Titel: | Adolf Hitler en de Eerste Wereldoorlog - Het ware verhaal |
Schrijver: | Thomas Weber |
Uitgever: | Nieuw Amsterdam |
Uitgebracht: | 2011 |
Pagina's: | 510 |
ISBN: | 9789046809198 |
Omschrijving: |
Thomas Weber onderzocht de oorlogservaringen van soldaat Eerste Klasse Adolf Hitler en zijn regimentsgenoten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ze vochten in een oorlog die in het begin nog werd gevoerd op basis van de machtsverhoudingen van de negentiende eeuw, met de daarbij horende oorlogsstrategieën en bewapening, plus het soms haast ridderlijke respect dat op het slagveld nog bestond tussen alle rangen en standen van beide legers. Een oorlog die halverwege van karakter veranderde en niet alleen de nieuwe mondiale machtsverhoudingen liet zien, maar ook de moderne manieren van oorlogvoering: vernietiging, totale oorlog en genocide. Weber probeert aan de hand van een minutieus verslag van de oorlogservaringen van Hitlers regiment antwoord te geven op de vraag of het radicalisme van Hitler en zijn maten voortkwam uit de oorlog en dus het nazisme als het ware ontsprong in de loopgraven in België en Noord-Frankrijk óf dat het nationaalsocialistische gedachtengoed pas ontstond na 1918 door de economische misère, door de onvrede over het "onrechtvaardige" Verdrag van Versailles, door de angst voor het opkomende communisme en door de invloed van ultrarechtse coups? Weber gaat daarbij diepgaand in op de ervaringen van de leden van het List-regiment en de mythe die na 1918 door Hitler en de nazi-propagandamachine over het regiment werd gecreëerd. Deel 1 begint op 2 augustus 1914, toen een enthousiaste menigte een deel van de Odeonsplatz in het centrum van München in bezit had genomen om hun enthousiasme over de zojuist uitgebroken oorlog te laten blijken. Waarbij de schrijver al direct een eerste mythe ontsluiert, namelijk dat in Duitsland door iedereen zo enthousiast op de oorlog werd gereageerd. Een oorlog die "frisch und fröhlich" zou zijn en waarvan iedereen verwachtte dat ze allemaal met Kerstmis weer thuis zouden zijn. De Odeonsplatz was echter lang niet zo vol als de in de media gebruikte foto's altijd suggereerden. Slechts een fractie van de zeshonderdduizend inwoners van München was naar de manifestatie gekomen en had zich verzameld voor de Feldherrnhalle. De rest van het plein was leeg, er was nog ruimte genoeg voor een tram die in een normaal tempo over het plein kon rijden. Het groepje lusteloos rondhangende mensen begon pas te juichen toen ze zagen dat een filmploeg in actie was. Pas toen maakte de fotograaf zijn beroemd geworden foto, waarop een jubelende en oorlogszuchtige massa te bewonderen was. Op die foto stonden opvallend veel meer mensen dan op het filmpje, zodat het wel zeker is dat met de foto werd geknoeid. Niet alleen bracht de fotograaf er meer mensen in, hij zorgde er waarschijnlijk ook voor dat Hitlers hoofd er vakkundig werd ingebracht. Opvallend genoeg werd de foto namelijk pas in 1932 voor het eerst gepubliceerd. Met die manipulatie werd het een prachtig icoon voor de nazi-propaganda: een eensgezind Duits volk dat de oorlog wil en hun Führer die te midden van zijn volk daarvan deel uitmaakt. Met de geschiedenis van Hitlers regiment vond een nog grotere manipulatie plaats. Na zijn aanmelding op 2 augustus 1914 werd Hitler ingedeeld in het 16e Beierse Reserve Infanterie Regiment (RIR 16), beter bekend als het List-regiment, vernoemd naar de eerste commandant, Julius von List. Van halverwege augustus 1914 ging het regiment in training en op 21 oktober 1914 reisde men af naar België. Tot aan het eind van de oorlog in november 1918 verbleef het regiment in België en Noord-Frankrijk. In de latere nazi-propaganda werd het List-regiment afgeschilderd als het beste regiment met een groot aantal heldendaden op haar conto. Daarvan was soldaat Eerste Klasse Adolf Hitler een van de meest vooraanstaande, want hij kreeg IJzeren Kruis Tweede Klasse (december 1914), de Eremedaille Derde Klasse van het Beierse leger (oktober 1917) en het IJzeren Kruis Eerste Klasse (mei 1918) voor betoonde dapperheid. In Mein Kampf beschrijft Hitler zichzelf als iemand die vanwege zijn dapperheid en persoonlijkheid zeer geliefd was bij het regiment. Een regiment ook waar een levenshouding en politieke denkwijze heerste die perfect aansloot op de ideeën die de toekomstige leider van het Duitse Rijk al voor de oorlog in