In de namiddag van 9 mei 1940 verliet Hitlers Sonderzug het station Finkenkrug in Berlijn. Bijna niemand van de inzittenden wist precies waar de reis naartoe ging, voor sommigen leek het zelfs te gaan om een pinksterreisje. Maar niets was minder waar. De reis, die was gepresenteerd als bezoek aan de Duitse troepen in Denemarken en Noorwegen, nam namelijk een interessante wending toen de trein na Hamburg afboog naar het westen. Er was vanaf dat moment geen twijfel meer over het doel van de reis. Toen, nadat adjudant Nicolaus von Below de laatste weerberichten doorgaf, Hitler beval dat de aanval op het westen voor de volgende ochtend om 5.30 uur vaststond, was het duidelijk: Het zou nog maar enkele uren duren voordat Frankrijk, Nederland, België en Luxemburg werden aangevallen door het Duitse leger.
De trein reed intussen door in de richting van het zuidwesten van Duitsland, naar het dorpje Euskirchen in Noordrijn-Westfalen. Daar stapte Hitler in een auto die hem naar zijn favoriete hoofdkwartier bracht: het Felsennest.
Van Hitlers lotgevallen tijdens de aanval op het westen (die de codenaam 'Fall Gelb' kreeg) bestaat propagandamateriaal, dat voornamelijk van de hand is van Hitlers hoffotograaf Heinrich Hoffmann. Het werd ooit gepubliceerd onder de titel 'Hitler im Westen'. Aan de hand van het chaotisch gerangschikte en ongedateerde fotomateriaal is toch te reconstrueren waar Hitler verbleef in mei en juni 1940. De foto's geven niet alleen een beeld van Hitler aan het begin van de Tweede Wereldoorlog maar ook van zijn bezoekjes aan de Belgische en Noord-Franse regio's die hij kende uit de tijd dat hij soldaat was in de Eerste Wereldoorlog.
In een verklaring voor de soldaten aan het westfront zei Hitler die ochtend: 'Het uur van de beslissende strijd voor de Duitse natie is begonnen. De vandaag begonnen strijd zal beslissen over de toekomst van de Duitse natie voor de komende duizend jaar!' Een dag later had Hitler in het nabijgelegen Forsthaus Hülloch een bespreking met opperbevelhebber Generaloberst Walther von Brauchitsch, die een uur of twee duurde. Hitler zou toen al gezegd hebben dat hij verheugd was over de goede resultaten tot dan toe.
Hitlers Führerhoofdkwartieren Overal in Europa zijn voor Hitler hoofdkwartieren gebouwd, bedoeld om troepenbewegingen te coördineren vanuit een plek dichter bij het front dan Berlijn. Tijdens de veldtocht in Polen gebruikte Hitler zijn privé-trein daar nog voor, maar vanaf de aanval op het westen gebruikte hij meestal speciaal voor hem gebouwde hoofdkwartieren. Een aantal daarvan is nooit of maar heel kort gebruikt door Hitler zelf. De Führerhoofdkwartieren bestonden vaak uit verschillende Sperrkreise (verdedigingszones). Hitlers bunker, barak of woonhuis bevond zich in de binnenste ring. De staf, bewaking en eventuele gasten verbleven in de directe omgeving. In die omgeving bevonden zich ook het luchtafweergeschut, eventuele bunkers en een vliegveld. Deze indeling gold niet alleen voor de beroemde Wolfsschanze in Oost-Pruisen in het huidige Polen, waar Von Stauffenberg op 20 juli 1944 bijna een einde aan Hitlers leven maakte, maar ook voor bijvoorbeeld Hitlers villa op de Obersalzberg in de Zuid-Duitse Alpen. Het bekendste Führerhoofdkwartier is ongetwijfeld de Führerbunker in de tuin van de Reichskanzlei in Berlijn, waar Hitler zelfmoord pleegde. Speciaal voor hem gebouwde hoofdkwartieren waren verder Tannenberg (Zwarte Woud) en Adlerhorst (Hessen) in Duitsland, Wolfsschlucht 1 in België, Wolfsschlucht 2 en 3 in Frankrijk en Wehrwolf in de Oekraïne. Ook het Felsennest was zo'n hoofdkwartier. Op een heuvel net buiten Rodert, op nog geen honderd kilometer van de Nederlandse grens, zijn nog steeds de resten terug te vinden dit voormalige hoofdkwartier. De bunkers die op de huidige Eselsberg buiten het dorpje lagen, zijn aan het einde van de oorlog, waarschijnlijk door de Duitsers zelf, opgeblazen. |
Tijdens de capitulatie van Luxemburg op 11 mei en Nederland op 15 mei was Hitler in het Felsennest. Op dat moment was de strijd in België en Frankrijk echter nog niet beslist. Op 17 mei vloog Hitler daarom van het nabijgelegen, provisorische vliegveld Odendorf, naar het hoofdkwartier van Legergroep A in Bastogne, dat onder het directe bevel van Gerd von Rundstedt viel. Op de dag dat de Duitse troepen Brussel binnenvielen, gaf Hitler in Bastogne het bevel aan tankgeneraal Heinz Guderian om zijn te snelle opmars door België te staken zodat de infanterie de kans kreeg aan te sluiten. Generaal Franz Halder schreef in zijn dagboek dat Hitler erg nerveus was die dag, geen risico's wilde lopen en dat zijn bezoek alleen maar gezorgd had voor onzekerheid. Hitler keerde 's avonds terug naar het Felsennest.
