Gedurende de laatste weken van augustus 1939 verscherpten de internationale verhoudingen in de landen rond Nederland zich zodanig dat de Nederlandse regering besloot tot de algemene mobilisatie. Voor de Koninklijke Marine betekende dit onder andere dat de Bewakingsdienst werd opgericht. Deze bewakingsdienst had als doel een verrassend optreden van vijandelijke oorlogs- of koopvaardijschepen te voorkomen, het bewaken van de territoriale wateren inclusief de havens en riviermondingen en het voorkomen van schending van de Nederlandse neutraliteit. De Bewakingsdienst was een aanvulling op de Waarschuwingsdienst, die door de kustwacht van de marine werd uitgeoefend. De Waarschuwings- en Bewakingsdiensten konden indien nodig worden versterkt door de inzet van onderzeeboten en vliegtuigen. Beide diensten ressorteerden onder de plaatselijke maritieme commandanten.
Om de Bewakingsdienst van schepen te voorzien werden negentien zeesleepboten en grote havensleepboten gevorderd. Elf van deze sleepboten waren afkomstig van L. Smit & Co`s Internationale Sleepdienst, twee van Bureau Wijsmuller, drie van Scheepvaart Maatschappij G. Doeksen & Zoon en drie van Stoomsleepdienst P. Smit Jr. De bemanningen van de sleepboten werden gemilitariseerd door het sluiten van een vijfjarige verbintenis als Vrijwillige Marine Reserve (VMR) en aangevuld met militair personeel. De schepen zelf werden uitgerust met een kanon en een zoeklicht.
Nadat in september 1939 de sleepboten in dienst waren gesteld bleek al spoedig dat door een negentiental schepen niet alle havens en riviermonden bewaakt konden worden. Drie van de schepen van de Bewakingsdienst hadden als basis Terschelling gekregen, twee Den Helder, twee Hellevoetsluis en zeven Zeeland waarvan twee havensleepboten de Oosterschelde en twee havensleepboten de Westerschelde bewaakten, de laatste twee vanuit het plaatsje Bath bij Rilland. De beide voornaamste havens, Rotterdam met Hoek van Holland en Amsterdam met IJmuiden, hadden dus geen beschikking over bewakingsvaartuigen. Hier waren alleen enkele gewapende stoomloodsvaartuigen actief die primair in dienst waren van de Onderzoekingsdienst. Deze dienst had als voornaamste taak verdachte schepen te onderzoeken en zo nodig op te brengen. Zolang er in IJmuiden nog geen bewakingsvaartuigen ter beschikking waren werden de taken van de Bewakingsdienst ter plaatse uitgevoerd door enkele mijnenvegers. Aangezien deze schepen hierdoor aan hun eigenlijke taken onttrokken werden ontstond een ongewenste situatie en de marine besloot tot het vorderen van een vijftal visserstrawlers die omgebouwd werden tot bewakingsvaartuigen. Een negental stoomloodsvaartuigen werden eveneens ingericht als bewakingsvaartuigen en gestationeerd in IJmuiden en Hoek van Holland. De bemanningen van de trawlers, die tussen 1 en 27 november 1939 in dienst kwamen bij de Koninklijke Marine en de bemanningen van de stoomloodsvaartuigen werden net als die van de sleepboten gemilitariseerd en aangevuld met personeel van de Koninklijke Marine.
Op 6 december 1939 waren bij Schiermonnikoog twee Duitse gewapende trawlers het Nederlandse rechtsgebied binnengevaren om een Duits drijvervliegtuig, dat hier een noodlanding had gemaakt, te assisteren. Uit dit voorval bleek dat de drie bewakingsvaartuigen die vanuit Terschelling hun taken uitvoerden, niet voldoende waren. Daarom werd voor de bewaking van het oostelijke gedeelte van de Waddenzee een onderzoekingsvaartuig, de Laman de Vries, afkomstig van de Dienst Invoerrechten en Accijnzen gevorderd. Voor de bewaking van de Waddeneilanden was het waddenpassagiersschip Bavaria van Reederij Wagenborg te Delfzijl al in augustus 1939 gevorderd.
De Nederlandse capitulatie, op 14 mei 1940 en die van Zeeland op 17 mei 1940, betekenden het einde voor de Nederlandse Bewakings- en Onderzoekingsdienst. Een gedeelte van de gevorderde schepen kon uitwijken naar Groot-Brittannië. Vooral de grotere zeeslepers die dit lukten, hebben de geallieerden onschatbare diensten bewezen. Een gedeelte van de schepen ging verloren en weer een ander gedeelte viel in handen van de Duitsers die de schepen als oorlogsbuit beschouwden.
In Nederlands Oost-Indië werden begin 1942 een negental kustvaartuigen en een sleepboot gevorderd die dienst moesten doen als bewakingsvaartuigen. De schepen waren vooral afkomstig van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij en de Celebes Kustvaart Maatschappij. De capitulatie van Nederlands Oost-Indië, op 8 maart 1942, betekende het einde van de bewakingsvaartuigen aldaar. De meeste werden door de eigen bemanningen vernield en andere vielen in Japanse handen. Een zestiental nieuwe bewakingsvaartuigen, die op verschillende werven op Java in aanbouw waren, werden grotendeels door marine- en werfpersoneel vernield, maar een aantal werd door de bezetter gerepareerd en in dienst genomen als hulponderzeebootjager.
(ex Noordsvaarder, Panadero, Glucksberg, Falkenstein)
Bouwwerf: | Klawitter te Danzig, Polen 1897 |
Grootste lengte: | 33,87 meter |
Grootste breedte: | 6,38 meter |
Diepgang: | 3,33 meter |
Waterverplaatsing: | 179 ton |
Machinevermogen: | 400 pk |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon |
De Noordsvaarder werd op 19 december 1939 gevorderd ter vervanging van de sleepboot Schelde die tot die datum in dienst was als Hr. Ms. Bewakingsvaartuig (BV) 1 met als basis Terschelling. De Schelde werd verplaatst naar Zeeland en daar in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 37. Commandant van de BV 1 werd luitenant-ter-zee (LTZ) 2 A. Zijlstra. Hr. Ms. BV 1 kon op 17 mei 1940 ontkomen naar Groot-Brittannië. Het schip werd omgebouwd tot hulpmijnenveger en in dienst gesteld als Hr. Ms. Noordsvaarder en te Milford Haven in Wales toegevoegd aan Minesweeping Group 67. Het oude schip werd vooral gebruikt als transportschip voor de mijnendienst. Op 21 oktober 1940 werd LTZ 3 D. Auer de nieuwe commandant van de Noordsvaarder. Deze taak werd op 14 april 1941 van hem overgenomen door schipper R. Lucas. In de periode 1942-1944 deed het schip vooral dienst als communicatievaartuig en daarna als boeienlegger. In 1947 werd de Noordsvaarder weer teruggegeven aan eigenaar Doeksen die het schip vervolgens tot 1957 verhuurde aan de Koninklijke Marine. In 1963 werd het schip verkocht en afgevoerd naar een sloopwerf.
Hr. Ms. BV 2(ex Holland)
Bouwwerf: | Smith`s Dock Co. Ltd. te Middlesborough, Groot-Brittannië 1915 |
Waterverplaatsing: | 233 ton |
Machinevermogen: | 750 pk |
Maximale snelheid: | 12 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 7,5cm kanon |
De zeesleepboot Holland van de firma Doeksen te Terschelling werd in augustus 1939 gevorderd, ingericht als bewakingsvaartuig en als Hr. Ms. BV 2 in dienst gesteld. Op 14 mei 1940 viel de sleepboot te Terschelling in Duitse handen en werd tot oorlogsbuit verklaard. In januari 1941 werd het schip ingedeeld bij het Bergungsschiffe Verband als BS III. Na de oorlog werd het vaartuig zwaar beschadigd naar Terschelling teruggebracht. Doeksen zag er geen heil meer in om de voormalige sleepboot te repareren en besloot het voor sloop te verkopen.
Hr. Ms. BV 3(ex Amsterdam)
Bouwwerf: | Jan Smit Czn. te Alblasserdam 1938 |
Grootste lengte: | 42,57 meter |
Grootste breedte: | 8,63 meter |
Diepgang: | 4,57 meter |
Waterverplaatsing: | 368 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie 3-cilinder stoommachine |
Machinevermogen: | 1.300 pk |
Maximale snelheid: | 14 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 12cm en 1 x 7,5cm kanon, 2 x 12,7mm mitrailleurs |
De nieuwe zeesleepboot Amsterdam van Bureau Wijsmuller te IJmuiden werd in augustus 1939 gevorderd en op de Rijkswerf in Den Helder verbouwd tot bewakingsvaartuig. De sleepboot werd bijzonder zwaar bewapend met onder andere een 12cm kanon op het achterschip. Op 21 augustus 1939 werd het schip als Hr. Ms. BV 3 in dienst gesteld door commandant LTZ 1 R. Rijkens. Op 6 maart 1940 kwam Hr. Ms. BV 3 in aanvaring met de onderzeeboot Hr. Ms. O 11 in de havenmond van Den Helder. Drie opvarenden van de onderzeeboot kwamen bij dit ongeval om het leven. De O 11 viel enkele maanden later in Duitse handen omdat de boot nog in reparatie lag in Den Helder.
