De PRESIDENT: Dr. Sauter, een moment. Ik wil eerst met Dr. Nelte spreken.
Dr. Nelte, gezien uw verzoek met betrekking tot dit document met als titel "Karakterschets van Feldmarschall
Wilhelm Keitel" heeft het Tribunaal de zaak onderzocht en verwezen naar pagina 4987 van het stenografisch verslag (Deel VIII, pagina 233) dat u waarschijnlijk in gedachten had. U hebt waarschijnlijk niet opgemerkt dat juist dit document "Karakterschets van Keitel" is geweigerd bij besluit van het Tribunaal in paragraaf 2, dat de beslissing van het Tribunaal bevat na de discussie in de rechtszaal en die is vermeld op de pagina van het stenografisch verslag waarnaar ik heb verwezen. Daarom heeft u naar de mening van het Tribunaal niet het recht dat document, dat door het Tribunaal gweigerd is, in te dienen.
Dr. NELTE: Meneer de President, ik heb alle notities van de zitting niet voor me. Maar ik weet dat deze verklaring is geweigerd met als uitleg dat wanneer een getuige kan worden opgeroepen, een beëdigde verklaring niet kan worden ingediend en dat is hier het geval.
Daarop verklaarde Sir David Maxwell-Fyfe, dit bijzondere documentnummer uit mijn documentenboek citerend, het volgende: "Het Tribunaal zal zich wellicht herinneren dat in het geval van getuige Blaha mijn confrère, Mr. Dodd, de methode gebruikte, de getuige te vragen ......" En deze verklaring behoort bij dit document.
De PRESIDENT: Dr. Nelte, daar ben ik mij van bewust en ik heb u al verwezen naar de juiste pagina van het transcript die ik geraadpleegd heb. Maar de raadsheren van beklaagden moeten er goed van doordrongen zijn dat het Tribunaal in open zitting geen beslissing heeft genomen over het aanvragen van getuigen en documenten en het Tribunaal heeft zeer duidelijk gemaakt dat zij later de ingediende aanvragen zullen beoordelen. In elk afzonderlijk geval is een zeer duidelijke, schriftelijke order aan de raadheren van beklaagden gegeven, vermeldende de getuigen die zijn toegelaten, de getuigen die zijn geweigerd, vragenlijsten die zijn toegelaten, vragenlijsten die zijn geweigerd, documenten die zijn toegelaten en documenten die zijn geweigerd. In paragraaf 2 van de order staat "Karakterschets van Keitel." Daarom had naar de mening van het Tribunaal dat document nooit mogen worden ingediend. Dat is alles.
Dr. NELTE: Ik probeerde uit te leggen dat het weigeren van de verklaring ten spijt, het materiaal in de verklaring gebruikt had kunnen worden bij het verhoor van de beklaagde.
Dr. FRITZ SAUTER (raadsman van beklaagden Funk en Von Schirach): Ik verzoek toestemming, namens beklaagde Funk de volgende vragen te stellen.
(tot de beklaagde): Beklaagde Funk werd in de zomer van 1931 lid van de Partei. Destijds was hij, zoals u weet, hoofdredacteur van de Berliner Börsenzeitung. Is het u bekend dat hij in deze hoedanigheid in bijzonder hoog aanzien stond bij de pers en in Duitse economische kringen?
GÖRING: Ik weet dat Funk en zijn economische artikelen in de Börsenzeitung destijds in hoog aanzien stonden en dat hij in economische kringen vele relaties had.
Dr. SAUTER: We hebben gehoord dat beklaagde Funk ervan wordt beschuldigd het aan de macht komen van de Partei met zijn activiteiten te hebben gesteund, en ik stel er belang in van u te horen of Funk, voordat de Partei aan de macht kwam, enige rol binnen de Partei speelde; of is het correct te stellen dat hij na zijn aftreden als hoofdredacteur van de Berliner Börsenzeitung een zogenaamd economisch-politiek informatieblad uitgaf, niet aleen voor de Partei maar voor alle economische kringen, waaronder de Duitse Volkspartij.
GÖRING: Mag ik verzoeken of de vraag nauwkeuriger gesteld kan worden, dit is een heel verhaal. Maar ik kan kort zijn. Voor de machtsovername was ik alleen op de hoogte van Funk's activiteiten als redacteur van de Börsenzeitung, die ik al heb genoemd. Als zodanig hoorde ik regelmatig zijn naam in economische kringen. Pas na de overname hoorde ik pas dat hij al partijlid was en van zijn relatie tot de Partei. Zijn partijactiviteiten konden dus niet zo belangrijk zijn geweest of hij was op een of andere manier wel onder mijn aandacht gekomen. Wat zijn informatieblad betreft, of hij de voorkeur gaf aan de Democraten of aan de Duitse Volkspartij, daar weet ik niets van.
Dr. SAUTER: Na de machtsovename werd Funk Pressechef van de Reichsregierung. Dat is u bekend?
GÖRING: Ja.
Dr. SAUTER: Daarna werd hij staatssecretaris in het Reichspropagandaministerium. Dat is u ook bekend?
GÖRING: Ja.
Dr. SAUTER: Nu ben ik nieuwsgierig te weten wat zijn werk als Pressechef van de Reichsregierung inhield. Had Funk met zijn werk enige invloed op beslissingen van het Reichskabinett?
GÖRING: Ik ben goed bekend met de omstandigheden van Funk's benoeming tot Reichspressechef. Nadat het Reichskabinett was beëdigd moest de nieuwe Reichspressechef worden benoemd. We zaten in een kamer van Hotel Kaiserhof en de Führer wilde niemand uit perskringen die volledig partijlid was, maar iemand die enige ervaring met de pers had maar toch niet zo vooraanstaand in de Partei of eraan verbonden. Ik weet niet meer precies wie de naam Funk noemde. Maar ik weet wel dat hij toen zei: "Goed."
