TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Inleiding

    "Engeland is Duitslands belangrijkste vijand in deze oorlog. Haar meest zwakke punt is de overzeese handel. Het hoofddoel van onze maritieme strategie is het koopvaardijschip, niet slechts dat van de vijand maar elk koopvaardijschip dat ter ondersteuning van de vijandelijke oorlogseconomie de zeeën bevaart. Wij kunnen met vertrouwen militaire successen verwachten indien wij de Britse zeeverbindingen daar aanvallen waar ze het meest kwetsbaar zijn en dat met de grootste onbarmhartigheid. Het uiteindelijke doel van degelijke aanvallen is het tot volkomen stilstand brengen van de Engelse in- en uitvoer.

    Marinestaf
    Memorandum
    Berlijn, 15 oktober 1939".

    Introductie

    Op 3 september 1939 kwamen Groot-Brittannië en Frankrijk hun verplichtingen na en verklaarden ze de oorlog aan Duitsland. Deze verplichtingen vloeiden voort uit verdragen met Polen (de zogenaamde Gemeenschappelijke Garanties van 31 maart 1939) nadat Polen op 1 september 1939 door de Duitse legers was binnengevallen.
    Toen kon nog niet worden voorzien dat deze oorlogsverklaring zou leiden tot een wereldwijd conflict, dat qua omvang nog nooit zo immens was geweest en tot op heden ooit zou zijn. Het conflict zou voortduren tot augustus 1945 en ging de geschiedenis in als de Tweede Wereldoorlog.

    In diverse artikelen worden de krijgskundige verhandelingen beschreven: tankslagen, lucht- en zeeslagen en de veldslagen, ze komen allemaal aan bod. Maar de economische, logistieke en sociale aspecten, die deze energieverspillende episode in onze geschiedenis mogelijk maakte en de gigantische inspanningen die dit van een meerderheid van de bevolking eiste, komen nauwelijks aan bod. Toch hebben de diverse volkeren die bij deze oorlog betrokken waren een enorme inspanning moeten leveren op gebieden zoals industriële organisatie, technologische ontwikkelingen (bijna in de vorm van een competitie met de andere partij(en)) en op het gebied van de logistieke problemen die mede daarbij ontstonden. Vele van de huidige economische principes berusten nog steeds op theorieën die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn ontwikkeld (denk aan lineaire programmering bij logistieke vraagstukken).
    Dit alles leidde tot de algemene eis die werd gesteld aan de industrie van de oorlogvoerende naties, om een verhoogde productie te realiseren gericht op de oorlog. Het daaruit voortvloeiende gebrek aan andere producten (niet oorlogsgerichte productie) of aanvulling van vervangende oorlogsproducten (wapens) diende derhalve te worden geïmporteerd. Zodra de middelen de buitenlandse fabrieken verlieten, moesten ze worden vervoerd naar de slagvelden of naar gebieden gebracht waar door de oorlog schaarste ontstond.
    Ziehier de kern van dit verhaal:
    De strijd van Groot-Brittannië om de in- en uitvoer van producten mogelijk te maken, ondanks dat het door een doeltreffende blokkade van Duitsland werd geïsoleerd van de rest van de wereld. (zie ook het citaat aan de kop van dit artikel)

    Groot-Brittannië moest na de eerste oorlogsmaanden al snel een beroep doen op de industriële mogelijkheden van de Verenigde Staten (bestellingen van oorlogsmateriaal en voedingsproducten voor de bevolking). Duitse acties (mijnenvelden voor havenuitgangen en in scheepvaartroutes, lucht- en raideraanvallen op transporten en een ring van onderzeeboten om de Britse eilanden) moesten de invoer van deze producten beletten. Nadat Duitsland de Slag om de Lage Landen en de Slag om Frankrijk had gewonnen (in mei en juni 1940), kwamen extra marinebases en vliegvelden voor Duitsland beschikbaar in een meer directe omgeving van Groot-Brittannië en werd het voor de Duitsers eenvoudiger de blokkade te intensiveren. Op zijn beurt werd de Britse admiraliteit gedwongen stappen te ondernemen om de producten veilig en ongeschonden het land binnen te krijgen.
    Door de jaren heen en met gebruik van een zich snel ontwikkelende techniek werden wegen gevonden om deze blokkade te bestrijden: het instellen van konvooien, het verzorgen van luchtdekking boven de Atlantische scheepvaartroutes en de ontwikkeling van afweerwapens (zowel tegen mijnen als tegen onderzeeboten) maakten dat de geallieerden het westers front van wapens kon blijven voorzien en de Britse bevolking kon blijven voeden en ondersteunen in hun ultieme doel: het vernietigen van het nazisme en de bevrijding van Europa.

