Heinrich Hoffmann, lijffotograaf van de Führer, was een man die niet vaak op de voorgrond trad, maar die desalniettemin een prominente figuur was binnen het naziregime. Naast het feit dat hij belangrijk was binnen de propagandamachine van het Derde Rijk was hij ook een veel geziene figuur in de nabijheid van naziprominenten, een vertrouweling van Hitler en zelfs een concurrent van Goebbels in de strijd om de engste vertrouwensband met de Führer. Na zijn arrestatie in 1945 zou de man die tientallen jaren foto’s maakte ter verheerlijking van het nationaalsocialisme, met behulp van diezelfde foto’s gedwongen worden te helpen bij de berechting van het na afloop van de oorlog resterende deel van de nazi’s die hij voor zijn lens had gehad.
Heinrich Hoffmann werd op 12 oktober 1885 als zoon van de fotograaf Robert Hoffmann en zijn vrouw Maria geboren in de provinciestad Fürth, dat gelegen is in de huidige Duitse deelstaat Beieren. Fotografie werd hem met de paplepel ingegoten. Op elfjarige leeftijd was hij al te vinden in de fotografiestudio van zijn oom, waar hij de kunst van de portretfotografie leerde waarderen. Hij bleek talent te hebben en van zijn oom kreeg hij de mogelijkheid om die aanleg te ontwikkelen. Hoffmann besloot om zijn horizon te verbreden en hij vertrok op zestienjarige leeftijd naar verscheidene Duitse steden zoals Darmstad, Heidelberg, Frankfurt, Zürich en Bad Homburg om hier in de leer te gaan bij andere fotografen. Onder deze fotografen bevonden zich ook Anita Augspurg en Sophia Goudstikker, de eigenaressen van het beroemde Atelier Elvira in München, het eerste Duitse bedrijf dat was opgericht door vrouwen. ''Ausgezeichnete Fotografinnen'' (uitstekende fotografes), zoals Hoffmann ze noemde. Door deze keuze om als leerling bij andere fotografen te gaan werken had Hoffmann zich voor eens en voor altijd op de nationale kaart gezet, maar ook zijn internationale succes volgde snel.
In 1907 besloot Hoffmann om zijn heil in het buitenland te zoeken. Hij stak het Kanaal over om in Groot-Brittannië in de leer te gaan bij de beroemdste kunstfotograaf van Groot-Brittannië, Emil Otto Hoppé. Zijn eerste succes had hij tijdens de Frans-Duitse Expositie van 1908 in Londen, waar hij door Hoppé naartoe was gestuurd om een foto te maken van de koloniale afdeling. Hij was hier nog maar net, toen een enorme knal klonk en mensen in paniek rondrenden. Een ballon, bedoeld om bezoekers een rondvlucht te geven, was geëxplodeerd. Hoffmann maakte een foto van de nog brandende resten van de ballon, en deze foto verscheen de volgende dag op de voorpagina van de Daily Mirror. Aangezien Hoppé Hoffmann op pad had gestuurd om de foto te maken kreeg Hoppé alle waardering, en niet Hoffmann. Zijn leerplek binnen het Hoppé-atelier was echter verzekerd, en hij werd er nu vaker op uitgestuurd om foto’s te maken van speciale gebeurtenissen. Ook maakte Hoffmann de foto’s voor een prentenboek dat hij samen met Hoppé uitbracht onder de titel ''Männer des 20. Jahrhunderts'' (Mannen van de Twintigste Eeuw). Hierdoor kreeg Hoffmann de kans om beroemdheden te fotograferen, waaronder leden van het Britse Koninklijk Huis. Daarnaast maakte hij foto’s in opdracht van Scotland Yard en van één van de eerste vluchten van luchtvaartpioniers Wilbur en Orville Wright.
Na lang genoeg bij anderen in de leer te zijn geweest bij Hoppé opende Hoffmann in Londen zijn eigen atelier op het adres Uxbridge Road 298. Het atelier bezorgde hem een groot deel van de middelen die hij nodig had om zijn droom uit te laten komen: een eigen fotoatelier in Duitsland. Al van kinds af aan had Hoffmann de droom om een atelier te openen in zijn geboorteland. Hij had het gevoel dat zijn kansen op succes hier groter waren dan in welk land dan ook. Deze droom realiseerde hij in 1909, op 24-jarige leeftijd. Er werd een pand gehuurd en het eerste Hoffmann-atelier werd geopend aan de Schellingstraße 33 in München. In 1911 trouwde hij met Therese ''Nelly'' Baumann, met wie hij twee kinderen kreeg: Heinrich en Henriette. De laatste zou op 31 maart 1932 trouwen met de Reichsjugendführer Baldur von Schirach.