Funk werd erbij geroepen en ik geloof dat het voor hem een grote verrassing was. Die indruk had ik. De Reichspressechef had destijds, toen Von Hindenburg nog Reichspräsident was ......
(de zitting wordt even onderbroken)
De PRESIDENT: U kunt nu verder gaan.
Dr. SAUTER: Ik zou de vraag willen herhalen omdat die niet doorkwam. Mijn vraag luidde: Toen beklaagde Funk Pressechef van de Reichsregierung was, met andere woorden, na de machtsovername, had hij toen enige invloed op beslissingen van het Reichskabinett?
GÖRING: De Reichspressechef had geen enkele invloed op beslissingen van het Reichskabinett want zijn taak was van een heel andere aard.
Dr. SAUTER: Toen werd Funk staatssecretaris in het Reichspropagandaministerium. Hier ben ik nieuwsgierig van u te weten of hij bij de uitoefening van zijn functie op een of andere manier opviel waar het propaganda of het persbeleid betrof en wat zijn taken binnen het ministerie destijds waren, voor zover u de omstandigheden kent.
GÖRING: Hij werd staatssecretaris omdat het Propagandaministerium de pers en de behandeling van alle perszaken als belangrijkste functie overnam. Zuivere propaganda activiteiten werden vanaf het begin door Goebbels zelf ondernomen, die gelijktijdig propagandachef van de Partei was. Funk werd hoofdzakelijk aangenomen om het ministerie zelf te leiden en in het bijzonder economische kwesties rond te pers te behandelen, het verwerven van persorganen door aankoop, subsidies en dergelijke. Zijn gespecialiseerde kennis werd vooral op dit terrein ingezet.
Dr. SAUTER: Toen Dr. Schacht in november 1937 zijn functie neerlegde, werd Funk zijn opvolger als Reichswirtschaftsminister. De benoeming vond plaats in november 1937 maar hij nam het ministerie pas in februari 1938 over. Kunt u ons vertellen waarom dat zo was en wie het Wirtschaftsministerium in de tussentijd leidde?
GÖRING: Bij het bespreken van het Vierjarenplan heb ik uitgelegd dat ik na het ontslag van Schacht vanaf november 1937 tot februari 1938 persoonlijk het Mnisterie heb geleid hoewel Funk, zover ik mij herinner al benoemd was. Ik heb dit gedaan om de economische instellingen buiten het Ministerie die betrokken waren bij het Vierjarenplan weer in het Wirtschaftsministerium onder te brengen. Door mijzelf van deze last te bevrijden kon ik mijn richtlijnen vanuit het Ministerie zelf uitgeven.
Dr. SAUTER: Een gelijksoortige situatie schijnt hebben bestaan rond de Algemeen Gevolmachtigde voor Economie. Dr. Schacht, als ik hier nogmaals op mag wijzen, legde deze functie neer tegelijk met zijn aftreden als Minister van Economische Zaken in November 1937. Funk werd pas in 1938 tot zijn opvolger benoemd, als Gevolmachtigde voor Economie. Wat was de reden daarvoor?
GÖRING: Hij werd pas in 1938 benoemd tot Algemeen Gevolmachtigde vanwege het feit dat hij pas in 1938 het Ministerie van Economische Zaken overnam. Op grond van een oude regeling was de Algemeen Gevolmachtigde voor Economie identiek aan de Reichswirtschaftsminister. Maar destijds, gedurende het laatste deel van Schacht's zittingsperiode was dat maar een formaliteit, zoals ik al heb gezegd; want ik verklaarde dat ik vanaf de minuut waarop ik het Vierjarenplan overnam persoonlijk de feitelijke Algemeen Gevolmachtigde voor Economie werd.
Ik stelde voor om deze functie af te schaffen maar zoals vaak het geval is, blijven sommige dingen alleen om redenen van prestige bestaan, dingen die geen werkelijk belang meer hebben. De Gedelegeerde voor het Vierjarenplan was de enige Algemeen Gevolmachtigde voor de totale Duitse economie. Omdat er geen twee van die mannen konden zijn, bestond de ander alleen maar op papier.
Dr. SAUTER: Het gevolg was, als ik die conclusie mag trekken – en ik verzoek u hierop te antwoorden – dat Dr. Funk in zijn hoedanigheid van Algemeen Gevolmachtigde voor de Economie en die van President van de Reichsbank volkomen gebonden was aan uw richtlijnen als hoofd van het Vierjarenplan. Is dat juist?
GÖRING: Natuurlijk moest hij, op grond van de volmachten die mij waren verleend mijn economische richtlijnen opvolgen waar het de Reichsbank en het Ministerie van Economische Zaken betrof. Dat was een reden voor die wijziging want ik kon met Schacht deze methode niet volgen, maar vanaf het begin nam Funk in dit opzicht een onberispelijke houding jegens mij aan. De richtlijnen of het economische beleid dat de Reichswirtschaftsminister en Reichsbankpräsident Funk voerde zijn geheel en uitsluitend mijn verantwoordelijkheid.
Dr. SAUTER: Misschien herinnert u zich een verjaarsdagbrief die beklaagde Funk een week voor de campagne tegen Polen aan Hitler schreef, ik meen op 25 augustus waarin hij de Führer voor het een of ander bedankte. In deze brief schreef Funk dat hij bepaalde maatregelen had voorbereid en genomen die in oorlogstijd nodig zouden zijn op het terrein van civiele economie en financiën. U herinnert zich deze brief en hij is al voorgelezen.
GÖRING: Ja.
Dr. SAUTER: Herinnert u zich wanneer u Funk deze bijzondere taken opdroeg? De brief is meen ik gedateerd 25 augustus 1938, als ik het nogmaals mag noemen. En wanneer gaf u deze taak en deze instructies aan beklaagde Funk?
