Operatie Neptune was de maritieme tegenhanger van Operatie Overlord, de geallieerde landing in Normandië die op 6 juni 1944 begon, de dag die beter bekend staat als D-Day. Alle maritieme operaties bij Normandië vanaf 6 juni tot 90 dagen daarna, zoals het transport van de troepen en voertuigen, het escorteren van de landingsvaartuigen, het beschieten van de Duitse posities, het vegen van mijnen, de amfibische landingen zelf, de afleiding van de Duitse marine en luchtmacht en de verdere bevoorrading over zee werden aangeduid met de codenaam Neptune. Ook de aanleg van twee tijdelijke havens met als codenaam Mulberry en vijf golfbrekers, die aangeduid werden met de codenaam Gooseberry, ressorteerden onder Operatie Neptune.
Voor Operatie Neptune werd aan de Engelse zuidkust de grootste vloot aller tijden bijeen gebracht. De armada bestond onder andere uit niet minder dan 1.213 oorlogsschepen variërend van slagschepen tot minionderzeeërs. Ruim driekwart hiervan was Brits of Brits/Canadees, 16,5 procent was van Amerikaanse afkomst en 4,5 procent werd geleverd door marines van andere geallieerde landen zoals Frankrijk, Polen, Noorwegen, Griekenland en Nederland. Verder bestond de vloot, die bestemd was om Operatie Neptune uit te voeren, uit 4.126 koopvaardijschepen. Dit was een bonte verzameling van aangepaste- en speciale schepen, landingsvaartuigen en troepentransportschepen. Er waren veel grote en kleine passagiersschepen bij die omgebouwd waren tot Landing Ship Tank (LST), Landing Ship Infantry (LSI), of Landing Ship Material (LSM). Veel van deze schepen hadden landingsvaartuigen aan boord die aangeduid werden als Landing Craft Assault (LCA), Landing Craft Tank (LCT) en Landing Craft Support (LCS). Verder waren er aangepaste schepen voor het leggen van rookgordijnen of boeien, reddingsschepen, hospitaalschepen, sleepboten en zelfs drijvende dokken. Ruim driekwart van deze schepen voerde de Britse vlag, maar het grootste deel was gebouwd in de Verenigde Staten en op basis van de Lend Lease Act overgedragen aan de Britten.
Deze enorme vloot van 5.339 schepen bevond zich op zondag 4 juni 1944 al in het Kanaal toen bericht werd ontvangen dat de invasie was uitgesteld van 5 juni naar 6 juni. Een gedeelte van de vloot kruiste heen en weer langs de Engelse zuidkust. Door het slechte weer hielden de Duitsers hun verkenningsvliegtuigen aan de grond zodat deze ongewoon grote concentratie vijandelijke schepen voor hen nog geheim bleef. Dit was essentieel voor het gehele aanvalsplan van de geallieerden, waarvan het succes grotendeels afhankelijk was van het verrassingselement. In de avond van 5 juni 1944 werd de order "carry out Operation Neptune" gegeven door de Britse Admiral Bertram Ramsay, de opperbevelhebber van Neptune. De verzamelde vloot zette zich, vanaf het eiland Wight, in beweging in tien kolonnes, door tien smalle mijnenvrijgemaakte vaarroutes, afgebakend door boeien die op afstanden van vijf mijl gelegd waren.