Toen op 24 mei Guderian de geallieerden in de tang nam bij Duinkerken, vloog Hitler weer naar Von Rundstedt, die inmiddels zijn hoofdkwartier had gevestigd in het Noord-Franse Charleville-Mézières. Hier werd de historische fout gemaakt de opmars van de Duitse troepen te stoppen om tanks te sparen voor de strijd in het zuiden. Göring zag in de netelige positie van de geallieerden een prachtige kans voor de luchtmacht en hij nam contact op met Hitler om hem ervan te overtuigen dat zijn Luftwaffe wel zou afrekenen met het Britse expeditieleger. Hitler beval daarop dat Guderian Duinkerken niet mocht binnentrekken, met als gevolg dat de geallieerden de kans kregen te ontsnappen. Het idee dat dit opzettelijk gedaan werd om Londen tot vrede over te halen, wordt door historicus Ian Kershaw van de hand gewezen. Twee dagen later gaf Hitler namelijk alsnog het bevel de evacuatie van de troepen tegen te houden, maar toen was het al te laat om de geallieerde terugtocht te stoppen.
Manstein en Fall Gelb Bij de veldtocht in Polen had Hitler zich nog niet direct met de strategie van het leger bemoeid, maar dat deed hij wel bij het offensief in het westen , vooral ingegeven door zijn voorkeur voor een verrassingsaanval. Dit plan voor een snelle Blitzkrieg waarmee de vijand in het westen in korte tijd overmand zou moeten worden, kwam voor een belangrijk deel van de bevelhebber van legergroep A, Erich von Manstein. Op basis van de ideeën van Manstein (en die van tankgeneraal Heinz Guderian) paste Hitler zijn aanvalsplan, Fall Gelb, aan. Toen de aanval begon, was Manstein zelf nog in Leignitz, zo'n 700 kilometer van het front. Toen hij in het westen arriveerde hadden de Duitsers al een doorbraak geforceerd bij Sedan en waren ze op weg naar de kust. Pas op 27 mei werden Mansteins troepen bij Amiens ingezet. |
Begin juni 1940 maakte Hitler een aantal trips door België en Noord-Frankrijk, onder andere om met Generaloberst Fedor von Bock te spreken. Deze leidde Legergroep B, die verantwoordelijk was voor de bezetting van Nederland en België. Hitler en Von Bock ontmoetten elkaar op vliegveld Brussel-Evere op 1 juni. Ook opperbevelhebber Von Brauchitsch was aanwezig. Hitler zette zijn ideeën voor de volgende fase van de strijd uiteen en gaf aan dat hij nog bezorgd was over eventuele aanvallen vanuit de richting Parijs. Op die dag besloot hij ook de Nederlandse krijgsgevangenen vrij te laten met als onderbouwing dat de Nederlanders en de Duitsers cultureel en etnisch aan elkaar verwant zouden zijn.
