Dr. STAHMER: Had u deel aan het opstellen van het partijprogramma?
GÖRING: Nee, het partijprogramma was al opgesteld en bekend gemaakt toen ik voor het eerst over de Beweging hoorde en ik mijn wens kenbaar maakte mij erbij te voegen.
Dr. STAHMER: Wat is uw opvatting van de punten van het partijprogramma?
GÖRING: Over het algemeen positief. Het spreekt vanzelf dat er nauwelijks een politiek geïnteresseerd man is die ieder punt van het programma van een politieke partij erkent en het er mee eens is.
Dr. STAHMER: Waren er naast deze algemeen bekende punten van het partijprogramma andere doelstellingen die geheim werden gehouden?
GÖRING: Nee.
Dr. STAHMER: Moesten deze doelen met alle middelen worden bereikt, zelfs met onwettige middelen?
GÖRING: Natuurlijk moesten die met alle middelen worden bereikt. Het begrip "onwettig" moet misschien worden verduidelijkt. Als ik aanstuur op een revolutie, dan is dat een onwettige actie in de dan bestaande staat. Als ik daarin slaag, dan wordt het een feit en daardoor legaal en wettig. Tot aan 1923 en de gebeurtenissen van 9 november was ik en waren allen met mij van mening dat we ons doel zouden bereiken, zelfs, indien nodig, op revolutionaire manier. Nadat dit een mislukking was gebleken besloot de Führer, na zijn terugkeer uit gevangenschap dat wij in de toekomst op legale wijze verder moesten gaan door middel van de politieke strijd, zoals andere partijen hadden gedaan en de Führer verbood iedere onwettige actie om een teruggang in de activiteiten van de partij te voorkomen.
Dr. STAHMER: Wanneer en voor welke doelen werd de SS opgericht?
GÖRING: De SS werd gevormd toen ik in het buitenland was; ik denk dat het in 1926 of 1927 was. Het doel, voor zover ik mij herinner was om ten eerste binnen de Beweging een speciaal geselecteerde eenheid te vormen als bescherming van de persoon van de Führer. Oorspronkelijk was de SS erg klein.
Dr. STAHMER: Bent u ooit lid geweest van de SS?
GÖRING: Ik ben nooit, op welke manier dan ook, lid geweest van de SS, hetzij actief, hetzij passief.
Dr. STAHMER: De veronderstelling dat u een generaal in de SS was, is dus onjuist?
GÖRING: Ja, absoluut onjuist.
Dr. STAHMER: Wat verstond u onder de term "Herrenrasse"?
GÖRING: Ikzelf verstond er nooit iets onder. In geen van mijn toespraken, in geen van mijn geschriften zult u die term tegenkomen. Het is mijn opvatting dat wanneer je een "Herr" bent dat niet hoeft te benadrukken.
Dr. STAHMER: Wat verstaat u onder het begrip "Lebensraum"?
GÖRING: Dat begrip is erg controversieel. Ik kan heel goed begrijpen dat mogendheden die samen – ik verwijs slechts naar de vier ondertekenaars (van het Handvest van het Tribunaal nl, Amerika, Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland. Vert.) – meer dan driekwart van de wereld als hun eigendom beschouwen, dit begrip anders uitleggen. Maar voor ons, waar 144 mensen op een vierkante kilometer wonen, betekent het woord levensruimte de juiste verhouding tussen een bevolking en haar voedselvoorziening, haar groei en haar levensstandaard.
Dr. STAHMER: Een term die altijd terugkomt is "machtsgreep."
GÖRING: Ik zou machtsgreep een terminus techicus willen noemen. We hadden net zo goed een andere term kunnen gebruiken maar deze drukt zo duidelijk mogelijk uit wat er in feite gebeurde, met andere woorden, wij grepen de macht.
Dr. STAHMER: Wat is uw houding jegens het Führerprinzip?
GÖRING: Ik huldigde dat principe en ik huldig het nog steeds gewetensvol. Men moet niet de fout maken te vergeten dat de politieke structuur in verschillende landen verschillend van oorsprong is, verschillende ontwikkelingen heeft doorgemaakt. Iets wat zeer goed bij het ene land past kan misschien compleet mislukken in een ander land. Duitsland heeft, door de eeuwenlange monarchieën, altijd een Führerprinzip gekend. De democratie kwam in Duitsland op in een periode toen het Duitsland zeer slecht verging en het land in een diep dal zat. Ik heb gisteren het totale gebrek aan eenheid uitgelegd dat destijds in Duitsland heerste – het aantal partijen, de voortdurende onrust veroorzaakt door verkiezingen. Er was een volledige verstoring ontstaan van de begrippen gezag en verantwoordelijkheid en andersom lag het Gezag bij de massa en de verantwoordelijkheid bij de Leider, in plaats van andersom. Ik ben van mening dat voor Duitsland, in het bijzonder op het moment van haar dieptepunt, toen het nodig was alle krachten op een positieve manier te bundelen, het Führerprinzip - met andere woorden gezag van boven naar beneden en verantwoordelijkheid van beneden naar boven – de enige mogelijkheid was. Natuurlijk ben ik me bewust van het feit dat ook hier een principe, hoewel op zich volkomen gezond, tot uitersten kan leiden. Ik zou enkele paralellen willen noemen. De positie van de Katholieke Kerk berust nu, als tevoren, op het duidelijke principe van leiderschap van haar hiërarchie. En ik meen dat ik ook kan zeggen dat ook Rusland, zonder het leidersprincipe, de grote last die haar door deze oorlog was opgelegd, niet zou hebben kunnen overwinnen.