GÖRING: Net als militaire mobilisatie of liever voorbereidingen op mobilisatie moeten worden bijgehouden en in de pas moeten blijven met de politieke situatie – of die gespannen of ontspannen is, of wanneer die wijzigt – moeten ook economische kwesties op dezelfde manier in de pas blijven lopen, zoals ik gisteren tijdens mijn slotopmerkingen heb gezegd.
Dus gaf ik ook op dit terrein opdracht voor grondige voorbereidingen op mobilisatie. In kwesties van buitenlandse handel en financën was het de plicht van de President van de Reichsbank, zowel als van het Reichswirtschaftsministerium alle voorbereidingen te treffen die mij, in geval van oorlog in een positie zouden brengen waarin ik ook de maximale veiligheid op economisch gebied voor het Duitse volk kon bereiken. Wanneer precies ik hiervoor opdracht gaf kan ik u niet zeggen want het was een algemene richtlijn die altijd van kracht was.
Dr. SAUTER: Welke bevoegdheden had Funk voor het instellen van regelingen en dergelijke voor het economische bestuur in de bezette gebieden?
GÖRING: Ik kan me de bijzonderheden nu niet meer herinneren. De algemene richtlijn kreeg hij van mij. In hoeverre en aan wie hij, werkend vanuit deze richtlijn, ministeriële instructies op dit specifieke terrein in de bezette gebieden gaf, kan ik niet in bijzonderheden zeggen; maar die vloeiden altijd voort uit mijn persoonlijke verantwoordelijkheid.
Dr. SAUTER: Is het juist dat, voorbijgaand aan Funk, het Vierjarenplan speciale gevolmachtigden en departementen in de bezette gebieden had voor het uitvoeren van uw richtlijnen?
GÖRING: In sommige delen van de bezette gebieden was dat het geval. In andere delen maakte ik gebruik van de daar bestaande instellingen en als ik het nodig vond gaf ik ook richtlijnen aan het Wirtschaftsministerium om dit of dat in de bezette gebieden te laten doen.
Dr. SAUTER: Vervolgens werd gedurende de oorlog het Ministerie van Bewapening gevormd, ik meen in het voorjaar van 1940. Is het juist dat in de loop van de oorlog in steeds grotere mate de bevoegdheden van het Reichswirtschaftsministerium en op het einde ook de hele civiele productie naar dat ministerie werd overgeheveld zodat uiteindelijk het Ministerie van Economie slechts achterbleef als een handelsministerie?
GÖRING: Op mijn voorstel, op mijn dringende voorstel, vormde de Führer een Ministerium für Munitionen onder de toenmalige Minister Todt. Dit Ministerie voor alleen maar munitie werd door de loop van verdere ontwikkelingen het Ministerium für Rüstung und Munitionen onder Minister Speer, en geleidelijk aan werden steeds meer taken daar naar toe overgeheveld. Omdat bewapening de kern van de hele economie vormde en al het andere in de economie hieraan ondergeschikt moest worden werd een aantal taken van het Wirtschaftsministerium overgeheveld naar het Ministerium für Rüstung. in het bijzonder de volledige productie. Het is juist dat aan het einde het Wirtschaftsministerium niet veel meer was dan een holle schelp met nog maar een paar zeer ondergeschikte afdelingen.
Dr. SAUTER: Nu een laatste vraag betreffende beklaagde Funk. Het is een vraag in verband met het Centraal Planbureau, anders gezegd, betreffende de kwestie van buitenlandse arbeiders. Ik ben nieuwsgierig van u te horen of u weet, beklaagde, dat Funk voor het eerst eind november 1943 werd opgeroepen aan de vergaderingen van dit Centraal Planbureau deel te nemen en voor die tijd nooit. Is dat u bekend?
GÖRING: Ik ken het Centraal Planbureau. Ik bemoeide me nooit met hun interne aangelegenheden. Ik kan niet zeggen wanneer Funk bij deze raad werd geroepen. Met het werven van buitenlandse arbeiders had hij echter niets te maken.
Dr. SAUTER: Meneer de President, als u mij toestaat, ik heb een paar korte vragen namens beklaagde Von Schirach.
(tot de beklaagde): Weet u of de zogenoemde FliegerHJ, een onderdeel van de HJ, ooit een vliegopleiding kreeg?
GÖRING: De FliegerHJ beoefende uitsluitend de zweefvliegsport. Nadat ze hun opleiding hadden afgerond werden deze mannen opgenomen in het National Sozialistisches Fliegerkorps, het voormalige Reichsluftsportverband en daar vervolgden zij hun vliegeropleiding.
Dr. SAUTER: Dan nog een vraag: Vonden er gesprekken plaats tussen u en beklaagde Von Schirach, in het bijzonder toen hij Reichsjugendleiter was, die te maken hadden met de kwestie van militaire training, of pre-militaire vliegtraining van de jeugd? Vonden zulke gesprekken plaats of niet?
GÖRING: Of wij deze zaken zo af en toe bespraken weet ik niet. Er was geen behoefte aan officiële vergaderingen omdat de kwestie volkomen duidelijk was. De FliegerHJ deed aan zweefvliegen en nadat zij hun pre-militaire training hadden doorlopen werden ze opgenomen in het Fliegerkorps.
Dr. SAUTER: Herinnert u zich het schema dat ons getoond werd en de organisatie van het Reichskabinett voorstelde? Op het onderste gedeelte, onder de opmerking "andere deelnemers aan kabinetsvergaderingen," vermeldde dit schema de naam van beklaagde Von Schirach naast Bohle, Popitz, Dietrich en Gerecke. Om die reden zou ik u de volgende vraag willen stellen: Was Von Schirach ooit lid van het Reichskabinett of wat voor functies of rechten had hij in dit verband?
