Dr. STAHMER: Getuige Dahlerus is al enkele dagen in Neurenberg en wacht om te getuigen. Hij heeft me meegedeeld dat hij tegen donderdag beslist weer in Stockholm moet zijn. Om deze reden heeft hij mij verzocht en ik vraag het Tribunaal toestemming om hem morgenochtend als getuige op te roepen, zelfs wanneer het kruisverhoor nog niet is beëindigd. De Aanklagers hebben allen met mijn voorstel ingestemd.
De PRESIDENT: Zei u dat de Aanklagers met uw voorstel hebben ingestemd?
Dr. STAHMER: Jawel, Edelachtbare. Ik heb de vier betrokken heren gesproken en zij hebben hierin toegestemd.
De PRESIDENT: Hoe lang denkt u dat het verhoor in eerste termijn van deze getuige gaat duren? Wat het verhoor in tweede termijn betreft kunt u dat niet aangeven.
Dr. STAHMER: Ik denk dat ik een halve dag nodig heb, dat wil zeggen, tot morgenmiddag. Ik kan het niet met zekerheid zeggen maar het is zeer waarschijnlijk dat het zolang gaat duren.
De PRESIDENT: Heeft zijn getuigenis alleen betrekking op die paar dagen voor 1 september 1939?
Dr. STAHMER: Er zijn nog twee bijkomende vragen maar die vragen kunnen kort beantwoord worden. Het schijnt dat hij na september nog twee pogingen heeft ondernomen maar dit zijn zeer korte vragen.
De PRESIDENT: Het komt het Tribunaal voor dat een halve dag geheel onnodig is voor het verhoor van een getuige die over zaken gaat spreken die zich een paar dagen voor het begin van de oorlog afspeelden.
Dr. STAHMER: Dat zou ik zo niet willen zeggen, Meneer de President. Het zijn niet slechts een paar dagen. Deze onderhandelingen begonnen al eind juni of begin juli. Ik zou er verder aan willen toevoegen dat ik mij natuurlijk zal beperken tot die vragen die voor het Proces van belang zijn, maar deze vragen moeten worden gesteld.
De PRESIDENT: Het Tribunaal staat dit toe als de Aanklager wenst dat deze getuigenis wordt toegevoegd. Het Tribunaal vertrouwd erop dat u uw verhoor in eerste termijn veel korter weet te houden dan u hebt aangegeven.
Mr. JUSTICE JACKSON: Getuige, u hebt ons deelgenoot gemaakt van de manier waarop u en anderen samenwerkten om alle macht in de Duitse Staat in handen van de Führer te leggen. Is dat juist?
GÖRING: Ik sprak over mijzelf en de mate waarin ik er deel aan had.
Mr. JUSTICE JACKSON: Is er een beklaagde hier aanwezig waarvan u weet dat die niet tot dat doel zover mogelijk met u samenwerkte?
GÖRING: Dat geen enkele van de beklaagden hier in het begin tegen de Führer was of hem tegenwerkte is duidelijk maar ik zou uw aandacht willen vestigen op het feit dat we altijd onderscheid moeten maken tussen verschillende perioden. Sommige vragen die mij worden gesteld zijn erg algemeen en het gaat hier tenslotte over een periode van 24 of 25 jaar; als u tenminste een duidelijk overzicht wilt hebben.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik wil nu uw aandacht vestigen op de vruchten van het systeem. U werd, voor zover ik begrijp, in 1940 ingelicht over een op handen zijnde aanval door het Duitse leger op Sovjet Rusland.
GÖRING: Ik heb al uitgelegd in hoeverre ik over deze zaken was geìnformeerd.
Mr. JUSTICE JACKSON: U meende dat een aanval niet alleen onnodig was, maar gezien vanuit Duits standpunt ook onverstandig?
GÖRING: In die periode was ik van mening dat de aanval moest worden uitgesteld teneinde andere taken uit te voeren die ik belangrijker achtte.
Mr. JUSTICE JACKSON: U zag geen enkele militaire noodzaak voor een aanval in die periode, zelfs niet vanuit Duits standpunt?
GÖRING: Natuurlijk was ik me volledig bewust van Rusland's inspanningen bij de opstelling van haar troepen maar ik hoopte eerst andere strategische maatregelen, door mij al beschreven, te kunnen nemen om de positie van Duitsland te kunnen verbeteren. Ik hoopte dat met de tijd die hiervoor nodig was het kritieke moment kon worden voorkomen. Ik wist natuurlijk heel goed dat dit voor Duitsland kritieke moment op ieder moment daarna kon komen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik kan slechts mijn vraag herhalen want ik stel vast dat u die niet beantwoord hebt.
Zag u in die tijd enige militaire noodzaak voor een aanval door Duitsland op Sovjet Rusland?
GÖRING: Ik was persoonlijk van mening dat in die tijd het gevaar nog niet maximaal was en daarom was de aanval nog niet echt nodig. Maar dat was mijn persoonlijke mening.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u was in die periode de tweede man in heel Duitsland?
GÖRING: Het heeft niets te maken met mijn positie als tweede man. Er heersten twee tegenstrijdige opvattingen over strategie. De Führer, de Nr. 1 man zag één gevaar en ik, als de Nr. 2 als u het zo wilt uitdrukken, wilde een andere strategische maatregel nemen. Als ik telkens mijn wil had opgelegd zou ik vermoedelijk de Nr. 1 geworden zijn. Maar omdat de Nr 1 een andere mening had en ik slechts de Nr 2 was gaf zijn mening natuurlijk de doorslag.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik heb uit uw getuigenis begrepen - en ik denk dat u dit met ja of nee kunt beantwoorden en ik zou het erg op prijs stellen als u dat deed - ik heb uit uw getuigenis begrepen dat u er tegen was, en de Führer verteld heeft dat u tegen een aanval op Rusland in die periode was. Heb ik gelijk of niet?
GÖRING: Dat is juist.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu, u was er op tegen omdat u het een voor Duitsland gevaarlijke onderneming vond, niet waar?
GÖRING: Ja, ik was van mening - en ik herhaal dit nogmaals - dat de tijd voor deze onderneming nog niet rijp was en dat er maatregelen moesten worden getroffen die wat Duitsland betrof, meer doeltreffend waren.
Mr. JUSTICE JACKSON: En toch, vanwege dat Führerprinzip, kon u, voor zover ik u begrijp het Duitse volk niet waarschuwen, u kon geen enkele vorm van druk uitoefenen om die stap te voorkomen, u kon zelfs niet aftreden om uw plaats in de geschiedenis te beschermen?
GÖRING: Dat zijn een aantal vragen tegelijk. Ik zou de eerste willen beantwoorden.
Mr. JUSTICE JACKSON: Beantwoord ze maar apart, als u wilt.
GÖRING: De eerste vraag was meen ik of ik de mogelijkheid benutte om het Duitse volk over dit gevaar in te lichten. Ik had er geen gelegenheid voor. We waren in oorlog en zulke tegenstrijdige meningen waar het strategie betrof kon je tijdens een oorlog niet aan het volk voorleggen. Ik meen dat dat in de wereldgeschiedenis nog nooit gebeurd is. Ten tweede, waar het mijn aftreden betreft: daar wens ik zelfs niet over te spreken want tijdens de oorlog was ik officier, soldaat en het interesseerde me niet of ik het al of niet met een mening eens was, ik had als soldaat slechts mijn land te dienen.
Ten derde was ik niet de man om iemand, die ik trouw gezworen had, te laten vallen telkens wanneer hij met mij van mening verschilde. Als dat het geval geweest zou zijn zou er geen noodzaak geweest zijn, mij vanaf het begin aan hem te binden. Het kwam nooit bij me op de Führer in de steek te laten.
Mr. JUSTICE JACKSON: Voor zover u weet werd het Duitse volk in een oorlog gestort met de aanval op Rusland in de veronderstelling dat u er een voorstander van was?
GÖRING: Het Duitse volk wist pas van een oorlogsverklaring tegen Rusland toen de oorlog tegen Rusland al was begonnen. Het Duitse volk had er daarom niets mee te maken. Het Duitse volk werd niets gevraagd, hen werd alleen het feit medegedeeld en de noodzaak ervoor.
Mr. JUSTICE JACKSON: Op welk moment wist u dat de oorlog, waar het betreft het bereiken van de doelen die u in gedachten had, een verloren zaak was?
GÖRING: Dat is heel moeilijk te zeggen. In ieder geval, naar mijn overtuiging, redelijk laat; pas tegen het einde van de oorlog raakte ik ervan overtuigd dat die verloren was. Tot aan dat moment had ik altijd gehoopt en gewenst dat er een impasse zou ontstaan.
Mr. JUSTICE JACKSON: In november 1941 stortte het offensief in Rusland ineen?
GÖRING: Dat is niet helemaal waar. We hadden tegenslagen vanwege het weer of liever, het doel dat we ons gesteld hadden werd niet bereikt. De doorbraak in 1942 bewees duidelijk dat er geen sprake was van een militaire ineenstorting. Sommige korpsen die naar voren waren opgerukt werden slechts teruggeslagen, andere werden teruggetrokken. De totaal onverwacht vroeg invallende winter was daar de oorzaak van.
Mr. JUSTICE JACKSON: U zei "relatief laat". De uitdrukking die u gebruikte zegt me niets omdat ik niet weet wat u onder relatief verstaat. Kunt u naar aanleiding van gebeurtenissen vastleggen wanneer u tot de overtuiging kwam dat de oorlog was verloren?
GÖRING: Toen na 12 januari 1945 het Russische offensief was doorgedrongen tot aan de Oder en op dezelfde tijd het Ardennen offensief niet was doorgebroken moest ik me wel realiseren dat de nederlaag waarschijnlijk langzaam op ons af zou komen. Tot aan dat moment had ik altijd gehoopt dat aan de ene kant de posities in het oosten aan de Vistula en aan de andere kant de posities aan de Westwall in het westen behouden konden worden totdat de aanvoer van de in massa geproduceerde nieuwe wapens een verlichting van de Anglo-Amerikaanse luchtoorlog zou veroorzaken.
Mr. JUSTICE JACKSON: Kunt u dat in tijd vastleggen; u hebt het ons uitgelegd naar aanleiding van gebeurtenissen?
