leven kwam. 2nd Platoon Leader Lieutenant Lamm bracht hierop twee Bazookateams naar voren en liet zijn manschappen aanvalsposities innemen tegenover het plein. Op datzelfde moment reed een Duitse half-track voorwaarts met SS-Grenadiers. Vuurgevechten en man-tot-man gevechten waren het resultaat. Lieutenant Colonel Warren beval Company A het Keizer Karelplein zelf in te nemen en alle toegangen vanuit het westen af te grendelen. De aanval liep vrij snel vast in een spervuur op het Keizer Karelplein, waarna Company A zich terugtrok in de gebouwen rond het zuidelijke gedeelte van het plein. Bij de gevechten op het Keizer Karelplein kwam Private Ray M. Johnson om het leven vlak bij de plek waar Walter Dikoon was gevallen.
De Duitsers bezetten de gebouwen aan de noordzijde en groeven zich in langs beide kanten van de Oranjesingel bij de toegang tot het plein. Company B, onder bevel van 1st Lieutenant Woodrow W. Millsaps, welke aanvankelijk een andere toegangsroute had gekozen via de Driehuizerweg aan de andere kant van het spoor tussen Nijmegen en Venlo[11], werd hierop naar voren gezonden om op de rechterflank de aanval voort te zetten. Ook deze aanval liep vast langs de Oranjesingel op Duits verzet (Millsaps zou later onder andere voor deze actie de Silver Star Medal ontvangen).
Eén patrouille van 2nd Platoon, onder bevel van Captain Jonathan E. Adams Jr. en First Lieutenant George D. Lamm, met onder andere 2nd Platoon Lead Scout Private William E. Hanft, Sergeant Alvin H. Henderson, Sergeant Charles A. Gushue, Staff Sergeant George W. Clement III, werd naar de brug gezonden via het Postkantoor, ongeveer halverwege tussen het Keizer Karelplein en de brug. Tijdens de gevechten rond het Keizer Karelplein was het hen gelukt met een kleine patrouille tussen de Duitse linies door te sluipen. Zij gingen daarheen om te onderzoeken wat er waar was van een melding vanuit het verzet dat in het postkantoor ontstekingsmechanismen voor de verkeersbrug waren aangebracht. Na zware gevechten wisten zij het postkantoor te bezetten en hier enige objecten te vernietigen die mogelijk voor dit doel dienden. Vervolgens trok men naar de brug om bij de Belvedere toren te onderzoeken of daar een ontstekingsmechanisme voorde brug was aangebracht, volgens andere rapporten van het verzet. Bij gevechten in en rond de loopgraven bij het Keizer Lodewijkplein, werd Staff Sergeant Henderson gedood en later voor de actie het Distinguished Service Cross toegekend krijgen. Door de Duitse tegenaanvallen tijdens de terugtocht, kon de patrouille echter niet wegkomen en wist ze drie dagen stand te houden in een winkel op de hoek van de Lange Hezelstraat en Jodenberg. (Adams en Lamm ontvingen voor hun aandeel in de actie de Silver Star Medal)[12].
Toen het Duitse verzet langs de Oranjesingel iets afnam, werd besloten Company B haar aanval daarlangs te laten voortzetten en Company A langs de straten ter rechterzijde van de Oranjesingel te laten oprukken in de richting van de brug. De opmars verliep aanvankelijk volgens plan en Company A bereikte een locatie op ongeveer 350 meter van de brug aan het Keizer Lodewijkplein. Het verzet bij de brug was zo hevig dat Company A, sinds het vertrek van Captain Adams onder bevel van Lieutenant John P. Foley[13], zich echter moest terugtrekken op de posities van Company B, die ondertussen een park vlakbij het Keizer Lodewijkplein hadden weten te bereiken, waardoor de eerste poging de Waalbrug te veroveren in feite was vastgelopen en als mislukt kon worden beschouwd. De Duitse verdediging bij de brug was te sterk geworden voor 1st Battalion 508th PIR. De Duitse verdedigers zetten hierop vele gebouwen in de omgeving in brand om te voorkomen dat in het donker overval pogingen werden ondernomen.
