Titel: | Deutsche Panzer: 1935-1945 - Technik, Gliederung und Einsatzgrundsätze der deutschen Panzertruppen |
Schrijver: | Fleischer, W. |
Uitgever: | Dörfler Verlag GmbH/Dörfler Zeitgeschichte |
Uitgebracht: | 2007 |
Pagina's: | 160 |
Taal: | Duits |
ISBN: | 9783895554056 |
Omschrijving: | 'Deutsche Panzer: 1935-1945 - Technik, Gliederung und Einsatzgrundsätze der deutschen Panzertruppen' (2007) van militair historicus Wolfgang Fleischer (1952-heden) behandelt de techniek, inzet en ervaringen van tankbemanningen en militairen met Duitse tanks aan de verschillende oorlogsfronten. Het boek van Dörfler Zeitgeschichte bestaat uit negen hoofdstukken. De hoofdstukken hebben een chronologische volgorde en gaan in op de belangrijkste oorlogsfronten waaraan de Duitse Panzerkampfwagen (Panzer) I, II, III, IV, V en VI deelnamen. De ontwikkelingsgeschiedenis van de tanks komt niet of nauwelijks aan bod. Wat meteen opvalt is de gedetailleerde informatie. Het hoofdstuk over Spanje ('Spanien 1936 bis 1939') vertelt de relatief onbekende achtergrondgeschiedenis van de Spaanse Burgeroorlog waar Duitse tanks ingezet werden. Spanje was in feite een testlocatie voor wapens. De lichte Panzerkampfwagen I (PzKpfw I) (Sd. Kfz. 101) werd in Spanje ingezet en toonde aan dat de bepantsering, maar ook de bewapening eigenlijk te zwak waren (het voertuig had slechts enkele millimeters bepantsering en slechts twee machinegeweren). Verschillende lessen werden uit de Spaanse Burgeroorlog getrokken: 1. Der Panzerverband selbst muß über Panzerkampfwagen mit Kanonenbewaffnung (3,7-und 7,5-cm) verfügen, um die gegnerische Panzerabwehr bereits auf größere Entfernung außer Gefecht setzen zu können oder durch den Beschuß mit Nebelmunition zu lähmen, 2. Der Panzerangriff muß durch andere Waffen, besonders die Artillerie, unterstützt werden, 3. Der Panzerangriff muß mit ausreichenden Kräften, insbesondere aber großer Tiefenstaffelung geführt werden. De belangrijkste kritiekpunten op de Panzerkampfwagen I waren vooral de zwakke bepantsering, de relatief zwakke bewapening en het ontoereikende stijg- en klimvermogen van het voertuig. Ook het aandrijfsysteem en het motorvermogen werd door Duitse soldaten bekritiseerd. Hoofstuk twee ('Polen 1939: Erste erfolgreiche Einsätze') gaat in op de inzet van de Duitse tanks in Polen vanaf september 1939. De bepantsering van veel Duitse tanks was echter nog steeds te zwak om goede bescherming te bieden. Verschillende foto's tonen de Panzerkampfwagen II (PzKpfw II), III (PzKpfw III) en IV (PzKpfw IV). De Panzerkampfwagen IV was destijds de meest krachtige tank van de Wehrmacht (Panzerkampfwagen IV, Sd.Kfz. 161 Ausf. C). Een uitgeschakelde Panzerkampfwagen III en IV is te zien waarbij de IV volledig is uitgebrand en de bemanningsleden naast de tank in een veld begraven zijn. Zelfs de 30mm dikke frontale rompplaten van de Ausf. C konden door Poolse antitankwapens doorboord worden. Ook verschillende Tsjecho-Slowaakse tanks werden in 1939 ingezet (Panzerkampwagen 35 en 38(t). Ook komt de organisatie van de Derde Tankdivisie (3. Panzerdivision) in 1939 aan bod. Hier vallen de vele details op. Bij sommige onderdelen staan de soorten tanks en de aantallen. Het laatste onderdeel van het hoofdstuk gaat in op Denemarken en Noorwegen waar naast de genoemde Duitse tanks ook zeldzamere types ingezet werden (de 'Nieuwbouwvoertuigen', Neubaufahrzeug / Nb.Fz.). Het derde hoofdstuk ('Frankreich 1940: Panzerkorps bringen die Entscheidung') behandelt de inzet van Duitse tanks in Frankrijk vanaf mei en juni 1940. Net als in Polen werd nogmaals pijnlijk duidelijk dat de bepantsering van veel Duitse tanks te zwak was. Weliswaar waren de meeste pantserplaten in staat geweerpatronen tegen te houden, maar 20mm of grotere kalibers waren vaak in staat de pantserplaten te doorboren. Vooral de zware Franse