In 1910 kwam Hans Fürstenheim, hoofdredacteur van de Münchner Illustrierte Zeitung, op zijn pad. Enrico Caruso, een beroemde Italiaanse tenor, was in de stad en hij logeerde in het Hotel Continental. Fürstenheim had een verbod van Caruso’s agentschap opgelegd gekregen dat inhield dat mensen die niet in dienst waren van het agentschap geen portretfoto’s van de zanger mochten maken. Hoffmann kreeg van Fürstenheim de opdracht Caruso toch te fotograferen. De foto zou op de voorpagina komen en Hoffmann zou een vorstelijk geldbedrag krijgen. Hordes fotografen hadden zich verzameld voor de ingang van het hotel, Caruso moest immers ooit naar buiten komen. Voor Hoffmann was dit echter te simpel, hij wilde die ene portretfoto die nog niemand anders had. Hij wist zichzelf naar binnen te praten door te beweren dat hij door Caruso zelf gevraagd was om foto’s van hem te nemen. Zonder problemen bereikte hij Caruso die zelfs speciaal voor hem poseerde. Caruso was daadwerkelijk in de veronderstelling dat het hier om een foto in opdracht van zijn agentschap ging. Met deze gewaagde actie had Heinrich Hoffmann in de Münchner Illustrierte Zeitung een nieuwe, belangrijke afnemer van zijn werk gevonden. In 1913 besloot Hoffmann zich uitsluitend te richten op persfotografie en portretten. Hij distribueerde daarnaast briefkaarten, die zowel aan bedrijven in Duitsland als in het buitenland geleverd werden.
Hoffmann werd gedurende deze periode door veel mensen in München gewaardeerd, maar op fotogebied in het algemeen behoorde hij niet tot de absolute top. Hij maakt voornamelijk portretten terwijl de bekendere mensen die zich bezighielden met fotografie kunstfotografen en journalisten waren. Waar deze fotografen werkplaatsen hadden die gevestigd waren in drukke buurten of belangrijke straten was het atelier van Hoffmann gevestigd op een binnenplaats. Echter, op het gebied van portretten behoorde hij wel tot de top. Dit zou nadrukkelijk naar voren komen gedurende de Tweede Wereldoorlog. Hoffmann nam toen veel portretten van hoogonderscheiden Duitsers voor zijn rekening, waaronder een groot deel van de Ritterkreuzträger-reeks op de briefkaarten.
In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. Toen het nieuws dat Oostenrijk-Hongarije de oorlog had verklaard aan Servië München bereikte, ging er een menigte de straat op. Het interieur van Café Fahrig, nabij de Karlstor in het centrum van München, werd volledig vernield omdat de muzikant weigerde het onder nationalisten geliefde lied ''Die Wacht am Rhein'' te spelen. Dit lied werd echter wel uit volle borst meegezongen op 2 augustus 1914, toen zich op de Odeonplatz een enorme menigte had verzameld. Hoffmann maakte hiervan een foto. Pas in 1929 zou blijken dat ook Adolf Hitler in deze menigte stond. Toen Hoffmann erachter kwam dat Hitler op die datum in 1914 op het plein was geweest, bekeek hij zijn oude foto’s nog een keer en vond op een van hen inderdaad het gezicht van Hitler terug. Tegenwoordig bestaat er echter twijfel over dit verhaal aangezien er een ander exemplaar van de foto is opgedoken waarop de karakteristieke lok van Hitler er duidelijk anders uitziet. Dit zou kunnen betekenen dat er met de foto geknoeid is voor propagandadoeleinden. Of dat ook betekent dat Hitler helemaal niet zichtbaar was op de oorspronkelijke foto, is niet duidelijk.
Op 17 augustus 1914 bereikte Hoffmann het bericht dat hij door het militaire opperbevel was toegelaten als oorlogsfotograaf. Hij diende zich te melden bij de lokale militaire bevelhebber in het destijds Duitse Metz, waar hij alle benodigde bevoegdheden kreeg om als fotograaf te velde aan het werk te gaan. In 1914 werden er slechts zeven fotografen toegelaten tot oorlogsgebieden, van wie Hoffmann de enige uit Beieren was. De strijd aan het front vond Hoffmann echter te riskant, hij maakte zijn foto’s ver achter de frontlinie. Op de foto’s waren soldaten te zien die zaten te kaarten, te eten of met hun geweer op de grond gezet in de verte tuurden. Deze foto’s werden voornamelijk gebruikt in kranten en tijdschriften. Zeven maanden na het begin van de Eerste Wereldoorlog werden de fotografen echter zelf ook ingezet als manschappen. Hoffmann werd ingedeeld in de Fliegerabteilung 298. Hij zat achterin een tweepersoons vliegtuig en maakte luchtfoto’s van slagvelden en vijandelijke stellingen. Deze foto’s moest hij bij terugkeer zelf in een laboratorium ontwikkelen om het leger zo informatie te kunnen verschaffen over de posities van de vijand.