Company A en Company B vestigden zich hierop ter verdediging in een gebied rond Concertgebouw "De Vereeniging" aan het Keizer Karelplein. Op het dak werden twee 81 mm mortieren geplaatst om bij een volgende aanval vuursteun te kunnen geven. Het 1st Battalion Headquarter werd gesitueerd in Villa Oud Marienboom aan de Groesbeekseweg Nr. 424, ver achter de frontlinie[14].
1st Company van het 508 Parachute Infantry Regiment moest zich later terugtrekken om te hergroeperen voor een nieuwe aanval. Om 08.00 uur op 18 september werd Company C opgedragen zich richting Groote Vlierenberg te begeven voor een tegenaanval op de Duitse troepen die op dat moment het landingsterrein bij Groesbeek bedreigden met een aanval vanuit het Reichswald. Company A hergroepeerde zich, aangevuld met een 81 mm Mortar Platoon bij De Ploeg voor ondersteuning van de tegenaanvallen bij de landingszone of, indien de toestand aldaar het toeliet, een hernieuwde aanval op de verkeersbrug in samenwerking met Company G, 3rd Battalion. Company G had de opdracht gekregen rond middernacht 17/18 september een tweede aanval op de Waalbrug te ondernemen. Company B moest ondertussen de veroverde posities bij het Keizer Lodewijkplein beveiligen.
Vanuit de omgeving van Wyler, een Duits dorpje net over de grens, waren eenheden van de Duitse 406. Landesschützen-Division opgerukt in de richting van de landingsterreinen. Deze divisie bestond voornamelijk uit administratieve en trainingseenheden. Binnen zes uur sinds de Amerikaanse luchtlandingen van die middag was deze divisie gemobiliseerd en richting Nijmegen gezonden. Vroeg in de ochtend van 18 september was men in staat gebleken een Korps Feldt van ongeveer vier bataljons, gemengde eenheden onder bevel van General Kurt Feldt, gereed voor een aanval te krijgen in de omgeving van Nijmegen. Om 06.30 uur vielen zij het Amerikaanse bruggenhoofd aan. 2300 manschappen, gesteund door vijf gepantserde voertuigen en drie half-tracks met 20mm Flak geschut rukten uiteindelijk om 10.30 uur op naar de Amerikaanse linies, tussen Groesbeek en Beek. Korps Feldt was opgebouwd uit eenheden van de 406. Landesschützen-Division "Scherborning" en eenheden van Wehrkreis VI. Het was in deze consternatie dat Gavin zich genoodzaakt zag, rond 11.00 uur, heel 1st Battalion 508th PIR terug te roepen naar het landingsterrein. Na hergroepering bij Groote Vlierenberg, ondertussen veilig gesteld door Company C, viel 1st Battalion rond 12.30 uur aan. Zij kwamen op tijd aan om in te grijpen aangezien Duitse troepen het landingsterrein onder vuur hadden op het moment dat de gliders gingen landen.
De eerste poging om de verkeersbrug over de Waal bij Nijmegen te veroveren was mislukt. Gedurende de dagen die op 17 september volgden zouden nog twee pogingen worden ondernomen (op 18 en 19 september), voordat op 20 september het 504th Parachute Infantry Regiment en de Guards Armoured Division in een gezamenlijke operatie de spoorbrug en de verkeersbrug over de Waal konden innemen.
Hierdoor konden vanaf 21 september de geallieerden de Betuwe verder binnentrekken in een poging de Polen die bij Driel (1st (Polish) Independent Parachute Brigade) en de Britten die bij Arnhem (1st Airborne Division) waren geland, te bereiken. De Polen konden worden bereikt, maar de situatie van de 1st Airborne Division bij Arnhem was dusdanig verslechterd dat besloten werd Operatie Market Garden op 25 september te beëindigen en een poging te wagen de 1st Airborne Division te evacueren. Arnhem was ‘een brug te ver’ gebleken.