B-1 en de middelzware Somua S-35 tanks waren een zeer grote bedreiging voor het Duitse tankapparaat. Ook waren er kritiekpunten wat betreft mechanische betrouwbaarheid. Het was duidelijk dat vooral de bepantsering en de bewapening, zelfs bij de Panzer III en IV, dikker en sterker moest worden indien de tanks 'toekomstigbestendig' wilden zijn. Een van die ontwikkelingen resulteerde in een krachtiger 5 cm kanon (5 cm KwK 38 L/42) dat dikker staal kon doorboren dan de standaard 3,7 cm KwK 36. Pagina 45 toont de Duitse tankkanonnen met bijbehorende munitiesoorten en gaat in op penetratiegegevens voor de Panzergranate ('Panzersprenggranate'), Panzergranate 40 ('Hartkerngranate') en holle lading Granate 38 HL ('Hohlladungsgranate'). Alle gegevens zijn gebaseerd op primaire en secundaire bronnen. Hoofdstuk vier ('Ostfront 1941 bis 1942: Erfolge und Grenzen') gaat in op Operatie Barbarossa, de invasie van de Sovjet-Unie op 22 juni 1941. In totaal namen 17 Panzerdivisionen aan die operatie deel (verschillende Panzergruppen waaronder Panzergruppe 1 onder Generaloberst Ewald von Kleist mit 750 Panzerkampfwagen). Feit was dat de Panzerkampfwagen III en IV in steeds grotere aantallen geproduceerd en ingezet werden: de lichtere Panzerkampfwagen I en II werden vanaf juni 1941 gebruikt, maar vaak niet meer als aanvalstanks, maar eerder om verkenningstaken uit te voeren, de infanterie te ondersteunen of de sterkere tanks (Panzer III en IV) bij te staan. De Sovjets hadden tienduizenden tanks, zelfs meer dan 20,000, waarvan het merendeel uit lichte en middelzware modellen bestond. De Duitse successen hadden vooral betrekking op het feit dat tussen 1936 en 1940 oorlogservaringen opgedaan waren, de training en tactieken van de Duitsers vaak goed waren, verschillende communicatiemiddelen aanwezig waren (radio's) en dat de gehele organisatie en structuur van het Duitse leger, de Luftwaffe en Kriegsmarine beter geordend was dan bij de Sovjets. Ondanks die feiten kregen de Duitsers met grote verliezen te maken: zo was op 1 augustus 1941 50% van de beschikbare Panzerkampfwagen IV voertuigen onbruikbaar (van de 32 voertuigen op 19 juni 1941 naar 16 voertuigen op 1 augustus 1941). De felheid van de Sovjetsoldaat zorgde er vooral voor dat die verliezen optraden. Sovjetantitankgeschut en mijnen eisten hun tol. Niet alleen die feiten speelden mee, maar ook het optreden van nieuwe Sovjettanks zoals de in relatief kleine aantallen beschikbare T-34 tank en KV-tanks. De kracht van de T-34 komt aan bod: vooral bepantsering en bewapening (en mobiliteit). Een tabel stelt dat het frontale romppantser van de T-34 tank ongeveer 90 mm dik was (verticale waarde). De meeste Duitse tanks konden 90 mm dik pantserstaal niet tot op grotere afstand doorboren. Het 76,2mm F-34 geschut van nieuwere T-34 modellen kon de meeste tanks tot op grote afstand vernietigen (er wordt een afstand van plusminus 500 meter gegeven). De KV-1 was nog moeilijker uit te schakelen en had zelfs 75 tot 110mm dik pantser. Nieuwe wapens en Duitse tanks moesten ontwikkeld worden die het beter tegen de T-34 en de KV-tanks konden opnemen. '1943: Panzertruppen im Wandel' gaat vooral in op de korte ontwikkelingsachtergrond van de zware PzKpfw VI Tiger en PzKpfw V Panther. Het idee van sommige Duitse militairen om de T-34 op een één op één basis te kopiëren kwam 'nicht im Frage'. Nationalisme en trots speelden daarbij ook een grote rol. De verbeteringen bij de Panzerkampfwagen III (5 cm KwK 39 L/60) en Panzerkampfwagen IV (7,5 cm KwK 40 L/43 en L/48) waren weliswaar nuttig, maar bleken geen geschikte langetermijnoplossingen om de nieuwste, zwaardere Sovjettanks te vernietigen (vooral de 5 cm L/60 had soms moeite om goed gepantserde Sovjettanks uit te schakelen). De uitbereiding van Panzerdivisies en andere legeronderdelen zorgde ervoor dat meer