In het voorjaar van 1918 werd Hoffmann wegens maag- en hartproblemen in een lazaret opgenomen, waarna hij in mei van dat jaar naar Schleißheim, bij München, werd overgeplaatst. Een oorlogsheld, zoals hij later wel eens werd genoemd in nationaalsocialistische lectuur, is hij nooit geweest. In november 1918, de maand waarin de Eerste Wereldoorlog eindigde en in Duitsland overal revolutie uitbrak, werd hij ontslagen uit militaire dienst. Er wordt wel gesuggereerd dat Hoffmann door deze revolutie steeds meer ging nadenken over de ideologische functie van fotografie. Gezien de snelle politieke ontwikkelingen in Duitsland en met name in München, is dat ook voorstelbaar. Binnen enkele maanden werd in Beieren koning Ludwig III afgezet en de vrijstaat Beieren uitgeroepen. Een coalitieregering van communisten en sociaaldemocraten werd gevormd, maar na verkiezingen werd deze coalitie al ontbonden. De socialistische leider Kurt Eisner werd vermoord, er werd een kortdurende socialistische regering gevormd en de door communisten en anarchisten beheerste Münchense Radenrepubliek uitgeroepen. Echter, begin mei 1919 was ook deze Radenrepubliek ten einde. De meeste bekende foto’s die in München in de revolutietijd zijn genomen, zijn, opmerkelijk genoeg, Hoffmann-foto’s. Dat betekent overigens niet dat Hoffmann communistische of socialistische sympathieën had. Zijn beroep was nu eenmaal fotograaf en de foto’s die hij nam, waren te divers om van propaganda voor wie dan ook te spreken. Ze tonen het zogenaamde communistische Rode Leger in München, maar ook de troepen van de contrarevolutionairen en de vrijkorpsen van mei 1919.
De Revolutie eindigde in 1919 en op monetair terrein sloeg de inflatie in alle hevigheid toe. Door de gevolgen van het Verdrag van Versailles ontstond er een hyperinflatie in Duitsland waardoor de Duitse rijksmark vrijwel niks meer waard was. Hoffmann zag zichzelf genoodzaakt om zijn atelier voor 70.000 rijksmark te verkopen. Voor de helft van het geld kon hij een gebruikte camera kopen, voor de andere helft 10 eieren. Hij sloot zich aan bij een filmgenootschap dat verderop in de straat gevestigd was, namelijk aan de Schellingstraße 50. Hoffmann werd hier de Standfotograf (iemand die foto’s maakt van bepaalde scènes voor reclamedoeleinden) , maar hij zag meer kansen voor de toekomst als hij weer voor zichzelf zou beginnen. Samen met twee anderen, Martin Kopp en Atto Marsani, richtte hij de firma Hokomar op, gericht op de productie van speelfilms. Hoffmann schreef de draaiboeken en filmde, Kopp nam de techniek op zich en Marsani was regisseur.
Ze hebben slechts één film geproduceerd, die ging over een kapper die een haargroeimiddel uitvindt en zo de held van de film werd. Twintig jaar later zou Hoffmann aan Hitler vertellen dat hij ook een film geproduceerd had, en Hitler wilde deze graag zien. Er werd een oude filmkopie uit de kast getrokken en deze werd geprojecteerd op de muur van de Rijkskanselarij. Ook propagandaminister Joseph Goebbels werd natuurlijk uitgenodigd om de film te bekijken. Dat laatste had echter beter niet kunnen gebeuren, want toen de film net begonnen was, bedacht Hoffmann zich ineens dat kapper Pinselweich, de hoofdrolspeler van de stomme film, een klompvoet had. Goebbels kon dit niet waarderen: "'Das ist geschmacklos von Ihnen, Hoffmann!'' (Dat is smakeloos van u, Hoffmann!) had hij geroepen. Goebbels had altijd al last gehad van een minderwaardigheidscomplex door zijn klompvoet en om mensen maar zo min mogelijk te herinneren aan zijn eigen gebrek liet hij alle films waarin de personages lichamelijke gebreken vertoonden, uit de bioscopen verwijderen.
Hoffmann was met lidnummer 59 één van de eerste leden van de NSDAP, de partij van Adolf Hitler. Hij werd lid op 6 april 1920 en dit deed hij opnieuw op 24 maart 1925, na de opheffing van het verbod op de partij dat was ingevoerd na de door de nazi’s uitgevoerde Bierkellerputsch van 9 november 1923. Hoffmanns interesse in Hitler werd gewekt op 30 oktober 1922 toen hij een deal kreeg aangeboden vanuit New York. Hij moest een foto maken van Adolf Hitler en zou hiervoor honderd dollar krijgen. Om bij Hitler in de buurt te komen besloot hij een goede vriend op te zoeken die tevens een goede vriend van Hitler was: Dietrich Eckart. Deze was toneelschrijver en mentor van Adolf Hitler. Hoffmann en Eckart hadden elkaar eens ontmoet tegenover het atelier van Hoffmann aan de Schellingstraße en uit deze ontmoeting was een vriendschap ontstaan. Toen Hoffmann Eckart om de mogelijkheid vroeg Hitler te fotograferen, kreeg hij niet het antwoord dat hij wilde horen. Het zou hem 30.000 dollar kosten om een enkele foto van Hitler te mogen maken. Indien iemand ooit zoveel zou willen betalen zou Hitler het geld goed kunnen gebruiken om de beveiliging van de zalen waarin hij zijn toespraken hield, beter te kunnen regelen. De eigenlijke reden om het fotograferen van Hitler zo moeilijk mogelijk te maken was echter van politieke aard. De Duitse burgers zouden zo van alles horen over Hitler, maar hem nooit zien. Ze zouden uit nieuwsgierigheid naar de partijbijeenkomsten komen om te zien wie hij was en de zaal als ingeschreven partijlid weer verlaten.