GÖRING: Ik zei alleen januari 1945, half of eind januari 1945. Daarna was er geen hoop meer.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wilt u ons doen geloven dat u als militair, zich pas in januari 1945 realiseerde dat Duitsland geen succes in de oorlog kon hebben?
GÖRING: Zoals ik al heb gezegd moeten we een scherp onderscheid maken tussen twee mogelijkheden. Allereerst een succesvol beëindigen van een oorlog en ten tweede een oorlog die eindigt zonder dat er een winnaar of verliezer is. Wat betreft een succesvol resultaat: het moment waarop het duidelijk werd dat dat niet langer mogelijk was, lag veel vroeger terwijl realisering van het feit dat een nederlaag aanstaande was pas kwam op het moment dat ik net heb genoemd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Gedurende een tijd daarvoor wist u dat een succesvol beëindigen van de oorlog alleen bereikt kon worden wanneer u tot enige vorm van overeenstemming met de vijand kon komen, niet waar?
GÖRING: Een succesvol beëindigen van een oorlog kan natuurlijk alleen als succesvol worden beschouwd wanneer ik ofwel de vijand versla, ofwel door onderhandelingen met de vijand een akkoord bereik dat me garanties biedt voor succes. Dat noem ik een succesvolle beëindiging. Ik noem het een gelijk spel wanneer ik met de vijand tot overeenstemming kom. Dit brengt me niet het succes dat een overwinnnig zou hebben gebracht maar aan de andere kant sluit het een nederlaag uit. Dat is een beëindiging zonder winnaar of verliezer.
Mr. JUSTICE JACKSON: Maar u wist dat het Hitler's beleid was, nooit te onderhandelen en u wist dat zolang hij hoofd van de regering was, de vijand niet met Duitsland zou onderhandelen, niet waar?
GÖRING: Ik weet dat vijandelijke propaganda er de nadruk op legde dat er onder geen beding onderhandelingen met Hitler zouden plaatsvinden. Dat Hitler onder geen enkel beding wenste te onderhandelen wist ik ook, maar niet in deze zin. Hitler wilde pas onderhandelen als er uitzicht was op een positief resultaat; maar hij was absoluut tegen hopeloze en nutteloze onderhandelingen. Vanwege de verklaring van de vijand in het westen, na de landingen in Afrika, voor zover ik me herinner, dat ze onder geen voorwaarde met Duitsland wensten te onderhandelen maar haar wilden dwingen tot een onvoorwaardelijke overgave, werd Duitsland's tegenstand tot het uiterste opgevoerd en moesten dienovereenkomstige maatregelen worden getroffen. Als ik geen enkele kans zie een oorlog te beëindigen door onderhandelingen is het zinloos om te onderhandelen en moet ik me tot het uiterste inspannen om een verandering met kracht van wapens te bewerkstelligen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Tegen januari 1945 wist u ook dat u de Duitse steden niet langer kon verdedigen tegen de luchtaanvallen door de Geallieerden, niet waar?
GÖRING: Wat betreft de verdediging van Duitse steden tegen Geallieerde luchtaanvallen zou ik de mogelijkheden als volgt willen omschrijven: Er....
Mr. JUSTICE JACKSON: Kunt u mijn vraag beantwoorden? Tijd betekent voor u misschien niet zoveel als voor ons. Kunt u met ja of nee antwoorden? Wist u toen, op hetzelfde moment dat u wist dat de oorlog verloren was, dat Duitse steden niet langer met succes konden worden verdedigd tegen vijandelijke luchtaanvallen? Ja of nee graag.
GÖRING: Ik kan zeggen dat ik op dat moment wist dat dat niet langer mogelijk was.
Mr. JUSTICE JACKSON: En na die tijd wist u heel goed dat de luchtaanvallen tegen Engeland, die gewoon doorgingen, de loop van de oorlog niet konden beïnvloeden en alleen maar bedoeld waren om een conflict te verlengen waarvan u toen al wist dat het hopeloos was?
GÖRING: Ik denk dat u ongelijk hebt. Na januari 1945 waren er geen aanvallen meer op Engeland, misschien alleen met een paar vliegtuigen omdat ik in die periode alle brandstof nodig had voor de jachtvliegtuigen ter verdediging. Als ik bommenwerpers en brandstof tot mijn beschikking zou hebben gehad zou ik die aanvallen tot op de laatste minuut hebben doorgezet als vergelding voor de aanvallen die op Duitse steden werden gedaan, wat onze kansen ook geweest mochten zijn.
Mr. JUSTICE JACKSON: En robot aanvallen? Waren er robot aanvallen na januari 1945?
GÖRING: Ik dank God dat we nog één wapen hadden dat we konden inzetten. Ik heb net gezegd dat zolang het gevecht duurde, we moesten terugslaan; en als soldaat kan ik het alleen maar betreuren dat we niet genoeg van die V-1 en V-2 bommen hadden want een verlichting van de aanvallen op Duitse steden kon alleen maar worden bereikt als we de vijand even zware verliezen konden toebrengen.
Mr. JUSTICE JACKSON: En er was geen enkele manier om te voorkomen dat de oorlog doorging zolang Hitler hoofd van de Duitse regering was, niet waar?
GÖRING: Zolang Hitler Führer van het Duitse volk was, besliste hij alleen of de oorlog doorging of niet. Zolang mijn vijand mij bedreigt en absolute en onvoorwaardelijke overgave eist, vecht ik door tot mijn laatste ademtocht omdat er voor mij niets anders overblijft dan een mogelijkheid dat mijn kansen keren, hoewel dat hopeloos lijkt.
Mr. JUSTICE JACKSON: Welnu, het deel van het Duitse volk dat het tijd vond dat de slachting ophield had geen ander middel om die te stoppen dan een revolutie of de moord op Hitler, niet waar?
GÖRING: Een revolutie, als die slaagt, verandert een situatie altijd. Dat is een uitgemaakte zaak. Het vermoorden van Hitler in deze periode, laten we zeggen januari 1945, zou tot gevolg hebben gehad dat ik hem zou opvolgen. Als de vijand me hetzelfde antwoord had gegeven, onvoorwaardelijke overgave en vast had gehouden aan die verschrikkelijke voorwaarden die al bekend waren gemaakt, zou ik hebben doorgevochten, wat de omstandigheden ook mochten zijn.
Mr. JUSTICE JACKSON: Er is op 20 juli 1944 een aanslag op Hitler's leven gepleegd, niet waar?
GÖRING: Helaas, ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En toen kwam er in 1945 een moment waarop Hitler in Berlijn een testament opstelde waarin hij de leiding van het Reich overdroeg aan uw medebeklaagde, Admiraal Dönitz. Weet u dat?
GÖRING: Dat is correct. Ik heb hier over dat testament gelezen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Bij dat opstellen van het testament en de overdracht van de leiding van de regering aan Admiraal Dönitz, vestig ik uw aandacht op deze verklaring:
"Göring en Himmler hebben, geheel afgezien van hun ontrouw jegens mij, onnoemelijke schade berokkend aan het land en aan de gehele natie door geheime onderhandelingen met de vijand die zij buiten mij om en tegen mijn wil gevoerd hebben en door op illegale wijze te proberen de macht in de Staat naar zich toe te trekken"
En bij dat testament zette hij u en Himmler uit de Partei en uit al uw functies in de Staat.
GÖRING: Ik kan slechts voor mijzelf spreken. Wat Himmler deed weet ik niet.
Ik heb noch de Führer verraden, noch heb ik in die tijd onderhandeld met welke buitenlandse militair dan ook. Dit testament, deze laatste daad van de Führer is gebaseerd op een uiterst betreurenswaardige fout en een die me diep grieft, dat de Führer in zijn laatste uren kon geloven dat ik hem ooit ontrouw kon zijn. Het was allemaal te wijten aan een fout bij het verzenden van een radiobericht en misschien aan een verkeerde voorstelling van zaken zoals Bormann die aan de Führer gaf. Ikzelf peinsde er geen moment over om illegaal de macht te grijpen of op enigerlei wijze tegen de Führer te handelen.
Mr. JUSTICE JACKSON: In elk geval werd u gearresteerd en u verwachtte geëxecuteerd te werden?
GÖRING: Dat is correct.
Mr. JUSTICE JACKSON: Welnu, bij het volgen van uw weg naar de macht in de Partij hebt u een paar dingen overgeslagen zoals bijvoorbeeld de brand in de Reichstag op 27 februari 1933. Na die brand vond er een grote zuivering plaats niet waar, waarin heel wat mensen gearresteerd en heel wat mensen gedood werden?
GÖRING: Ik ken geen enkel geval waarin iemand werd gedood vanwege die brand in de Reichstag, behalve dat van de brandstichter, Van der Lubbe, die werd veroordeeld door een rechtbank. De andere twee verdachten in dit proces werden vrijgesproken. De heer Thalmann werd niet, zoals u onlangs abusievelijk meende, beschuldigd; het was de vertegenwoordiger van de Communisten, Torgler. Hij werd vrijgesproken, net als de Bulgaar Dimitroff. Er werden relatief weinig arrestaties verricht in verband met de brand in de Reichstag. De arrestaties die u met die brand in verband brengt, zijn arrestaties van Communistische functionarissen. Deze arrestaties hebben, zoals ik al meerdere malen heb verklaard en nogmaals wil benadrukken, niets met deze brand te maken. De brand bespoedigde hun arrestatie slechts en gooide onze zorgvuldig voorbereide actie in de war zodat verscheidene van deze functionarissen konden ontsnappen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Met andere woorden, u had ten tijde van de brand in de Reichstag al lijsten met Communisten klaar, personen die moesten worden gearresteerd, niet waar?
GÖRING: We hadden al lang van te voren redelijk volledige lijsten opgesteld van Communistische functionarissen die moesten worden gearresteerd. Dat had niets te maken met de brand in de Reichstag.
Mr. JUSTICE JACKSON: Die werden onmiddellijk ten uitvoer gebracht, die arrestaties bedoel ik, na de brand in de Reichstag
GÖRING: Tegen mijn wens in, deze actie een paar dagen uit te stellen en hem volgens plan te laten verlopen en daarmee de actie te perfectioneren, gaf de Führer nog diezelfde avond bevel dat de arrestaties onmiddellijk moesten volgen. Dit had het nadeel, zoals ik al zei, de zaken te bespoedigen.
Mr. JUSTICE JACKSON: U en de Führer ontmoetten elkaar bij de brand, niet waar?