GÖRING: Het Reichskabinett als zodanig bestond uitsluitend uit de Rijksministers. We maakten onderscheid tussen twee vergaderingen, kabinetsvergaderingen en vergaderingen van de ministerraaad.
De kabinetsvergaderingen werden gewoonlijk bijgewoond door de ministers en hun staatssecretarissen. In sommige gevallen, wanneer er bijzondere zaken moesten worden besproken konden afdelingshoofden of hogere ambtenaren van de betrokken ministeries opgeroepen worden voor het uitbrengen van een kort verslag. Dan waren er de zogenaamde hoogste Rijksfuncties. De Reichsjugendführung was er daar een van. Als er dus door het kabinet regelingen moesten worden besproken die de HJ betroffen en Von Schirach ervan hoorde kon hij, op grond van zijn positie verzoeken bij de vergadering aanwezig te zijn. Om dezelfde reden kon de Chef van de Reichskanzlei hem opdracht geven een dergelijke vergadering bij te wonen. Deze vertegenwoordigers waren nooit bij de reguliere kabinetsvergaderingen aanwezig. Ik meen dat ik bijna alle vergaderingen heb bijgewoond en voor zover ik weet was Von Schirach nooit aanwezig. In tegenstelling daarmee waren er de vergaderingen van de Ministerraad waar alleen Rijksministers werden toegelaten en niemand anders.
Dr. SAUTER: Ik kom nu toe aan de periode na de val van Mussolini, toen Badoglio de regering in Italië overnam. Herinnert u zich, beklaagde dat Von Schirach u destijds een telegram stuurde met bepaalde voorstellen?
GÖRING: Ja.
Dr. SAUTER: Wat stelde hij voor en wat wilde hij bereiken?
GÖRING: Hij stelde voor dat ik tegen de Führer zou zeggen onmiddellijk een wijziging aan te brengen op Buitenlandse Zaken door Von Ribbentrop door Von Papen te vervangen.
Dr. SAUTER: Dan een laatste vraag namens beklaagde Von Schirach. Herinnert u zich een andere brief die Von Schirach schreef, voor zover ik weet in het voorjaar van 1943? Dit was een brief in reactie op een brief van Bormann zodat u precies zult weten welke brief ik bedoel. Ik zal het verband kort uitleggen. Bormann stuurde destijds als een pure formaliteit brieven aan alle Gauleiter waarin hij alle Gauleiter vroeg te melden of ze enige binding hadden met andere landen. Von Schirach wist destijds heel goed dat die brief uitsluitend voor hem bestemd was want andere Gauleiter hadden geen verwanten in andere landen. Von Schirach schreef een brief terug die u, voor zover ik weet, gelezen hebt. Daarop zou u namens Von Schirach tussenbeide gekomen zijn. Vertelt u ons alstublieft wat voor brief dat was, welk gevaar er voor Von Schirach dreigde en wat u en anderen deden om dit gevaar af te wenden?
GÖRING: Ik moet dat verbeteren en ik ben goed op de hoogte van dit incident. Deze brief van Bormann was niet gericht aan de Gauleiter om vast te stellen of zij persoonlijke bindingen met het buitenland hadden. Bormann stuurde op bevel van de Führer een brief aan alle Gauleiter; het was echter geen pro forma brief alleen bedoeld voor Gauleiter Von Schirach maar bedoeld voor allemaal. Zij moesten bij de politieke leiders binnen hun rechtsgebied vaststellen of een van hun medewerkers of een van de aan hen ondergeschikte politieke leiders familiebanden of andere relaties met het buitenland had, in het bijzonder met vijandelijke landen, waardoor de betrokken persoon in bepaalde gevallen een gewetensconflict kon krijgen of dat er aan zijn betrouwbaarheid kon worden getwijfeld. Dat was een algemene richtlijn van de Führer die ook gold voor het officierskorps en niet alleen voor Von Schirach.
Ik was op het hoofdkwartier toen Von Schirach's brief aankwam en Bormann hem aan de Führer gaf. Von Schirach antwoordde dat voordat hij in deze kwestie stappen kon ondernemen betreffende zijn medewerkers of ondergeschikten, hij enige duidelijkheid van de Führer wenste waar het zijn eigen persoon betrof. Hij beschreef in deze brief verder in het kort zijn familiebanden van zijn moeder's zijde met de Verenigde Staten, noemde in zijn brief ook dat zijn contacten met zijn verwanten in het buitenland zeer intensief waren en vroeg of het onder deze omstandigheden voor de Führer nog mogelijk was hem in zijn positie van Gauleiter te handhaven. Destijds stond de Führer al enkele maanden op niet al te goede voet met Von Schirach en had herhaaldelijk overwogen hem uit zijn functie te zetten. Hij zei bij deze gelegenheid – en zo kwam ik in het bezit van deze brief want hij gaf hem aan mij - : "Von Schirach schijnt voorbereidingen te treffen om zijn toekomst in te dekken. Ik heb een zekere verdenking." Toen zei ik, in aanwezigheid van Bormann, de Führer heel duidelijk en beslist dat dit totaal ongegrond was; dat ik zijn houding ten opzichte van Von Schirach niet kon begrijpen en dat Von Schirach het enige juiste en correcte had gedaan, alvorens om dergelijke redenen een van zijn medewerkers of ondergeschikten te ontslaan, door om verduidelijking van zijn eigen positie te vragen, want zijn relaties waren bekend en dat naar mijn mening die brief geen ander doel had.
Dr. SAUTER: In verband met deze brief lijkt er echter door iemand anders een nogal vreemde suggestie te zijn gedaan voor verdere actie tegen Von Schirach.