Het ging door de gevolgen van het Verdrag van Versailles nog steeds slecht met Duitsland op economisch gebied en ook Hoffmann zag in de NSDAP naast een opdrachtgever ook de oplossing voor de economische problemen van het land. Hoffmann zou na de herstart van de partij in 1925 meer betrokken raken bij de NSDAP. Zo zat hij bijvoorbeeld vanaf 1929 voor de NSDAP in de stadsraad van München, hoewel hij hierin geen belangrijke rol vervulde.
Het werk van Hoffmann kwam door de NSDAP voornamelijk in het teken te staan van de verheerlijking en het in goed daglicht stellen van de leider, Adolf Hitler. Hoffmann deed ook nog steeds zijn best om veel speciale foto’s te kunnen maken. Op 26 februari 1924 diende zich weer een dergelijke aangelegenheid aan, namelijk het begin van de rechtszaak tegen Adolf Hitler. Hitler had vier maanden voor het proces de eerste genoemde mislukte Bierkellerputsch gepleegd in München, samen met enkele toenmalige kameraden, onder wie SA-leider Ernst Röhm. Het proces tegen Hitler trok veel bekijks, maar foto’s mochten er in de rechtszaal niet gemaakt worden. Hoffmann zou echter Hoffmann niet zijn geweest als hij niet alles in het werk zou stellen om zo’n foto tóch te kunnen maken. Daartoe stak hij een minicamera als een knoop in het knoopsgat van zijn jasje. De hier door Hoffmann genomen foto is echter nergens meer terug te vinden, wat doet vermoeden dat de foto altijd in het privébezit van Hoffmann is gebleven.
Om ervoor te zorgen dat de NSDAP niet doodgezwegen zou worden deed Hoffmann er alles aan om de partij onder de aandacht van de burgers te brengen. Zodoende maakte hij veel foto’s met een politieke achtergrond en dit zorgde er weer voor dat veel van zijn klanten NSDAP-aanhangers waren. Hij maakte portretfoto’s van vooraanstaande partijleden zoals Hermann Göring, Joseph Goebbels, Heinrich Himmler, Ernst Röhm, Wilhelm Brückner (Hitler’s adjudant) en Gregor Strasser. Om het extreemrechtse gedachtegoed verder te verspreiden nam de partij in 1926 de Illustrierter Beobachter over, een krant die voor een groot deel bestond uit foto’s. Zodoende zou deze krant gedurende haar gehele bestaan tot 1945 een grote afnemer blijken van de foto’s van Hoffmann. Hij reisde zelfs af naar een Joodse wijk in Londen, genaamd 'Whitechapel'. Hier maakte hij foto’s van een in het vuilnis wroetende Jood, arbeiders, orthodoxe Joden en rommelige straatbeelden. Deze foto’s werden natuurlijk selectief gemaakt, want niet de hele wijk vertoonde deze straatbeelden. De reportage was slechts bedoeld om het denigrerende nazi-gedachtegoed over Joden te stimuleren. Hoffmann werd rond 1924 ook aangesteld als vaste portrettist en begeleider op reizen van Hitler. Als begeleider zou Hoffmann Hitler overal volgen waar hij ging, zo ook bij zijn verkiezingsreizen, de beroemde Duitslandvluchten.
Hitler heeft, voor zover bekend, drie relaties gehad met veel jongere vrouwen: Maria ‘Mimi’ Reiter, Geli Raubal en Eva Braun. De relatie met Mimi begon in 1926 en was van korte duur omdat Hitler er na negatieve publicaties over zijn relatie met een jong meisje snel een punt achter zette. Mimi kon dit niet verwerken en probeerde zich van het leven te beroven, wat niet lukte. De vermeende relatie met zijn nichtje Geli Raubal duurde wat langer, maar was, of er nou wel of geen sprake was van een seksuele relatie, eveneens geen succes. Hij verwaarloosde haar wat in 1931 tot haar zelfmoord leidde. Hitler leek er kapot van te zijn, en gedurende deze periode van verdriet fungeerde Hoffmann als vertrouwenspersoon. Hoffmann zag zijn grote voorbeeld steeds verder wegzakken en om hem er weer bovenop te helpen besloot hij Hitler voor te stellen aan Eva Braun, een meisje dat in zijn fotozaak werkte. Ook deze relatie had verscheidene dieptepunten, bijvoorbeeld de zelfmoordpogingen van Eva in zowel 1932 als 1935. Samen met Hitler zou ze in 1945 alsnog door zelfmoord aan haar einde komen. Hitler wilde Eva graag als zijn vriendin houden, maar hier begon hij pas daadwerkelijk moeite voor te doen na haar tweede zelfmoordpoging in 1935. Hoffmann kreeg de opdracht om een appartement voor Eva te kopen waar ze samen met haar zus ging wonen. Zo kon Hitler toch een relatie met haar hebben zonder haar constant om zich heen te hebben.
Gedurende de verkiezingscampagnes waaraan de NSDAP meedeed, werden Hoffmanns propagandafoto's steeds belangrijker. Hoffmann kreeg voortdurend opdrachten om Hitler te fotograferen. Een bekende fotoreeks stamt uit 1927, de Hitler als Redner-serie. Hitler neemt in deze reeks verschillende poses aan die hij ook gebruikte bij zijn speeches. Gezichtsuitdrukking speelde hierbij een grote rol, net als handbewegingen. In de propaganda waren duidelijk twee soorten beelden te onderscheiden, namelijk Hitler als een huiselijke vader van het volk en Hitler met opzwepende en imponerende bewegingen.