Dr. STAHMER: Wat betreft de maatregelen die u gisteren beschreef voor het versterken van uw macht, werden die genomen met volledige instemming van Reichspräsident Von Hindenburg?
GÖRING: Zolang de Reichspräsident in leven en dus actief was, werden die natuurlijk genomen met zijn instemming. En zover zijn toestemming volgens Artikel 48 van de Grondwet noodzakelijk was werd die toestemming ook gegeven.
Dr. STAHMER: Werd de Nationaalsocialistische regering door vreemde mogendheden erkend?
GÖRING: Onze regering werd erkend vanaf de eerste dag van haar bestaan en bleef erkend tot het einde, behalve waar door vijandelijkheden de diplomatieke betrekkingen met diverse landen werden verbroken.
Dr. STAHMER: Bezochten buitenlandse diplomatieke vertegenwoordigers uw partijbijeenkomsten in Neurenberg?
GÖRING: Diplomatieke vertegenwoordigers werden voor de partijbijeenkomsten uitgenodigd omdat dat de grootste evenementen en de grootste demonstraties van de Beweging waren en ze waren er allemaal bij, zij het niet allemaal elk jaar. Maar een herinner ik me erg goed.
Dr. STAHMER: Tot welk jaar?
GÖRING: Tot en met de laatste partijbijeenkomst, 1938.
Dr. STAHMER: In hoeverre werden na de machtsgreep eigendommen van politieke tegenstanders in beslag genomen?
GÖRING: Er werden wetten uitgevaardigd die de inbeslagname regelden van eigendommen van mensen die vijandig tegenover de Staat stonden, anders gezegd, eigendommen van partijen die wij tot vijanden van de Staat rekenden. De eigendommen van de Communistische Partij en haar zusterorganisaties, en de eigendommen van de SociaalDemocratische Partij werden gedeeltelijk in beslag genomen maar niet, en dat wil ik benadrukken, het privé eigendom van de leden of zelfs van de leiders van deze partijen. In tegendeel, een aantal vooraanstaande SociaalDemocraten die minister of ambtenaar waren geweest kregen hun volledige pensioen nog uitbetaald. Feitelijk werd dat later ook nog verhoogd.
Dr. STAHMER: Hoe verklaart u de acties tegen de vakbonden? Hoe verklaart u de acties tegen de Associatie van Vrije Arbeiders?
GÖRING: Allereerst de vakbonden: In Duitsland waren de vakbonden voor het merendeel, of de belangrijkste ervan nauw verbonden met de SociaalDemocratrische Partij en ook, in steeds grotere mate, dankzij de invloed en de activiteiten van de Communistren, aan de Communistische Partij. Dat waren in feite, zo niet formeel, organen, zeer actieve organen van deze partijen en ik heb het hier niet over de grote massa van de vakbonden maar over de leiders van de vakbonden. Bovendien was er ook nog een kleinere Christelijke vakbond, een orgaan van de Centrum Partij.
Deze vakbonden stemden vanwege hun leiders en de nauwe banden tussen deze leiders en de partijen die wij tot onze tegenstanders rekenden zo sterk met onze tegenstanders overeen dat ze op geen enkele manier binnen onze nieuwe Staat pasten. Als gevolg daarvan werden de vakbonden dus opgeheven en voor de arbeiders werd het Deutsche Arbeiter Front opgericht. Dit had naar mijn mening niet het verlies van vrijheid van de Duitse arbeider tot gevolg, in tegendeel, ik ben ervan overtuigd dat wij degenen waren die de Duitse arbeider echte vrijheid gaven want die bestond allereerst uit het feit dat wij zijn recht op werk garandeerden en bijzondere nadruk legden op zijn positie binnen de Staat.
We schaften natuurlijk twee dingen af die waarschijnlijk beschouwd moeten worden als kenmerken van een vrijheid die ik niet begrijp: stakingen aan de ene kant en uitsluiting aan de andere. Deze konden niet in overeenstemming worden gebracht met het recht op werk, noch met de plichten die iedere burger heeft ten opzichte van de grootsheid van zijn land. Wij verwijderden deze twee storende elementen, die ook bijdroegen aan het grote aantal werklozen en vervingen die door een groots opgezet arbeidsprogramma.
Het scheppen van werk was natuurlijk een ander essentieel onderdeel van ons sociale programma en is ook overgenomen door anderen, zij het onder een andere naam.