Hitler was echter niet van plan om alleen militaire besprekingen bij te wonen; hij wilde ook de omgeving die hij kende vanuit de Eerste Wereldoorlog, bezoeken. Na de bespreking op het vliegveld maakte Hitler daarom een tour door Brussel die vrij nauwkeurig aan de hand van de foto's van Hoffmann te herleiden is: langs de triomfboog, via het paleis van justitie naar de Grote Markt om van daaruit via een omweg in de richting van Gent te vertrekken. Daar voerde hij weer militair overleg, dit keer met generaal Von Küchler. Bij Kortrijk ontmoette hij vervolgens nog Generaloberst Von Reichenau. Daarna bezocht hij in Ieper het oorlogsmonument voor de vermisten, de Menenpoort. Ook de Duitse oorlogsbegraafplaats in Langemark stond nog op het programma, net als de Kemmelberg, Wervik en Lille. Hij overnachtte in het Château de Brigode, in de buurt van Lille.
Op zondag 2 juni vertrok Hitler vanuit het kasteel naar Pont-à-Marq, waar hij generaalveldmaarschalk Hans Günther von Kluge ontmoette om over de vorderingen in de strijd tegen Frankrijk te worden geïnformeerd. Na nog een bespreking met generaal Adolf Strauss in Avelin, bezocht hij weer verschillende locaties die met de Eerste Wereldoorlog te maken hadden, zoals het Canadese oorlogsmonument op de Vimyhoogte en het daar dichtbij gelegen Franse monument op de Lorettohoogte. In Bouchain sprak Hitler met generaal Walter Heitz, omdat hij wilde weten waarom de Duitse troepen hier een week lang waren tegengehouden. Heitz gaf een presentatie op de toren van Ostrevant, die een goed zicht gaf op de omgeving. Om drie uur 's middags vloog hij vervolgens van Niergnies naar Charleville-Mézières waar hij onder andere Von Rundstedt ontmoette. Die had bijna al zijn legeroversten uitgenodigd om bij de bespreking te zijn. Na een bijeenkomst van een uur keerde hij weer terug naar het Felsennest. De tweede fase van de strijd om Frankrijk stond op het punt te beginnen.
Hitler en de Vimyhoogte Nadat Hitler in de Eerste Wereldoorlog slechts een goede week als echte soldaat aan het front was geweest werd hij benoemd tot koerier voor het regimentshoofdkwartier. Dat betekende niet dat hij tussen het hoofdkwartier en de voorste loopgraven heen en weer moest. Dat gevaarlijke karwei schijnt geen onderdeel geweest te zijn van zijn werk. Hij bevond zich meestal een stuk achter de linies, veelal in het regimentshoofdkwartier. Tijdens de slag om de Somme werd het toenmalige hoofdkwartier al na een paar dagen geraakt door een granaat. Hitler raakte daarbij gewond en werd daarom vervoerd naar een ziekenhuis in Beelitz, bij Berlijn. Hij miste daarom voor het grootste deel de zware slag aan de Somme. Maar ook de gevechten van zijn regiment bij Vimy maakte hij niet mee.Na zijn herstel mocht hij een tijdlang in Berlijn blijven, waar hij musea bezocht. Daarna moest hij zich weer in de kazerne in München melden en kon hij uiteindelijk terug naar zijn geliefde regiment. In juni 1940 bezocht hij de hoogte van Vimy wel. Hij bezichtigde daar de loopgraven en de monumenten die er nog steeds zijn. De Vimyhoogte blijft met het Canadese oorlogsmonument tot op vandaag een door toeristen veelbezochte plek. |
Op 5 juni begon de tweede fase van het Duitse offensief in Frankrijk met het oversteken van de rivier de Somme. Ook de soldaten van de man achter het idee van de Blitzkrieg, Von Manstein, vochten nu mee. En net zoals later in Rusland het geval zou zijn, volgde Hitlers hoofdkwartier op gepaste afstand het front: het Felsennest in Duitsland werd verruild voor het hoofdkwartier Wolfsschlucht 1 in het Belgische dorpje Brûly-de-Pesche.