De Nederlandse bijdrage aan Operatie Neptune bestond uit de deelname van vier oorlogsschepen, twee tankers, twaalf vracht- en transportschepen, twaalf sleepboten, acht visserstrawlers en tientallen kustvaartuigen. Op 1 juli 1940 was in Londen het Netherlands Shipping & Trading Committee (NSTC) of de Nederlandse Scheepvaart en Handelscommissie opgericht. Deze commissie zag toe op de Vaarplichtwet, een wet die Nederlandse zeelieden verplichtte in oorlogstijd door te varen aan boord van hun eigen schip of een ander geallieerd vaartuig. Bij iedere Nederlandse zeeman stond de NSTC al snel bekend als de Shipping. Nederlandse schepen die uit hadden kunnen wijken naar Engeland werden ingeschreven bij de NSTC. Hierdoor konden ze ingezet worden bij oorlogstaken zoals Operatie Dynamo, het evacueren van Britse en Franse troepen uit Duinkerken. De meeste Nederlandse schepen die deelnamen aan Operatie Neptune werden door het Britse Ministry of War Transport ingezet door een speciaal Liberator Charter aan te gaan. Bij dit chartercontract nam de Nederlandse regering alle verplichtingen tegenover de bemanningen van de betrokken schepen op zich. Zoals alle chartercontracten was het Liberator Charter een zogenaamd timecharter, een verhuurperiode voor bepaalde tijd.
De Britse en Amerikaanse opperbevelhebbers van Operatie Neptune en Operatie Overlord waren er van overtuigd dat het goed voor het moreel van de kleinere bondgenoten zou zijn als deze een bijdrage aan de bevrijding van West-Europa konden leveren. Daarom werd besloten enkele Noorse, Poolse, Nederlandse en Griekse oorlogsschepen in te delen bij Operatie Neptune. Om dezelfde reden werden onder andere Belgische commando`s, Deense mariniers, de Nederlandse Prinses Irene Brigade en Griekse en Tsjechische soldaten ingezet bij Operatie Overlord. De bijdrage van Vrije Franse schepen en troepen was bij de invasie van Normandië vanzelfsprekend.
De Nederlandse kanonneerboten van de Flores-klasse, Hr. Ms. Flores (1925) en Hr. Ms. Soemba (1925), werden geselecteerd om de geallieerde kustbombardementsvloten te versterken. Beide schepen hadden door hun eerdere acties in de Middellandse Zee al een aardige reputatie opgebouwd en stonden bij de Britten bekend als "The Terrible Twins". De Flores werd ingedeeld bij de Britse sector en kreeg opdracht om Duitse stellingen op Gold Beach onder vuur te nemen. Hr. Ms. Soemba (1925) werd ingedeeld bij de Amerikaanse sector en kreeg order hetzelfde te doen op Utah Beach. Beide kanonneerboten bleven na D-Day op hun post om de verdere landingen te ondersteunen. De 15cm kanonnen van de beide schepen raakten hierbij meerder malen uitgeschoten zodat teruggekeerd moest worden naar Portsmouth om de kanonnen te wisselen met die van de opgelegde Nederlandse kruiser Hr. Ms. Sumatra.
Hr. Ms. Sumatra werd tijdens Operatie Neptune gebruikt als blokschip in Gooseberry 5. De kruiser was opgelegd wegens achterstallig onderhoud en gebrek aan bemanningsleden. Op verzoek van de Britse Admiraliteit werd het schip beschikbaar gesteld als zinkschip. Op 9 juni 1944 werd de oude kruiser door middel van springladingen tot zinken gebracht op ongeveer 4.500 meter uit de kust van Ouistreham in water van zo`n 7,5 meter diep. In 1951 werd het wrak gelicht en voor sloop verkocht.
De mijnenlegger Hr. Ms. Douwe Aukes kon in mei 1940 uitwijken naar Groot-Brittannië en werd vanaf 12 juni van dat jaar ingedeeld bij het Thames Local Defence Flotilla. Op 29 april 1941 werd het schip overgedragen aan de Royal Navy omdat de Nederlandse bemanningsleden nodig waren om nieuwe Nederlandse mijnenvegers in de vaart te brengen. De Britten rustten het schip uit met luchtafweergeschut en onder naamsein T309 deed de oude mijnenlegger dienst als luchtafweerkanonneerboot. In die hoedanigheid werd de Douwe Aukes op 7 juni 1944 afgemeerd in Port-en-Bessin om Duitse vliegtuigen onder vuur te nemen. Na de oorlog kwam de mijnenlegger weer in Nederlandse dienst als depotschip voor mijnenvegers en als logementschip.