GÖRING: Dat klopt.
Mr. JUSTICE JACKSON: En ter plaatse besloot u alle Communisten die op uw lijst stonden te arresteren?
GÖRING: Ik herhaal nogmaals dat de beslissing om ze te arresteren al enkele dagen tevoren was genomen, het betekende alleen maar dat ze op die avond onmiddellijk werden gearresteerd. Ik zou, volgens plan liever een paar dagen hebben gewacht; dan zouden enkele belangrijke mannen niet hebben kunnen ontsnappen.
Mr. JUSTICE JACKSON: En de volgende morgen werd aan President von Hindenburg het besluit aangeboden, waarbij de bepalingen van de grondwet, zoals we die hier hebben besproken, werden opgeschort, niet waar?
GÖRING: Dat denk ik, ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wie was Karl Enst?
GÖRING: Karl Ernst -of zijn voornaam Karl was weet ik niet- was de leider van de SA in Berlijn.
Mr. JUSTICE JACKSON: En wie was Helldorf?
GÖRING: Graaf Helldorf was de opvolger van Ernst als leider van de SA in Berlijn.
Mr. JUSTICE JACKSON: En Heines?
GÖRING: Heines was de leider van de SA in Silezië in die tijd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu is het aan u bekend, niet waar, dat Ernst een verklaring heeft afgelegd, waarin hij bekende dat deze drie de Reichstag in brand hebben gestoken, dat u en Goebbels dat plan gemaakt hadden en de brandbare materialen vloeibare fosfor en petroleum hadden verstrekt die door u in een ondergrondse gang werden opgeslagen zodat ze die konden gebruiken, een gang die van uw huis naar de Reichstag liep? U wist van een dergelijke verklaring af, niet waar?
GÖRING: Ik weet van geen enkele verklaring van SA leider Ernst. Maar ik weet wel iets van een paar sprookjes van Röhm's chauffeur die kort daarna in de buitendse pers verschenen. Dat was na 1934.
Mr. JUSTICE JACKSON: Maar er was wel een gang vanaf het Rijksdaggebouw naar uw huis, niet waar?
GÖRING: Het gebouw van de Reichstag staat aan één kant van de straat, er tegenover staat het paleis van de President van de Reichstag. De twee zijn verbonden door een gang waar de kolenwagens voor de centrale verwarming doorheen rijden.
Mr. JUSTICE JACKSON: En in ieder geval, kort hierna, werd Ernst zonder proces terechtgesteld en zonder een kans om zijn verhaal te doen, niet waar?
GÖRING: Dat is niet juist. De brand in de Reichstag was in februari 1933. Ersnt werd op 30 juni 1934 geëxecuteerd omdat hij samen met Röhm van plan was de regering omver te werpen en een samenzwering had gesmeed tegen Hitler. Hij had dus één en een kwart jaar de tijd om verklaringen met betrekking tot de brand in de Reichstag af te leggen, als hij dat had gewild.
Mr. JUSTICE JACKSON: Welnu, hij was begonnen met het afleggen van verklaringen, niet waar en u werd in het algemeen beschuldigd van brandstichting in de Reichstag. U wist daarvan, niet waar. Dat was de ....
GÖRING: De beschuldiging dat ik de brand in de Reichstag heb gesticht kwam van een zekere buitenlandse pers. Dat kon me niet verontrusten omdat het niet in overeenstemming was met de feiten. Ik had geen reden of motief om brand te stichten in de Reichstag. Vanuit artistiek standpunt betreurde ik het absoluut niet dat de vergaderzaal was afgebrand - ik hoopte een betere te bouwen. Maar het speet me heel erg dat ik een nieuwe vergaderzaal voor de Reichstag moest zoeken en toen ik er geen kon vinden, moest ik mijn Kroll Operatheater, dat wil zeggen, de tweede Staatsopera, voor dat doel opgeven. De Opera leek me veel belangrijker dan de Reichstag.
Mr. JUSTICE JACKSON: Hebt u ooit opgeschept over het in brand steken van het Rijksdaggebouw, zelfs niet als grap?
GÖRING: Nee, ik maakte het grapje, als dat het is waar u op doelt, dat ik het hierna tegen Nero zou moeten opnemen en dat de mensen spoedig zouden zeggen dat ik, gekleed in een rode toga met een lier in de hand naar de brand keek en op de lier speelde terwijl de Reichstag in brand stond. Dat was het grapje. De werkelijkheid is dat ik bijna in de vlammen ben omgekomen, wat erg ongelukkig geweest zou zijn voor het Duitse volk maar zeer gelukkig voor hun vijanden.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt dus nooit gezegd dat u brand hebt gesticht in de Reichstag?
GÖRING: Nee. Ik weet dat de heer Rauschning in het boek dat hij geschreven heeft, en waarnaar hier al vaak wordt verwezen, zegt dat ik het met hem heb besproken. Ik heb de heer Rauschning maar twee keer in mijn leven ontmoet en beide keren maar kort. Als ik de Reichstag in brand zou hebben gestoken, zou ik dat waarschijnlijk alleen aan mijn kleinste kring vertrouwelingen hebben laten weten, als ik het al had gedaan. Ik zou het zeker niet hebben verteld aan een man die ik niet kende en die ik vandaag de dag in het geheel niet zou kunnen beschrijven. Dat is een grove verdraaiing van de waarheid.
Mr. JUSTICE JACKSON: Herinnert u zich de lunch op Hitler's verjaardag in 1942 in het Casino, de officierskantine in het Führerhoofdkwartier in oost-Pruisen?
GÖRING: Nee.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat herinnert u zich niet? Ik verzoek dat u de verklaring van Generaal Franz Halder wordt getoond en ik vestig uw aandacht op zijn verklaringen die misschien uw geheugen opfrissen. Ik lees voor:
"Ter gelegenheid van een lunch op de verjaardag van de Führer in 1942 brachten mensen rond de Führer het gesprek op het gebouw van de Reichstag en zijn artistieke waarde. Ik hoorde met mijn eigen oren hoe Göring zich in het gesprek mengde en riep: 'De enige die het gebouw van de Reichstag kent ben ik, want ik heb het in brand gestoken.' En terwijl hij dit zei, sloeg hij zich op zijn dij."
GÖRING: Dit gesprek heeft niet plaats gevonden en ik verzoek met de heer Halder te worden geconfronteerd. Allereerst wil ik benadrukken dat wat hier is geschreven, complete onzin is. Er staat: "de enige die het Rijksdaggebouw kent ben ik," Het gebouw is bekend bij iedere vertegenwoordiger in de Reichstag. Het vuur brandde alleen in de grote vergaderzaal en honderden, misschien duizenden mensen kenden deze zaal net zo goed als ik. Een verklaring van dit soort is volledige nonsens. Hoe Halder tot deze verklaring is gekomen weet ik niet. Waarschijnlijk is zijn slechte geheugen, dat hem in militaire zaken ook al in de steek liet, de enige verklaring.
Mr. JUSTICE JACKSON: U weet wie Halder is?
GÖRING: Maar al te goed.
Mr. JUSTICE JACKSON: Kunt u ons zeggen welke functie hij bekleedde in het Duitse leger?
GÖRING: Hij was Chef van de Generale Staf van het leger en nadat de oorlog was begonnen, heb ik herhaaldelijk aan de Führer duidelijk gemaakt dat hij in ieder geval een Stafchef moest zoeken die wat van die zaken afwist.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu, over de actie Röhm bent u wat onduidelijk geweest. Wat heeft Röhm gedaan dat hij werd vermoord. Welke misdaden pleegde hij?
GÖRING: Röhm was van plan de regering omver te werpen en het was ook de bedoeling de Führer te vermoorden. Hij wilde dat laten volgen door een revolutie, in de eerste plaats gericht tegen het leger, het officierskorps - die groepen die hij als reactionair beschouwde.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u had bewijzen voor dat feit?
GÖRING: We hadden voldoende bewijs voor dat feit.
Mr. JUSTICE JACKSON: Maar hij werd nooit voor een rechtbank gedaagd waar hij de kans zou hebben zijn verhaal te doen, net als u het uwe hier doet, niet waar?
GÖRING: Dat is juist. Hij wilde een staatsgreep plegen en daarom achtte de Führer het juist dat dit met wortel en tak moest worden uitgeroeid - niet door een rechtbank maar door deze opstand onmiddellijk neer te slaan.
Mr. JUSTICE JACKSON: Werden de namen van de mensen die bij die actie werden gedood, na de arrestatie van Röhm, ooit bekend gemaakt?
GÖRING: Sommige wel maar niet allemaal denk ik.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wie doodde Röhm eigenlijk. Weet u dat?
GÖRING: Ik weet niet wie die actie persoonlijk uitvoerde.
Mr. JUSTICE JACKSON: Aan welke organisatie werd het bevel gegeven?
GÖRING: Dat weet ik ook niet want de executie van Röhm was door de Führer bevolen en niet door mij want ik was alleen maar bevoegd voor noord Duitsland.
Mr. JUSTICE JACKSON: En wie nam diegenen gevangen die bestemd waren voor de
concentratiekampen en hoeveel waren dat er?
GÖRING: De politie arresteerde allereerst diegenen die moesten worden ondervraagd, daarna diegenen die er niet zo nauw bij betrokken waren en waarvan niet bekend was of ze er al of niet bij betrokken waren. Een aantal van deze mensen werd vrij snel vrijgelaten, anderen pas later. Hoeveel er precies in dit verband werden gearresteerd kan ik u niet zeggen. De arrestaties werden door de politie verricht.
Mr. JUSTICE JACKSON: De
Gestapo, bedoelt u?
GÖRING: Dat neem ik aan.
Mr. JUSTICE JACKSON: En als Milch verklaarde dat hij in 1935 in
Dachau 700 tot 800 personen heeft gezien moet er een veel groter aantal zijn gearresteerd omdat u zei dat er veel werden vrijgelaten. Weet u het aantal dat werd gearresteerd?