GÖRING: Ik weet dat Bormann en Himmler tegen Von Schirach waren. Of zij aan deze brief een volledig andere uitleg wilden geven om de Führer te bewegen Von Schirach terug te roepen en hem uit te schakelen en hoever de suggestie van Himmler ging, of er preventieve hechtenis werd overwogen weet ik niet. Maar ik hoorde later uit andere bronnen over deze kwestie.
Dr. SAUTER: Edelachtbare, ik heb verder geen vragen.
FLOTTENRICHTER Dr. OTTO KRANZBÜHLER (raadsman van beklaagde Dönitz): Reichsmarschall, wanneer leerde u Admiraal Dönitz kennen?
GÖRING: Ik ontmoette Admiraal Dönitz voor het eerst tijdens de oorlog in zijn hoedanigheid van Admiraal en Bevelhebber U-Boote, voor zover ik mij herinner in 1940, tijdens een bijeenkomst in mijn speciale trein, ik meen in Frankrijk.
Dr. KRANZBÜHLER: Ging die bijeenkomst over militaire of politieke vraagstukken?
GÖRING: Puur militaire kwesties namelijk tot hoever nu en in de toekomst de Luftwaffe boven de Atlantische Oceaan verkenningen voor de U-Boote kon uitvoeren. De toen nog Admiraal Dönitz klaagde erover dat die verkenningen te zwak waren en vroeg mij dringend die te versterken en uit te breiden tot, naar ik meen de 30ste breedtegraad.
Dr. KRANZBÜHLER: Had u verder nog gesprekken met Admiraal Dönitz voor zijn promotie tot Opperbevelhebber in 1943?
GÖRING: Nee.
Dr. KRANZBÜHLER: Gebruikte u als Opperbevelhebber van de Luftwaffe zogenaamde reddingswatervliegtuigen voor het redden van vliegers die boven het Kanaal waren neergeschoten?
GÖRING: Er lag een aantal squadrons reddingsvliegtiugen langs het Kanaal voor het redden van neergeschoten vliegers, zowel Duitse als vijandelijke vliegers, zoals het bevel duidelijk bewijst.
Dr. KRANZBÜHLER: Hoe zagen deze vliegtuigen eruit?
GÖRING: Deze toestellen voerden, voor zover ik me herinner, het embleem van het Rode Kruis.
Dr. KRANZBÜHLER: Waren ze bewapend?
GÖRING: Eerst niet.
Dr. KRANZBÜHLER: En hoe werden deze reddingsvliegtuigen door de Britten behandeld?
GÖRING: Er waren gevallen waarin ze met rust werden gelaten maar er waren een aantal gevallen waarin ze werden neergeschoten terwijl ze een reddingsactie uitvoerden. Omdat deze gevallen vaker voorkwamen, zei ik dat het beter zou zijn, de Rode Kruis markeringen niet langer te gebruiken, de toestellen te bewapenen en zo te proberen onze kameraden uit zee te redden. Er werden zware verliezen geleden door deze reddingssquadrons.
Dr. KRANZBÜHLER: Liet u reddingsboeien in het Kanaal verankeren voor neergeschoten vliegers?
GÖRING: Er werd een vrij groot aantal reddingsboeien verankerd met touwen eraan bevestigd waar neergeschoten vliegers zich aan konden vasthouden. De boeien waren ook voorzien van voedsel, drinkwater, zwemvesten en dergelijke. Naast deze kleine boeien waren er ook grotere in de vorm van kleine vlotten waar de vliegers op konden klimmen. Daar kon ook voedsel, water, eerste hulp kisten, dekens en dergelijke worden gevonden.
Dr. KRANZBÜHLER: Hoe werden deze boeien door de Britten behandeld?
GÖRING: Op diverse manieren. Sommige bleven liggen, andere werden vernield.
Dr. KRANZBÜHLER: Ik heb verder geen vragen.
Dr. FRANZ EXNER (raadsman van beklaagde Jodl): Is het u bekend dat er in het bijzonder in 1942 een ernstig conflict ontstond tussen de Führer en Generaloberst Jodl?
GÖRING: Ja.
Dr. EXNER: Is het u bekend dat Jodl destijds zelfs vervangen zou worden?
GÖRING: Het conflict ontstond als gevolg van de crisis in de Kaukasus. De Führer verweet Jodl het feit dat troepen niet geconcentreerd waren ingezet om door te stoten naar Tuapse maar dat een bataljon bergtroepen door de valleien langs de Elbrus bergketen was getrokken, iets dat de Führer zinloos vond. Destijds wees Jodl hem, voor zover ik weet, erop dat deze kwestie met hem besproken was en dat hij hem had goedgekeurd. De Führer had scherpe kritiek op de commandant die de leiding over die sector had.
Jodl verdedigde hem op die gronden en dit leidde tot uitzonderlijk gespannen relaties. De Führer zei tegen mij dat hij Jodl wilde ontslaan. De spanning was zo groot dat vanaf dat moment de Führer, voor zover ik me herinner zich terugtrok uit de officiersclub die zowel door zijn Staf Operaties als het Opperbevel werd bezocht en hij nuttigde zijn maaltijden zelfs alleen. Gedurende lange tijd, enkele maanden weigerde hij deze heer een hand te geven. Dat geeft aan hoe groot de spanning toen was.
Als opvolger van Jodl was Von Paulus al gekozen; de Führer stelde bijzonder vertrouwen in hem. Waarom deze verandering niet plaats vond, weet ik niet precies. Ik neem aan dat hier alweer voor de Führer de beslissende factor was, ondanks de spanningen, dat het voor hem uiterst moeilijk was om te wennen aan nieuwe gezichten en dat hij geen veranderingen wilde aanbrengen in zijn onmiddellijke omgeving. Hij gaf er eerder de voorkeur aan te werken met mannen uit zijn omgeving die hij niet mocht dan hen te vervangen.