De Nederlandse bijdrage aan Operatie Neptune wat betreft koopvaardijschepen, buiten de sleepboten en de coasters, bestond uit de deelname van twee tankers, twee tot landingsschepen omgebouwde kanaalboten, twee zinkschepen, een aangepast passagiersschip en een zevental vrachtschepen.
Het ss Parklaan van de rederij N.V. Stoomschip Hannah te Rotterdam was al enige tijd buiten dienst gesteld en opgelegd te Methil, Zuidoost-Schotland. Kapitein A. van Hilten van de Shipping eiste het 3.807 ton grote schip uit 1911 op 21 april 1944 op voor Operatie Neptune. Een Britse bemanning bereidde het schip voor door 3.000 ton zand als ballast in het schip te storten, gaten te boren in de waterdichte schotten en de lieren, de laadbomen, het reserveanker, de reserveschroef en het kanon te verwijderen. Op 25 april nam een Nederlandse bemanning het schip over. In de ruimen werden springladingen geplaatst en er werden kolen geladen. Op 23 mei vertrok de Parklaan met een aantal andere blokschepen naar Oban aan de Schotse westkust, waar alle blokschepen voor Operatie Neptune bijeen kwamen. Aan boord van Hr. Ms. Sumatra werd een bijeenkomst gehouden voor alle kapiteins van de blokschepen. Op D-Day vertrokken de zinkschepen in konvooi richting Normandië en de volgende dag arriveerden zij in de Seinebaai. Op 8 juni werd het ss Parklaan als vierde schip van Gooseberry 3 voor Gold Beach afgezonken.
Het ss Parkhaven van de Van Udens Scheepvaart en Agentuur Mij. te Rotterdam werd eveneens als blokschip opgeëist. Het 4.803 ton grote stoomschip uit 1920 vertrok onder kapitein J. Holstein echter pas begin juli richting Normandië. Het schip moest een gat dichten van 90 meter in Gooseberry 3. Op 10 juli 1944 werd het schip door middel van explosieven op de juiste plek afgezonken nadat het met trossen aan de voor- en achterliggende wrakken was vastgemaakt.
Het ss Vliestroom uit 1912 van 655 ton van de Hollandsche Stoomboot Maatschappij (HSM) te Amsterdam, maakte onder kapitein H.G. Colenbrander haar eerste reis van Zuid-Engeland naar Normandië op 8 juni 1944. Aan boord bevonden zich een lading van 800 ton munitie en 44 Amerikaanse bootwerkers om deze te lossen. Het Nederlandse schip ging onder uiterst gevaarlijke omstandigheden ten anker bij in Isigny-sur-Mer, in de uiterste zuidoosthoek van Omaha Beach. Door een indirecte bomtreffer liep het schip schade op nog voordat de lading gelost had kunnen worden. Twee dagen later kon de Vliestroom pas naar de juiste lospositie stomen en daar door de Amerikanen worden gelost met behulp van kleine landingsvaartuigen. Daarna vertrok het Nederlandse schip in konvooi terug naar Engeland. De reis heen en weer had maar liefst een week geduurd. De Vliestroom maakte daarna nog achttien reizen naar Normandië om munitie te leveren. Ook het nieuwe motorschip Starkenborgh uit 1941 van de HSM nam deel aan Operatie Neptune als bevoorradingsschip.