Ik ben niet van plan uit te weiden over dit sociale programma. Het was echter de eerste keer dat een arbeider recht had op vakantie, betaalde vakantie, dit terzijde. Er werden grote ontspanningscentra voor de arbeider geschapen. Enorme bedragen werden geïnvesteerd in nieuwe woonprojecten voor arbeiders. De hele levensstandaard van de arbeider werd verbeterd. Tot aan die tijd waren de arbeiders misbruikt en uitgebuit. Hij had nauwelijks eigendommen van zichzelf omdat hij tijdens zijn jaren van werkloosheid alles had moeten verkopen of belenen. Dus zou ik tot slot willen zeggen, zonder in details te treden, dat we de vrije arbeider niet to slaaf maakten maar eerder de arbeider bevrijdden van de ellende van de werkloosheid.
Dr. STAHMER: U had het gisteren over de Röhm Putsch. Wie was Röhm en waaruit bestond die Putsch?
GÖRING: Röhm was vanaf 1931 Chef Staf van de SA geweest, met andere woorden, hij was voor de SA verantwoording schuldig aan de Führer die zelf de hoogste SA leider was en hij leidde de SA namens de Führer.
Het belangrijkste geschilpunt tussen ons en Röhm was dat Röhm, net als zijn voorganger Pfeffer, een sterkere revolutionaire weg wilde inslaan terwijl de Führer, zoals ik al eerder heb gezegd, de wetmatige ontwikkeling had bevolen waarvan de zege kon worden verwacht.
Na de machtsgreep wilde Röhm onder alle omstandigheden het Reichsverteidigungsministerium naar zich toetrekken. De Führer weigerde dat resoluut omdat hij niet wilde dat de strijdkrachten op een of andere manier politiek geleid zouden worden of de strijdkrachten politiek zouden worden beïnvloed.
De tegenstelling tussen de strijdkrachten en de groep Röhm – ik heb het met opzet niet over de tegenstelling tussen de strijdkrachten en de SA, want die was er niet, maar alleen over de groep leiders die zich destijds de SA leiding noemden en dat was ook zo – bestond hieruit dat Röhm het grote aantal generaals en hogere officieren wilde verwijderen die al die tijd lid van de Reichswehr waren geweest, want het was zijn mening dat deze officieren geen garantie voor de nieuwe Staat konden bieden omdat, zoals hij het zei, zij in de loop der jaren hun ruggengraat hadden gebroken en zij niet langer in staat waren actieve elementen te vormen binnen de nieuwe Nationaalsocialistische Staat.
De Führer, en ik ook, hadden in dit verband precies de tegenovergestelde mening.
Ten tweede, het streven van de Röhm aanhangers, zoals ik ze zou willen noemen, was gericht op een ander doel, op een revolutionaire daad; en zij waren tegen wat zij reactionair noemden. Zij wilden beslist een meer linkse houding aannemen. Ze waren ook sterk gekant tegen de Kerk en ook zeer sterk gekant tegen Joden. Al met al, en ik verwijs alleen naar de kring bestaande uit bepaalde personen, wensten zij een revolutie te beginnen. Dat Röhm al zijn mensen op leidende posities binnen de SA zette, de eerbare elementen verwijderde en de eerbare SA mensen zonder hun medeweten misleidde, is een bekend feit.
Als er destijds al inbreuk werd gepleegd, dan ging het altijd om de zelfde personen, allereerst de SA leider in Berlijn, Ernst; ten tweede de leider in Breslau, Heines; de leiders in München en Stettin enzovoorts. Een paar weken voor de Röhm Putsch vertrouwde een lagere SA leider mij toe dat hij had gehoord dat er een actie tegen de Führer en zijn mensen werd voorbereid om het Drittes Reich zo snel mogelijk te vervangen door een definitief Viertes Reich, de uitdrukking die die mensen gebruikten.
Mij werd op het hart gedrukt en gesmeekt om rond mijn huis niet alleen bewaking door een regiment politie op te stellen maar ook om een erewacht van de SA te benoemen. Ik heb daarin toegestemd en later hoorde ik van de commandant van deze troepen dat het doel van die erewacht was mij op een gegeven moment te arresteren.
Ik kende Röhm erg goed. Ik liet hem bij mij komen. Ik legde openlijk de dingen aan hem voor die ik had gehoord. Ik herinnerde hem aan onze gemeenschappelijke strijd en ik vroeg hem zijn onvoorwaardelijke geloof in de Führer te behouden. Ik bracht dezelfde argumenten naar voren die ik zojuist heb genoemd maar hij verzekerde mij dat hij er natuurlijk niet aan dacht iets tegen de Führer te ondernemen. Kort daarna hoorde ik verdere berichten dat hij nauwe banden had met die kringen die ook sterk tegen ons gekant waren. Daar was bijvoorbeeld de groep rond de voormalige Reichskanzler Von Schleicher. Daar was de groep rond Gregor Strasser, het voormalig lid van de Reichstag en organisatieleider van de partij die uit de partij was gezet. Dit waren groepen die tot de voormalige vakbonden hadden behoord en die nogal naar links neigden. Ik achtte het mijn plicht de Führer nu over dit onderwerp te raadplegen. Ik was verbaasd toen hij me vertelde dat hij ook al van deze zaken afwist en ze als een groot gevaar beschouwde. Hij zei echter dat hij wenste verdere ontwikkelingen af te wachten en die scherp in de gaten te houden.