GÖRING: Ik verklaar nogmaals, ik weet niet hoeveel er werden gearresteerd want de noodzakelijke arrestaties, of de arrestatie van diegenen van wie werd aangenomen dat ze er deel van uit maakten, liepen niet via mij. Mijn actie eindigde, om het zo maar te zeggen, op de dag dat de opstand werd neergeslagen. Ik heb Milch niet helemaal goed begrepen en heb mijn raadsman een notitie gestuurd teneinde dit op te helderen door middel van de vraag of Milch met deze 700 mensen bedoelde dat ze betrokken waren bij de Röhm Putsch of dat hij bedoelde te zeggen dat hij er 700 arrestanten had gezien. Zo heb ik het begrepen. Maar om deze verklaring op te helderen, zullen we Milch weer moeten ondervragen want ik geloof dat het aantal van 500, 600 of 700 veel te hoog is voor het aantal mensen dat vanwege de Röhm Putsch is gearresteerd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Onder degenen die werden gedood waren Von Schleicher en zijn vrouw. Hij was een van uw politieke tegenstanders, niet waar?
GÖRING: Dat is waar.
Mr. JUSTICE JACKSON: En ook Erich Klausner, die hoofd was van de Katholieke Beweging in Duitsland?
GÖRING: Klausner was ook onder diegenen die werden neergeschoten. In feite was het het geval Klausner dat me, zoals ik onlangs heb verklaard, er toe bracht de Führer te vragen onmiddellijk bevel te geven iedere verdere actie te stoppen omdat naar mijn mening Klausner ten onterechte was geëxecuteerd.
Mr. JUSTICE JACKSON: En Strasser, die de voormalige tweede man na Hitler was en het met hem in december 1932 oneens was geweest, Strasser werd ook gedood, niet waar?
GÖRING: Van Strasser kan niet worden gezegd dat hij de tweede man na Hitler was. Voor de machtsovername speelde hij een uiterst belangrijke rol binnen de Partij maar hij werd al voor de machtsovername uit de Partij gezet. Strasser nam deel aan deze opstand en werd ook geëxecuteerd.
Mr. JUSTICE JACKSON: En toen het punt werd bereikt waarop er nog maar twee op de lijst stonden om te worden gedood, greep u in en vroeg om er mee op te houden. Is dat juist?
GÖRING: Nee, dat is niet helemaal juist. Ik heb vrij duidelijk gemaakt en wil in het kort herhalen dat ik niet pas ingreep toen er nog maar twee op de lijst stonden maar ik greep in toen ik zag dat er velen werden geëxecuteerd die niets met deze zaak te maken hadden. En toen ik het deed, stonden er nog maar twee op de lijst die er een groot aandeel in hadden gehad en de Führer gaf zelf bevel dat ze moesten worden geëxecuteerd. De Führer was in het bijzonder kwaad op een van hen, de belangrijkste aanstichter van de actie. Wat ik duidelijk wilde maken is dat ik tegen de Führer zei: "Het is beter voor u dat u het idee, deze twee hoofddaders te laten executeren opgeeft en onmiddellijk een einde maakt aan het hele geval." Dat is wat ik bedoelde.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wanneer was dat? Hebt u de tijd genoteerd?
GÖRING: Ja, ik kan u het precieze tijdstip geven. Voor zover ik me kan herinneren was de beslissende dag een zaterdag, op zaterdagavond tussen 6 en 7 kwam de Führer per vliegtuig aan uit München. Mijn verzoek, de actie te stoppen werd op zondag gedaan, tussen 2 en 3 in de middag.
Mr. JUSTICE JACKSON: En wat gebeurde er met die twee die op de lijst bleven staan, werden die ooit voor een rechtbank gebracht?
GÖRING: Nee. Een, voor zover ik me herinner, werd naar een concentratiekamp afgevoerd en de ander werd tijdelijk onder een soort huisarrest geplaatst, als ik me goed herinner.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu, teruggaand naar de tijd toen u Hitler ontmoette; u zei dat hij een man was met een vastomlijnd en duidelijk doel, dat hij niet tevereden was met de nederlaag van Duitsland en met het Verdrag van Versailles. Herinnert u zich dat?
GÖRING: Het spijt me erg, de vertaling kwam vrij slecht door en ik begrijp het niet. Wilt u het herhalen?
Mr. JUSTICE JACKSON: Toen u Hitler ontmoette, zoals ik uit uw verklaringen begrijp, vond u een man met een vastomlijnd en duidelijk doel zoals u zei, in die zin dat hij niet tevreden was met de nederlaag van Duitsland in de vorige oorlog en niet tevreden met het Verdrag van Versailles.
GÖRING: Ik denk dat u me hier niet helemaal goed begrepen hebt want zo heb ik het helemaal niet gesteld. Ik heb verklaard dat het me was opgevallen dat Hitler hele duidelijke ideeën had over de onmacht van protest, ten tweede dat hij van mening was dat Duitsland bevrijd moest worden van de bepalingen van Versailles. Het was niet alleen
Adolf Hitler, elke Duitser, elke vaderlandslievende Duitser had hetzelfde gevoel - en ik, een vurig patriot, voelde de schaamte over de bepalingen van Versailles heel sterk en ik verbond mijzelf aan de man van wie ik voelde dat hij de gevolgen van dit dictaat het duidelijkst inzag en dat hij waarschijnlijk de man was die wegen en middelen zou vinden om dat ter zijde te schuiven. Al het andere gepraat binnen de Partij over Versailles was, neem me de uitdrukking niet kwalijk, gewoon gelul.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dus, wanneer ik u goed begrijp stond de Nazi Partij vanaf het prille begin openlijk op het standpunt dat het Verdrag van Versailles van tafel moest en dat voor dat doel protesteren nutteloos was?
GÖRING: Vanaf het begin was het het doel van
Adolf Hitler en zijn beweging, Duitsland te bevrijden van de beperkende maatregelen van Versailles, dat wil zeggen niet van het hele Verdrag van Versailles maar van die bepalingen die een toekomst voor Duitsland onmogelijk maakten.
Mr. JUSTICE JACKSON: En dat zonodig met een oorlog niet waar?
GÖRING: Daar spraken we in die tijd niet eens over. We spraken alleen maar over de belangrijkste voorwaarde: dat er in Duitsland een ander politiek systeem moest komen dat haar in staat zou stellen protesten tegen dit dictaat - dit eenzijdige dictaat; iedereen noemde het altijd een vredesverdrag, wij Duitsers noemden het altijd een dictaat - te laten horen - en niet zo maar protesten maar protesten waar rekening mee moest worden gehouden.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat was het middel; het middel was de reorganisatie van de Duitse Staat maar het doel was het afschaffen van wat u noemt het dictaat van Versailles.
GÖRING: Bevrijding van de voorwaarden in het dictaat van Versailles, die op de lange duur het leven in Duitsland onmogelijk zouden maken, was het doel en de intentie. Maar daarmee gingen we niet zover door te zeggen: "We willen oorlog voeren met onze vijanden en zullen overwinnen." Het doel was meer om de middelen af te stemmen op de politieke gebeurtenissen. Dat was de grondgedachte.
Mr. JUSTICE JACKSON: En het was tot dat doel dat u en alle andere personen die lid werden van de Nazi Partij Hitler alle macht gaven om beslissingen namens hen te nemen en hem in hun ambtseed gehoorzaamheid beloofden.
GÖRING: Hier zijn weer een aantal vragen in een keer. Vraag één, de strijd tegen het dictaat van Versailles was voor mij de meest beslissende factor om lid van de Partij te worden. Voor anderen misschien waren er andere punten in het programma of in de ideologie die belangrijker leken, van meer doorslaggevende aard. Het geven van absolute volmacht aan de Führer was geen basis voorwaarde om van Versailles af te komen, maar het in de praktijk toepassen van onze opvatting van het Führerprinzip. Het afleggen van de eed aan hem voordat hij staatshoofd werd was in de situatie, zoals die toen bestond, vanzelfsprekend voor diegenen die zich als lid van het selecte korps van leiders beschouwden. Ik weet niet en ik kan u niet precies vertellen hoe voor de machtsovername de eed werd afgelegd; ik kan u alleen maar vertellen wat ik zelf deed. Na een zekere tijd, toen ik meer inzicht had gekregen in de persoon van de Führer gaf ik hem een hand en zei: "Ik verbind mijn lot met het uwe, ten goede of ten kwade: ik ben u toegewijd in goede of in slechte tijden, zelfs tot in de dood." Ik meende dat echt - en nog steeds.
Mr. JUSTICE JACKSON: Als u drie of vier vragen met ja of nee zou willen beantwoorden, zou ik u graag uw volledige versie van deze zaak laten geven. In de eerste plaats: u wilde een sterke Duitse Staat om de voorwaarden van Versailles te boven te komen?
GÖRING: We wilden in elk geval een sterke Staat, afgezien van Versailles, maar om van Versailles af te komen moest de Staat in de eerste plaats sterk zijn, want een zwakke staat wordt niet gehoord, dat weten we uit ervaring.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u voerde het Führerprinzip in omdat u dacht dat dit dienstbaar kon zijn aan een sterke Staat.
GÖRING: Correct.
Mr. JUSTICE JACKSON: En dit doel, een van de doelen van de Nazi Partij, was een algemeen bekend doel waar het merendeel van het volk achter stond - het was een van de beste manieren om het volk achter u te krijgen, niet waar?
GÖRING: Het dictaat van Versailles was zodanig dat naar mijn mening iedere Duitser wel voor wijziging ervan moest zijn, het lijkt geen twijfel dat dit een sterke drijfveer was om zich bij de beweging aan te sluiten.
Mr. JUSTICE JACKSON: Welnu, een aantal mensen die lid waren van deze beweging zijn hier niet en voor de volledigheid, u koestert geen enkele twijfel dat Hitler dood is?
GÖRING: Ik denk dat daar geen twijfel over kan bestaan.
Mr. JUSTICE JACKSON: En het zelfde geldt voor Goebbels?
GÖRING: Goebbels, ik twijfel er niet aan want ik heb van iemand die ik volledig vertrouw gehoord dat hij Goebbels zag toen hij dood was.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u twijfelt ook niet aan de dood van Himmler?
GÖRING: Daar ben ik niet zeker van maar ik denk dat u er wel zeker van bent; u weet er meer van dan ik want hij stierf als uw gevangene. Ik was daar niet bij.
Mr. JUSTICE JACKSON: U twijfelt niet over de dood van Heydrich, niet waar?
GÖRING: Daar ben ik absoluut zeker van.
Mr. JUSTICE JACKSON: En waarschijnlijk die van Bormann?
GÖRING: Daar ben ik niet helemaal zeker van. Ik heb geen bewijzen. Ik weet het niet maar ik neem aan van wel.