Op 14 mei 1940 week Hr. Ms. BV 3, samen met de torpedoboot Hr. Ms. G 13, uit naar Groot-Brittannië. Op 16 mei stoomde de BV 3 met Hr. Ms. BV 45 en Hr. Ms. BV 42 op sleep van Portsmouth naar Spithead, Zuid-Engeland. Daar werd de sleepboot weer omgebouwd voor het sleepwerk waarbij de bewapening werd verwijderd en de sleepbogen op het achterschip werden teruggeplaatst. Onder de naam Amsterdam en onder commando van zeesleepkapitein Maarten de Koe kwam het schip in dienst bij de Rescue Tug Section van de Royal Navy. Gedurende de gehele oorlog heeft de sleepboot zeer belangrijk reddings-, bergings- en sleepwerk verricht waarbij onder andere ruim 150.000 ton scheepsruimte werd geborgen.
Op 8 augustus 1945 keerde de Amsterdam terug in IJmuiden. In 1947 werd de zeesleepboot verkocht aan de Union de Remorquage et de Sauvetage S.A. te Antwerpen, België. Deze maatschappij bracht het schip in de vaart als Adrien Letzer. In december 1960 werd de Adrien Letzer voor sloop verkocht aan de scheepssloperij de Koophandel in Nieuw-Lekkerkerk.
Hr. Ms. BV 4(ex Stentor)
Bouwwerf: | Van de Kuy en van de Ree te Rotterdam 1921 |
Grootste lengte: | 29,01 meter |
Grootste breedte: | 6,5 meter |
Diepgang: | 2,81 meter |
Waterverplaatsing: | 172 ton |
Machine-installatie: | 1 x 3-cilinder Bolnes triple expansie stoommachine |
Machinevermogen: | 600 pk |
Maximale snelheid: | 9 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon |
De sleepboot Stentor van Bureau Wijsmuller werd in augustus 1939 gevorderd en na de nodige verbouwingen als Hr. Ms. BV 4 in dienst gesteld bij de Koninklijke Marine. Wijsmuller kampte echter met een ernstig tekort aan sleepboten in IJmuiden en verzocht de marine de Stentor terug te geven. Dit verzoek werd gehonoreerd en reeds in oktober ging de sleepboot terug naar IJmuiden. Op 10 mei 1940 werd de Stentor opnieuw gevorderd door de Nederlandse zeemacht. Vier dagen later werd de Stentor, samen met zusterschip Nestor en de sleepboten Annie Goedkoop en Elisabeth Goedkoop en twee binnenvaartschepen als blokschip afgezonken in IJmuiden. De sleepboten werden door de Duitsers gelicht en op 7 september 1941 tot krijgsbuit verklaard. De Stentor werd ingedeeld bij de Kriegsmarine als sleepboot in Gotenhafen, Noord-Polen, onder de naam Specht. In januari 1946 keerde de sleepboot terug in Amsterdam waar zij werd gerepareerd. Na de herstellingswerkzaamheden kwam de sleepboot weer onder haar oude naam Stentor in dienst van Bureau Wijsmuller.
Hr. Ms. BV 4 (2)(ex Oceaan)
Bouwwerf: | Gusto te Schiedam, 1916 |
Waterverplaatsing: | 329 ton |
Machinevermogen: | 750 pk |
Maximale snelheid: | 12 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon |
Hr. Ms. BV 4 (2) was de sleepboot Oceaan van de firma Doeksen. De boot werd gevorderd om de vorige BV 4 te vervangen die in oktober 1939 terug ging naar haar eigenaar. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was de sleepboot aangekocht door de Koninklijke Marine ter vervanging van het onderzoekingsvaartuig M 2 dat verloren was gegaan. In 1927 voerde de marine het schip van de sterkte af en de sleepboot werd verkocht aan Doeksen. Deze firma zette de sleepboot in als Oceaan met als thuisbasis Terschelling. Nadat het schip in oktober 1939 gevorderd was, werd het als Hr. Ms. BV 4, op 19 december 1939, in dienst gesteld door commandant LTZ 2 T. Nagtegaal. De BV 4 werd op 14 mei 1940 in het Boschgat tussen Terschelling en Ameland op het strand gezet om te voorkomen dat het vaartuig in Duitse handen viel en ging hierbij verloren.
Hr. Ms. BV 5(ex Witte Zee)
Bouwwerf: | J. & K. Smit te Kinderdijk 1914 |
Grootste lengte: | 45 meter |
Grootste breedte: | 8,75 meter |
Waterverplaatsing: | 465 ton |
Machine-installatie: | 1 x J. & K. stoommachine |
Machinevermogen: | 1.000 pk |
Maximale snelheid: | 13 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon |
De Witte Zee van L. Smit & Co`s Internationale Sleepdienst werd in augustus 1939 gevorderd en na een korte verbouwingsperiode in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 5 door LTZ 2 G.A. Zuilichem. Op 12 mei 1940 week het schip samen met de onderzeeboten Hr. Ms. O 9 en Hr. Ms. O 10 uit naar Groot-Brittannië. De sleepboot werd weer in de originele staat teruggebracht en ondergebracht bij de Rescue Tug Section van de Royal Navy en deed dienst als bergings- en sleepvaartuig. Op 9 november 1940 vertrok de Witte Zee uit Falmouth, Zuid-Engeland. Nog dezelfde dag werd Cape Lizard gepasseerd en om 16.45 uur werd een grote drijvende schietschijf van de Britse marine overgenomen van een Engelse sleepboot, die naar Lambash moest worden gesleept. De volgende dag ging de sleep in Mounts Bay voor anker. De Witte Zee moest hier de gehele nacht blijven liggen omdat Duitse vliegtuigen magnetische mijnen hadden afgeworpen. Pas op 11 november om 10:45 uur kon de reis vervolgd worden. Het weer werd gaandeweg slechter wat tot gevolg had dat de Nederlandse sleepboot de volgende morgen vroeg bij Overton Mere, Wales, aan de grond liep. Bij het aanbreken van de dag werd de bemanning door de Britse kustwacht gered maar de sleepboot moest als verloren worden beschouwd.
Hr. Ms. BV 20(ex Blankenburg)
Bouwwerf: | L. Smit & Zn. te Kinderdijk 1938 |
Grootste lengte: | 28,95 meter |
Grootste breedte: | 6,38 meter |
Diepgang: | 3,16 meter |
Waterverplaatsing: | 124 ton |
Machine-installatie: | 2 x Bolnes 6-cilinder dieselmotoren |
Machinevermogen: | 600 pk |
Maximale snelheid: | 11 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon |
De kleine maar krachtige sleepboot Blankenburg van L. Smit & Co`s Sleepdienst Maatschappij werd eind augustus 1939 gevorderd en door commandant LTZ 2 A.C. Visser in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 20. Op 15 mei 1940 viel de sleepboot in Hellevoetsluis in Duitse handen. In januari 1941 werd de Blankenburg ingedeeld bij het Bergungsschiff Verband als BS II. Op 8 mei 1945 werd het schip teruggevonden in Hoek van Holland en aan de eigenaar teruggegeven. Nadat de sleepboot hersteld was, werd deze door de Koninklijke Marine gehuurd voor het verrichten van sleep- en loodsdiensten. Op 1 februari 1948 kwam de sleepboot weer terug bij haar oorspronkelijke eigenaar. In 963 werd de Blankenburg verkocht aan de Italiaanse rederij Micoperi Societa per Azioni te Rome en bleef onder haar eigen naam sleepdiensten verrichten.