Wenen en München had opgedaan en waaruit het nationaalsocialisme de logische uitkomst was. Een sfeer ook waarin de Joodse soldaten en officieren hartstochtelijk door de andere leden van het regiment werden gehaat. Het List-regiment was kortom niet enkel het heldhaftigste regiment van allen, maar ook een voorbeeld voor de natie en Adolf Hitler was hiervan de belangrijkste, alom geliefde representant. Weber heeft alle mogelijke dossiers doorgewerkt om een betrouwbaar beeld van het regiment te kunnen opstellen. Wat een gigantische klus is geweest, want waar het mogelijk was hebben de nazi's geprobeerd alle materiaal dat niet paste in deze mythe te vernietigen. Verder waren veel leden van het List-regiment na de oorlog geëmigreerd en tot slot is in de loop der tijd veel materiaal simpelweg verloren gegaan. Desondanks bleef er genoeg materiaal over om precies na te gaan hoe het het List-regiment in de periode oktober 1914 tot het eind van de oorlog in november 1918 is vergaan. Ook is nagegaan welke levensloop de individuele leden van het regiment na 1918 hadden. Dat beeld van het regiment is compleet anders dan Hitler in Mein Kampf heeft gepresenteerd en daarna door de propaganda van de nazi's consequent naar voren werd gebracht. De belangrijkste conclusies: Hitler was allesbehalve de held waarvoor hij zichzelf uitgaf en die zijn decoraties suggereren. Hitler was al helemaal niet de getapte jongen binnen zijn regiment. Hij was in het List-regiment een van de regimentskoeriers, een functie waarvoor de soldaten de allesbehalve vleiende naam "Etappenschweinen" hadden verzonnen. Die "achterhoedevarkens" bivakkeerden bij de officieren en hadden dus weinig last van de honger, ontberingen en risico's die de soldaten in de loopgraaf liepen. Ze werden dan ook door die soldaten geminacht. Ondanks het feit dat zij alle risico's liepen en er hoge sterftecijfers onder hen waren, kwamen opvallend weinig decoraties bij hen terecht. Die gingen eerder naar de officieren zelf of degenen die er in slaagden bij hen in het gevlei te komen. Daarin was Hitler een meester. Zijn decoraties zeggen meer over zijn uitstekende contacten met zijn superieuren dan over zijn dapperheid. Ook de mythe dat Hitler door een aanval met gifgas een aantal weken blind zou zijn geweest klopt volgens Weber niet. Hij leed zegge en schrijven één dag aan tijdelijke blindheid als gevolg van die aanval, maar had vooral last van psychosomatische hysterie. Hij werd vanwege 'oorlogshysterie' behandeld op de afdeling psychiatrie van een hospitaal in Pasewalk, honderd kilometer ten noordoosten van Berlijn. Het medische dossier werd later verdonkeremaand, maar Weber haalt getuigen aan die stellig beweren dat Hitler er werd gediagnosticeerd als "een psychopaat met hysterische trekken". Een beeld waarin de gemiddelde Europeaan hem wel zal herkennen, maar Hitler en zijn medestanders maakten er echter een onschuldige opname op de afdeling oogkunde van. Geliefd bij de andere mensen in het regiment was Hitler ook zeker niet. Als er al eens verlof was voor de regimentsleden en dus gelegenheid om naar Lille of een andere stad te trekken, onttrok Hitler zich aan die gezelligheid. Hij dronk en rookte niet, verdiepte zich liever in obscure boeken of hield zich bezig met het maken van tekeningen voor ansichtkaarten. Over politiek werd al helemaal niet gesproken in het regiment en Weber weet overtuigend aan te tonen dat als dat al het geval zou zijn geweest de opvattingen niet conform de latere nazi-ideologie zouden zijn geweest. De meeste leden, afkomstig van het Beierse platteland, volgden keurig de bestaande politieke partijen, die zeer gematigd van karakter waren en waarin antisemitische standpunten niet voorkwamen. Een voor een weet Weber alle mythes over de militaire carrière van Adolf Hitler te ontrafelen. In deel 2 wordt beschreven dat voor vele tienduizenden Duitsers de eerste naoorlogse jaren een tijd was van grote onzekerheid. Dat gold ook voor Adolf Hitler die op dat moment geen enkel benul had van wat hij nu verder moest aanvangen. Hij werd op 17 november 1918 uit de kliniek in Pasewalk ontslagen en moest constateren dat de wereld totaal veranderd was. De oorlog was plots ten einde gekomen, de monarchie was afgeschaft en overal in het land was er de roep naar ingrijpende veranderingen. Op 7 november 1918 was de revolutie ook overgeslagen naar München. De revolutionairen onder leiding van