De volgende gebeurtenis voltrok zich ongeveer zoals de getuige Korner hier heeft beschreven en daarom kan ik die overslaan. Ik kreeg bevel om in noord Duitsland onmiddellijk op te treden tegen de beschuldigde mannen van de groep Röhm. Er werd besloten dat sommigen van hen moesten worden gearresteerd. In de loop van de dag gaf de Führer opdracht tot de executie van de SA leider in Pommeren, Ernst en twee of drie anderen. Zelf ging hij naar Beieren waar de laatste vergadering van een aantal Röhm leiders plaatsvond en arresteerde Röhm en deze mensen persoonlijk in Bad Wiessee.
Destijds vormde deze zaak een reëel gevaar omdat verschillende SA eenheden, door het gebruik van valse wachtwoorden waren bewapend en opgeroepen. Ergens volgde een erg kort gevecht en werden twee SA leiders doodgeschoten. Ik gaf de politie, die in Pruissen al onder Himmler en Heydrich stond, de bevoegdheid de arrestaties te doen. Alleen het hoofdkwartier van Röhm, die niet aanwezig was, liet ik bezetten door een regiment van de geüniformeerde politie die onder mij viel. Toen het hoofdkwartier van de SA leider in Berlijn, Ernst werd doorzocht, vonden we daar in de kelders meer half-automatische geweren dan de hele Pruissisiche politie in haar bezit had.
Nadat Hitler, op basis van de gebeurtenissen in Bad Wiessee, had bevolen wie er, gezien de nationale noodtoestand moest worden geëxecuteerd, werd het bevel voor de executie van Ernst, Heydebreck en een paar andere medewerkers van Röhm uitgegeven. Er lag geen bevel om andere mensen die waren gearresteerd, te executeren. Bij de arrestaie van de voormalige Reichskanzler Von Schleicher gebeurde het dat hij en zijn vrouw werden gedood. Er vond een onderzoek naar deze gebeurtenis plaats en er werd ontdekt dat toen Von Schleicher werd gearresteerd, volgens de verklaringen van de twee getuigen, hij naar een pistool greep, waarschijnlijk om zelfmoord te plegen, waarop de twee mannen hun revolvers trokken en mevrouw Von Schleicher zich op een van hen wierp om hem tegen te houden waardoor zijn revolver afging. We betreurden dat incident zeer.
In de loop van die avond hoorde ik dat ook andere mensen waren geëxecuteerd, zelfs mensen die niets te maken hadden met de Röhm Putsch. De Führer kwam die zelfde avond naar Berlijn. Nadat ik hiervan gehoord had, later die avond of 's nachts, ging ik de volgende middag naar hem toe en vroeg hem onmiddellijk een order uit te vaardigen dat verdere executies onder alle omstandigheden door hem, de Führer, waren verboden hoewel twee andere mensen die er zeer nauw bij betrokken waren en op bevel van de Führer hadden moeten worden geëxecuteerd, nog in leven waren. Deze mensen werden dus in leven gelaten. Ik vroeg hem dat te doen omdat ik mij bezorgd maakte dat de zaak uit de hand zou lopen – zoals tot op zekere hoogte al was gebeurd – en ik zei de Führer dat er onder geen beding nog meer bloedvergieten mocht plaatsvinden.
Deze order werd toen door de Führer in mijn aanwezigheid uitgegeven en werd direct onder alle diensten verspreid. De actie werd daarna aangekondigd in de Reichstag, goedgekeurd door Reichstag en Reichspräsident als een noodzakelijke actie onder de nationale noodtoestand. Het werd betreurd dat er, net als in alle soortgelijke incidenten, een aantal blunders was begaan.
Het aantal slachtoffers is sterk overdreven. Voor zover ik me nu precies kan herinneren waren er 72 of 76 slachtoffers, de meesten daarvan werden in zuid Duitsland geëxecuteerd.
Dr. STAHMER: Wist u van de verandering van houding van de partij en Staat in de loop der tijd ten opzichte van de Kerk?
GÖRING: Zeker. Maar als laatste opmerking over de Röhm Putsch zou ik willen benadrukken dat ik de volledige verantwoordelijkheid aanvaard voor de acties die, op bevel van de Führer tegen deze mensen zijn ondernomen – Ernst, Heydebreck en diverse anderen – en die ik heb uitgevoerd of doorgegeven; en dat ik zelfs vandaag van mening ben dat ik beslist juist heb gehandeld en met een gevoel van plichtsbesef. Dat werd door de Reichspräsident bevestigd maar een dergelijke bevestiging was niet nodig om mij ervan te overtuigen dat ik hier iets had voorkomen wat een groot gevaar voor de Staat vormde.