Mr. JUSTICE JACKSON: En dat zijn de belangrijkste personen die u in uw verklaring noemt als zijnde verantwoordelijk - Hitler voor alles, Goebbels voor het aanzetten tot opstand tegen de Joden, Himmler die Hitler bedroog en Bormann die hem misleidde over zijn testament?
GÖRING: De invloed die op de Führer werd uitgeoefend verschilde van periode tot periode. De grootste invloed op de Führer, tenminste tot aan het einde - van 1941 of begin 1942 - als men al van invloed kan spreken, werd door mij uitgeoefend. Vanaf toen tot 1943 nam mijn invloed geleidelijk af waarna die snel verdween. In het algemeen denk ik niet dat iemand die invloed op de Führer had die ik had. Naast mij of apart van mij, als men al van invloed kan spreken, Goebbels, met wie de Führer vaak samen was, had vanaf het begin invloed in een bepaalde richting. Deze invloed veranderde een tijdlang sterk en was maar gering en nam in de laatste jaren van de oorlog sterk toe want het was eenvoudig meer invloed uit te oefenen door middel van ......
Voor de greep naar de macht en gedurende een aantal jaren direct daarna had Hess een zeker invloed maar alleen met betrekking tot zijn speciale functie. Daarna nam in de loop der jaren Himmler's invloed toe. Vanaf eind 1944 nam deze weer snel af. De meest beslissende invloed op de Führer gedurende de oorlog en zeker vanf 1942 - nadat Hess in 1941 verdwenen was en er een jaar verstreken was - werd door de heer Bormann uitgeoefend. Deze laatste had op het laatst een rampzalig sterke invloed. Dat was alleen mogelijk omdat de Führer na de 20ste juli vervuld was van een diep wantrouwen en omdat Bormann voortdurend bij hem was en hem alle zaken beschreef en hem er verslag van deed. In het algemeen gesteld zijn dit de personen die op een of ander moment invloed hadden.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt in 1933 een speciale inlichtingendienst overgenomen, die zich bezig hield met het afluisteren van telefoongesprekken van openbare ambtenaren en anderen in en buiten Duitsland, niet waar?
GÖRING: Ik heb verklaard dat ik een technische organisatie heb opgezet die zich, zoals u zegt, bezig hield met het afluisteren van gesprekken van belangrijke regeringsambtenaren uit en naar het buitenland - telegrammen en radioberichten die niet alleen vanuit Duitsland naar het buitenland werden verzonden maar ook van het ene land naar het andere via de ether en die we onderschepten. Er werden ook binnenlandse gesprekken afgeluisterd van 1) alle belangrijke buitenlanders, 2) belangrijke fabrieken, soms en 3) van personen die om politieke redenen of vanwege de politie in de gaten moesten worden gehouden.
Teneinde enig misbruik van de zijde van de politie te voorkomen moest deze afdeling mijn persoonlijke toestemming verkrijgen wanneer er telefoongesprekken moesten worden afgeluisterd. Ondanks dat kon er natuurlijk op dezelfde tijd ongecontroleerd worden afgeluisterd, net zoals dat vandaag de dag overal technisch mogelijk is.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hield de resultaten van die rapporten voor uzelf, niet waar?
GÖRING: Nee, de procedure was als volgt: rapporten waarin Buitenlandse Zaken was geìnteresserd gingen naar Buitenlandse Zaken. Die rapporten die belangrijk waren voor de Führer gingen naar de Führer. Die welke belangrijk waren voor het militaire gezag gingen naar het Ministerie van Oorlog, of het Reichsluftfahrtministerium (RLM) of het Reichswirtschaftsministerium. Ik of mijn plaatsvervanger besliste of een rapport van belang was voor het een of andere ministerie. Er was daar een man wiens taak en verantwoordelijkheid het was ervoor te zorgen dat deze geheime rapporten alleen aan het hoofd werden overhandigd. Ik kon natuurlijk op ieder moment bevel geven dat alleen ik kennis nam van een of ander rapport dat dan niet mocht worden doorgegeven. Dat was altijd een mogelijkheid.
Mr. JUSTICE JACKSON: U had een hoop moeilijkheden met andere politieautoriteiten die uw organisatie wilden inlijven, niet waar?
GÖRING: Dat is juist. De politie deed veel moeite om dit instrument in handen te krijgen. Maar ze kregen het niet van mij en misschien hielden ze hier en daar zelf de zaak in de gaten. Maar de definitieve controle, die via het Ministerie voor Posterijen moest lopen, kon technisch gezien alleen door mij worden bevolen.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt de bewijsvoering van de Aanklagers tegen alle beklaagden in deze zaak aangehoord?
GÖRING: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Is er door een van uw medeverdachten een handeling gepleegd waarvan u vindt dat die niet redelijkerwijs noodzakelijk was voor de uitvoering van de plannen van de Nazi Partij?
GÖRING: Op dit moment zijn dat alleen maar beweringen van de Aanklagers; het zijn nog geen bewezen feiten. Deze beweringen gaan over een aantal acties die niet nodig zouden zijn geweest.
Mr. JUSTICE JACKSON: Kunt u nauwkeurig aangeven van welke daden van welke beklaagden u vindt dat die uitgaan boven de plannen van de Partij?
GÖRING: Dat is een erg moeilijke vraag die ik niet zo maar kan beantwoorden zonder verdere gegevens.
Dr. STAHMER: Ik protesteer tegen deze vraag. Ik geloof niet dat dit een vraag is naar feiten maar eerder naar beoordeling en meen dat het niet mogelijk is een antwoord te geven op zo'n algemeen gestelde vraag.
De PRESIDENT: Mr. Justice Jackson, het Tribunaal meent dat uw vraag wat erg vaag is.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt gezegd dat het programma van de Nazi Partij inhield het rechtzetten van enkele door u als onrechtmatig beschouwde zaken in het Verdrag van Versailles en ik vraag u of het waar is dat uw programma aanzienlijk verder ging in zaken die in dat Verdrag werden behandeld.
GÖRING: Natuurlijk, het programma bevatte een aantal andere punten die niets met het Verdrag van Versailles te maken hadden.*
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik vestig uw aandacht op een citaat uit Mein Kampf dat als volgt luidt:
"De grenzen van 1914 betekenen niets voor de toekomst van de Duitse natie. Ze vormden in het verleden geen verdediging en ze zullen in de toekomst geen macht vormen. Ze zullen het Duitse volk noch binnenlandse veiligheid verschaffen of hun voedselvoorziening verzekeren, noch lijken deze grenzen gunstig of bevredigend vanuit militair standpunt gezien."
Dat is allemaal correct, is het niet?
GÖRING: Ik zou de originele passage in Mein Kampf willen nalezen om te bepalen of het precies zo is als u hebt voorgelezen. Ik neem aan dat het juist is. Als dat zo is, luidt mijn antwoord dat dit een tekst uit een gepubliceerd boek is en niet uit het partijprogramma.
Mr. JUSTICE JACKSON: Het eerste land dat door Duitsland zou worden ingelijfd was Oostenrijk. Voor de Eerste Wereldoorlog maakte het geen deel uit van Duitsland en was onder het Verdrag van Versailles niet van Duitsland afgenomen, is dat juist?
GÖRING: Om deze reden werd in het partijprogramma dit punt duidelijk gescheiden van Versailles. Oostenrijk is alleen direct aan Versailles gebonden waar ernstig inbreuk werd gemaakt op het recht van zelfbeschikking, zoals in het Verdrag vermeld, want aan Oostenrijk en de geheel Duitse bevolking werd geen Anschluss toegestaan die ze al in 1918, na de revolutie hadden willen bereiken.
Mr. JUSTICE JACKSON: Het tweede gebied dat door Duitsland werd ingenomen was Bohemen, toen Moravië en daarna Slowakije. Deze werden onder het Verdrag van Versailles niet van Duitsland afgenomen en ze maakten voor de Eerste Wereldoorlog ook geen deel uit van Duitsland.
GÖRING: Voor zover het het Sudetenland betreft geldt hetzelfde als voor Oostenrijk. De Duitse vertegenwoordigers van het Duitse Sudetenland zaten eveneens in het Oostenrijkse parlement en brachten onder hun leider Lottman dezelfde stem uit. Het wordt anders in het geval van de laatste actie, het uitroepen van het Protectoraat. Deze delen van het Tsjechisch grondgebied, met name Bohemen en Moravië, vormden geen staatkundige onderdelen van het kleinere Duitse Rijk van voor het Verdrag van Versailles maar waren al eeuwen lang verbonden aan het Deutsche Reich. Dat is een historisch gegeven.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt mijn vraag nog niet beantwoord hoewel u op al het andere wel hebt geantwoord. Deze gebieden werden onder het Verdrag van Versailles niet van u afgenomen, niet waar?
GÖRING: Natuurlijk werd Oostenrijk onder het Verdrag van Versailles van ons afgenomen en evenzo het Sudetenland, want beide gebieden zouden zonder het Verdrag van Versailles en het Verdrag van St. Germain Duits gebied zijn geworden door het uitoefenen van het recht op zelfbeschikking door het volk. Ze moeten het hier maar mee doen.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt tijdens een verhoor verklaard, niet waar, dat Hitler het idee had dat de Verenigde Staten nooit oorlog zouden voeren, zelfs wanneer ze werden aangevallen en dat hij rekende op de isolationisten in dat land om het buiten een oorlog te houden?
GÖRING: Dit verhoor moet helemaal verkeerd zijn vastgelegd. Dat is precies de reden waarom ik vanaf het begin heb geweigerd deze verslagen te tekenen voordat ik in de gelegenheid was het Duitse verslag nauwkeurig te bekijken om te bepalen of het juist begrepen en vertaald was. Slechts één keer, en dat was door de Russische delegatie, is mij een volledig juist afschrift overhandigd. Ik heb dat pagina voor pagina ondertekend en het erkend. Nu, waar het deze verklaring betreft zou ik hem recht willen zetten. Ik heb gezegd dat de Führer in eerste instantie niet geloofde dat Amerika in de oorlog tussenbeide zou komen en dat hij in dit geloof gesterkt werd door de houding van de isolationistische pers terwijl ik helaas, in tegenstelling daarmee, vanaf het begin bang was dat Amerika in elk geval in de oorlog tussenbeide zou komen. Wat een onzin - ik hoop dat u het mij niet kwalijk neemt - dat Amerika niet aan de oorlog zou deelnemen, zelfs als ze werd aangevallen. U begrijpt dat ik nooit zoiets kan hebben gezegd want als een land wordt aangevallen, verdedigt het zich.