Hitler hield zeer energieke speeches die het volk opzweepten en enthousiast maakten voor zijn ideeën. Iedereen moest in het gedachtegoed van de NSDAP gaan geloven om zich zo met volle overtuiging in dienst te stellen van het Rijk. Om het machtsvertoon van de Führer aan te geven werden er ook veel foto’s gemaakt waarop Hitler als enige grote leider wordt afgebeeld. Hierbij staat hij vaak op eenzame hoogte op een plateau, terwijl het volk onder hem staat en hem bewondert. Ook Hoffmann heeft veel van zulke foto’s gemaakt.
Nadat Hitler aan de macht was gekomen in 1933 speelde propaganda een niet minder belangrijkere rol dan vóór 1933. Vanaf dit moment had het trekken van stemmen niet meer de prioriteit, Hitler moest nu het volk voor zich winnen door de schijn op te houden dat hij erg met hen meeleefde. Om deze propaganda te bevorderen maakte Hoffmann foto’s van Hitler die het idee wekten dat hij zeer meelevend was met het volk. Zo zijn er veel foto’s waarop Hitler op een vrolijke manier met kinderen omgaat, terwijl hij in werkelijkheid verre van dol op kinderen was.
Een beroemde foto die Hoffmann van Hitler maakte was in 1933, voor de tralies van de cel in Landsberg waar Hitler een deel van Mein Kampf had geschreven na zijn veroordeling wegens de Bierkellerputsch. Ook bij Hitlers vrijlating uit de gevangenis van Landsberg op 20 december 1924 had Hoffmann een foto willen maken van Hitler die de Festung Landsberg verliet, maar de geüniformeerde bewaker had toen geëist dat Hoffmann zijn camera wegstopte.De regering had nadrukkelijk verboden om foto’s van Hitler te maken terwijl hij de gevangenis verliet. Op dit punt gaf Hoffmann toe en hij stopte zijn camera weg. Een foto van Hitlers vrijlating zou echter van groot propagandistisch nut zijn, en daarom besloot Hoffmann deze foto tóch te maken, maar niet voor de Festung Landsberg. Zodra Hitler in de auto was gestapt reden ze naar de Landsberger Stadttor (de stadspoort), waar de bekende foto van Hitler werd gemaakt die net uit zijn auto stapt nadat hij de gevangenis heeft verlaten. De locatie van de foto was dan wel niet de gevangenis, maar veel kranten gebruikten de foto zonder enige vorm van twijfel. Miljoenen mensen moeten destijds geloofd hebben dat het werkelijk ging om de poort van de gevangenis.
Rond 1936 had Hoffmann zich ontwikkeld tot een combinatie van een hoffotograaf die verantwoordelijk was voor propaganda, een succesvol zelfstandig ondernemer en een portretfotograaf. Daarnaast hield hij zich bezig met kunst. In het kader hiervan was hij in 1937 betrokken bij de keuze van de kunst voor de beroemde 'Grosse Deutsche Kunstausstellung' in München. Daarnaast werd hij ook lid van de 'Kommission zur Verwertung der beschlagnahmten Werke entarteter Kunst', een instelling die de inbeslaggenomen ‘‘entartete’’ moderne kunst in beheer had. Door zijn oog voor kwaliteit mocht hij ook meehelpen om de zogenaamde 'Sammlung Linz' samen te stellen: een kunstverzameling die van Hitler de grootste kunstverzamelaar ter wereld maakte. De 'Sammlung Linz' bestond uit kunst die Hitler vanuit heel bezet Europa roofde met als bestemming een toekomstig museum in Linz (het Führermuseum). Hoffmann maakte zich hierdoor dus medeschuldig aan kunstroof. Het bedrijf van Hoffmann was inmiddels allang geen eenmanszaak meer, maar een fotofabriek. Waar Hoffmann in 1933 een omzet had van 0,7 miljoen mark, was dit in 1940 al 6,6 miljoen. In 1943 werd dit bedrag ruimschoots verdubbeld naar 15,4 miljoen. Het bedrijf had nu niet alleen meer een vestiging in München, maar ook in Berlijn en Düsseldorf waren er filialen. Na de Duitse gebiedsuitbreidingen kon hij ook vestigingen opzetten in Wenen, Praag, Den Haag, Straatsburg, Parijs en Riga. Het ging hier overigens voornamelijk om gewone winkels.