De drie stoomschepen van de Koninklijke Nederlandse Stoomboot Maatschappij (KNSM), de Euterpe uit 1903 van 1.165 ton, de Theseus uit 1920 van 1.690 ton en de Vulcanus uit 1907 van 1.819 ton, maakten net als de Vliestroom verscheidene tochten van Zuid-Engeland naar Normandië ter bevoorrading van de geallieerden. Zij vervoerden echter minder gevaarlijke ladingen zoals materialen voor genietroepen, telefoonmateriaal en voedingsmiddelen. Het ss Zuiderburgh van Wm. H. Müller & Co. te Rotterdam was de voormalige Maashaven van 2.630 ton uit 1907. De rederij uit Rotterdam had het schip in 1940 overgenomen van de Gebr. van Uden en omgedoopt in Zuiderburgh. Het oude schip behaalde slechts een maximale snelheid van 7 knopen, maar leverde toch talloze vrachten ten behoeve van de geallieerden in Normandië af. Dit begon met het afleveren van munitie, brandstof en levensmiddelen op Utah Beach vlak na D-Day tot de bevoorrading van bevrijdde havens zoals Le Havre, Dieppe, Boulogne, Calais en Gent tot augustus 1945.
Het stoomschip Batavier II, dat als Hr. Ms. Batavier II dienst had gedaan als logementschip voor de Koninklijke Marine in Falmouth, deed tijdens Operatie Neptune dienst als Hospital Carrier. Het gewondentransportschip maakte in totaal 35 maal de overtocht van Cherbourg naar Southampton en vervoerde daarbij 7.086 gewonde en zieke geallieerde troepen.
De beide verbouwde kanaalboten ss Mecklenburg en ms Koningin Emma waren als Landing Ships op D-Day direct betrokken bij de landingen. De Mecklenburg onder kapitein L.M. Meijer, die als Hr. Ms. Mecklenburg dienst had gedaan voor de Nederlandse marine als logementschip, zette als LSI 344 troepen af op Juno Beach. Ook de Koningin Emma, als HMS Queen Emma in Britse dienst onder Captain T.L. Alkin, zette 372 troepen af op Juno Beach. Beide schepen brachten de volgende weken nog meer militairen naar Normandië.
De twee tankers van de Curaçaose Scheepvaart Maatschappij te Willemstad, de Juliana uit 1928 en de Lucita uit 1926 waren zusterschepen met een waterverplaatsing van 3.040 ton. De schepen verzorgden tijdens Operatie Neptune geruime tijd een verbinding tussen Zuid-Engeland en Juno Beach ten behoeve van de brandstofvoorziening. Het enige onder Nederlandse vlag varende Liberty Ship, dat geëxploiteerd werd door de Holland Amerika Lijn (HAL) en de naam Fort Orange had gekregen, werd tijdens Operatie Neptune ingezet voor het vervoer van militair materieel.
Verder worden in sommige bronnen nog de Nederlandse koopvaardijschepen Katwijk, Kelbergen en Wilhelmina genoemd als zijnde schepen die actief waren tijdens Operatie Neptune, maar hier konden verder geen details of zelfs bevestiging van gevonden worden.
Om de onderdelen van de Mulberry havens, zoals Phoenix caissons, naar de Normandische kust over te brengen, waren niet minder dan 300 zeesleepboten nodig. De meeste daarvan waren Brits en Amerikaans, maar er waren twaalf sleepboten bij van Nederlandse afkomst of met een Nederlandse bemanning aan boord. De twaalf Nederlandse sleepboten die aangewezen waren om deel te nemen aan Operatie Neptune waren:
Schip | Eigenaar | Bouwjaar | Water-verplaatsing | Lot |
ss Amsterdam | Bureau Wijsmuller | 1938 | 368 ton | December 1960 voor sloop verkocht naar Nieuw Lekkerkerk |
ss Antic | Britse Admiraliteit | 1943 | 700 ton | In 1969 gesloopt te Blyth, Engeland |
ss Dexterous | Britse Admiraliteit | 1942 | 700 ton | In 1969 gesloopt te Perama, Griekenland |
ss Donau | L. Smit & Co. | 1910 | 239 ton | In 1946 gesloopt te Hendrik-Ido-Ambacht |
ss Ebro | L. Smit & Co. | 1931 | 268 ton | Op 11 januari 1958 gestrand en vergaan bij Westkapelle |
ss Goliath | S.A. de Remorquage á Helice | 1925 | 354 ton | Onbekend |
ms Hudson | L. Smit & Co. | 1939 | 294 ton | Museumschip te Maassluis |
ms Roode Zee | L. Smit & Co. | 1938 | 468 ton | Op 24 april 1944 getorpedeerd door de Duitse torpedomotorboot S100 |
ss Seine | L. Smit & Co. | 1908 | 308 ton | In januari 1946 voor sloop verkocht naar Hendrik-Ido-Ambacht |
ss Schelde | L. Smit & Co. | 1926 | 360 ton | In oktober 1954 voor sloop verkocht naar Hendrik-Ido Ambacht |
ms Thames | L. Smit & Co. | 1938 | 18 april 1940 | In november 1964 in de Filipijnen op een rif gelopen |
ms Zwarte Zee | L. Smit & Co. | 1933 | 793 ton | In oktober 1966 voor sloop verkocht naar Hendrik Ido-Ambacht |
De stoomslepers Amsterdam, Ebro en Schelde werden op 24 augustus 1939 door de Koninklijke Marine gevorderd en respectievelijk in dienst gesteld als bewakingsvaartuigen Hr. Ms. BV 3, Hr. Ms. BV 38 en Hr. Ms. BV 37.
De Antic en de Dexterous waren Britse sleepboten van de Assurance-klasse, maar waren door de Britse Admiraliteit onder Nederlandse vlag gebracht en voeren met een Nederlandse bemanning van L. Smit & Co. De Goliath van S.A. de Remorquage a Helice te Antwerpen was in mei 1940 uit Zeebrugge ontsnapt, maar de bemanning had geen zeesleepervaring. De Britse Admiraliteit plaatsten daarom kapitein B.C. Weltevrede en zijn bemanning van de verloren gegane Witte Zee (Hr. Ms. BV 5) op dit schip.
De motorzeesleper Zwarte Zee was met 3.300 pk de sterkste zeesleper ter wereld. Tijdens Operatie Neptune nam het schip, behalve Phoenix caissons, regelmatig de Britse monitor HMS Erebus (I02) van ruim 7.000 ton op sleep. Dit was niet zo`n probleem voor de sleper, maar het verslepen van het Britse slagschip HMS Warspite van ruim 33.000 ton naar Le Havre, kostte de Zwarte Zee meer moeite. De Nederlandse sleepboot voldeed echter onder alle omstandigheden goed.
De nieuwe zeesleepboot Roode Zee van L. Smit & Co. werd al in maart 1944 aangewezen om dienst te doen voor Operatie Neptune. De sleepboot werd op 24 april 1944 nabij Dungeness door de Duitse torpedomotorboot S 100 getorpedeerd. De bunkerruimte werd getroffen en na een grote steekvlam explodeerde de sleepboot waarna niets meer van het vaartuig werd teruggevonden. Alle vijftien opvarenden van de Roode Zee kwamen bij deze ramp om het leven.
De S 100 was een Schnellboot die was gebouwd op de werf van Fr. Lürsen in Vegesack en was op 5 mei 1943 in dienst gesteld. De boot behoorde tot het 5e flottielje Schnellboote en werd op 15 juni 1944 in Le Havre, samen met nog zes Duitse torpedomotorboten, door een geallieerde luchtaanval vernield.