Wat betreft de houding ten opzichte van de Kerk: de houding van de Führer was welwillend, in het begin zeker welwillend. Ik zou niet willen zeggen dat die positief was in de zin dat hij positief stond tegenover religie of een overtuigd aanhanger van een van de religies was, maar zijn houding was welwillend en positief in die zin dat hij de noodzaak van de Kerk erkende. Hoewel hij zelf Katholiek was, wilde hij dat de Protestantse Kerk een sterkere positie in Duitsland zou krijgen omdat Duitsland voor 2/3 Protestants was. De Protestantrse Kerk was echter verdeeld in provinciale kerken en er waren diverse kleine verschillen die de dogmatici zeer ernstig opnamen. Om die reden bestreden zij elkaar eens in het verleden, zoals wij weten gedurende 30 jaar; maar deze verschillen leken ons niet zo belangrijk. Daar waren de Gereformeerden, de Verenigden en de zuiver Lutheranen - ik ben geen kenner op dat gebied. Grondwettelijk gezien was ik, als Eerste Minister van Pruissen, in een bepaald opzicht zeker de hoogste gezagsdrager in de Pruissische Kerk maar ik bemoeide mij niet al te veel met die zaken.
De Führer wilde de samenvoeging van de Protestantse Evangelische Kerken bereiken door het benoemen van een Reichsbischof, zodat er zowel een hoge Protestantse kerkelijke gezagsdrager zou zijn als een hoge Katholieke kerkelijke gezagsdrager. Om te beginnen liet hij de keuze aan de Evangelische kerken over maar die konden niet tot overeenstemming komen. Uiteindelijk schoven zij een naam naar voren, juist die welke voor ons niet acceptabel was. Toen werd er iemand tot Reichsbischof benoemd die meer vertrouwen van de Führer genoot dan een van de andere provinciale bisschoppen.
Voor de Katholieke Kerk beval Hitler dat er een concordaat moest worden gesloten door de heer Von Papen. Kort voor die overeenkomst door de heer Von Papen werd gesloten, bezocht ik zelf de Paus. Ik had vele banden met de hogere Katholieke geestelijkheid vanwege mijn Katholieke moeder en dus – zelf ben ik Protestants – had ik zicht op beide kampen.
Een ding natuurlijk, waar de Führer en wij allemaal voor stonden was om de politiek zoveel mogelijk buiten de Kerk te houden. Ik vond het niet juist, moet ik eerlijk zeggen, dat de ene dasg de priester in de kerk zich deemoedig bezig houdt met het spirituele welzijn van zijn gemeente en dan de volgende een min of meer opruiende toespraak in het parlement houdt.
Een scheiding werd door ons voorbereid, met andere woorden, de geestelijken moesten zich op hun eigen terrein concentreren en ervan afzien betrokken te raken bij politieke kwesties. Vanwege het feit dat er in Duitsland politieke partijen waren met sterke bindingen met de kerk ontstond er hier grote verwarring. Dat is de verklaring voor het feit dat er vanwege deze politieke oppositie die eerst een rol speelde op het politieke terrein van het parlement en in verkiezingscampagnes, onder bepaalde groepen van ons volk een vijandige houding jegens de Kerk ontstond. Want men moet niet vergeten dat dergelijke verkiezingsdebatten en toespraken vaak werden gehouden in het bijzijn van de kiezer tussen politieke vertegenwoordigers van onze partij en geestelijken die politieke partijen vertegenwoordigden die sterker aan de Kerk waren gebonden.
Vanwege deze situatie en een zekere vijandigheid is het begrijpelijk dat een wat meer radicale groepering – als ik die uitdrukking in dit verband mag gebruiken – deze beweringen niet vergeten had en nu van zijn kant de strijd op een oneerlijk niveau voortzette. Maar de opvatting van de Führer was dat de kerken bestaansrecht moesten krijgen en de kans zich te ontwikkelen. In een Beweging en in een Partij die geleidelijk aan min of meer het grootste deel van de Duitse natie in zich had opgenomen en die nu op haar politieke terrein ook de politiek actieve personen in Duitsland had opgenomen, is het alleen maar natuurlijk dat niet alle leden op alle gebieden dezelfde mening hebben, ondanks het Führerprinzip. Het tempo, de methode, de houding kan verschillend zijn, en binnen zulke grote Bewegingen, zelfs als die zo autoritair worden geleid, vormen zich bepaalde groepen als reactie op bepaalde problemen. En als ik de groep zou moeten noemen die in de Kerk dan wel geen politiek gevaar zag maar eerder een ongewenst instituut, dan moet ik boven alles twee personen noemen: Himmler aan de ene kant en Bormann – in het bijzonder later veel radicaler dan Himmler – aan de andere kant.
Himmler's motieven waren minder van politieke dan van een verwarde mystieke aard. Bormann's doelen waren duidelijker. Het was ook duidelijk dat binnen de grote groep Gauleiter er een of twee meer geïnteresseerd waren in deze strijd tegen de Kerk. Dus waren er een aantal Gaue waar alles volkomen in orde was waar het de Kerken betrof en er waren een paar anderen waar de Kerk fel bestreden werd.
Ik ben regelmatig persoonlijk tussenbeide gekomen. Ten eerste, om mijn houding te tonen en orde te scheppen, benoemde ik in de Pruissisiche Staatsraad twee mannen waarin ik bijzonder vertrouwen stelde, een hoge Protestantse en een hoge Katholieke geestelijke.
Ik zelf ben geen wat men noemt kerkganger, maar ik ben er zo af en toe heen geweest en heb altijd gemeend dat ik bij de Kerk hoorde en heb altijd die ceremoniën waarover de Kerk heerst – huwelijk, doop, begrafenis enzovoorts – bij mij thuis door de Kerk laten houden.