Het duurde nog geen tien dagen voordat de Duitsers door de Maginotlinie ten zuiden van Saarbrücken braken en Parijs binnenvielen. Om de Fransen de kans te geven zich via Spaanse kanalen over te geven, vertrok Hitler op 16 juni naar Acoz, een dorpje in Henegouwen waar hij een bespreking had met de Spaanse generaal Juan Vigon. Toen de Fransen zich via de Spaanse contacten een dag later overgaven, was Hitler alweer in Brûly-de-Pesche. Toen hij het nieuws hoorde, stampte hij op de grond van blijdschap. Deze uiting van vreugde werd een bron van hilariteit voor zijn vijanden. Hitler werd namelijk op het moment dat de boodschap doorkwam in Wolfsschlucht 1, gefilmd en dat filmpje werd door de Schot John Grierson voor het Canadese departement voor propaganda zo bewerkt dat het leek alsof Hitler een gek dansje deed.
Diezelfde dag vloog Hitler naar Frankfurt om daar zijn Sonderzug te nemen naar München. Daar ontmoette hij op 18 juni Mussolini voor een overleg over het Franse verzoek om een wapenstilstand. Italië had echter nauwelijks meegeholpen in de strijd, dus was Hitler niet van plan Mussolini ter wille te zijn. Mussolini kreeg dan ook geen toestemming om een deel van de Franse vloot over te nemen. Hitler scheen de Fransen redelijk gematigde voorwaarden te willen bieden en dus deed Italië niet mee aan de onderhandelingen over de wapenstilstand in Compiègne.
De uiteindelijk grootste militaire overwinning van de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog moest nog officieel worden gemaakt. Daarom keerde Hitler op 19 juni uit München terug naar Brûly-de-Pesche, om een dag later weer te vertrekken naar het nabijgelegen Chimay. Daar had hij een bespreking met Walther von Brauchitsch in het hoofdkwartier van het leger. Hitler gaf het bevel om de treinwagon van de Franse maarschalk Foch, waarin op 11 november 1918 aan het eind van de Eerste Wereldoorlog de wapenstilstand tussen Duitsland en de geallieerden werd getekend, symbolisch opnieuw te gebruiken voor de vredesonderhandelingen met Frankrijk.
Een hele groep hoge nazi's, waaronder Göring, Raeder, Brauchitsch, Keitel, Ribbentrop en Heß, kwam ook naar die plek. Ze ontvingen Hitler bij het Alsace-Lorraine-monument, een beeld van een Duitse adelaar die doorboord wordt door het zwaard van de geallieerden in de Eerste Wereldoorlog. Het beeld was bedekt met hakenkruisvlaggen, zodat Hitler het niet zien kon. Samen liepen ze over een lange laan naar de plek waar de wagon in 1918 had gestaan. Het monument dat daar was gebouwd, was niet bedekt, maar de woorden die erop stonden, moeten voor hem minstens even vervelend zijn geweest als het beeld dat aan het begin van de laan stond. Hitler las de tekst, die ging over het sterven van de misdadige trots van het Duitse Rijk. Daarna betrad hij met zijn gevolg de treinwagon. Hij bleef alleen tijdens het voorlezen van de preambule waarin de geallieerden de schuld kregen van het uitbreken van de oorlog in zowel 1914 als in 1940. De onderhandelingen liet hij over aan zijn ondergeschikten. De Duitse schande was uitgewist, Frankrijk werd in tweeën gedeeld in een bezet gebied en de onbezette ‘vrije zone’ onder de Vichy-regering. De salonwagen werd na de onderhandelingen vervoerd naar de Lustgarten in Berlijn. Gedurende de laatste fase van de oorlog werd de wagon overgebracht naar Crawinkel op circa 22 kilometer ten zuiden van Gotha, in Thüringen. In maart 1945 brandde de wagon uit, mogelijk door brandstichting door de SS.
Na de overwinning op de Fransen ondernam Hitler nog een aantal tripjes naar diverse locaties in België en Noord-Frankrijk. De discussie over de exacte datum waarop hij Parijs bezocht, is nooit helemaal geëindigd , maar de tour door de stad is aan de hand van foto's wel goed in kaart gebracht. In de vroege ochtend van 23 of 28 juni arriveerde Hitler op het vliegveld Le Bourget, ten noordoosten van Parijs. Samen met beeldend kunstenaar Arno Breker en de architecten Albert Speer en Hermann Giesler reed hij naar de Opéra aan de Rue Gluck, waar de groep naar binnen ging voor een korte rondleiding. Hitler was zeer onder de indruk van de schoonheid van het gebouw, dat hij van tevoren duidelijk had bestudeerd.