(ex Noordzee)
Bouwwerf: | L. Smit & Zn. te Kinderdijk 1927 |
Waterverplaatsing: | 260 ton |
Machinevermogen: | 550 pk |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon |
Hr. Ms. BV 34, de voormalige sleepboot Noordzee van L. Smit & Co`s Internationale Sleepdienst, werd op 24 augustus 1939 in dienst gesteld door commandant LTZ 2 P. Schmidt. Het bewakingsvaartuig liep op 14 mei 1940 tussen Vlissingen en Zoutelande, ter hoogte van de scheidingston van Deurlo en Oostgat, op een magnetische mijn en verging. Eerder die dag had het schip tijdens een patrouille een reddingsvlot van een Noors schip opgepikt in de vaargeul ter hoogte van Deurlo. Dit vlot zou worden afgegeven bij de eerder genoemde scheidingston. Tijdens het wachten liep Hr. Ms. BV 34 op de Duitse magnetische mijn en zonk. Twee slachtoffers werden opgevist door een Britse torpedobootjager en van twee anderen spoelden de stoffelijke resten later aan op de kust van Walcheren. De overige zestien opvarenden kregen een zeemansgraf.
Hr. Ms. BV 35(ex Ganges, Willem Barentsz)
Bouwwerf: | Jonker & Stans te Hendrik Ido Ambacht |
Grootste lengte: | 48 meter |
Grootste breedte: | 8,86 meter |
Diepgang: | 4,25 meter |
Waterverplaatsing: | 516 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie 3-cilinder stoommachine |
Machinevermogen: | 1.300 pk |
Maximale snelheid: | 9 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon |
De Ganges werd in augustus 1939 gevorderd van L. Smit & Co`s Internationale Sleepdienst en als Hr. Ms. BV 35 in dienst gesteld door commandant LTZ 2 M. Dalmeyer. Op 14 mei 1940 voer Hr. Ms. BV 35 in de Zeeuwse wateren onder de wal van Tholen. De commandant was nog niet op de hoogte van de bezetting van dit eiland en werd door Duits mitrailleurvuur tot stoppen gedwongen. Vervolgens werd het bewakingsvaartuig opgebracht te Stavenisse waar de bemanning gevangen werd genomen. De Duitsers verklaarden het schip tot krijgsbuit en richtten het in als hospitaalschip. De aangepaste sleepboot ging daarop naar het Lazarett Verband, dat in zee gestorte piloten oppikte en verzorgde, als LAZ 10. In januari 1941 ging het schip over naar het Bergungsschiff Verband en werd het herdoopt in BS I. In augustus 1945 werd de verbouwde sleepboot teruggevonden in Duitsland waarna het vaartuig in oktober van dat jaar terugkwam naar Rotterdam. In de stad aan de Maas werd de Ganges hersteld en weer in de vaart gebracht. Op 18 januari 1952, tijdens de berging van het motorschip Radmar op de Maasvlakte bij Hoek van Holland, kreeg de sleepboot een tros in haar schroef waardoor zij strandde en verloren ging. Het wrak werd geborgen en voor sloop verkocht aan de firma Heuvelman te Ouderkerk.
Hr. Ms. BV 36(ex Indus, Brabant)
Bouwwerf: | Jonker & Stans te Hendrik Ido Ambacht |
Grootste lengte: | 48,2 meter |
Grootste breedte: | 8,86 meter |
Diepgang: | 4,25 meter |
Waterverplaatsing: | 449 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie 3-cilinder stoommachine |
Machinevermogen: | 1.000 pk |
Maximale snelheid: | 12 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon |
Hr. Ms. BV 36 was de voormalige zeesleepboot Indus van L. Smit & Co`s Internationale Sleepdienst die op 24 augustus 1939 in Nederlandse dienst werd gesteld door commandant LTZ 2 T. Spanjer. Op 17 mei 1940 werd het bewakingsvaartuig door de Duitsers in beslag genomen en verbouwd tot hospitaal- en reddingsschip en vervolgens ondergebracht bij het Lazarett Verband als LAZ II. In januari 1941 ging het schip over naar het Bergungsschiff Verband als BS IV. Op 20 november 1942 werd het Nederlandse schip in Duitse dienst nabij Hoek van Holland aangevallen door Britse vliegtuigen en tot zinken gebracht.
Hr. Ms. BV 37(ex Schelde, Hr. Ms. BV 1)
Bouwwerf: | P. Smit Jr. te Rotterdam 1926 |
Grootste lengte: | 41,31 meter |
Grootste breedte: | 7,69 meter |
Diepgang: | 4,2 meter |
Waterverplaatsing: | 359 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie 3-cilinder stoommachine |
Machinevermogen: | 900 pk |
Maximale snelheid: | 11 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon |
Hr. Ms. BV 37 was de sleepboot Schelde van L. Smit & Co`s Internationale Sleepdienst. Het schip werd op 24 augustus 1939 in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 1 door commandant LTZ 2 A.J. Meijer. Deze periode duurde tot 19 december van datzelfde jaar. Op die datum werd het bewakingsvoertuig vernoemd tot Hr. Ms. BV 37 en overgeplaatst van Terschelling naar Zeeland. Op 17 mei 1940 kon Hr. Ms. BV 37 uitwijken naar Groot-Brittannië. Hierbij begeleidde zij de onafgebouwde en haastig in dienst gestelde nieuwe onderzeeboten Hr. Ms. O 21 en Hr. Ms. O 22. In Groot Brittannië werd de BV 37 door de marine vrijgegeven en buiten dienst gesteld. Als sleepboot werd de Schelde opgenomen bij de Rescue Tug Section van de Royal Navy. In juni 1944 nam de Schelde als sleep-, reddings- en bergingsvaartuig deel aan operatie Neptune, de maritieme ondersteuning van de landing in Normandië. In het laatste kwartaal van 1944 en van 4 maart tot eind april 1945 was de Schelde ingedeeld bij Force Pluto. De schepen van deze taakgroep hadden de zeer speciale en moeilijke taak om een oliepijpleiding aan te leggen van de Britse zuidkust naar de kust van Normandië. Na de oorlog keerde de sleepboot terug naar Nederland en werd door L. Smit & Co`s Internationale Sleepdienst weer in de vaart genomen. Op 10 oktober 1954 werd de Schelde voor sloop verkocht aan de firma Holland te Hendrik Ido Ambacht.
Hr. Ms. BV 38(ex Ebro)
Bouwwerf: | P. Smit Jr. te Rotterdam 1926 |
Grootste lengte: | 35,57 meter |
Grootste breedte: | 7,34 meter |
Diepgang: | 2,66 meter |
Waterverplaatsing: | 268 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie 3-cilinder stoommachine |
Machinevermogen: | 880 pk |
Maximale snelheid: | 12 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon |
De Ebro van L. Smit & Co`s Internationale Sleepdienst werd op 24 augustus 1939 gevorderd en door commandant LTZ 2 D. Stobbe bij de Koninklijke Marine in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 38. Op 17 mei 1940 kon het bewakingsvaartuig vanuit Vlissingen naar Groot-Brittannië ontkomen. Daar werd het schip door de marine vrijgegeven en net als de Amsterdam, de Witte Zee en de Schelde ingedeeld bij de Rescue Tug Service van de Royal Navy waar zij met dezelfde taken belast werd. De sleepboot keerde in 1945 terug in Nederland en werd door haar oorspronkelijke eigenaar weer in de vaart gebracht.
Op 11 januari 1958, tijdens het verlenen van assistentie aan het vrachtschip ss Lindenkerk, strandde de Ebro op de Banjaardbank bij Westkapelle. De bemanning kon gered worden maar de sleepboot ging verloren. Halverwege de jaren `80 ontdekte een sportduiker het wrak van de Ebro dat door de veranderde stroming, veroorzaakt door de Deltawerken op de Oosterschelde, uit het zand tevoorschijn was gekomen. De drijvende bok Taklift 4 slaagde er in het wrak te lichten en op de wal bij Vlissingen te plaatsen. Daar begonnen vrijwilligers van een hoopvol opgerichte stichting aan de restauratie van de sleepboot. Na bijna drie jaar hard werken moesten de restaurateurs toegeven dat het casco toch te ver doorgeroest was om geheel hersteld te kunnen worden. De slopershamer maakte uiteindelijk een einde aan wat eens de sleepboot Ebro was.
Hr. Ms. BV 39(ex Lauwerszee)
Bouwwerf: | J. & K. Smit te Kinderdijk 1936 |
Waterverplaatsing: | 262 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie 3-cilinder stoommachine |
Machinevermogen: | 500 pk |
Maximale snelheid: | 12 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon |
De sleepboot Lauwerszee van L. Smit & Co`s Internationale Sleepdienst werd op 24 augustus 1939 gevorderd en in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 39 door commandant LTZ 2 H. Wegchelaar. Het bewakingsvaartuig wist op 17 mei 1940 naar Groot-Brittannië te ontkomen en werd vrijgegeven door de marine. De sleepboot werd opgenomen in de Rescue Tug Service van de Royal Navy. Op 3 oktober 1940 sleepte de Lauwerszee, met als gezagvoerder stuurman G.S. Weltevrede, het kabelschip Lady of the Isles van de Admiralty Cable Service van Falmouth naar Plymouth, Zuid-Engeland. De sleepboot werd begeleid door een gewapende trawler van de Royal Navy. Om 13:50 liep de Lady of the Isles, op ongeveer 3 mijl ten oosten van St. Anthony Point bij Falmouth, op een mijn en zonk onmiddellijk. De Lauwerszee kreeg orders om haar koers naar Plymouth te handhaven. Even later liep de sleepboot zelf ook op een mijn, kreeg meteen zware slagzij en zonk snel. Slechts één van de aanwezige dertien bemanningsleden kon door de trawler gered worden.