Mijn bedoeling daarbij was de twijfelaars, die in deze strijd tussen de meningen niet wisten wat te doen, te tonen dat wanneer de tweede man in de Staat naar de kerk gaat, voor de kerk trouwt, zijn kind laat dopen en in de gemeente laat opnemen enzovoorts, dat zij dan gerust hetzelfde kunnen doen. Uit een aantal brieven die ik als gevolg daarvan ontving kan ik zien dat ik het goede deed.
Maar naarmate de tijd verstreek werd de situatie, op andere gebieden maar ook op dit, steeds kritieker. Tijdens de eerste jaren van de oorlog sprak ik er nog eens met de Führer over en vertelde hem dat de grootste zorg nu was dat iedere Duitser zijn plicht moest doen en dat iedere soldaat zijn mogelijke dood moedig onder ogen moest zien. Als in dat verband zijn geloofsovertuiging voor hem een hulp en steun is, of hij nu tot dit of dat geloof behoort, kan dat alleen maar een voordeel zijn en iedere verstoring zou in dit verband de innerlijke kracht van de soldaat kunnen aantasten. De Führer was het daar zeker mee eens. Ik had in de Luftwaffe opzettelijk geen aalmoezeniers want ik was van mening dat ieder lid van de Luftwaffe naar die geestelijke toe moest gaan waarin hij het meeste vertrouwen had.
Dit werd soldaten en officieren regelmatig bij de parade meegedeeld. Maar tegen de Kerk zelf zei ik dat het goed zou zijn een duidelijke scheiding te hebben. Mannen moeten bidden in de kerk en er niet exerceren; in de kazerne moet men exerceren en niet bidden. Op die manier hield ik vanaf het prille begin de Luftwaffe vrij van iedere religieuze onrust en ik garandeerde volledige gewetensvrijheid voor ieder.
De situatie werd snel steeds kritieker – en ik kan de reden daarvoor echt niet noemen – gedurende de laatste 2 of 3 jaar van de oorlog. Het kan iets te maken hebben met het feit dat in sommige van de bezette gebieden, in het bijzonder in Polen en ook in Tsjechië, de geestelijken sterke vertegewoordigers waren van nationale gevoelens en dit weer tot botsingen leidde op politiek gebied die dan weer overwaaiden naar religieus terrein. Ik weet niet of dit een van de redenen was maar het lijkt me aannemelijk. Over het algemeen zou ik willen zeggen dat de Führer zelf niet tegen de Kerk was. Hij vertelde me in feite bij een gelegenheid dat er bepaalde dingen zijn waarbij zelfs de Führer niet alles voor het zeggen heeft wanneer die nog niet beslist zijn of verandering behoeven en dat hij geloofde dat er destijds veel werd gedacht en gesproken over een reorganisatie van de Kerk. Hij zei dat hij zichzelf niet zag voorbestemd als kerkhervormer en dat hij niet wilde dat een van zijn politieke leiders hier met de eer zou gaan strijken.
Dr. STAHMER: Nu, in de loop van de tijd zijn een groot aantal geestelijken, zowel uit Duitsland maar in het bijzonder uit de bezette gebieden – u noemde zelf Polen en Tsjechoslowakije – afgevoerd naar
concentratiekampen. Wist u daar iets van?
GÖRING: Ik wist eerst dat in Duitsland een aantal geestelijken naar
concentratiekampen werd afgevoerd. Het geval Niemöller was algemeen bekend. Ik wil niet op bijzonderheden ingaan want het is algemeen bekend. Een aantal andere geestelijken werd naar concentratiekampen gestuurd maar pas in de latere jaren, toen de gevechten kritieker werden, omdat zij vanaf de kansel politieke toespraken hielden en kritiek uitten op maatregelen van de Staat of de Partij; afhankelijk van de ernst van deze kritiek trad de politie dan op.
Ik zei bij een gelegenheid tegen Himmler dat ik vond dat het niet verstandig was geestelijken te arresteren. Zolang zij in de kerk spraken konden zij zeggen wat zij wilden maar wanneer zij politieke toespraken hielden buiten de kerk kon hij tegen hen optreden, net zoals hij dat zou doen tegen andere mensen die toespraken hielden die vijandig waren tegenover de Staat. Bepaalde geestelijken die in hun kritiek erg ver gingen, werden niet gearresteerd. Waar het de arrestatie van geestelijken in bezette gebieden betreft, daar hoorde ik over en ik heb eerder gezegd dat dit niet zo zeer gebeurde om religieuze redenen alleen omdat zij geestelijken waren maar meer omdat zij ter zelfder tijd nationalisten waren – dat begrijp ik uit hun opvattingen – en dus vaak betrokken bij acties die vijandig waren ten opzichte van de bezettende macht.
Dr. STAHMER: Het partijprogramma bevatte meen ik twee punten die met de kwestie van de Joden te maken hadden. Wat was uw principiële houding ten opzichte van deze kwestie?