Mr. JUSTICE JACKSON: Kent u Axel Wennergren?
GÖRING: Dat is een Zweed die ik een paar keer heb ontmoet.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt met hem over dit onderwerp gesproken, niet waar?
GÖRING: Ik kan heel goed met hem hebben gesproken over het onderwerp dat Amerika in oorlog zou raken, het is zelfs waarschijnlijk.
Mr. JUSTICE JACKSON: U vertelde hem dat een democratie zich niet kon mobiliseren en niet wilde vechten, niet waar?
GÖRING: Ik heb hem niets van dat soort onzin verteld, want we hadden al een democratie als onze grootste vijand, namelijk Engeland, hoe die democratie kon vechten wisten we al uit de vorige wereldoorlog en we ondervonden dat weer in deze oorlog. Toen ik met Wennergren sprak was de oorlog met Engeland in volle gang.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt tijdens een verhoor verklaard, als ik u juist begrijp, dat Hitler altijd twee ideeën in gedachten had; ofwel zich aansluiten bij Engeland en leefruimte zoeken door het verkrijgen van kolonieën, ofwel zich bij Rusland aansluiten en grondgebied in het oosten zien te verkrijgen. Maar gezien zijn opstelling zou hij zich veel liever bij Engeland hebben aangesloten, niet waar?
GÖRING: Dat is correct. Ik hoef alleen maar te verwijzen naar het boek Mein Kampf waar deze zaken door Hitler tot in detail zijn vastgelegd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Welnu, al in 1933 begon u met een programma om Duitsland te herbewapenen, onafhankelijk van beperkingen in enig verdrag?
GÖRING: Dat is niet juist.
Mr. JUSTICE JACKSON: Goed, vertelt u ons maar wanneer u begon.
GÖRING: Nadat alle voorstellen voor ontwapening, die de Führer had gedaan waren afgewezen, dat wil zeggen, kort na ons terugtrekken uit de ontwapeningsconferentie, deed hij verscheidene voorstellen tot een wapenbeperking maar omdat deze niet serieus werden genomen of zelfs niet eens besproken, gaf hij bevel tot een totale herbewapening. Eind 1933 waren er door mij persoonlijk al onbelangrijke voorbereidingen getroffen in die zin dat ik al wat voorbereidingen had getroffen voor de luchtmacht en ook begonnen was met een zekere militarisering van de geüniformeerde politie. Maar dat werd door mij persoonlijk gedaan, daarvoor draag ik de verantwoordelijkheid.
Mr. JUSTICE JACKSON: Goed dan, de militarisering van de hulppolitie was geen staatsaangelegenheid. Het was uw persoonlijke aangelegenheid. Wat bedoelt u daarmeee?
GÖRING: Niet de hulppolitie, maar de gemeentepolitie, dat wil zeggen, er was een geüniformeerde politiemacht die politietaken op straat uitvoerde en er was een tweede, ingedeeld in formaties en die ons ter beschikking stond voor grotere operaties - die was niet door ons ingesteld, laat dat duidelijk zijn - maar die bestond al ten tijde van de machtsovername. Deze gemeentepolitie, ingedeeld in eenheden, geüniformeerd, bewapend en ondergebracht in kazernes vormde ik al spoedig om tot een sterk militair apparaat door deze mensen uit de politiedienst te halen, ze een meer militaire training te laten ondergaan en hen machinepistolen en dergelijke zaken te geven, in aanvulling op hun handwapens. Dit deed ik op mijn eigen verantwoording. Deze formaties werden als reguliere legereenheden in de strijdkrachten opgenomen toen de Wet op de Strijdkrachten werd uitgevaardigd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik wil u enkele vragen stellen uit uw verhoor van 17 oktober 1945. Ik zal u eerst de vragen en antwoorden voorlezen zoals ze in het verslag staan, ik zal u dan vragen of u die antwoorden hebt gegeven en dan kunt u indien gewenst, enkele zaken uitleggen en ik neem aan dat u dat wilt. Het verslag luidt als volgt:
VRAAG: "Ik wilde u enkele vragen stellen over de economische geschiedenis van die periode. Wanneer werd het bewapeningsprogramma voor het eerst besproken, dat wil zeggen, het programma van herbewapening. In welk jaar?"
ANTWOORD: "Direct. In 1933."
VRAAG: "Met andere woorden, Schacht had in die tijd al de verplichting op zich genomen om fondsen aan te leggen voor het herbewapeningsprogramma."
ANTWOORD: "Ja, maar natuurlijk in samenwerking met de Minister van Financiën."
VRAAG: "Gedurende de jaren 1933-1935, voordat de algemene dienstplicht werd ingevoerd, was deze herbewapening natuurlijk geheim?"
ANTWOORD: "Ja."
VRAAG: "Dus geld dat buiten het budget om werd gebruikt moest op een of andere geheime manier, die niet bekend mocht worden aan het buitenland, bijeen worden gebracht."
ANTWOORD: "Ja, tenzij het uit reguliere legerfondsen gehaald kon worden."
VRAAG: "Dat wil zeggen, u had een beperkt en openbaar budget voor het staande leger van 100.000 man en de rest van de herbewapening moest uit geheime bronnen komen?"
ANTWOORD: "Ja."
Werden deze vragen aan u gesteld en hebt u in grote lijnen deze antwoorden gegeven?
GÖRING: Min of meer; in het algemeen gesteld is dat wel juist. Ik moet er een paar opmerkingen bij maken. Ten eerste, mij werd gevraagd wanneer de herbewapening werd besproken, niet wanneer die begon. Er was natuurlijk in het jaar 1933 al over gesproken omdat het onmiddellijk duidelijk was dat onze regering er iets aan moest doen, dat wil zeggen, eisen dat de anderen zich moesten ontwapenen en als ze dat niet deden, wij ons moest herbewapenen. Deze zaken vereisten overleg. Het resultaat van dit overleg en de formulering tot een definitief bevel volgden pas na het mislukken van onze pogingen andere landen zich te laten ontwapenen. Zo gauw wij, of liever de Führer zagen dat zijn voorstellen onder geen enkele voorwaarde aanvaard zouden worden, kwam er een geleidelijke herbewapening op gang.
Er was geen enkele reden waarom wij het buitenland zouden moeten inlichten over wat wij op het gebied van herbewapening aan het doen waren. We hadden geen enkele verplichting om dat te doen, het was ook niet opportuun.
In het begin, in het jaar 1933 kon de heer Schacht geen fondsen aanleggen omdat hij toen geen functie had. Hij was pas op een later tijdstip in staat dit te doen. En hier was het begrijpelijk dat de fondsen moesten worden aangelegd via het Ministerie van Financiën en de President van de Reichsbank, in overeenstemming met de wensen en bevelen van de Füher, zeker omdat we er geen twijfel over hadden laten bestaan dat wanneer de andere zijde zich niet ontwapende, wij ons zouden herbewapenen. Dat was al sinds 1921 neergelegd in ons partijprogramma en wel heel openlijk.
Mr. JUSTICE JACKSON: Is het waar dat op 21 mei 1935, bij geheim decreet, Schacht werd benoemd tot Gevolmachtigde voor de Oorlogseconomie?
GÖRING: Die datum - als u zo vriendelijk wilt zijn, mij dat decreet te overhandigen, dan kan ik u die exact noemen. Ik heb de data van decreten en wetten niet in mijn hoofd, zeker niet als ik er persoonlijk niets mee te maken heb, maar die kunt u in het decreet vinden.
Mr. JUSTICE JACKSON: In ieder geval, kort na zijn benoeming droeg hij u voor als Commissaris voor Grondstoffen en Vreemde Valuta, niet waar?
GÖRING: Als de heer Schacht deze voordracht kort na zijn aanstelling gedaan heeft, kan die aanstelling niet hebben plaats gevonden voor 1936, want pas in de zomer van 1936 deed de heer Schacht, samen met de Minister van Oorlog Von Blomberg, het voorstel mij te benoemen tot Commissaris voor Grondstoffen en Vreemde Valuta.
Mr. JUSTICE JACKSON: Goed, ik vraag u of u dit antwoord op 10 oktober 1945 hebt gegeven aan de Amerikaanse ondervrager met betrekking tot Schacht:
"Hij deed de suggestie dat ik Commissaris voor Grondstoffen en Vreemde Valuta moest worden. Hij was van mening dat ik in die positie de Minister van Economische Zaken en de President van de Reichsbank waardevolle ondersteuning kon geven."
Hoe gaf u dat antwoord en is die informatie correct?
GÖRING: Wilt u dat herhalen?
Mr. JUSTICE JACKSON: Met betrekking tot Schacht, het verslag geeft aan dat u hebt gezegd:
"Hij deed de suggestie dat ik Commissaris voor Grondstoffen en Vreemde Valuta moest worden. Hij was van mening dat ik in die positie de Minister van Economische Zaken en de President van de Reichsbank waardevolle ondersteuning kon geven."
GÖRING: Dat is helemaal correct, met uitzondering van het woord Reichstagpräsident; dat moet zijn Reichsbankpräsident.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja, zo heb ik het hier
GÖRING: Via de koptelefoon klonk het als Reichstagpräsident.
Mr. JUSTICE JACKSON: "Bovendien was hij heel openhartig met de suggestie die hij en Blomberg deden, dat ik de leiding over het Vier Jaren Plan zou krijgen. Schacht was echter van mening dat ik niet veel van economie afwist en dat hij zich makkelijk achter me kon verschuilen."
GÖRING: Dat heb ik onlangs heel duidelijk gezegd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Goed, vanaf die tijd werkten u en Schacht een tijd samen bij de voorbereiding van een herbewapeningsprogramma, niet waar?
GÖRING: Vanaf die tijd werkte ik samen met Schacht bij economische aangelegenheden en we bestreken daarmee de hele Duitse economie, inclusief het bewapeningsprogramma, dat natuurlijk onontbeerlijk was voor de nieuw aangetreden Duitse militaire leiders.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u verschilde met hem van mening over bevoegdheden en hebt een overeenkomst opgesteld waarin u die verschillende bevoegdheden regelde?