In de loop der jaren echter groeide zijn vertrouwen in Jodl's tactische vaardigheden weer enorm; hij had volledig vertrouwen in zijn tactische capaciteiten. De persoonlijke relatie tussen beide heren was nooit erg nauw.
Dr. EXNER: Is het u bekend dat in het bijzonder in 1945 werd overwogen om de Conventie van Genève te verlaten? Weet u welke houding Jodl destijds aannam
GÖRING: Het kan in februari 1945 zijn geweest toen Minister Goebbels dit voorstel aan de Führer deed. Dit voorstel werd door ons met de grootste tegenzin ontvangen. Ondanks dat bleef de Führer er steeds op terugkomen en dagenlang was hij geneigd deze Conventie te verlaten. De reden die werd gegeven was, vreemd genoeg, dat er in het Westen veel te veel deserteurs waren en dat de troepen veel te snel geneigd waren zich over te geven. De Führer was van mening dat wanneer de troepen wisten dat ze in gevangenschap niet langer door de Geneefse Conventie werden beschermd, ze harder zouden vechten en niet zouden reageren op de uitgebreide vijandelijke propaganda die hen voorhield hoe goed ze zouden worden behandeld wanneer ze de strijd zouden staken. In gezamenlijke pogingen, waaraan natuurlijk Jodl ook meedeed, slaagden we erin de Führer te overtuigen met het argument dat deze actie veel onrust onder de Duitse bevolking zou veroorzaken en angst voor hun verwanten in gevangenschap.
Dr. EXNER: Nog een vraag: voor het begin van de Noorse campagne schreef Jodl in zijn dagboek – het is hier al genoemd – "De Führer zoekt een uitvlucht." Maar dat is niet juist. Het origineel luidt: "zoekt een basis." Waarvoor zocht de Führer destijds een basis?
GÖRING: Ik herinner me dit punt ook erg goed en daarom kan ik onder ede verklaren dat het woord "uitvlucht"of "basis" hier volkomen misplaatst is. De kwestie was als volgt:
De Führer wist precies, en wij wisten dat ook en beschikten over uitgebreide en betrouwbare inlichtingen dat Noorwegen door de Geallieerden, Engeland en Frankrijk, zou worden bezet. Ik heb dit onlangs genoemd. Om dat te voorkomen wilde de Führer als eerste handelen. Hij sprak over het feit dat voor ons de basis van een Anglo-Franse aanval duidelijk was maar dat we voor de buitenwereld niet voldoende bewijs hadden. Hitler zei dat hij nog steeds probeerde bewijzen te verzamelen. Het zou beter zijn geweest wanneer Jodl niet had geschreven dat hij nog naar een basis zocht maar, volgens wat de Führer bedoelde, nog op zoek was naar sluitend bewijs voor de buitenwereld. We beschikten over dergelijk bewijs. Dat was een ding. Het andere was dat voor zulke stappen in het algemeen Buiitenlandse Zaken het voorbereidende werk moest doen, waaronder het opstellen van nota's. In het geval van Noorwegen echter lichtte de Führer Buitenlandse Zaken pas 24 of 48 uur van tevoren in. Hij wilde daar destijds helemaal niets over zeggen omdat hij het hele plan strikt geheim hield. Ik herinner me dat ik als Opperbevelhebber van de Luftwaffe pas heel laat over dit plan werd ingelicht. Deze geheimhouding was de tweede reden waarom hij zich bezig hield met het vinden van een basis voor de aanval.
Dat waren de twee redenen. Ik zou nogmaals willen zeggen dat het beter zou zijn uitgedrukt als hij had gezegd dat de Führer naar bewijzen zocht in plaats van naar een basis.
Dr. EXNER: Als ik u goed begrijp bedoelt u bewijsmateriaal dat aantoonde dat de Britten van plan waren Noorwegen te bezetten.
GÖRING: We beschikten over rapporten maar het uiteindelijke schriftelijke bewijs kregen we pas later.
Dr. EXNER: De Führer twijfelde hier niet aan?
GÖRING: Geen moment, niemand van ons twijfelde er aan. We ontvingen dat bewijs later.
Dr. EGON KUBUSCHOK (raadsman van beklaagde Von Papen): Is het juist dat Hitler u de bevoegdheid gaf alle onderhandelingen te voeren die moesten leiden tot een nieuwe regering onder Hitler, zoals die op 30 januari 1933 tot stand kwam, ik bedoel dat alleen u die opdracht had?
GÖRING: Dat is juist. Dat heb ik onlangs verklaard.
Dr. KUBUSCHOK: Is het juist dat u voor het eerst in januari 1933 met Von Papen sprak over de vorming van een nieuwe regering?
GÖRING: Ik sprak voor de eerste keer met Von Papan op een zondag, acht dagen voor de vorming van de regering, bij Von Ribbentrop thuis.
Dr. KUBUSCHOK: Als Von Papen toen onderhandelingen had gevoerd betreffende de vorming van een nieuwe regering tussen 4 januari, de dag van de ontmoeting met Hitler bij Baron Schröder thuis, en 22 januari, dan had hij dat via u moeten doen en dan had u ervan geweten.
GÖRING: Dat is juist want de Führer was destijds in München en ik was de enige autoriteit in Berlijn voor de vorming van deze regering. Bovendien was het begin januari nog helemaal niet duidelijk dat we binnen afzienbare tijd een dergelijke regering zouden moeten vormen. Er vonden andere onderhandelingen plaats waar de heer Von Papen niets mee te maken had.
Dr. KUBUSCHOK: Werd de vorming van een nieuwe regering midden januari niet onvermijdelijk voor Von Hindenburg omdat Von Schleicher geen parlememtaire meerderheid had en zijn pogingen die meerderheid te verkrijgen door met Gregor Strasser te onderhandelen om de
NSDAP op te splitsen op niets uitliepen?