De Britse Admiraliteit had een dertigtal trawlers aangewezen, die voorheen dienst hadden gedaan als hulpmijnenvegers, om te fungeren als ‘smoke making trawlers’. Deze schepen waren tijdens Operatie Neptune bestemd om de Mulberry havens en de Gooseberries tegen luchtaanvallen te beschermen door het aanleggen van rookgordijnen. Van deze dertig trawlers waren er zes van Nederlandse afkomst. Dit waren de Bruinvisch, Goeree, Isabel, Jaqueline Clasine, Libra en Maria Elizabeth. Deze vissersschepen waren in het begin van de oorlog in dienst geweest als de Nederlandse hulpmijnenvegers Hr. Ms. Bruinvisch, Hr. Ms. Goeree (de voormalige Hr. Ms. Dolfijn), Hr. Ms. Isabel, Hr. Ms. Jaqueline Clasine, Hr. Ms. Libra en Hr. Ms. Maria Elizabeth. De schepen werden later, toen de trawlers vervangen werden door motormijnenvegers van de Ameland-klasse en motormijnenvegers van de Duiveland-klasse, overgedragen aan de Royal Navy.
Een andere voormalige Nederlandse hulpmijnenveger, de En Avant, sleepte de Britse minionderzeeboot HMS X 23, die dienst gedaan had als navigatiebaken voor Juno Beach, terug naar Portsmouth. De En Avant had als hulpmijnenveger Hr. Ms. En Avant bij de Koninklijke Marine gediend van juni 1940 tot mei 1943. Vanaf 26 september 1939 was het vissersschip in Nederlandse dienst geweest als bewakingsvaartuig Hr. Ms. BV 42.
De achtste Nederlandse trawler die betrokken was bij Operatie Neptune was de Uiver. Het schip was ingedeeld als netpoortlegger in de Amerikaanse sector. De taak van de Uiver was het leggen van netversperringen tegen Duitse U-boote en torpedo`s. De Uiver had van 17 oktober 1940 tot 23 november 1942 dienst gedaan als hulpmijnenveger Hr. Ms. Uiver.
De Nederlandse coasters maakten deel uit van de honderden schepen tellende vloot van geallieerde kustvaarders. De schepen hadden allerlei taken, maar in hoofdzaak werden zij ingezet als transportschepen. Ondanks hun beperkte laadvermogen waren de coasters de ideale schepen voor dit doel omdat zij door hun geringe diepgang konden aanleggen in pas veroverde kleine haventjes zoals Ouistreham, Courseulles-sur-Mer en Port-en-Bessin. Sommige kapiteins kregen zelfs opdracht om hun schip bij hoogwater op het strand te zetten zodat het bij eb direct gelost kon worden. Een aantal Nederlandse coasters maakten de oversteek van Zuid-Engeland naar Normandië slechts één of een paar maal, maar andere maakten tientallen keren deel uit van konvooien die geallieerd materiaal overbrachten. Een klein aantal Nederlandse kustvaarders, zoals de Barendsz, Noord-Stad, Urmajo en Hondsrug, deden alleen dienst als pompboot ten behoeve van het leegpompen van de Phoenix caissons van de Mulberry havens.
Hieronder volgt een overzicht van alle Nederlandse coasters die betrokken waren bij Operatie Neptune. Sommige komen in geen enkel overzicht in de Nederlandse literatuur voor omdat zij gebouwd werden onder een andere naam. Andere zijn niet in de lijsten terug te vinden omdat zij niet op basis van timecharter ingehuurd waren, maar direct van Nederlandse reders. Verder worden sommige coasters nergens vernoemd omdat zij pas maanden na D-Day actief waren voor Operatie Neptune, maar zoals gezegd duurde deze maritieme operatie tot 90 dagen na 6 juni 1944. Als bij het onderstaande overzicht bij Einde timecharter niets vermeld staat, kan dit betekenen dat deze datum niet bekend is of dat het schip niet onder timecharter ingehuurd was.