Hr. Ms. BV 40(ex Oostzee)
Bouwwerf: | L. Smit & Zn te Kinderdijk 1926 |
Grootste lengte: | 42,2 meter |
Grootste breedte: | 7,42 meter |
Diepgang: | 3,84 meter |
Waterverplaatsing: | 325 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie 3-cilinder stoommachine |
Machinevermogen: | 600 pk |
Maximale snelheid: | 12 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon |
De sleepboot Oostzee van L. Smit & Co`s Internationale Sleepdienst werd in augustus 1939 gevorderd en na ombouw in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 40 door commandant LTZ 2 J.D. Vader. Op 17 mei 1940 werd de sleepboot in Zierikzee gevorderd door de Kriegsmarine die het schip onderbracht bij het Lazarett Verband als LAZ 12. Na het opheffen van deze dienst op 1 januari 1941 werd de sleepboot ingezet als havensleepboot onder de naam H 232 en in 1942 vernoemd tot DW 32. Op 27 maart 1944 liep het Nederlandse schip in Duitse dienst op een mijn bij Wangerooge, een van de Duitse Ostfriesische Inseln in de Duitse Bocht, waarna het zonk.
(ex Stortemelk II, Stad Arnhem II)
Bouwwerf: | Arnhemse Stoomsleephelling Mij. te Arnhem 1911 |
Grootste lengte: | 29,7 meter |
Grootste breedte: | 5,4 meter |
Diepgang: | 2,2 meter |
Waterverplaatsing: | 101 ton |
Machine-installatie: | 1 x 4-cilinder 2-takt Scandia dieselmotor |
Machinevermogen: | 350 pk |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon |
De havensleepboot Stortemelk II van de firma Doeksen werd op 28 december in dienst gesteld bij de Koninklijke Marine als Hr. Ms. BV 6 door commandant LTZ 2 A. Hoven. Op 14 mei 1940 werd het schip door de bemanning verlaten, viel in Duitse handen en werd vervolgens door de Kriegsmarine in gebruik genomen. Tijdens de bevrijding van Friesland werd de sleepboot door de bezetter, op 15 april 1945, vernield en in gezonken toestand in Harlingen achtergelaten. Na de oorlog werd het wrak gelicht, bij de ADM in Amsterdam van een nieuwe Werkspoor dieselmotor voorzien en teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar. In 1953 werd de sleepboot verkocht en bij verschillende scheepswerven in Nederland ingezet. In 1988 werd de oude sleepboot verkocht aan A. Vervuurt in Suriname.
Hr. Ms. BV 21(ex Hoek van Holland)
Bouwwerf: | Roorda te Sliedrecht 1918 |
Grootste lengte: | 28,6 meter |
Grootste breedte: | 5,85 meter |
Diepgang: | 2,45 meter |
Waterverplaatsing: | 89 ton |
Machine-installatie: | 1 x stoommachine |
Machinevermogen: | 325 pk |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon |
Hr. Ms. BV 21 was de voormalige kust- en havensleepboot Hoek van Holland van L. Smit en Co`s Internationale Sleepdienst te Rotterdam. Het schip werd in augustus 1939 gevorderd en in dienst gesteld door commandant LTZ 2 E.H.M. Minderman. Op 14 mei 1940 werd de sleepboot door de Koninklijke Marine aan de eigenaar teruggegeven maar de Duitsers verklaarden de Hoek van Holland op 2 mei 1941 tot krijgsbuit en deelden de sleepboot in bij het Bergungsschiffe Verband als BS V. Op 9 mei 1945 werd de Hoek van Holland te Amsterdam teruggevonden, aan de eigenaar teruggegeven en weer in de vaart gebracht. Drie jaar later werd de sleepboot van de sterkte afgevoerd en voor sloop verkocht aan F. Rijsdijk te Hendrik Ido Ambacht.
Hr. Ms. Bath I(ex Borneo)
Bouwwerf: | C. van der Giessen & Zn. te Krimpen aan de IJssel 1919 |
Grootste lengte: | 28,3 meter |
Grootste breedte: | 6,02 meter |
Diepgang: | 2,2 meter |
Waterverplaatsing: | 89 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie 3-cilinder stoommachine |
Machinevermogen: | 375 pk |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 3,7cm kanon |
(ex Achilles)
Bouwwerf: | P. Smit Jr. te Rotterdam 1921 |
Grootste lengte: | 24,3 meter |
Grootste breedte: | 5,8 meter |
Diepgang: | 2,1 meter |
Waterverplaatsing: | 110 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie 3-cilinder stoommachine |
Machinevermogen: | 420 pk |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon |
De kust- en havensleepboot Achilles van L. Smit & Co`s Internationale Sleepdienst werd in augustus 1939 gevorderd en in dienst gesteld als Hr. Ms. Bath II door commandant LTZ 2 J.G.J. van Echten. Hr. Ms. Bath II lag op 17 mei 1940 voor anker aan de westkust van Schouwen Duiveland toen via de radio de capitulatie werd bevestigd. De bemanning hees een witte vlag in de top van de mast en begon het anker in te draaien om de wijk te nemen naar Groot-Brittannië. Tijdens het bijdraaien raakte de boeilijn verstrikt in de schroef. Er werden duikers in het water gestuurd om de boeilijn te verwijderen en terwijl zij hier mee bezig waren naderden twee Franse torpedobootjagers die op weg waren naar Vlissingen. De Fransen openden direct het vuur op het bewakingsvaartuig en commandant Van Echten gaf onmiddellijk opdracht de duikers uit het water te halen en de boot te laten stranden. Tijdens de stranding bleven de Fransen doorvuren maar de gehele bemanning kon zonder kleerscheuren ontkomen. Nog steeds is er geen duidelijkheid waarom de Fransen het Nederlandse schip met een witte vlag in top beschoten.
Op 24 juni 1940 werd het bewakingsvaartuig vlot getrokken en teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar. Later werd de sleepboot gevorderd door de Duitsers en door de Kriegsmarine gebruikt als havensleepboot in Vlissingen. In de haven van deze Zeeuwse stad zonk de sleepboot op 15 juni 1944. In juli 1945 lichtte L. Smit & Co zelf het wrak en herstelde de sleepboot die daarna nog tot 1954 in de vaart bleef.
Hr. Ms. OS I(ex Italië)
Bouwwerf: | P. Smit Jr. te Rotterdam 1927 |
Grootste lengte: | 21 meter |
Grootste breedte: | 5,6 meter |
Diepgang: | 2,4 meter |
Waterverplaatsing: | 75 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie 3-cilinder stoommachine |
Machinevermogen: | 325 pk |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
Bemanning: | 8 koppen |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon |
De havensleepboot Italië van Stoomsleepdienst P. Smit Jr. werd eind augustus 1939 gevorderd en omgebouwd tot bewakingsvaartuig. Het schip werd in dienst gesteld als Hr. Ms. Oosterschelde (OS) I en kreeg als basis Zierikzee toegewezen. In deze Zeeuwse stad viel het vaartuig op 17 mei 1940 in Duitse handen. Na de oorlog werd de sleepboot teruggevonden en aan de rechtmatige eigenaar teruggegeven die de sleepboot onder de naam Italië weer in gebruik nam.
Hr. Ms. OS II(ex Spitsbergen)
Bouwwerf: | P. Smit Jr. te Rotterdam 1930 |
Grootste lengte: | 24,5 meter |
Grootste breedte: | 5,06 meter |
Diepgang: | 2,2 meter |
Waterverplaatsing: | 95 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie 3-cilinder stoommachine |
Machinevermogen: | 350 pk |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
Bemanning: | 8 koppen |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon |
Hr. Ms. OS II was de havensleepboot Spitsbergen van Stoomsleepdienst P. Smit Jr. die in augustus 1939 gevorderd was en na verbouwing in dienst werd gesteld door commandant LTZ 2 P. van Hensbergen. Op 17 mei viel Hr. Ms. OS II, in Veere, in Duitse handen. De bezetter bracht de sleepboot over naar Trondheim in Noorwegen waar het schip werd ingezet als havensleepboot. In september 1945 keerde de sleepboot terug in Rotterdam waar het vaartuig op de werf van P. Smit Jr. hersteld werd. Daarna werd de Spitsbergen weer in de vaart genomen door haar rechtmatige eigenaar. In 1955 werd de sleepboot verkocht naar Noorwegen en herdoopt in Mammut.