GÖRING: Deze kwestie, die in de Aanklacht zo sterk benadrukt is, dwingt mij onder alle omstandigheden bepaalde uitspraken te doen.
Na de ineenstorting van Duitsland in 1918 kregen de Joden in Duitsland veel macht op alle terreinen van het leven, in het bijzonder op het gebied van politiek, algemene wetenschappen en cultuur en in het bijzonder op het economische vlak. De mannen die van het front terugkeerden hadden niets om naar uit te zien en troffen een groot aantal Joden aan die tijdens de oorlog uit Polen en het Oosten waren gekomen, op posities, voornamelijk economische posities. Het is bekend dat onder invloed van de oorlog en zaken die ermee te maken hadden – demobilisatie, die grote mogelijkheden opende voor het zakendoen - inflatie, deflatie, enorme verschuivingen plaatsvonden binnen de bezittende klasse.
Er waren veel Joden die niet de noodzakelijke terughoudendheid betrachtten en die in het openbare leven meer en meer opvielen, zodat zij feitelijk bepaalde vergelijkingen uitlokten vanwege hun aantal en de posities die zij bekleedden in tegenstelling tot het Duitse volk. Bovendien was daar het feit dat dat in het bijzonder die groeperingen die door nationaal denkende mensen werden gemeden ook een aantal Joodse leiders had dat in geen verhouding stond tot het totaal aantal Joden.
Dat gold niet alleen voor Duitsland maar ook voor Oostenrijk dat we altijd al hadden beschouwd als een deel van Duitsland. Daar was de hele SociaaalDemocratische leiding in Joodse handen. Zij speelden een zeer aanzienlijke rol in de politiek, in het bijzonder in de linkse partijen en ze werden ook zeer belangrijk in de pers van alle politieke richtingen.
Destijds ontstonden er zo voortdurende, ononderbroken aanvallen op alles wat nationaal was, nationale concepten en nationale idealen. Ik vestig de aandacht op alle tijdschiften en artikelen waarin zaken die voor ons heilig waren door de modder werden gehaald. Ik vestig ook de aandacht op de verdraaiing die werd toegepast op het gebied van de kunst; op toneelstukken waarin de gevechten aan het front door de modder gesleurd werden en het ideaal van de dappere soldaat besmeurden. Feitelijk zou ik een enorme stapel van dergelijke artikelen, boeken, toneelstukken enzovoorts kunnen overleggen; maar dat zou te ver gaan en ik ben in werkelijkheid niet al te goed bekend op dit terrein. Vanwege dit alles ontstond er een tegenbeweging die zeker niet door het Nationaalsocialisme werd geschapen maar die al eerder had bestaan, die al sterk was tijdens de oorlog en die na de oorlog nog sterker op de voorgrond trad toen de invloed van het
Jodendom dergelijke gevolgen had.
Bovendien kwamen op cultureel en intellectueel gebied ook veel zaken tot uitdrukking die niet overeenkwamen met Duitse gevoelens. Hier heerste ook grote verdeeldheid. Bovendien was er het feit dat in economische kwesties, als men de westelijke industrie buiten beschouwing laat, er een bijna complete overheersing bestond door het
Jodendom, dat zeker bestond uit elementen die lijnrecht tegenover de oude, gevestigde Joodse families stonden.
Toen de Beweging daarna haar programma opstelde, wat gebeurde door een paar eenvoudige mensen – voor zover ik weet had
Adolf Hitler zelfs niet eens deel aan het opstellen van het programma, tenminste nog niet als leider – bevatte het programma dat punt dat een belangrijke rol speelde als defensief punt onder grote delen van de Duitse bevolking. Kort daarvoor was er de Radenrepubliek in München uitgeroepen en waren gijzelaars vermoord en ook hier waren de leiders voornamelijk Joden. Het is daarom begrijpelijk dat een in programma, door eenvoudige mensen in München opgesteld, dit natuurlijk werd opgenomen als defensief punt. Er kwam ook nieuws van een Radenrepubliek in Hongarije – alweer voornamelijk bestaand uit Joden. Dit alles had een sterke indruk gemaakt. Toen het programma bekend werd, werd de partij – die destijds zeer klein was – in eerste instantie niet serieus genomen en uitgelachen. Maar dan, vanaf het prille begin werd er een geconcentreerde en zeer felle aanval ingezet van de kant van de hele Joodse pers, of de door Joden beïnvloedde pers tegen de Beweging. Overal stonden Joden vooraan in de strijd tegen de Nationaalsocialisten, hetzij in de pers, in de politiek, in het culturele leven door het Nationaalsocialisme verachtelijk en belachelijk te maken of op economisch gebied. Wie Nationaalsocialist was kon geen baan krijgen; de Nationaalsocialistische zakenman kon geen voorraden krijgen of een plek om te adverteren en zo verder. Dit alles had natuurlijk een sterk verdedigende houding van de Partij tot gevolg en leidde vanaf het prille begin tot een verheviging van de strijd, die oorspronkelijk niet de bedoeling van het programma was geweest. Want het programma richtte zich duidelijk boven alles op een ding: dat Duitsland door Duitsers zou worden bestuurd. En het was wenselijk dat de leiding, in het bijzonder de politieke vorming van het lot van het Duitse volk in handen zou liggen van Duitse personen die het moreel van het Duitse volk weer konden verhogen op een manier waarop mensen van een ander ras dat niet konden. Daarom was het belangrijkste punt eerst om de Joden slechts van de politiek uit te sluiten, van de leiding van de Staat. Later werd dit uitgebreid naar het terrein van de cultuur vanwege de felle strijd die zich in het bijzonder op dit terrein had ontwikkeld tussen het Jodendom enerzijds en het Nationaalsocialisme anderzijds.