Hoffmann bezat bovendien het grootste persbureau van Duitsland en had bekende fotografen in dienst, zoals Fritz Schulz, Franz Gayk en zijn zoon Heinrich Hoffmann junior. Daarnaast had hij nog steeds veel internationale contacten, zoals met de New York Times. Als rijksfotograaf en hoofd van de onderneming maakte hij zelf de Hitlerportretten en de opnames uit Hitlers directe omgeving. Zo maakte hij foto’s bij de Obersalzberg en van Hitler gedurende diens reizen. In 1945 bestond zijn bedrijf uit een omvangrijk beeldarchief en een persafdeling. Opvallend was echter dat de grootste persafdeling, die in Berlijn, van de 66 medewerkers slechts vier persfotografen in dienst had. Kortom, geld werd verdiend met de reproductie van propagandamateriaal in grote oplages. Een groot verkoopsucces van Hoffmann was een fotoboek met de titel 'Hitler, wie Ihn keiner kennt'. Toen dit succesvol bleek, publiceerde Hoffmann meer fotoboeken. Dit zouden boeken zijn over de partijdagen, feestdagen, gebiedsuitbreiding en de veldtochten na 1939 (bijvoorbeeld 'Mit Hitler im Westen'), altijd voorafgegaan door een geschreven inleiding van een nazi-prominent. Verder bestonden de boeken geheel uit foto’s met een kort onderschrift. Ondanks de grote winsten die het bedrijf van Hoffmann behaalde, klaagde het personeel over het gebrek aan een capabel management. Hoffmann had meer interesse in kunst en drank dan in het leiden van zijn bedrijf of in bedrijfsstrategie.
Hoffmann bleef ook tijdens de Tweede Wereldoorlog een graag geziene gast in de Berghof (het landhuis van Hitler op de Obersalzberg in de Duitse Alpen), de Rijkskanselarij in Berlijn en de Wolfsschanze (het Führerhauptquartier in Oost-Pruisen). Zijn vertelkunst fleurde de boel op en Hoffmann fungeerde aan het hof van Hitler als een soort hofnar die veel meer mocht zeggen dan anderen. Door zijn alcoholgebruik werd hij ook wel de 'Rijksdronkaard' genoemd. In augustus 1939 ontving Joachim von Ribbentrop, de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, een telefoontje vanuit Moskou. Het was een uitnodiging van Sovjetleider Josef Stalin die graag een vredesverdrag wilde sluiten met Duitsland. Dit gunstige aanbod voor Duitsland zou betekenen dat er geen vervroegd Oostfront zou komen. Hoffmann wilde mee naar Moskou, maar Von Ribbentrop weigerde. Hitler was het daarmee niet eens aangezien Hoffmann, als zijn vertrouweling, aldus de boodschapper zou worden van de Duitse delegatie. Dit houdt in dat hij als tussenpersoon fungeerde en boodschappen overbracht die niet via officiële wegen konden worden gedaan, bijvoorbeeld persoonlijke berichten van Stalin aan Hitler. Von Ribbentrop kon hier weinig tegenin brengen en Hoffmann mocht meereizen naar Moskou.
Hoffmann hoopte toestemming te krijgen het Kremlin te betreden, de zetel van de Sovjetregering en daarmee het centrum van het communisme. Voor de Duitsers was dit dé mogelijkheid om het functioneren van de Sovjetregering van binnenuit te bekijken en hier in de propaganda mogelijk op in te spelen. De fotografen Helmut Laux (persoonlijk fotograaf van Joachim von Ribbentrop) en Hoffmann kregen die gewenste toestemming en mochten foto’s maken in het Kremlin. Ze werden naar de wachtkamer gebracht voor de werkkamer van Vyacheslav M. Molotov, de Russische minister van Buitenlandse Zaken. Toen een dienstmeisje de deur even opendeed om naar binnen te gaan kreeg Hoffmann de kans om een glimp van de werkkamer op te vangen. Het was een ruime kamer met niet veel meer dan een bureau met wat telefoons erop. Echter, vlak voor de deur weer dichtging zag hij nog iets wat veel interessanter was, namelijk Stalin! Na even gewacht te hebben mochten beide fotografen de kamer in. Er was speciaal gewacht met het ondertekenen van het niet-aanvalsverdrag tot beide fotografen binnen waren. Toen de ondertekening klaar was, klonk er opeens een enorme knal, gevolgd door een rookwolk. De complete Duitse delegatie dook in elkaar in de veronderstelling dat de knal veroorzaakt werd door een bom. Het was echter de fotograaf van Stalin die nog met een verouderde camera werkte. Deze camera maakte gebruik van flitslichtpoeder dat moest ontbranden. Deze manier van werken zorgde voor een flits, maar ook voor een enorme rookwolk.
Na de ondertekening van het verdrag gingen alle aanwezigen naar een eetkamer waar gezellig getafeld werd. Laux wilde een foto nemen van Stalin, maar Stalin wilde dit niet en het resultaat was een foto van Stalin die met zijn hand de camera probeerde af te weren. Stalin verbood Laux deze foto ooit naar buiten te brengen. Hoffmann opperde Laux hem de foto te overhandigen, en dit gebeurde ook. Zo had Hoffmann een niet al te mooie foto, maar wel een unieke, die hem en zijn familie kon herinneren aan deze speciale dag. Later, toen de oorlog met de Sovjet-Unie in volle gang was, zou deze foto een ruzie veroorzaken tussen Hoffmann en Goebbels, die de foto wilde publiceren. Hoffmann bleek een man van zijn woord en wilde de foto, die uiteraard ideaal was om als propagandamateriaal te gebruiken, niet naar buiten brengen. Goebbels werd kwaad en wees Hoffmann op zijn plicht als Duitser om het niet op te nemen voor de vijand van het Duitse Rijk. Hoffmann legde het dilemma voor aan Hitler en deze koos partij voor zijn fotograaf: ''Als u het Stalin beloofd heeft, dan bent u daaraan gebonden. Daaraan verandert ook de oorlog niks.''