(ex De Hoop, IJM 46)
Bouwwerf: | De Hoop te Lobith 1930 |
Waterverplaatsing: | 197 ton |
Machinevermogen: | 300 pk |
Maximale snelheid: | 9,5 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon |
De visserstrawler De Hoop werd eind augustus 1939 gevorderd om dienst te doen als bewakingsvaartuig te IJmuiden. Het schip werd door commandant LTZ 2 J.G. van de Weyer in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 41. De BV 41 wilde op 14 mei 1945 uitwijken naar Groot-Brittannië maar werd twee dagen later bij Cadzand beschoten door Duitse vliegtuigen. De bemanning verliet het schip dat in Duitse handen viel. Gedurende de oorlog is de trawler in dienst van de Kriegsmarine verloren gegaan.
Hr. Ms. BV 42(ex En Avant, IJM 8, Kasai, Narval, Vonolel)
Bouwwerf: | Cochrane & Sons te Selby, Groot-Brittannië 1911 |
Grootste lengte: | 39,65 meter |
Grootste breedte: | 6,73 meter |
Waterverplaatsing: | 264 ton |
Machine-installatie: | 1 x 3-cilinder Holmes stoommachine |
Machinevermogen: | 350 pk |
Maximale snelheid: | 11 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 7,5cm kanon |
De En Avant werd op 26 september gevorderd van de rederij Visscherij Maats te IJmuiden en werd na de verbouwing in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 42 door commandant LTZ 3 A. Bruining. Op 14 mei 1940 kon het bewakingsvaartuig vanuit Hoek van Holland ontkomen naar Groot-Brittannië. In Milford Haven, Zuidwest-Wales, werd de trawler omgebouwd tot hulpmijnenveger en herdoopt in Hr. Ms. En Avant. Op 5 mei 1943 werd de En Avant buiten Nederlandse dienst gesteld en overgedragen aan de Royal Navy. De Britse marine gebruikte het schip eveneens als hulpmijnenveger. In november 1945 werd de trawler teruggegeven aan haar rechtmatige eigenaar. In 1951 werd de En Avant voor sloop verkocht.
Hr. Ms. BV 43(ex Zeelandia, IJM 76)
Bouwwerf: | Onbekend 1917 |
Waterverplaatsing: | 220 ton |
Machinevermogen: | 400 pk |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 7,5cm kanon |
De trawler Zeelandia uit IJmuiden werd op 17 oktober 1939 gevorderd en ingericht als bewakingsvaartuig. Het schip werd door commandant LTZ 2 H.J. v.d. Weijde in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 43 en gestationeerd in Hoek van Holland. Het schip werd op 14 mei 1940 door de Duitsers in beslag genomen en als krijgsbuit in dienst gesteld bij de Kriegsmarine. Tijdens de oorlog ging de trawler verloren.
Hr. Ms. BV 44(ex Flamingo, IJM 25)
Bouwwerf: | Cook Weston & Gemmel te Beverly, Groot-Brittannië 1929 |
Waterverplaatsing: | 372 ton |
Machinevermogen: | 625 pk |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 7,5cm kanon |
De visserstrawler Flamingo van Scheepsexploitatie Maatschappij De Marezaten te IJmuiden werd op 4 oktober 1939 gevorderd en ingericht als bewakingsvaartuig. Het schip werd door commandant LTZ 2 A.A. Oepkes in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 44. Op 14 mei 1940 werd de omgebouwde trawler door de Duitsers in beslag genomen. Het schip werd door de Kriegsmarine gebruikt als Hafenschutzboot te Wilhelmshaven. Het omgebouwde vissersvaartuig is tijdens de oorlog verloren gegaan.
Hr. Ms. BV 45(ex Rotterdam, IJM 112, Maux Hero, Evelyn Belman)
Bouwwerf: | Smith`s Dock Co. Ltd. te Middlesborough, Groot-Brittannië 1916 |
Grootste lengte: | 35,87 meter |
Grootste breedte: | 6,86 meter |
Waterverplaatsing: | 231 ton |
Machinevermogen: | 375 pk |
Maximale snelheid: | 12 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 1 x 7,5cm kanon, later 2 x 12,7mm en 2 x 7,7mm mitrailleurs |
De visserstrawler Rotterdam van Viss. Maats. Vereenigde Steenkolenhandel te IJmuiden werd op 4 oktober 1939 gevorderd en omgebouwd tot bewakingsvaartuig. Het schip werd door commandant LTZ 3 J. Margadant in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 45. Op 14 mei 1940 kon het bewakingsvaartuig ontsnappen naar Groot-Brittannië waar het werd omgebouwd tot hulpmijnenveger. Op 31 mei 1940 werd het aangepaste vaartuig in dienst gesteld door commandant LTZ 3 G. Gallandat Huet als Hr. Ms. Rotterdam. Het schip nam deel aan mijnenveegoperaties in Britse wateren als onderdeel van Minesweeping Group 64 vanuit Milford Haven, Wales. De Rotterdam werd op 1 juni 1943 buiten dienst gesteld en overgedragen aan de Royal Navy. Met toestemming van de eigenaren gebruikte de Britse marine de aangepaste trawler tijdens het verdere verloop van de oorlog. Na de oorlog ging het schip terug naar de eigenaar die het in 1951 verkocht aan J.C. Llewellin in Milford Haven. Daar werd het schip vijf jaar later voor sloop verkocht.
(ex Stoomloodsvaartuig No. 4, Hr. Ms. Hellevoetsluis)
Bouwwerf: | Rijkswerf te Amsterdam 1905 |
Grootste lengte: | 41,8 meter |
Grootste breedte: | 7,3 meter |
Waterverplaatsing: | 461 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine |
Machinevermogen: | 525 pk |
Maximale snelheid: | 8 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 2 x 3,7cm kanon |
Het Stoomloodsvaartuig No. 4 Hellevoetsluis opereerde tijdens de Eerste Wereldoorlog als bewakingsvaartuig Hr. Ms. Hellevoetsluis. Het stoomloodsvaartuig werd in augustus 1939 weer ingericht als bewakingsvaartuig en als Hr. Ms. BV 16 in dienst gesteld en gestationeerd in IJmuiden. Op 17 mei 1940 week het vaartuig uit naar Groot-Brittannië en werd als bewakingsvaartuig opgenomen in de Royal Navy. Op 30 november van dat jaar werd Hr. Ms. BV 16 door kanonvuur van de Duitse torpedobootjager Richard Beitzen tot zinken gebracht bij Star Point ten zuidoosten van Plymouth, Zuid-Engeland.
Hr. Ms. BV 17(ex Stoomloodsvaartuig No. 5)
Bouwwerf: | Rijkswerf te Amsterdam 1906 |
Grootste lengte: | 41,8 meter |
Grootste breedte: | 7,3 meter |
Waterverplaatsing: | 461 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine |
Machinevermogen: | 525 pk |
Maximale snelheid: | 8 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 2 x 3,7cm kanon |
Stoomloodsvaartuig No. 5, zusterschip van Stoomloodsvaartuig No. 4, werd in augustus 1939 ingericht als bewakingsvaartuig en door commandant LTZ 2 F. B. van den Berkhof in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 17. Het schip opereerde op de Noordzee en langs de Noordzeekust met als basis IJmuiden. Op 14 mei 1940 werd het schip in de haven van deze stad door de Duitsers verlaten aangetroffen en door hen in beslag genomen. Op 1 januari 1942 werd het bewakingsvaartuig opgenomen in de Kriegsmarine en in dienst gesteld als Hilfsminensuchboot (hulpmijnenveger) M3630. Op 14 maart 1944, tijdens werkzaamheden in het Kanaal bij Duinkerken, werd het vaartuig door Britse motortorpedoboten opgemerkt en beschoten. Hierbij is het schip verloren gegaan.