Via La Madelaine en de Arc de Triomphe reed de stoet verder naar de Place de Trocadero, waar de Eiffeltoren goed te zien was. Vervolgens ging de route langs het graf van Napoleon in de Dôme des Invalides. Ook hiervan was Hitler enorm onder de indruk en hij nam dan ook alle tijd om het praalgraf goed te bekijken. Hij schijnt direct erna gezegd te hebben dat dit het belangrijkste moment van zijn leven was geweest. Natuurlijk ging de tour vervolgens langs de Notre Dame en het Louvre, een van de meest ingenieuze voorbeelden van architectuur volgens Hitler, en stopte als laatste bij de Sacré Coeur. Om kwart over acht diezelfde ochtend keerde de groep weer terug naar het vliegveld. Ook al zei Hitler tegen Albert Speer dat met dit bezoek een droom was uitgekomen; hij was nog minder dan drie uur in Parijs geweest. En hij zou er ook nooit meer terugkomen.
Hitler in Parijs Juist als het gaat over Hitlers bezoek aan Parijs bestaat er discussie over de exacte datum waarop dit bezoek plaatsvond. Dankzij film- en fotomateriaal is het bezoek wel in kaart gebracht, maar of Hitler nu in Parijs was op 23 of op 28 juni, is nog steeds niet duidelijk. Het meest voor de handliggend zou de 23e zijn, maar de film en de filmrolletjes zijn ongedateerd en de propagandaboeken van Heinrich Hoffmann tonen, in compleet verkeerde volgorde, eerst de foto's van Parijs, daarna die van Hitler en Mussolini in München en als laatste die van Compiègne. Omdat het bezoek aan Parijs heel vroeg in de ochtend plaatsvond, waren er ook weinig Franse getuigen. Twee van de Duitse aanwezigen, Arno Breker en Hermann Giesler, beweren dat het korte bezoek op de 23e plaatsvond. Een oude editie van het oorlogstijdschrift After the Battle beweert exact hetzelfde. Het feit dat de 23e een zondag was, verklaart misschien de ochtendlijke rust die te zien is op de foto's en de film. Maar Hitlers adjudant Nicolaus von Below en ooggetuige Alber Speer noemden vrijdag de 28e als datum van het bezoek, de dag waarop Hitler vertrok van zijn hoofdkwartier Wolfsschlucht 1 naar zijn hoofdkwartier Tannenberg. De historici Joachim Fest en Ian Kershaw volgen die datum, net zoals de Zwitser Paul Bruppacher, auteur van een kroniek over Hitler en de NSDAP. Geen van de drie legt echter uit waarom die datum de juiste is, terwijl hier vermoedelijk sprake is van een vergissing van Albert Speer die door de anderen is gevolgd. Zekerheid is er echter niet, waardoor er dus nog steeds onduidelijkheid bestaat over de datum van Hitlers enige bezoek aan de Franse hoofdstad. |
Een dag later ging Hitler weer op pad met Schmied en Amann. Een vliegtuig bracht de mannen naar Lille, waar ze overstapten in een aantal auto's. Als eerste stond Fournes-en-Weppes op het programma. Het huis waar Hitler in 1916 was ingekwartierd was (en is) er nog steeds, ondanks de verwoestingen van de Eerste Wereldoorlog. Ook het hoofdkwartier van Hitlers regiment was er nog. In de tuin waren in 1916 foto’s gemaakt waar ook Hitler op stond. Een van die foto’s werd in 1940 min of meer overgedaan en onder die van 1916 afgedrukt in het propagandamateriaal van de nazi's. De rit ging vervolgens door naar Fromelles, waar de boerderij waar Hitler een tijdlang had gewoond, nog steeds stond (en staat). Ook werd in de buurt van Fromelles een bunker aan de Rue de la Biette bekeken. Via het Britse oorlogskerkhof in Aubers ging de route verder naar onder andere La Bassee, Duinkerken en Messines. Allemaal plaatsen die Hitler kende uit de Eerste Wereldoorlog. Vanaf een vliegveld bij Lille werd de groep teruggevlogen naar het vliegveld Gros-Caillou.