Op 10 mei 1940 bevond Hoffmann zich in de persoonlijke trein van Hitler, samen met de Führer zelf. De trein reed in de richting van Hamburg. In het plaatsje Celle, ten zuiden van Hamburg, stopte de trein even zodat Rijksperschef Otto Dietrich kon instappen. Na verloop van tijd viel het Hoffmann op dat ze weer door Celle reden en hij bedacht zich dat de hele treinreis één grote afleidingsmanoeuvre was, bedoeld om landen die in Duitsland een zekere oorlogsdreiging zagen te laten denken dat Hitler nog niets van plan was. Het tegendeel bleek waar. Hitler legde 's morgens vroeg zijn zakhorloge op de tafel van de wagon en zei: ''Mijne heren, het is precies kwart voor zes. Nu valt het eerste schot!''. De aanval op het westen was begonnen. De trein stopte rond het middaguur in Euskirchen tussen Keulen en Bonn waar reeds klaarstaande auto’s hen naar het eerste vaste Führerhauptquartier brachten, genaamd het Felsennest, aan de rand van het dorpje Rodert bij Bad Münstereifel. Hoffmann kreeg in elk hoofdkwartier waar hij met Hitler was zijn eigen verblijf, compleet met eigen slaap- en badkamer. Ook stond er een radio om te tijd te doden. Natuurlijk ging hij er ook met zijn camera op uit om officieren en soldaten te fotograferen.
Hoffmann was een naaste vertrouweling van Hitler en ze konden samen praten over van alles en nog wat. Als ze samen zaten te eten in de Führerbunker van het Führerhauptquartier Wolfsschanze vroeg Hitler weleens of Hoffmann zin had om met hem te babbelen over koetjes en kalfjes om aan de alledaagse stress te ontkomen. Deze babbeluurtjes vonden vaak plaats in de nacht en zodoende verliet Hoffmann vaak de Führerbunker pas na zonsopgang. Hij ging hierna direct slapen, Hitler deed dit rond het middaguur.
Toen de Duitse opmars in Rusland vastliep en het Duitse leger op verschillende fronten zelfs verslagen werd, raakte Hitler gefrustreerd. Hij zat in 1943 vaak in het Führerhauptquartier Werwolf in West-Oekraïne bij Winnitza en hij duldde geen andere mensen om hem heen, behalve Hoffmann. Zo gebeurde het vaak dat Hoffmann bij het eten als enige met Hitler aan tafel zat. Zelfingenomen als Hitler was, werden alle verliezen van het Duitse leger toegeschreven aan de slechte beslissingen van zijn officieren. Na de ondergang van het 6e Duitse Leger bij Stalingrad trokken Hitler en staf zich weer terug in het Führerhauptquartier Wolfsschanze bij Rastenburg in Oost-Pruisen. Ook Hoffmann kon Hitlers boze buien nu niet meer uitstaan en ging hem in het vervolg het liefst zoveel mogelijk uit de weg.Door de bombardementen op Berlijn en München verhuisde Hoffmann zijn fotoarchief naar het plaatsje Winhöring in Oberbayern. Waarom specifiek deze plaats is gekozen is niet bekend. Een kleine plaats was echter niet vaak het doelwit van een bombardement en zodoende was het fotoarchief hier redelijk veilig. Toch was Hoffmanns drang naar meer nog niet helemaal verdwenen, zo blijkt uit een dagboekfragment van zijn toch al niet al te beste vriend Goebbels: "Deze zuiplap met zijn door alcohol aangevreten blauw-rode gezicht was zo schaamteloos om in de aanwezigheid van mijn vrouw Hitler het voorstel te doen hem tot minister van Cultuur te benoemen. Ik zou wel een goede spreker zijn, maar hij had toch echt meer verstand van kunst. Je zou ’t bijna geloven. Waarschijnlijk was hij zoals gewoonlijk bezopen."
Het werd steeds moeilijker om nog nieuwe propaganda te creëren. Hitlers afzondering en drang om zich niet meer in het openbaar te vertonen werden, naarmate de successen afnamen, steeds groter. Dat begon al in 1942. Die omstandigheid maakte het voor de propaganda-afdeling en dus ook voor Hoffmanns’ werk als fotograaf moeilijker. Het volk wenste namelijk de Führer juist in moeilijke tijden wel te zien. Goebbels gaf als officiële verklaring dat Hitler zich vooral bezighield met zijn werk als aanvoerder van de troepen en dat hij dus niet veel tijd had om zich aan het volk te tonen. Maar met woorden kwamen de fotografen van Hoffmann niet ver. Zij moesten foto’s hebben. Dat werd op de duur echter bijna onmogelijk. Bladen als de Berliner Illustrierte Zeitung, de Münchner Illustrierte Presse en de Illustrierte Beobachter probeerden wel beelden van de heroïsche Führer te tonen. Veelal waren foto’s te zien van Hitler die handen schudde, nooit meer van een Hitler die alleen voor de camera allerlei poses aannam. De firma Hoffmann was nog wel verantwoordelijk voor foto’s van bijvoorbeeld Gauleiter die afscheid namen van Hitler in de Wolfsschanze. Zeker in 1944 viel het lichamelijke verval van Hitler ook steeds moeilijker te verdoezelen, ook niet met nabewerkingen. In 1942 en 1943 werden ook regelmatig foto’s van Hitler tussen zijn troepen tijdens de Poolse veldtocht van 1939 gepresenteerd als nieuw. Een van de laatste foto’s van Hitler werd waarschijnlijk gemaakt door fotograaf Franz Gayk. De foto toont de bekende scène van Hitler die op 20 maart 1945 in de tuin van de Rijkskanselarij de hand schudt van jongens van de Hitlerjugend.