Hr. Ms. BV 18(ex Stoomloodsvaartuig No. 16)
Bouwwerf: | Rijkswerf Willemsoord te Den Helder 1924 |
Grootste lengte: | 46,5 meter |
Grootste breedte: | 7,79 meter |
Waterverplaatsing: | 584 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine |
Machinevermogen: | 950 pk |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
Bemanning: | 19 koppen |
Bewapening: | 2 x 3,7cm kanon |
Dit stoomloodsvaartuig werd in augustus 1939 omgebouwd tot bewakingsvaartuig en in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 18. Na de Nederlandse capitulatie, op 14 mei 1940, viel het schip in Hoek van Holland in Duitse handen. Het werd bij de Kriegsmarine ondergebracht en in gebruik genomen als Hilfsminensuchboot M3800. Op 29 augustus 1944 werd het schip in gezonken toestand aangetroffen in Berck sur Mer (Le Havre), Frankrijk. Op 1 december 1945 werd het ex stoomloodsvaartuig gelicht en als oorlogsbuit aan de Sovjet-Unie toegewezen.
Hr. Ms. BV 19(ex Stoomloodsvaartuig No. 17)
Bouwwerf: | Rijkswerf Willemsoord te Den Helder 1924 |
Grootste lengte: | 46,5 meter |
Grootste breedte: | 7,79 meter |
Waterverplaatsing: | 584 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine |
Machinevermogen: | 950 pk |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
Bemanning: | 19 koppen |
Bewapening: | 2 x 3,7cm kanon |
Net als zusterschip Stoomloodsvaartuig No. 16 werd Stoomloodsvaartuig No. 17 in augustus 1939 ingericht als bewakingsvaartuig. Het schip werd daarna in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 19. Het vaartuig opereerde op de Nieuwe Waterweg met als basis Hoek van Holland. Hier werd het bewakingsvaartuig op 14 mei 1940 door de Duitsers geconfisqueerd en vervolgens bij de Kriegsmarine in gebruik genomen als Hilfsminensuchboot M3440. In december 1942 werd het Nederlandse schip in Duitse dienst Vorpostenboot (patrouillevaartuig) V130 en in januari 1944 Vorpostenboot V801. Op 2 augustus van datzelfde jaar liep V801 bij Hoek van Holland op een mijn en zonk.
Hr. Ms. BV 19A(ex Stoomloodsvaartuig No. 19)
Bouwwerf: | Boele en Pot te Bolnes 1923 |
Grootste lengte: | 46,5 meter |
Grootste breedte: | 7,79 meter |
Waterverplaatsing: | 584 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine |
Machinevermogen: | 950 pk |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
Bemanning: | 19 koppen |
Bewapening: | 2 x 3,7cm kanon |
Ook dit stoomloodsvaartuig was een zusterschip van Stoomloodsvaartuig No. 16 en werd eveneens in augustus 1939 verbouwd tot bewakingsvaartuig. Het schip werd door commandant LTZ 2 IJ. Smit in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 19A. Het bewakingsvaartuig opereerde op de Nieuwe Waterweg en langs de Noordzeekust met als basis Hoek van Holland. Op 11 mei 1940 vertrok Hr. Ms. BV 19A met 937 baren goud van de Nederlandsche Bank vanuit Rotterdam. Met zeeloods J. Drijver aan het roer ging het schip op weg naar de Noordzee voor een rendez-vous met de Britse torpedobootjager HMS Wild Swan die het goud over zou nemen en in veiligheid zou brengen. Tussen Maassluis en Vlaardingen liep het schip echter op een magnetische mijn en zonk. Hierbij kwamen 16 mensen om het leven onder wie 3 Britse zeelieden, commandant Smit en 13 andere bemanningsleden van Hr. Ms. BV 19A.
Half juni 1940 werd het schip in twee delen gelicht en vlak bij Maassluis tegen de dijk gezet. Daarna startten de Duitsers een bergingsoperatie om het goud op te vissen, die tot oktober 1940 zou duren. De bezetter kon 816 baren goud bergen. In 1946 en 1947 zijn nog eens 111 baren goud geborgen in opdracht van de Nederlandsche bank. De baggeraars die belast waren met de berging hadden er 4 verduisterd maar dit kwam uit en zij zijn voor deze diefstal opgepakt en berecht. Heden ten dage zijn er nog steeds 6 baren van 11 kilo goud vermist.
Hr. Ms. BV 30(ex Stoomloodsvaartuig No. 8)
Bouwwerf: | Rijkswerf te Amsterdam 1910 |
Grootste lengte: | 42,3 meter |
Grootste breedte: | 7,3 meter |
Waterverplaatsing: | 461 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine |
Machinevermogen: | 500 pk |
Maximale snelheid: | 10,5 knopen |
Bemanning: | 19 koppen |
Bewapening: | 2 x 3,7cm kanon |
Stoomloodsvaartuig No. 8 werd in augustus 1939 ingericht als bewakingsvaartuig en door commandant LTZ 2 R.W. Winkler in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 30. Het bewakingsgebied van het schip werden de Zeeuwse wateren en haar basis werd Vlissingen. Tegen de avond op 17 mei 1940 bevond Hr. Ms. BV 30 zich met een aantal andere schepen op de Wielingen toen zij aangevallen werd door Duitse vliegtuigen. Terwijl de Duitsers bommen afwierpen en de schepen met boordmitrailleurs bestookten verliet de bemanning van Hr. Ms. BV 30 het schip. Stoker P. Reynhoudt, loodskwekeling S. van Rees en matroos C. Heijkoop bleven echter aan boord. De laatstgenoemde kreeg de leiding omdat hij de oudste opvarende was. Ondanks herhaalde oproepen met de scheepstoeter kwam er verder niemand terug aan boord. Het drietal bracht vervolgens het schip veilig binnen in Zeebrugge, België. De drie werden later onderscheiden met het Bronzen Kruis met eervolle vermelding. In Zeebrugge kwam een welkome versterking aan boord in de vorm van een luitenant-ter-zee, vier matrozen en een stoker en het bewakingsvaartuig kon ontkomen naar Groot-Brittannië. In Britse wateren deed het schip vervolgens dienst bij het loodswezen van de Royal Navy. In 1945 keerde het schip terug in Nederland en werd herdoopt in Altair. In 1950 kwam het stoomloodsvaartuig weer tijdelijk in dienst bij de Koninklijke Marine als radar oefenschip Hr. Ms. A803. In 1951 werd het schip gesloopt.
Hr. Ms. BV 31(ex Stoomloodsvaartuig No. 7)
Bouwwerf: | Rijkswerf te Amsterdam 1910 |
Grootste lengte: | 41,8 meter |
Grootste breedte: | 7,3 meter |
Waterverplaatsing: | 461 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine |
Machinevermogen: | 500 pk |
Maximale snelheid: | 10,5 knopen |
Bemanning: | 19 koppen |
Bewapening: | 2 x 3,7cm kanon |
Net als zusterschip Stoomloodsvaartuig No. 8 werd Stoomloodsvaartuig No. 7 in augustus 1939 omgebouwd tot bewakingsvaartuig. Het schip werd in dienst gesteld bij de Koninklijke Marine als Hr. Ms. BV 31 door commandant LTZ 2 E.P. de Lint. Hr. Ms. BV 31 werd gestationeerd in Vlissingen en de Zeeuwse wateren werden haar als operatiegebied toegewezen. Na de capitulatie van Zeeland, op 17 mei 1940, trachtte het schip te ontkomen naar Groot-Brittannië samen met Hr. Ms. BV 41 en Hr. Ms. Bath I. De bewakingsvaartuigen werden door Duitse vliegtuigen aangevallen en door de bemanningen verlaten. BV 31 dreef in de Wielingen, bij Cadzand, op een magnetische mijn en verging.
Hr. Ms. BV 32(ex Stoomloodsvaartuig No. 12)
Bouwwerf: | Rijkswerf te Amsterdam 1915 |
Grootste lengte: | 42,3 meter |
Grootste breedte: | 7,23 meter |
Waterverplaatsing: | 488 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine |
Machinevermogen: | 525 pk |
Maximale snelheid: | 10,5 knopen |
Bemanning: | 19 koppen |
Bewapening: | 2 x 3,7cm kanon |
Hr. Ms. BV 32 werd door commandant LTZ 2 J.A. Saarloos in dienst gesteld nadat het schip in augustus 1939 ingericht was als bewakingsvaartuig. Het voormalige stoomloodsvaartuig opereerde in Zeeuwse wateren met als basis Vlissingen. Op 17 mei 1940 viel het schip in Duitse handen en werd tot oorlogsbuit verklaard. Op 8 augustus werd het schip onder gebracht bij het Lazarett Verband als LAZ 1. Op 1 januari 1941 ging het schip over naar de Zeereddingsdienst als ZRD 1 om vervolgens, op 19 mei 1941, overgeboekt te worden naar de Kriegsmarine als HI 14 en vanaf juni 1941 als H 855. Later werd het schip gebruikt als Vorpostenboot V 1339, later V 1417. Op 17 januari 1945 is het Nederlandse schip in Duitse dienst gezonken op de Noordzee.