Ik geloof dat wanneer in dit verband door ons de vele harde woorden die tegen de Joden en het Jodendom waren gezegd genoemd zouden worden, ik nog steeds in een positie zou verkeren waarin ik tijdschriften, boeken, kranten en toespraken kan overleggen waarin de uitdrukkingen en beledigingen die van de andere kant kwamen, ver in de meerderheid waren. Dat alles moest duidelijk leiden tot een verheviging.
Kort na de machtsovername werden er talloze uitzonderingen gemaakt. Joden die hadden deelgenomen aan de Wereldoorlog en die onderscheidingen hadden ontvangen werden anders behandeld en er werd consideratie getoond; zij bleven verschoond van maatregelen die Joden van openbare functies uitsloten.
Zoals ik heb gezegd, het belangrijkste doel was hen uit te sluiten van de politiek en daarna van het culturele leven.
De
Neurenberger Wetten waren bedoeld om te komen tot een duidelijke scheiding van rassen en in het bijzonder het idee van personen van gemengd bloed in de toekomst af te schaffen, want de term half Jood of kwart Jood leidde tot voortdurend onderscheid en verwarring waar het hun posities betrof. Ik wil hier benadrukken dat ik zelf regelmatig gesprekken had met de Führer over personen van gemengd bloed en dat ik de Führer erop wees dat wanneer de Duitse Joden eenmaal duidelijk gescheiden waren het onmogelijk was dat er nog een categorie tussen die twee zat die bestond uit een onduidelijke groep van het Duitse volk die niet op gelijke hoogte stond met de andere Duitsers. Ik stelde hem voor dat hij, als welwillend gebaar, het idee van personen van gemengd bloed zou afschaffen en zulke mensen op hetzelfde niveau zou plaatsen als de andere Duitsers. De Führer hoorde dit voorstel met veel belangstelling aan en was geheel voor het overnemen van mijn standpunt, in feite gaf hij enkele voorbereidende bevelen. Toen braken er meer roerige tijden aan, wat betreft de buitenlandse politiek – de Sudetencrisis, Tsjechoslowakije, de bezetting van het Rijnland, daarna de Poolse crisis – en de kwestie van personen van gemengd bloed verdween naar de achtergrond; maar aan het begin van de oorlog vertelde de Führer mij dat hij bereid was deze kwestie op een positieve en welwillende wijze op te lossen, maar pas na de oorlog.
De
Neurenberger Wetten moesten in de toekomst het begrip personen van gemengd bloed uitsluiten door middel van een duidelijke scheiding van rassen. Als gevolg daarvan werd in de strafvordering van de Neurenberger Wetten bepaald dat nooit de vrouw maar altijd de man strafbaar zou zijn, ongeacht of hij Duits of Joods was. De Duitse vrouw of de Jodin zou niet worden gestraft. Toen braken er rustiger tijden aan en de Führer was altijd van mening dat de Joden voorlopig binnen de economie konden blijven, zij het niet in leidende en vooraanstaande posities totdat een gecontroleerde emigratie, geleidelijk aan opgezet en later uitgebreid, dit probleem zou oplossen. Ondanks voortdurende verstoringen en problemen op economisch gebied werden de Joden over het algemeen ongemoeid gelaten in hun economische posities.
De buitengewone verheviging die later op gang kwam begon eigenlijk pas na de gebeurtenissen in 1938 en dan in nog grotere mate in de oorlogsjaren. Maar hier was er natuurlijk nog weer een radicale groep voor wie de Joodse kwestie meer op de voorgrond stond dan voor andere groepen binnen de Beweging; net zo als, ik zou dit punt willen benadrukken, het begrip Nationaalsocialisme als filosofie op verschillende manieren werd uitgelegd – door de een meer filosofisch, door de ander meer mystiek, door een derde in practische en politieke zijn. Dat gold ook voor de diverse punten in het programma. Voor de ene persoon waren bepaalde punten belangrijker, voor een ander minder. Een persoon zou een punt in het programma, dat gericht was tegen Versailles en op een vrij en sterk Duitsland, zien als het hoofdpunt van het programma; een ander zou het Joodse vraagstuk als hoofdpunt zien.
De PRESIDENT: Is dit een gunstig moment om te schorsen? Dr. Stahmer, kunt u het Tribunaal zeggen hoe lang u denkt dat het verhoor van beklaagde Göring nog zal duren?
Dr. STAHMER: Ik denk dat we in de loop van morgenochtend klaar zullen zijn.
De PRESIDENT: Dat is erg lang.
Dr. STAHMER: Ik zal mijn best doen om het kort te houden.
(de zitting wordt geschorst)