GÖRING: Ik meen dat ik in algemene zin al heb gezegd dat Von Schleicher geen parlementaire meerderheid kreeg en zijn pogingen de partij te splitsen hierom mislukten omdat de Führer Strasser, die onder de afgevaardigden geen medestanders had, onmiddellijk opzij schoof. Omdat Von Schleicher's pogingen faalden, een meerderheid te verkrijgen moest hij zonder parlement regeren en dat kon hij alleen maar met buitengewone bevoegdheden van Von Hindenburg. Omdat hij hem eerder al had verteld dat hij in staat zou zijn een meerderheid te verkrijgen, weigerde de Reichspräsident zijn verzoek om buitengewone bevoegdheden, zoals het vorige kabinet van Von Papen die had gehad en besloot toen om te doen wat ik hier een paar dagen geleden heb gezegd.
Dr. KUBUSCHOK: Is het juist dat Von Papen op 20 april 1933 de post van Eerste Minister van Pruissen aan u overdroeg omdat na de verkiezingen voor de Pruissische Landtag de
NSDAP de absolute meerderheid had gekregen en de Landtag daarom van plan was u als Eerste Minister te kiezen?
GÖRING: Dat is niet helemaal juist want de Pruissisiche Landtag hoefde destijds geen Eerste Minister te kiezen. Maar het feit dat de NSDAP de absolutue meerderheid bezat, bracht Von Papen ertoe, in verband met mijn bijeenkomsten in München, op eigen initiatief de Führer te benaderen en te zeggen dat hij erin zou toestemmen de post van Eerste Minister van Pruissen aan mij over te dragen.
Dr. KUBUSCHOK: Een laatste vraag: U zei gisteren dat u als Opperbevelhebber van de Luftwaffe vaak gratie verleende aan mensen in België en Frankrijk die vanwege hun verzet waren veroordeeld. Is het juist dat Von Papen u bij diverse gelegenheden een wens van familieleden van veroordeelden overbracht; dat hij dit deed in het belang van latere solidariteit door de bevolking en hij niet wenste dat er in dergelijke vonnissen, ook al waren die militair gezien juist, een onpersoonlijke houding zou ontstaan en dat u de wensen van Von Papen inwilligde?
GÖRING: Ik herinner me alleen maar dat ik bij gelegenheid –ik herinner me een geval in het bijzonder omdat er een vooraanstaand persoon bij betrokken was – dat ik een verzoek van de heer Von Papen kreeg of die persoon geen gratie verleend kon worden. Het ging om mensen die waren veroordeeld omdat zij vijandelijke vliegers hadden geholpen te ontsnappen. Ik voldeed in grote mate aan het verzoek van Von Papen. De reden kan ik me niet meer herinneren.
Dr. WALTER BALLAS (raadsman van beklaagde Seyss-Inquart): Ik verzoek het Tribunaal mij toe te staan enkele vragen aan beklaagde Göring te stellen. Die betreffen het bekende telefoongesprek van 11 maart 1938 tussen Berlijn en Wenen.
(tot de beklaagde): Is het juist dat Dr. Seyss-Inquart, toen hij in 1937 tot Bondskanselier van Oostenrijk werd benoemd, u in Berlijn opzocht, vergezeld door staatssecreataris Keppler?
GÖRING: Ik herinner me de datum niet, het bezoek wel.
Dr. BALLAS: Oppperde Dr. Seyss-Inquart toen het idee dat de Oostenrijkse Nationaalsocialisten geheel van de Reichspartei losgemaakt moesten worden?
GÖRING: Wensen van hem op dat vlak werden door hem besproken omdat hij zo weinig mogelijk wrijving wenste bij zijn werk in het kabinet.
Dr. BALLAS: Destijds noemde hij verder – en ik zou graag willen dat u antwoordt of het juist is – dat de Nationaalsocialisten toestemming moesten krijgen om in Oostenrijk actief te zijn ten einde zo nauw mogelijke betrekkingen aan te knopen tussen Duitsland en Oostenrijk binnen het kader van een onafhankelijk Oostenrijk.
GÖRING: Voor zover het partijkwesties betrof herinner ik me niet precies meer wat er werd gezegd. Het idee om Oostenrijk onafhankelijk te houden in de samenwerking met Duitsland werd herhaaldelijk door Seyss-Inquart bepleit en ik heb het onlangs beschreven. Mij persoonlijk leek het niet uitgebreid genoeg. Alleen omdat ik de opvatting van Seyss-Inquart kende moet ik eerlijk bekennen dat ik een beetje wantrouwig was over zijn houding op 11 en 12 maart en daarom, laat in de middag toen deze telefoongesprekken plaatsvonden, stuurde ik Keppler naar Wenen zodat de zaken, waar het de annexatie betrof, hun juiste beloop zouden krijgen. Ik had liever iemand anders gestuurd want de heer Keppler was volgens mij te zwak maar in dit geval was het de wens van de Führer dat wanneer er iemand gestuurd zou worden, dan moest dat Keppler zijn.
Dr. BALLAS: Is het juist dat Dr. Seyuss-Inquart zijn houding verklaarde door de te wijzen op het voordeel dat de Duitse belangen nu door twee staten zouden worden behartigd?
GÖRING: Het is volkomen juist dat hij dat gezegd heeft. Ik antwoordde dat ik een totaal andere mening had, dat ik er de voorkeur aan zou hebben gegeven dat Duitse belangen slechts door een staat, die met meer energie kon handelen dan twee zouden worden behartigd, omdat de tweede wellicht niet zou meewerken.
Dr. BALLAS: Had u op 11 maart, of de dag daarvoor nog een telefoongesprek of ander contact met Seyss-Inquart?