Hr. Ms. BV 33(ex Stoomloodsvaartuig No. 9)
Bouwwerf: | Rijkswerf te Amsterdam 1911 |
Grootste lengte: | 42,3 meter |
Grootste breedte: | 7,23 meter |
Waterverplaatsing: | 461 ton |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine |
Machinevermogen: | 500 pk |
Maximale snelheid: | 10,5 knopen |
Bemanning: | 19 koppen |
Bewapening: | 2 x 3,7cm kanon |
Stoomloodsvaartuig No. 9 was een zusterschip van de stoomloodsvaartuigen 7 en 8 en werd evenals deze schepen in augustus 1939 ingericht als bewakingsvaartuig. Daarna werd het schip door commandant LTZ 2 A.M. van Oosterhout in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 30. Het schip was gestationeerd in Vlissingen en kon van daaruit op 17 mei 1940, via België, uitwijken naar Groot-Brittannië. Het schip deed daarna dienst bij de Royal Navy als loodsboot onder de naam Achterop. Na de oorlog keerde het stoomloodsvaartuig terug naar Nederland en werd herdoopt in Regulus. In 1950 kwam het weer in dienst bij de Koninklijke Marine als radar oefenschip Hr. Ms. A819. In 1952 werd het schip voor sloop verkocht.
(ex Bavaria)
Bouwwerf: | Zons aan de Rijn 1918 |
Waterverplaatsing: | 35 ton |
Machinevermogen: | 80 pk |
Maximale snelheid: | 8 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Bewapening: | 3 x 3,7cm kanon |
Het waddenpassagiersschip Bavaria van Reederij Wagenborg te Delfzijl werd door de Koninklijke Marine gevorderd op 8 augustus 1939 en ingericht als bewakingsvaartuig. Het vaartuig werd daarna in dienst gesteld als Hr. Ms. BV 11 en kreeg Terschelling als basis aangewezen. Op 11 mei, om 14:10 uur, maakte een Duits Junker-88 gevechtsvliegtuig op het wad bij Terschelling, tussen Westerschelling en Griend, een noodlanding nadat het beschoten was door drie Spitfires, Britse jachtvliegtuigen van het 19th Squadron. Hr. Ms. BV 11 redde drie bemanningsleden van het Duitse vliegtuig, een vierde vond de dood door verdrinking. De Duitsers werden krijgsgevangen gemaakt en zijn later, aan boord van het communicatievaartuig Hr. Ms. Mok I naar Groot-Brittannië afgevoerd. Op 14 mei 1940 viel de BV 11 met vernielde machines in Duitse handen. Na de oorlog werd het schip teruggevonden en teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaar. Wat er tijdens de oorlog met het schip gebeurde is onbekend, maar mogelijk was het in dienst bij de Kriegsmarine.
Hr. Ms. Laman de Vries(ex Laman de Vries)
Bouwwerf: | Gideon te Groningen 1927 |
Waterverplaatsing: | 80 ton |
De Laman de Vries was een motorschip met twee schroeven en een geringe diepgang, dat gebouwd was als inspectievaartuig voor de Dienst Invoerrechten en Accijnzen van het ministerie van Financiën. In december werd het vaartuig door de Koninklijke Marine in gebruik genomen als bewakingsvaartuig onder de naam Hr. Ms. Laman de Vries. Commandant werd LTZ 2 S.L. de Jong. Op 14 mei 1940 viel de Laman de Vries in Duitse handen en werd door de Duitse marine ingezet bij het Holland-Rhein Fluβsicherungsflotte onder de naam HR 5, later gewijzigd in HR 2. Na de oorlog werd het schip beschadigd teruggevonden, verbouwd tot sleepboot door Machinefabriek Leenman te Zwolle en in de vaart gebracht onder de naam Meeuw.
Hr. Ms. Batak
Bouwwerf: | Droogdok Mij. Soerabaja te Soerabaja 1931 |
Grootste lengte: | 46,56 meter |
Grootste breedte: | 8,28 meter |
Waterverplaatsing: | 409 ton |
Machinevermogen: | 200 pk |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
Bemanning: | 20 koppen |
De Batak was een kustvaartuig van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM) en werd eind januari 1942 gevorderd door de Koninklijke Marine. Het schip werd ingericht als bewakingsvaartuig en Hr. Ms. Batak gedoopt. Op 2 maart 1942 werd het schip op het Marine Etablissement in Soerabaja, Java, door marinepersoneel vernield nadat het de dag daarvoor als gevolg van een Japanse luchtaanval in een dok was gekapseisd. Op 7 februari 1943 werd het schip door de Japanners gelicht en hersteld en als Batak Go in de vaart gebracht. Het kustvaartuig is op 15 september 1943 onder Japanse vlag verloren gegaan.
Hr. Ms. Belang
Bouwwerf: | Droogdok Mij. te Tandjong Priok 1936 |
Grootste lengte: | 32,8 meter |
Grootste breedte: | 6,12 meter |
Waterverplaatsing: | 135 ton |
Machine-installatie: | 1 x Brons dieselmotor |
Machinevermogen: | 120 pk |
Maximale snelheid: | 7,5 knopen |
Bemanning: | 20 koppen |
Het kustvaartuig Belang van de Celebes Kustvaart Maatschappij (CKM), onderdeel van de KPM, werd in december 1941 door de marine gevorderd, ingericht als bewakingsvaartuig en in dienst gesteld als Hr. Ms. Belang. Op 2 maart 1942 werd het schip door de eigen bemanning tot zinken gebracht te Soerabaja. Op 10 augustus 1942 werd de Belang door de Japanners gelicht, hersteld en in de vaart gebracht als Yoshina Maru. Na de Japanse capitulatie werd het schip teruggevonden en op 2 april 1946 te Saigon, in het huidige Vietnam, door de Franse marineautoriteiten aan de KPM teruggegeven na bemiddeling van de Nederlandse regering.
Hr. Ms. Biaro
Bouwwerf: | Droogdok Mij. Soerabaja te Soerabaja 1936 |
Grootste lengte: | 30,8 meter |
Grootste breedte: | 7,1 meter |
Waterverplaatsing: | 142 ton |
Machine-installatie: | 1 x Brons dieselmotor |
Machinevermogen: | 120 pk |
Maximale snelheid: | 7,5 knopen |
Bemanning: | 20 koppen |
De Biaro van de CKM werd in december 1941 gevorderd en omgebouwd tot bewakingsvaartuig. Het schip werd in dienst gesteld als Hr. Ms. Biaro en op 2 maart 1942 door de eigen bemanning tot zinken gebracht te Soerabaja. De Biaro werd door de Japanners gelicht en na herstel in de vaart genomen. Eind 1945 werd het vaartuig zonder hoofdmotor teruggevonden in Singapore. Op 18 november 1945 werd de hulk van de Biaro overgedragen aan de KPM.
Hr. Ms. Boenakan
Bouwwerf: | Droogdok Mij. Soerabaja te Soerabaja 1936 |
Grootste lengte: | 30,8 meter |
Grootste breedte: | 7,1 meter |
Waterverplaatsing: | 142 ton |
Machine-installatie: | 1 x Brons dieselmotor |
Machinevermogen: | 120 pk |
Maximale snelheid: | 7,5 knopen |
Bemanning: | 20 koppen |
Evenals haar zusterschip Biaro werd de Boenakan van de CKM in december gevorderd, ingericht tot bewakingsvaartuig en in dienst gesteld als Hr. Ms. Boenakan. Op 2 maart 1942 onderging zij hetzelfde lot als de Biaro, maar het wrak van de Boenakan is nooit gelicht.
Hr. Ms. Kasuaris
Bouwwerf: | De Vooruitgang te Foxhol, Nieuw-Guinea 1938 |
Grootste lengte: | 41,15 meter |
Grootste breedte: | 7,34 meter |
Waterverplaatsing: | 340 ton |
Machinevermogen: | 300 pk |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
Bemanning: | 20 koppen |
Het kustvaartuig Kasuaris van de Nederlandse Nieuw-Guinea Petroleum Maarschappij werd in januari 1942 gevorderd, ingericht als bewakingsvaartuig en in dienst gesteld als Hr. Ms. Kasuaris. Op 2 maart 1942 werd het schip door de eigen bemanning tot zinken gebracht op het Marine Etablissement te Soerabaja.
Hr. Ms. Pehe
Bouwwerf: | Onbekende werf in Japan 1941 |
Waterverplaatsing: | 162 ton |
Machinevermogen: | 60 pk |
Maximale snelheid: | 6 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
De Pehe was een kustvaartuig van de CKM van Japanse makelij. Het vaartuig werd in januari 1942 door de Koninklijke Marine gevorderd en ingericht tot bewakingsvaartuig. Het schip werd in dienst gesteld als Hr. Ms. Pehe. Op 2 maart 1942 werd het door de eigen bemanning tot zinken gebracht te Soerabaja. Het wrak is niet gelicht.