GÖRING: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat was op 7 juli 1937, niet waar?
GÖRING: Op die dag werd een zeker voorsel voor een regeling gedaan maar dit leidde er niet toe dat er iets definitiefs werd bereikt. Dat was vanwege de aard van beide functies en onze persoonlijkheden. Wij beiden, ik als gedelegeerde voor het Vier Jaren Plan en de heer Schacht als Minister van Economische Zaken en President van de Reichsbank, waren in staat een zeer grote invloed uit te oefenen op de Duitse economie. Daar de heer Schacht ook een sterke persoonlijkheid had en zich zeer van zijn functie bewust was en ik ook niet geneigd was me te verstoppen; of we nou vrienden waren of niet, we konden niet voorkomen dat we elkaar in de weg zaten, vanwege die kwestie van bevoegdheden en een van ons moest tenslotte buigen voor de ander.
Mr. JUSTICE JACKSON: En toen kwam er een moment waarop hij het Ministerie en de Reichsbank verliet?
GÖRING: Allereerst nam hij in november 1937 ontslag bij het Reichswirtschaftsministerium en voor zover ik weet nam hij eind 1938 ontslag als President van de Reichsbank maar ik ben niet zeker van die datum.
Mr. JUSTICE JACKSON: Er bestond tussen u beiden geen verschil van mening of het programma van herbewapening moest worden voortgezet, niet waar? U verschilde alleen van mening over de manier waarop?
GÖRING: Ik neem aan dat de heer Schacht ook, als goede Duitser, natuurlijk bereid was al zijn krachten in dienst te stellen van de herbewapening van Duitsland, zodat Duitsland sterk zou worden en er zullen ongetwijfeld meningsverschillen zijn ontstaan, alleen met betrekking tot methoden want noch Schacht, noch ik was aan het bewapenen voor een aanvalsoorlog.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nadat hij zijn werkzaamheden voor de herbewapening had gestaakt, bleef hij aan als Minister zonder Portefeuille en had een tijd zitting in de Reichstag, niet waar?
GÖRING: Dat klopt. De Führer wilde dat zo want hij wilde geloof ik op deze manier uitdrukking geven aan zijn waardering voor de heer Schacht.
Mr. JUSTICE JACKSON: En herinnert u zich de tijd waarin u overwoog 15-jarigen op te roepen -dienstplicht voor 15-jarigen?
GÖRING: Tijdens de oorlog, bedoelt u?
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja.
GÖRING: Dat ging om hulptroepen voor de Luftwaffe, dat klopt. Die waren 15 of 16 jaar oud, ik weet niet meer wat, die werden opgeroepen als hulptroepen voor de Luftwaffe.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik verzoek dat u Document 3700-PS wordt getoond en vraag u of u van Schacht een brief hebt gekregen waar dit een kopie van is?
(Het document wordt aan de getuige overhandigd.)
GÖRING: Ja, ik heb die brief zeker ontvangen. Het jaartal staat er niet op, dat ontbreekt op de kopie.
Mr. JUSTICE JACKSON: Zou u bij benadering de datum van ontvangst kunnen noemen?
GÖRING: Er staat hier 3 november en uit de gebeurtenissen die aan ommezijde zijn beschreven leid ik af dat het 1943 moet zijn. Op deze kopie staat vreemd genoeg geen jaartal maar ik denk dat ik deze brief in 1943 heb ontvangen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Hebt u Document 3700-PS beantwoord? Hebt u deze brief beantwoord?
GÖRING: Dat kan ik nu niet met zekerheid zeggen - waarschijnlijk wel.
Mr. JUSTICE JACKSON: Het Vier Jaren Plan had ten doel de hele economie gereed te maken voor oorlog, niet waar?
GÖRING: Ik heb uitgelegd dat het Vier Jaren Plan twee taken ten doel had: 1) de Duitse economie te beschermen tegen crises, dat wil zeggen, om die onkwestbaar te maken voor schommelingen in de export en met betrekking tot voedsel, zo ver mogelijk tegen tegenvallende oogsten en 2) de economie in staat te stellen een embargo te weerstaan, dat wil zeggen op grond van ervaringen uit de Eerste Wereldoorlog die in een dusdanige situatie te brengen dat in een tweede wereldoorlog een embargo niet zulke rampzalige gevolgen zou hebben. Dat het Vier Jaren Plan in dit verband een elementaire vereiste was voor de hele opbouw en uitbouw van de wapenindustrie is vanzelfsprekend. Zonder dat zou de herbewapeningsindustrie niet die vorm hebben gekregen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Schreef u niet in een brief aan Schacht, gedateerd 18 december 1936 dat u het als uw taak zag, en u gebruikte deze woorden: "binnen 4 jaar de hele economie in gereedheid te brengen voor een oorlog" Schreef u dat of niet?
GÖRING: Natuurlijk heb ik dat gezegd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Herinnert u zich het rapport van Von Blomberg uit 1937 waarin hij - als u wilt kunt u Document C-175 nalezen - waarin hij begint met te zeggen: "De algemene politieke situatie rechtvaardigt de veronderstelling dat Duitsland geen aanval van welke zijde dan ook hoeft te duchten".
GÖRING: Dat kan op dat tijdstip heel goed mogelijk geweest zijn. Ik vond de situatie in Duitsland in 1937 zeer bevredigend. Het was na de Olympische Spelen en in die periode was de algemene situatie buitengewoon rustig. Maar dat had niets te maken met het feit dat ik me verplicht voelde om, geheel afgezien van tijdelijke veranderingen van een kalme naar een meer gespannen sfeer, de Duitse economie in gereedheid te brengen voor een oorlog en onkwestbaar te maken voor crises en embargo's want precies een jaar later vonden er gebeurtenissen van een heel andere aard plaats.
Mr. JUSTICE JACKSON: Vervolgt Von Blomberg niet met:
"De redenen hiervoor zijn, bovenop de onwil van bijna alle landen om oorlog te voeren, zeker de Westelijke Machten, dat een aantal landen slecht voorbereid is op een oorlog, in het bijzonder Rusland".
Dat was de situatie in 1937, niet waar?
GÖRING: Dat is de wijze waarop de heer von Blomberg de situatie zag. Wat betreft Rusland's gereedheid voor oorlog, de heer von Blomberg had het, net als al die andere aanhangers van die Reichswehr mentaliteit, mis in tegenstelling tot de mening die elders heerste over de Russische bewapening. Dit is slechts de mening van de heer von Blomberg, niet die van de Führer, niet die van mij en ook niet de mening van andere leidende figuren.
Mr. JUSTICE JACKSON: Maar dat stond echter wel in een rapport van de Opperbevelhebber van de Strijdkrachten op 24 juni 1937, niet waar?
GÖRING: Dat is juist.
Mr. JUSTICE JACKSON: Een maand later richtte u de
Hermann Göring Werke op?
GÖRING: Correct.
Mr. JUSTICE JACKSON: En de
Hermann Göring Werke hielden zich bezig met Duitsland in gereedheid te brengen voor een oorlog, niet waar?
GÖRING: Nee, dat is niet waar. De Hermann Göring Werke hielden zich in eerste instantie uitsluitend bezig met de winning van ijzererts in het gebied rond Salzgitter en in een district in de Oberpfalz en later, na de annexatie, met ijzerertsmijnen in Oostenrijk. De Hermann Göring Werke zette eerst uitsluitend mijnen, verwerkingsfabrieken en smelterijen op. Pas veel later kwamen er staalfabrieken en walserijen bij, dat wil zeggen, een hele industrie.
Mr. JUSTICE JACKSON: De Hermann Göring Werke maakten deel uit van het Vier Jaren Plan, niet waar?
GÖRING: Dat klopt.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u hebt al gezegd dat het Vier Jaren Plan ten doel had, de economie in gereedheid te brengen voor een oorlog en dat de Hermann Göring Werke waren opgezet om ijzererts te winnen, dit om te smelten tot staal en het hele proces tot aan complete tanks en kanonnen aan toe te doorlopen, niet waar?
GÖRING: Nee, dat is niet waar. De Hermann Göring Werke hadden het begin zelf geen wapenfabrieken, maar vervaardigden alleen - en ik herhaal het nogmaals - de grondstof ervoor, staal, ruw staal.
Mr. JUSTICE JACKSON: In ieder geval bleef u zich inzetten en op 8 november hield u in het gebouw van de Führer in München een toespraak voor Gauleiter waarin u uw inspanningen uiteenzette, klopt dat?
GÖRING: Ik weet de juiste datum niet meer, maar rond die tijd hield ik een toespraak, een uit een aantal toespraken voor Gauleiter over de situatie in de lucht en misschien ook, voor zover ik me kan herinneren, over de bewapeningssituatie. Ik kan me de tekst van de toespraak niet meer herinneren want ik ben er tot nu toe nooit naar gevraagd maar de feiten kloppen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Laat u mij u eraan herinneren of u deze woorden hebt gebruikt om zo uw geheugen op te frissen:
"Duitsland was aan het begin van de oorlog het enige land ter wereld dat een operationele en gevechtsklare luchtmacht bezat. Andere landen hadden hun luchtvloten opgesplitst in luchtvloten voor leger en marine en beschouwden het luchtwapen primair als een noodzakelijke en belangrijke aanvulling op andere onderdelen van de krijgsmacht. Dientengevolge misten ze het instrument dat alleen al in staat is geconcentreerde en doelmatige klappen uit te delen, namelijk een zelfstandige luchtmacht. In Duitsland waren we vanaf het begin op die weg verder gegaan en het belangrijkste deel van de Luftwaffe was zo opgesteld dat die met strategische effecten diep kon doordringen in vijandelijk gebied terwijl een minder belangrijk deel, bestaande uit Stuka's en jachtvliegtuigen aan de frontlinie in actie kwam. U weet allen welke prachtige resultaten we met deze tactiek hebben behaald en wat voor overwicht we in het begin van de oorlog verkregen door middel van dit moderne soort luchtwapen".