Schip | Bouwjaar | Water-verplaatsing | Einde timecharter | Lot |
Actinia | 1938 | 445 ton | 15 juli 1945 | In 1974 gesloopt te Dortmund, Duitsland |
Agiena | 1936/1937 | 415 ton | 1 juni 1945 | In 1958 gezonken in Engelse wateren na een aanvaring |
Alcyone | 1938 | 420 ton | juni 1945 | Onbekend, vanaf 1999 niet meer vermeld in Lloyds Register |
Amazone | 1939 | 320 ton | 29 juni 1945 | In 1963 gezonken na een aanvaring in het Kanaal |
Antilope | 1939 | 270 ton | 1 juni 1945 | In 1971 voor sloop verkocht naar Hendrik-Ido-Ambacht |
Att-S | 1937 | 650 ton | augustus 1945 | In juni 1980 voor sloop verkocht |
Barendsz | 1931 als Apollinarus VI | 365 ton | Op 7 december 1963 gezonken na een aanvaring op de Elbe | |
Bellatrix | 1939 | 325 ton | 1 juni 1945 | In 1986 te Nigeria gesloopt |
Borneo | 1937 | 418 ton | In 1983 gesloopt te Sufa, Fiji | |
Brem | 1939 als Fram | 545 ton | 1 juni 1945 | In 1974 gesloopt te Gotenburg, Zweden |
Coen | 1935 | 365 ton | 1 juni 1945 | In februari 1972 gesloopt te Krimpen a/d IJssel |
Confid | 1930/1931 als Gier | 330 ton | In juni 1972 gesloopt te Hamburg, Duitsland | |
Cresendo | 1938 | 435 ton | juni 1945 | In 1971 gesloopt te Nieuw-Lekkerland |
Da Costa | 1937 | 290 ton | juni 1945 | Op 21 november 1986 gezonken tijdens een storm in de Caribische Zee |
Despatch | 1931 als Atlas | 255 ton | juni 1945 | In 1993 door Lloyds uit register verwijderd |
Doggersbank | 1939 | 208 ton | 1 juli 1945 | In 1972 tijdens een storm in Frankrijk gezonken |
Drittura | 1929 | 230 ton | 1 juni 1945 | Onder de naam Storebaelt vaart het schip als zeilend passagiersschip vanuit Harlingen. |
Duurswold | 1936 | 255 ton | In 2010 geschrapt uit Lloyds Register | |
Erna | 1940 | 430 ton | Op 30 juni 1957 in Zuid-Afrika aan de grond gelopen en gesloopt | |
Evertsen | 1930 als Flying Scotsman | 545 ton | Op 17 mei 1971 op de Spaanse noordoostkust op de rotsen gelopen | |
Express | 1929 | 240 ton | In juli 1981 te Zierikzee gesloopt | |
Fiducia | 1939 | 320 ton | In juli 1973 gesloopt te Nieuw Lekkerland | |
Helvetia | 1939 | 310 ton | 1 juni 1945 | Eind 1972 gesloopt te Leer, Ierland |
Heron | 1938 | 330 ton | juni 1945 | In juni 1987 gesloopt in Zeeland |
Hondsrug | 1937 als Anbeja | 285 ton | juni 1945 | Lloyds registratie vervallen in 1995 |
Houtman | 1931 als Flying Norseman | 545 ton | Op 12 juni 1964 bij Honfleur gezonken na een aanvaring met een wrak | |
Inspecteur Mellema | 1939 | 320 ton | 1 juni 1945 | Onbekend |
Jacoba | 1939 | |||
Jan Brons | 1939 | 540 ton | Op 12 oktober 1945 na een aanvaring gezonken in het Kanaal | |
Jola | 1935 | 330 ton | 1 juni 1945 | In maart 1984 gesloopt te Graasten, Denemarken |
June | 1938 als Ransel | 560 ton | 1 juni 1945 | Op 22 januari 1965 gezonken in de Botnische Golf |
Mulan | 1931 | 300 ton | In 1963 gesloopt te Port Glasgow, Schotland | |
Nato | 1939 | 550 ton | 31 augustus 1945 | In 1991 gesloopt |
Nettie | 1937 | 655 ton | In 1997 geschrapt uit Lloyds Register | |
Nezo | 1939 | 270 ton | 1 juni 1945 | Onbekend |