Kurt Eisner, de leider van de Unabhängige Sozialdemokratische Partei Deutschlands (USPD), riepen op die dag de republiek uit en zetten de Beierse koning Lodewijk III af. Kort daarop riepen de gematigde SPD (Sozialdemokratische Partei Deutschlands) en de radicale en naar communisme neigende USPD een coalitieregering in het leven met als eerste doel vrije verkiezingen uit te schrijven. Kurt Eisner was Joods, was jarenlang redacteur geweest van de sociaaldemocratische krant Vorwärts, was stakingsleider geweest bij grote actie op het eind van de oorlog tegen de munitiefabrieken in München en was dus de politicus die een van de radicale stromingen leidde. Hij leidde weliswaar een radicale stroming, maar werd door iedereen gezien als een gematigd figuur met een vriendelijk karakter en een democraat in hard en nieren. Al in december 1918 publiceerde hij documenten om Duitslands hoofdschuld aan de oorlog te bewijzen. In het vroege voorjaar van 1919 verloor de USPD echter de verkiezingen voor de Beierse Landdag. Op 21 februari 1919, de dag dat hij zijn ontslag zou indienen, werd hij vermoord door de jonge officier graaf Von Arco auf Valley, een representant van een van de rechts-radicale groepen die toen in München actief waren. Groeperingen zoals de Thule-Gesellschaft dat vol toekomstige nazileiders zat, onder wie Alfred Rosenberg, Rudolf Hess en Hans Frank. Het gezelschap had het hakenkruis (swastika) als haar embleem gekozen. Vanuit de Thule-Gesellschaft werd op 5 januari 1919 de Deutsche Arbeiterpartei (DAP) opgericht, een marginaal partijtje met antisemitische en nationaalsocialistische denkbeelden. De moord op Eisner in februari 1919 betekende het einde van een ontluikende democratische maatschappij; ze resulteerde eerst in het uitroepen van de Münchense Radenrepubliek door de USPD en anarchisten. In april 1919 konden die een eerste aanval van de rechtse vrijkorpsen nog pareren, maar op 3 mei 1919 moesten ze het onderspit delven toen het Freikorps Von Epp München binnenviel. Van dat Freikorps maakten onder meer Hermann Göring, Hans Frank, Gregor Strasser, Otto Strasser en Ernst Röhm deel uit. De machtsperiode van linkse partijen in München was definitief ten einde, de stad behoorde vanaf dan aan rechts-radicale groeperingen. De dood van Eisner was in deze radicale ommekeer het centrale draaipunt. Men zou Hitler verwachten als een van de leden van de Thule-Gesellschaft en/of het Freikorps Von Epp. De aanstaande aanvoerder van dat gedachtengoed liep echter eind januari 1919 mee in de begrafenisstoet van de vermoorde Kurt Eisner. Weber laat zien dat Hitler op dat moment waarschijnlijk in de organisatie van Eisner actief was. Het verhaal dat Hitler in het List-regiment zijn nationaalsocialistische opleiding had gekregen en die met de wapenstilstand van 11 november 1918 had afgerond klopt dus niet. Dat hij het eind van de oorlog zou hebben ervaren als 'een dolkstoot in de rug' klopt ook al niet. Weber beschrijft hem in die dagen als een totaal gedesoriënteerd persoon, als iemand zonder geestelijk kompas in een wereld die nog alle kanten op gaan. Het nationaalsocialisme was geen onvermijdelijkheid. Hitler was in die tijd "al wel losgeslagen, maar welke kant de gekte op zou gaan, was nog totaal niet duidelijk". Weber heeft een indrukwekkend boek geschreven dat op overtuigende manier aantoont hoe het leven van Adolf Hitler er in de periode van november 1914 tot begin 1919 heeft uitgezien, waarbij volgens de schrijver de oorlogservaringen eigenlijk een ondergeschikte rol hebben gespeeld bij zijn politieke en ideologische vorming. Hopelijk schrijft de auteur nog een vervolg, waarin hij de wonderbaarlijke transformatie in de periode januari 1919 - medio 1920 weet te verklaren. Begin januari 1919 zou Hitler immers nog tot het kamp van de Jood Eisner met zijn semi-communistische en democratische ideeën hebben gehoord, in september 1919 trad hij toe tot de DAP aan de andere kant van het politieke spectrum en medio 1920 was hij de charismatische redenaar die alle mensen uit de rechts-radicale groeperingen, die nog niet zo lang daarvoor zijn vijanden waren, nu als zijn grootste volgelingen had. Die wonderbaarlijke transformatie die er volgens de theorie die Weber zo zorgvuldig heeft opgebouwd dan ook moet zijn geweest, komt in dit boek helaas niet erg aan bod. Maar dat is dan ook echt het enige kritiekpuntje op dit boek. |
Beoordeling: | Uitstekend |