GÖRING: Dat is helemaal juist, ik heb dit zeker gezegd en bovendien, ik handelde daar ook naar. Maar, - voor een beter begrip en correcte vertaling moet ik dit even kort uitleggen - in deze verklaringen had ik te maken met twee verschillende meningen over strategie in de lucht, waarover vandaag de dag nog steeds wordt gediscussieerd zonder dat er een beslisssing is bereikt. Dat wil zeggen: moet de luchtmacht een aanvullend onderdeel van het leger en de marine vormen en opgesplitst worden om een organiek onderdeel van dat leger en die marine te vormen of moet de luchtmacht een zelfstandig wapen binnen de strijdkrachten vormen? Ik heb uitgelegd dat het voor landen met een omvangrijke marine misschien begrijpelijk is dat er zo'n scheiding wordt aangebracht. Vanaf het eerste begin namen wij God zij dank, de juiste en consequente beslissing om een sterke - en ik benadruk het woord sterke - en onafhankelijke Luchtmacht naast Leger en Marine op te bouwen en ik heb beschreven hoe we van een twijfelachtige luchtmacht uitgroeiden tot een operationele. Als kenner ben ik vandaag de dag nog steeds van mening dat alleen een operationele luchtmacht een beslissende factor kan zijn. Ik heb ook uitgelegd dat met betrekking tot twee- en viermotorige bommenwerpers, dat ik in eerste instantie heel tevreden was met tweemotorige bommenwerpers omdat ik ten eerste geen viermotorige bommenwerpers had en ten tweede het operationele bereik van de tweemotorige bommenwerpers groot genoeg was voor het soort vijand waar we op dat moment mee te maken hadden. Ik heb verder duidelijk gemaakt dat de belangrijkste reden voor het snelle einde aan de Poolse veldtocht en die in het westen het effect van de Luftwaffe was.
Dat is dus helemaal juist.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik herinner u aan de getuigenis van getuige Milch over een onderwerp waarover ik u nog niet heb gehoord. Hij zei:
"Ik had de indruk dat al ten tijde van de bezetting van het Rijnland, hij, Göring zich zorgen maken omdat hij bang was dat Hitler's politiek tot oorlog zou leiden".
Herinnert u zich dat?
GÖRING: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En was het waar of was het niet waar, of misschien zou ik moeten zeggen een vergissing.
GÖRING: Nee, ik wenste geen oorlog en ik dat dacht de beste manier was om een oorlog te voorkomen een sterke bewapening te hebben, volgens dat bekende gezegde: hij die vrede wil dient zich op oorlog voor te bereiden.
Mr. JUSTICE JACKSON: Bent u dat nog steeds van mening?
GÖRING: Dat ben ik vandaag nog steeds van mening, nu ik de gevolgen zie, meer dan ooit.
Mr. JUSTICE JACKSON: En is het waar wat Milch zei, dat u zich bezorgd maakte dat Hitler's politiek ten tijde van de bezetting van het Rijnland tot oorlog zou leiden?
GÖRING: Neem me niet kwalijk, ik meende uit uw vraag te begrijpen of het ook nu mijn mening is dat een alleen een natie die sterk bewapend is de vrede kan handhaven. Dat bedoelde ik te antwoorden met mijn laatste uitspraak.
Als u deze vraag verbindt aan de verklaring van Milch, dat ik bezorgd was dat de politiek van de Führer tot oorlog zou kunnen leiden, zou ik willen zeggen dat ik bezorgd was dat er een oorlog zou kunnen uitbreken en ik wilde die zo mogelijk voorkomen, maar niet in die zin dat de politiek van de Führer tot oorlog zou leiden want de Führer wilde zijn programma ook uitvoeren door middel van verdragen en diplomatieke acties.
Wat betreft de bezetting van het Rijnland, ik was in die tijd enigszins ongerust over de reacties maar die bezetting was toch wel nodig.
Mr. JUSTICE JACKSON: En toen er niets gebeurde was de volgende stap Oostenrijk?
GÖRING: Het een heeft met het ander niets te maken. Ik had nooit het bange voorgevoel dat Oostenrijk tot oorlog zou leiden, wat ik wel had bij de bezetting van het Rijnland want in dat geval kon ik me heel goed voorstellen dat er vergeldingsmaatregelen zouden komen maar hoe het buitenland maatregelen zou kunnen nemen tegen de hereniging van twee broedernaties van zuiver Duits bloed was me niet duidelijk, zeker niet sinds Italië, dat altijd beweerd heeft groot belang te hechten aan een onafhankelijk Oostenrijk, enigszins van gedachten was veranderd. Het had noch Engeland noch Frankrijk iets kunnen schelen en ze hadden ook geen enkel belang bij deze hereniging. Daarom zag ik er geen gevaar voor een oorlog in.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik ga u maar een paar vragen stellen over Oostenrijk. U zei dat u en Hitler de dood van Dollfuss diep betreurd hebben en ik vraag u of het waar is dat Hitler in Wenen een plaquette heeft onthuld ter nagedachtenis aan de mannen die Dollfuss hebben vermoord en toen een krans op hun graven legde toen hij in Wenen was. Is dat een feit? Kunt u dat met ja of nee beantwoorden?
GÖRING: Nee, dat kan ik niet met ja of nee beantwoorden als ik volgens mijn eed de waarheid moet spreken. Ik kan niet zeggen: "ja, dat heeft hij gedaan" omdat ik het niet weet; ik kan niet zeggen: "nee, dat heeft hij niet gedaan" want dat weet ik ook niet. Ik zeg alleen dat ik hier voor het eerst van deze gebeurtenis heb gehoord.
Mr. JUSTICE JACKSON: In juni 1937 kwam Seyss-Inquart bij u en Staatssecretaris Keppler en hebt onderhandelingen gevoerd?
GÖRING: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En het was Seyss-Inquart die een onafhankelijk Oostenrijk wenste, niet waar?
GÖRING: Voor zover ik me herinner, ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En Keppler was de man die door Hitler ten tijde van de Anschluss naar Wenen werd gestuurd en die hem telegrafeerde niet binnen te vallen, herinnert u zich dat?
GÖRING: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Èn dat is het telegram van de man ter plaatse dat u omschreef als schaamteloos en zinloos en die al eerder met Seyss-Inquart had onderhandeld, herinnert u zich dat?
GÖRING: Ik heb dat telegram niet gekenschetst met dat woord dat zojuist voor me in het Duits vertaald is met schaamteloos. Ik zei dat dit telegram niet langer van enige invloed kon zijn en overbodig was omdat de troepen al in beweging waren en hun orders hadden ontvangen; het geheel was al op gang gekomen.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt geëist dat Seyss-Inquart Kanselier zou worden, niet waar?
GÖRING: Ik wenste dat niet persoonlijk maar het kwam toevallig zo uit dat hij in die periode de enige man was die Kanselier kon worden omdat hij al in de regering zat.
Mr. JUSTICE JACKSON: Werd Seyss-Inquart Kanselier van Oostenrijk in de wetenschap dat hij zijn land aan Duitsland moest overgeven of deed u hem geloven dat hij onafhankelijk zou zijn, een onafhankelijk land zou hebben?
GÖRING: Ik heb een paar dagen geleden al verklaard dat zelfs op het moment waarop hij de volgende morgen per vliegtuig terugkeerde, de Führer zelf nog steeds niet had besloten of de hereniging met Oostenrijk niet bewerkstelligd moest worden door middel van een gezamenlijk staatshoofd. Ik heb ook gezegd dat ik deze oplossing niet ver genoeg vond gaan en dat ik voorstander was van een absolute, directe en totale Anschluss.
Ik wist niet precies wat op dat moment het standpunt van Seyss-Inquart was. Niettemin was ik bang dat hij in de richting van een blijvende scheiding met samenwerking neigde en niet zover ging als mijn standpunt van een totale Anschluss. Daarom was ik zeer tevreden toen deze totale Anschluss in de loop van de dag vorm kreeg.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik stel vast dat deze antwoorden geen antwoord op mijn vraag zijn en herhaal deze dus:
Werd Seyss-Inquart Kanselier van Oostenrijk in de wetenschap dat hij de Duitse troepen op zou roepen en Oostenrijk overgeven aan Duitsland of deed u hem geloven dat hij met een onafhankelijk Oostenrijk verder kon?
GÖRING: Neem me niet kwalijk, maar dat zijn een aantal vragen die ik niet zo maar met ja of nee kan beantwoorden.
Als u me vraagt: "werd Seyss-Inquart Kanselier volgens Hitler's wensen en de uwe," ja.
Als u me dan vraagt: "werd hij Kanselier in de wetenschap dat hij een telegram moest sturen om de troepen binnen te halen" dan zeg ik nee want ten tijde van het kanselierschap was er geen sprake van dat hij telegrammen verzond.
Als u me ten derde vraagt: "werd hij Kanselier in de wetenschap dat hij een onafhankelijk Oostenrijk zou kunnen behouden" dan moet ik nogmaals zeggen dat voor de Führer op die avond de loop der gebeurtenissen nog niet duidelijk was. Dat probeerde ik uit te leggen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Is het niet waar dat u vermoedde dat hij zo onafhankelijk mogelijk wenste te blijven en was dat een van de redenen waarom de troepen naar binnen werden gestuurd?
GÖRING: Nee. Neem me niet kwalijk, dat zijn weer twee vragen. Ik had het sterke vermoeden dat Seyss-Inquart zo onafhankelijk mogelijk wilde blijven. Het sturen van troepen had niets te maken met dat vermoeden; daar zou geen enkele soldaat voor nodig zijn geweest. Ik heb mijn redenen al gegeven om troepen te sturen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Maar is het nooit aan Seyss-Inquart te kennen gegeven dat Oostenrijk onafhankelijk zou blijven tot nadat, zoals u het stelde, de Führer en u Oostenrijk's lot hadden bepaald. Is dat waar?
GÖRING: Dat is hem te voren zeker niet door de Führer verteld. Voor zover het mij betrof, het was algemeen bekend dat ik het zo wenste en ik neem aan dat hij mijn standpunt kende.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt verklaard dat u toen, in een gesprek met Von Ribbentrop in Londen er de nadruk op legde dat er aan Seyss-Inquart geen ultimatum was overhandigd en u hebt gezegd dat dat een legaal feit was.
GÖRING: Ik heb niet 'legaal' gezegd, ik heb gezegd 'diplomatiek'.
De PRESIDENT: Is dit een goed moment om af te breken?
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja, Edelachtbare.
(De zitting wordt verdaagd tot 19 maart 1946 om 10.00 uur.)
Zie ook:
Verhoor Göring 6,
Verhoor Göring 7,
Verhoor Göring 8,
Verhoor Göring 9
Slotverklaring Göring
Vonnis Göring