tanks nodig waren. De historische slag om Koersk in juli 1943 (5 juli) werd vooral uitgevochten met de Panzerkampfwagen III, de Panzerkampfwagen IV, de Panzerkampfwagen V Panther en de Panzerkampfwagen VI Tiger. Daarnaast zetten de Duitsers ook nog tankjagers en gemechaniseerd geschut in (Ferdinand / Elefant). Sommige Waffen-SS eenheden kregen daarbij meer materieel. De Sovjets hadden vaak echter meer materieel en wisten de Duitsers uit te putten met behulp van uitgebreide verdedigingsgordels bestaande uit mijnenvelden, loopgraven, antitankgeschut, (ingegraven) tanks en andere wapens. Bovendien kampten de Duitse legeronderdelen met langere aanvoerwegen. '1944: Panzertruppen im Abwehrkampf' toont vooral de defensieve oorlogvoering van de Wehrmacht, de Waffen-SS en de Duitse tankeenheden. Daarbij kwam de kracht van de Duitse tankkanonnen duidelijk(er) naar voren ('langearm'). De zwaardere Duitse tanks zoals de Tiger en Panther hadden echter ook duidelijke nadelen die nooit helemaal verholpen werden. Bij de Panther waren het vooral motorolie en brandstof(lekken), transmissieproblemen en andere interne mechanische gebreken (nog afgezien van de zeer trage achteruitrijdsnelheid), bij de Tiger-tank waren het vooral problemen wat betreft transportmogelijkheden, hoge productiekosten, een hoog benzineverbruik, nadelen van de verticaal vormgegeven bepantsering en een relatieve traagheid c.q. logheid (toch was de Tiger niet langzaam op verharde wegen gezien de snelheid: 30-35 km/u. Wel draaide de koepel langzaam). Het boek bespreekt de evolutie van Duitse tankkanonnen met de bijbehorende schietwaarden ('Panzerdurchschlagleistung'). Foto's tonen de belangrijkste Duitse tanks vanaf 1944. Het laatste hoofdstuk ('1945: Das Ende') gaat in op de laatste oorlogshandelingen van het Duitse pantserwapen, althans, wat er toentertijd van over was. De publicatie tracht een totaaloverzicht te geven van de inzet en het gebruik van Duitse tanks aan alle oorlogsfronten tussen 1936 en 1945 (in feite vanaf de Spaanse Burgeroorlog). Door citaten van soldaten, technische gegevens en tabellen worden de capaciteiten van Duitse tanks globaal duidelijk. Jammer is dat soms teveel nadruk wordt gelegd op de kracht van het Duitse tankwapen en minder op het gegeven dat de Sovjet-Unie na 1941 ook krachtige tanks ontwikkelde (waaronder de besproken T-34 en KV). Enkele ervaringen van Duitse eenheden met nieuwe Sovjettanks zouden het vermelden waard zijn geweest. Over het algemeen is het boek echter niet verheerlijkend en propagandistisch: daarvoor zijn teveel nuanceringen aanwezig (de mankementen van de zware Duitse tanks komen duidelijk aan bod, de verliescijfers worden vaak getoond, de tabellen maken duidelijk dat Duitse tanks lang niet altijd superieure vuurkracht hadden, etc.). De inhoud van het boek kan als volgt samengevat worden: een tactisch-technische beschrijving voorzien van tabellen met gevechtservaringen van de operationele inzet van Duitse tanks tussen 1936 en 1945. Daarbij komen gevechtsstructuren van de specifieke tankeenheden (Panzerdivisionen) aan bod. Het boek is vooral aan te raden indien de lezer geïnteresseerd is in de inzet, de frontervaringen en de gevechtsstructuren van Duitse tanks en tankeenheden tussen 1936 en 1945. Wat betreft technische gegevens is het boek vrij mager: de gegeven tabellen verschaffen gedetailleerde informatie maar zijn niet in grotere getale in het boek aanwezig. Andere boeken van dezelfde uitgever gaan juist wel zeer uitgebreid in op 'Taktisch-technische Daten'. 'Deutsche Panzer: 1935-1945 - Technik, Gliederung und Einsatzgrundsätze der deutschen Panzertruppen' is echter de moeite waard om te lezen. Het boek geeft interessante informatie over de inzet en het belang van het Duitse tankwapen tijdens de Spaanse Burgeroorlog en de Tweede Wereldoorlog! |
Beoordeling: | Goed |