GÖRING: Zover ik mij herinner, maar met zekerheid kan ik dat niet zeggen, meen ik op de zondag ervoor. Anders gezegd, deze telefoongesprekken waren op de 11de, een vrijdag; op de maandag of dinsdag voor ik hem of een van zijn mensen vroeg naar de indrukken die zij hadden gekregen in Graz en Stiermarken. Ik herinner me dit vaag maar kan het onder ede niet zeggen.
Dr. BALLAS: Document 2949-PS, ingediend door de Aanklager betreffende de gesprekken tussen Berlijn en Wenen in die kritieke periode in maart 1938 tonen aan dat op het moment van het gesprek tussen Dr. Dietrich en staatssecretaris Keppler, die toen namens u in Wenen was en dat om 21:54 plaatsvond, pas op die dag werd de instemming van Dr. Seyss-Inquart met het telegram dat u vooraf had gedicteerd, door Keppler doorgegeven. Was het bevel om Oostenrijk binnen te vallen op dat moment al gegeven?
GÖRING: Dat heb ik onlangs uitgelegd. Het marsbevel was gegeven en had niets te maken met het telegram als zodanig. Het was niet van belang of hij ermee instemde of niet. De verantwoordelijkheid voor de inval berustte bij de Führer en bij mij.
Dr. BALLAS: Dus is het juist dat de inval zelfs zonder dat telegram zou hebben plaatsgevonden?
GÖRING: Ja. Natuurlijk.
Dr. BALLAS: Wat was dan het doel van dit telegram? Had het soms iets te maken met het buitenlands beleid?
GÖRING: Ik heb dat hier al uitvoerig uitgelegd.
Dr. BALLAS: Herinnert u zich, beklaagde dat in de nacht van 11 op 12 maart staatssecretaris Keppler, namens Dr. Seyss-Inquart Berlijn belde met het verzoek de inval in Oostenrijk niet te laten plaatsvinden?
GÖRING: Ik herinner me dit goed want ik was bijzonder kwaad dat een dergelijk zinloos telegram – nadat alle voorbereidingen waren getroffen – de rust van de Führer moest verstoren toen hij uitgeput was en de volgende dag naar Oostenrijk zou vertrekken. Ik gaf daarom de adjudant van de Führer een uitbrander en zei hem dat een dergelijk telegram aan mij had moeten worden gegeven. Hierdoor herinner ik me het telegram en de zinloosheid ervan erg goed.
Dr. BALLAS: Met als gevolg dan dat de Führer, als ik u goed begrepen heb, dit telegram resoluut afwees?
GÖRING: Hij was niet langer tot weigeren in staat omdat de hele troepenbeweging al op gang was gekomen. Een dergelijke beweging kun je niet in een uur stilzetten. Wanneer een troepenbeweging eenmaal op gang is, duurt het dagen om hem weer te stoppen. In het beste geval hadden we de opmars op een bepaald punt op de route kunnen stilzetten. Dat was bepaald niet in ons belang, zoals ik heb gezegd. Vanaf dat moment was het niet Seyss-Inquart, maar de Führer en ik die het lot van Oostenrijk in handen hadden.
Dr. BALLAS: Ik heb nog twee vragen betreffende Nederland. Is het correct dat naast het bevel van de Führer dat op 18 mei 1940 werd uitgevaardigd en waarin Dr. Seyss-Inquart tot Reichskommissar in die Niederlände werd benoemd, er nog een bevel was, niet uitgegeven, waarin Dr. Seyss-Inquart diret aan u ondergeschikt werd gemaakt?
GÖRING: Van dit geheime bevel weet ik niets af.
De PRESIDENT: Stelt u uw vragen wat langzamer. U ziet dat het licht knippert. (Sein van een van de tolken als hij het niet kan bijhouden. Vert.)
Dr. BALLAS: Had het Vierjarenplan zijn eigen onafhankelijk kantoor in Nederland?
GÖRING: Ik heb uw eerste vraag nog niet beantwoord. Ik heb begrepen dat u de vraag nog een keer moet stellen omdat hij niet doorkwam.
Dr. BALLAS: Ik begreep dat het Hof bedoelde ......
GÖRING: Ik zal u hierop antwoord geven. Van dit geheime bevel weet ik niets af. Het zou zinloos zijn geweest want een Reichskommissar für den besetzen Gebiete kon niet ook nog eens ondergeschikt aan mij zijn. Maar als het een kwestie is van ondergeschiktheid in economische zaken is het duidelijk dat de Reichskommissar op dit terrein onder mijn bevelen en richtlijnen stonden, net als alle andere Rijksfunctionarissen.
Op uw tweede vraag kan ik zeggen dat ik vandaag niet tot in details weet of er in de bezette gebieden, dus ook in Nederland, hier en daar een directe vertegenwoordiger van het Vierjarenplan was of dat ik daarvoor de militaire commandant of de economische afdeling van de Reichskommissar van het betreffende gebied gebruikte. Zover ik me nu herinner, zonder de hulp van documenten, was de situatie in Nederland zo dat de economisch adviseur, of de vertegenwoordiger van de Reichskommissar – Fischbock was dat toen – de economische richtlijnen van het Vierjarenplan uitvoerde, wat ook logisch was. De Reichskommissar zou nooit in een positie zijn geweest om door mij gegeven bevelen niet uit te voeren. Hij kon er alleen maar bij mij tegen hebben geprotesteerd of in extreme gevallen bij de Führer maar op zich betekende dat nog geen uitstel.
Dr. BALLAS: Ik heb verder geen vragen.
De PRESIDENT: Ik schors de zitting.
(de zitting wordt verdaagd tot 18 maart 1946 om 10:00 uur.
Zie ook:
Verhoor Göring 5,
Verhoor Göring 6,
Verhoor Göring 7,
Verhoor Göring 8,
Verhoor Göring 9
Slotverklaring Göring
Vonnis Göring