Njord | 1939 | 425 ton | Op 7 november 1974 op de Noordzee gezonken na slagzij | |
Noord-Stad | 1931 | 360 ton | 1 juni 1945 | Op 13 maart 1980 in Noorse wateren gezonken na stranding |
Omlandia | 1937 | 530 ton | 1 juni 1945 | In juni 1973 gesloopt te Gent, België |
Oosterhaven | 1941 als Empire River | 342 ton | In 1998 door Lloyds uit register verwijderd | |
Pacific | 1938 | 400 ton | Op 26 maart 1945 in de baai van Falmouth getorpedeerd door U-399 | |
Patria | 1937 | 420 ton | juni 1945 | In januari 1989 voor sloop verkocht naar Perama, Griekenland |
Rose Marie | 1939 als Niagara | 510 ton | In 1980 gesloopt te La Coruna, Spanje | |
Sambre | 1929/1930 | 558 ton | juli 1945 | Eind 1970 gesloopt te Krimpen a/d IJssel |
Sparta | 1940 | 325 ton | 1 juni 1945 | Op 17 oktober 1949 gezonken na stranding in de Finse Scheren |
Surte | 1939 | 310 ton | 1 juni 1945 | Onbekend |
Tilly | 1939 | 445 ton | In juni 1971 gesloopt te Schotland | |
Ton-S | 1937 | 650 ton | In augustus 1971 voor sloop verkocht naar La Spezia, Italië | |
Triton | 1935 | 375 ton | 1 juni 1945 | Onbekend |
Tromp | 1932 als Flying Dutchman | 545 ton | Op 8 december 1946 in Deense wateren op een mijn gelopen en gezonken | |
Urmajo | 1937 | 405 ton | In 1998 door Lloyds uit register verwijderd | |
Van Brakel | 1929 als Zuid-Beijerland | 550 ton | In oktober 1965 gezonken bij Sicilië na stranding | |
Vida | 1935 | 375 ton | 19 november 1945 | In juni 1972 gesloopt te Ferrol, Spanje |
Walenburgh | 1938 | 765 ton | In 1985 in Griekenland gesloopt | |
Wegro | 1938 | 310 ton | 1 juni 1945 | Eind 1972 gesloopt te Milton Creek, Engeland |
Westerhaven | 1942 als Empire Reynard | 325 ton | In april 1974 gesloopt te Hull, Engeland | |
Westland | 1931 | 636 ton | Op 30 januari 1953 tijdens een storm gezonken op de Noordzee | |
Wilja | 1939 | 275 ton | juni 1945 | In 1997 door Lloyds uit register verwijderd |
Zeeland | 1930 | 600 ton | Op 25 mei 1971 vergaan bij Punta Imperatore bij Napels | |
Zeemeeuw | 1927 | 270 ton | Op 22 september 1981 afgezonken bij Borga, Golf van Finland | |
Zuiderhaven | 1941 als Empire Sound | 351 ton | In 1986 afgezonken | |
Zuidland | 1931 | 636 ton | In 1976 gesloopt te Vado Ligure, Italië |
De Nederlandse bijdrage aan Operatie Neptune was klein, maar zeker niet onbelangrijk. De Nederlandse bemanningsleden van de oorlogsschepen, koopvaardijschepen, tankers en sleepboten waren ervaren zeelieden en de meesten van hen hadden, door de Vaarplichtwet, ook ervaring met het varen in oorlogstijd. Vooral dankzij de bemanningen waren de Nederlandse schepen, ook al waren zij misschien oud of langzaam, zeer geschikt voor een operatie zoals Neptune.
Buiten alle genoemde schepen in dit artikel waren er nog een aantal Nederlandse mijnenvegers betrokken bij het mijnenvrij maken van de zuidkust van Engeland ter voorbereiding van de landingen in Normandië. Hr. Ms. Marken (I) liep hierbij op 20 mei 1944 op een akoestische mijn en ging verloren. Van de zeventien bemanningsleden overleefde slechts één deze ramp.