Hr. Ms. Semarang(ex Doggersbank)
Bouwwerf: | De Noord te Alblasserdam 1933 |
Grootste lengte: | 40,2 meter |
Grootste breedte: | 7,16 meter |
Waterverplaatsing: | 309 ton |
Machinevermogen: | 195 pk |
Maximale snelheid: | 9 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
De Semarang was een kustvaartuig van de KPM dat in januari 1942 door de marine werd gevorderd, ingericht werd tot bewakingsvaartuig en in dienst gesteld werd als Hr. Ms. Semarang. Op 2 maart 1942 werd de Semarang te Soerabaja door de eigen bemanning tot zinken gebracht. Op 21 juli 1943 werd het schip door de Japanners gelicht, hersteld en als Suma Maru in de vaart gebracht. Op 26 oktober 1944 werd het schip tot zinken gebracht op de Malilirivier, Zuid Celebes het huidige Sulawesi, waar het wrak na de oorlog teruggevonden werd. Het was echter te zwaar beschadigd om nog hersteld te worden en werd beschouwd als een total-loss.
Hr. Ms. Simson
Bouwwerf: | Zeehaven en Kolenstation te Sabang 1932 |
Waterverplaatsing: | 159 ton |
Machinevermogen: | 600 pk |
Maximale snelheid: | 9 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
De sleepboot Simson van de Atjeh Trading Mij. werd in januari 1942 gevorderd en ingericht als bewakingsvaartuig. Het vaartuig werd in dienst gesteld als Hr. Ms. Simson en kreeg het Westervaarwater, de westelijke toegang tot de marinehaven Soerabaja, als operatiegebied toegewezen. Op 2 maart 1942 werd het bewakingsvaartuig tot zinken gebracht te Soerabaja. De Japanners slaagden er in het schip te lichten en na herstelling werd het vaartuig door hen als sleepboot in gebruik genomen. Eind 1945 (na de Japanse capitulatie als gevolg van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki) werd de sleepboot teruggevonden in Soerabaja. In 1948 werd het vaartuig overgedragen aan de Nederlands-Indische Steenkolen Handel Mij. (NISHM).
Hr. Ms. Tamako
Bouwwerf: | Droogdok Mij. Soerabaja te Soerabaja 1938 |
Waterverplaatsing: | 172 ton |
Machinevermogen: | 120 pk |
Maximale snelheid: | 7,5 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
Het kustvaartuig Tamako van de CKM werd in januari 1942 gevorderd, ingericht tot bewakingsvaartuig en in dienst gesteld als Hr. Ms. Tamako. Op 2 maart 1942 werd het vaartuig op het Marine Etablissement te Soerabaja door de eigen bemanning tot zinken gebracht. Het wrak werd niet gelicht.
Hr. Ms. Taroena
Bouwwerf: | Droogdok Mij. Soerabaja te Soerabaja 1938 |
Waterverplaatsing: | 172 ton |
Machinevermogen: | 120 pk |
Maximale snelheid: | 7,5 knopen |
Bemanning: | 15 koppen |
De Taroena was een zusterschip van de Tamako en werd eveneens in januari 1942 door de Koninklijke Marine gevorderd. Nadat het vaartuig ingericht was tot bewakingsvaartuig werd het in dienst gesteld als Hr. Ms. Taroena. Op 2 maart 1942 onderging het schip hetzelfde lot als zusterschip Tamako.
B1 t/m B16
Bouwwerf: | B1 t/m B8 Marine Etablissement te Soerabaja, B9 t/m B12 Droogdok Mij. Soerabaja te Soerabaja, B13 t/m B16 Indische Mij. Palembang te Palembang |
Grootste lengte: | 40,5 meter |
Grootste breedte: | 5 meter |
Diepgang: | 1,4 meter |
Waterverplaatsing: | 130 ton |
Machinevermogen: | 1.900 pk |
Maximale snelheid: | 19 knopen |
Bewapening: | 1 x 7,5cm en 1 x 3,7cm kanon, 2 x 12,7mm mitrailleur, 20 dieptebommen |
De snelle en goed bewapende bewakings- en patrouillevaartuigen B1 t/m B16 waren bedoeld om de toegangen tot de belangrijkste havens in Nederlands Oost-Indië te bewaken. De B1 werd kort voor de capitulatie van Nederlands Oost-Indië, op 8 maart 1942, te water gelaten. Het schip werd op het Marine Etablissement te Soerabaja door marine- en werfpersoneel vernield en tot zinken gebracht, maar door de Japanners gelicht en hersteld. Op 31 augustus werd de oorlogsbuit in dienst gesteld als Hulponderzeebootjager 103. In september 1945 werd het vaartuig teruggevonden op Ambon en overgedragen aan de Australische marine.
De overige 15 vaartuigen van deze klasse stonden begin maart 1942 nog op stapel en werden alle ter plaatse vernield door marine- en werfpersoneel. Bekend is dat de Japanners er zes van hebben afgebouwd, maar de nummers zijn onbekend.
Het eerste werd op 11 januari 1943 te water gelaten en op 26 januari 1944 in dienst gesteld als Hulponderzeebootjager 105. Op 16 juni 1945 werd het vaartuig bij Serawak, het Brits-Maleisische gedeelte van Borneo, tot zinken gebracht door de Amerikaanse onderzeeboot USS Hardhead.
Het tweede vaartuig werd op 24 maart 1943 te water gelaten en op 2 september 1944 in Japanse dienst gesteld als Hulponderzeebootjager 106. Eind 1945 werd het schip teruggevonden in Batavia, Java en overgedragen aan de Koninklijke Marine.
Het derde vaartuig van deze klasse dat door de Japanners afgebouwd werd, werd op 27 februari te water gelaten en op 10 januari 1945 in dienst gesteld als Hulponderzeebootjager 107. Eind 1945 werd het schip teruggevonden te Soerabaja en is tot april 1947 in gebruik geweest bij de Dienst van Scheepvaart. Daarna werd het schip gebruikt als logementschip voor bemanningen van landingsvaartuigen.
Op 22 april 1943 werd het vierde schip van deze klasse door de Japanners te water gelaten. Nog voordat het vaartuig als Hulponderzeebootjager 108 in dienst gesteld kon worden, werd het op 17 mei 1945 door een luchtaanval van geallieerde carriervliegtuigen, afkomstig van USS Saratoga en HMS Illustrious (87), te Soerabaja vernield.
Het vijfde vaartuig werd op 22 april 1943 door de Japanners te water gelaten en op 23 juni 1944 in dienst gesteld als Hulponderzeebootjager 114. Op 15 april 1945 werd het vaartuig getorpedeerd en onherstelbaar beschadigd door de Amerikaanse onderzeeboot USS Hawkbill in de Indische Oceaan ten zuiden van Straat Lombok.
Het zesde en laatste vaartuig werd eind juni 1943 te water gelaten en op 2 september 1944 in dienst gesteld als Hulponderzeebootjager 115. Eind 1945 (na de Japanse capitulatie als gevolg van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki) werd het vaartuig te Soerabaja teruggevonden en in gebruik genomen als veerboot tussen Soerabaja en Madoera.
De Nederlandse bewakingsvaartuigen lijken een onbelangrijke rol te hebben gespeeld tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toch waren de schepen een essentiële schakel tussen het streven van Nederland naar vrijheid en neutraliteit enerzijds en het daadwerkelijk afdwingen daarvan anderzijds. Bovendien hebben een aantal van de bewakingsvaartuigen die naar Groot-Brittannië konden uitwijken een niet onbelangrijke bijdrage geleverd aan de geallieerde zaak.
Voor de bijna 700 bemanningsleden van de Nederlandse bewakingsvaartuigen waren de schepen hun thuisbasis. De sleepboten, stoomloodsvaartuigen en kustvaartuigen waren een deel van hun leven. Velen van hen dienden al jaren voordat de oorlog begon op hun schip dat vanaf augustus 1939 of januari 1942 opeens een oorlogsschip werd. Op deze wijze werden zij meegezogen in een oorlog waar zij eigenlijk geen deel van wilden uitmaken, maar plichtsgetrouw toch deden. Minstens 48 van hen zijn tijdens de oorlog omgekomen. Vooral voor hen en hun nabestaanden, maar ook voor de bemanningsleden die de oorlog wel overleefden, speelden de Nederlandse bewakingsvaartuigen zeker geen onbelangrijke rol.