Gedurende de laatste dagen van het Derde Rijk bevond ook Hoffmann zich in de Führerbunker onder de Rijkskanselarij. Hitler riep op een gegeven moment Hoffmann bij zich om hem mee te delen dat Berlijn te gevaarlijk was geworden voor Eva Braun. Hoffmann moest haar, op welke manier dan ook, meenemen naar München. Een vliegtuig was gezien de situatie waarin Berlijn verkeerde vrijwel onmogelijk, en Hitler vroeg Hoffmann daarom of er nog een andere oplossing was. Die was er, namelijk de auto van postminister Wilhelm Ohnesorge. Er was hierin nog plaats, dus Eva kon mee. Maar zij had al eerder aangegeven met haar man in Berlijn te willen blijven en ook het voorstel van Hoffmann sloeg ze af. "Er is niemand die beter weet dan u, meneer Hoffmann, dat ik bij Hitler blijf! Wat zal men zeggen als ik, in tijden van nood, van zijn zijde wijk? Als het om de Führer gaat, aanvaard ook ik de uiterste consequentie.''
Een dag later ging Hoffmann naar Hitler om hem de uitkomst van zijn gesprek met Eva te melden. Hitler zei niks, bewoog niet, keek niet eens. Toen klonk het luchtalarm en probeerde Hoffmann zich te verschuilen. Duizenden gedachten spookten, naar eigen zeggen, door zijn hoofd, totdat hij zich bedacht dat hij Berlijn echt moest ontvluchten voordat het te laat was. Hij zat in een val die op elk moment kon dichtklappen. Toen het luchtalarm voorbij was, nam hij afscheid van Hitler, Eva Braun en alle anderen. Alleen Martin Bormann zou hij geen gedag hebben gezegd, omdat hij hem niet meer was tegengekomen. Enkele minuten later stond hij op de ruïnes van de Wilhelmstraße waar de auto van Ohnesorge klaarstond. De auto vertrok, en na enkele uren rijden arriveerden ze in Beieren. Terwijl de auto daar verder reed kreeg Hoffmann een Wehrmachtbericht te horen dat meldde dat Adolf Hitler tijdens gevechten om de Rijkskanselarij in Berlijn was gevallen. Tweeëntwintig jaar lang was hij de persoonlijke fotograaf geweest van één van de belangrijkste en meest gehate mensen in de geschiedenis, en deze man zou nu alleen nog voortleven in zijn herinneringen.
Hoffmann werd in mei 1945 door de Amerikanen in Oberwössen, in het uiterste zuiden van Beieren, gearresteerd. Als goede bekende van Hitler werd hij in oktober 1945 opgesloten in de gevangenis van het Internationale Militaire Gerechtshof in Neurenberg. Hier moest hij zelf al zijn werk ordenen ten behoeve van de verzameling van bewijsmateriaal voor de processen tegen de oorlogsmisdadigers.
In januari 1946 werden in München de denazificatieprocessen tegen de vrienden en lijffotografen van Hitler gestart. Deze mensen werden ingedeeld in categorieën, afhankelijk van welke rol zij gespeeld hadden in de oorlog. Hoffmann werd als vertrouweling van Hitler ingedeeld in de eerste groep, waarin de mensen zaten die werden gezien als ergste misdadigers. Hij kreeg aanvankelijk tien jaar celstraf, maar als gevolg van de inbeslagname van zijn door het naziregime onrechtmatig verkregen vermogen werd Hoffmann na vier jaar al vrijgelaten. Hij moest hierdoor veel van zijn levensstijl inleveren. Tot zijn ten behoefte van strafvermindering in beslag genomen vermogen werden al zijn bezittingen gerekend die hij rond 1943 bezat. Deze bezittingen bestonden uit zes miljoen rijksmark, huizen in Strassburg, Den Haag, Amsterdam, München en in de rest van Beieren en natuurlijk de schilderijen.
Hoffmann vestigde zich in 1950 in Epfach, een dorp 80 kilometer ten zuidwesten van München. Hij vocht zes jaar lang, tot 1956, tegen het confisqueren van zijn vermogen. Aan het einde van de rechtszaak werd hem twintig procent van zijn geschatte vermogen toebedeeld. De schatting van dit vermogen was lastig te bepalen aangezien Hoffmann veel kunstwerken bezat. De herkomst van deze werken en de waarde ervan waren lastig vast te stellen. Al met al kreeg hij zo’n 350.000 rijksmark. Met dit geld leefde hij verder in de omgeving van München, de stad waar hij een groot deel van zijn leven had doorgebracht.
Heinrich Hoffmann, de persoonlijk fotograaf en vertrouweling van Hitler, overleed op 11 december 1957 op 72-jarige leeftijd. Hij ligt begraven op het Nordfriedhof, plek M-re-388 te München.