    De Slag om de Atlantische Oceaan is niet een slag in de gewone zin des woords waarin twee machten slaags raken en binnen een beperkte tijd een winnaar en een verliezer (verslagen partij) overblijven. Deze slag strekte zich uit over de gehele oorlog (alhoewel de historici de officiële slag als beïndigd beschouwen na juni 1943) waarbij intensieve periodes werden afgewisseld met een aantal minder hevige periodes, veelal bepaald door de ontwikkelingen aan het front op het land. De slag werd wel uitgevochten in die zin dat mensen met behulp van wapentuig het recht van gebruik op een gebied opeisten. In dit geval om aanvoer- en verbindingslijnen te beheersen, die de definitieve uitkomst van de oorlog in belangrijke mate zouden bepalen.

    Definitielijst

    geallieerden
    Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
    nazisme
    Afkorting van nationaal-socialisme.

    Afbeeldingen

    Duitse U-boot op de Atlantische Oceaan

    Eerste fase: september 1930 - mei 1940

    In het begin van de Tweede Wereldoorlog verkeerde de Kriegsmarine (de Duitse marine) nog in een opbouwfase. Hitler had aan de Reichsmarine laten weten dat het land niet in oorlog zou zijn voor 1943. De opbouw van de marine lag qua planning in lijn met die uitspraak. Het zogenaamde "Plan Z" was in 1938 ontwikkeld om vanaf 1943 Duitsland te voorzien van een sterke oppervlaktevloot èn van een sterke onderzeebootvloot. Per 1945 (andere bronnen melden 1948) zou de opbouw voltooid zijn.
    Het jaar 1939 was dus te vroeg. Naast een aantal oudere lichte kruisers (voornamelijk in gebruik bij de opleiding) en torpedobootjagers beschikte de Kriegsmarine over enkele slagkruisers en "vestzakslagschepen" (later geclassificeerd als zware kruiser), die te gebruiken waren als raiders. Verder had de marine 23 operationele onderzeeboten (U-boten) van een totaal van 57 in dienst. Kommandeur Karl Dönitz (hoofd van de onderzeedienst) had van tevoren aangegeven dat een operationele macht van 300 U-boten het minimum was om een effectieve blokkade van Groot-Brittannië te kunnen uitvoeren.

     

    Karl Dönitz was de zoon van een ingenieur van Zeiss en werd geboren in Berlijn in 1891. In 1910 kwam hij in dienst van de keizerlijke marine en hij werd in 1918 commandant van de UB 25 en later van de UB 68 (UB = Unterseeboot; aanduiding uit de Eerste Wereldoorlog). In de Middellandse Zee werd zijn boot in 1918 tot zinken gebracht en raakte hij in krijgsgevangenschap. Na een jaar werd hij, nadat hij een ziekte had gesimuleerd, vrijgelaten. Op 28 september 1935 accepteerde Dönitz het commando van de nieuwe Duitse onderzeebootdienst binnen de Reichsmarine. Dönitz was de geestelijke vader van de Rudel-tactiek (ook wel genoemd het Wolfpack of de Wolvenhorde). In 1943 volgde hij Raeder op als opperbevelhebber van de Kriegsmarine en hij werd uiteindelijk de opvolger van Hitler na diens zelfmoord. Hij werd door de geallieerden gevangen genomen en in Neurenberg veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf.

    De Britse voorbereiding op een eventuele Duitse blokkade was slecht.
    De Britten vertrouwden blindelings op hun ASDIC, dat vanaf 1917 was ontwikkeld. Dit was een apparaat dat door geluidsgolven onder water varende onderzeeboten kon peilen (met een ping). Omdat de verwachtingen zo hoog waren, werd verondersteld dat men met veel minder escorteschepen de koopvaardij kon beschermen. Al voor de oorlog uitbrak bleek dat ASDIC nog veel te beperkt was voor zijn rol en dat de ontwikkeling nog lang niet voorbij was.
    Een directe maatregel na het begin van de oorlog was het afsluiten van de zeewateren tussen Groot-Brittannië en IJsland en tussen IJsland en Groenland om zodoende te voorkomen dat Duitse oorlogsschepen boven Groot-Brittannië langs de Atlantische Oceaan konden bereiken. Deze afsluiting was niets anders dan een versterkte patrouille door Britse marine-eenheden waar Duitse schepen niet zoveel moeite mee bleken te hebben.
    Daarnaast was het Britse Coastal Command (de eenheid binnen de Royal Air Force die verantwoordelijk was voor de verkenning boven zee en de bescherming van de koopvaardij) te zwak. Het vliegend materieel was verouderd of onvoldoende voor de opgelegde taken (onvoldoende actieradius) en er was onvoldoende bemanning.
    Zoals vermeld had de Britse marine een schromelijk tekort aan escorteschepen. Dit probleem was reeds voor de oorlog erkend en men was begonnen met de bouw van een serie korvetten (de Flower-klasse), maar de geleverde schepen waren niet in voldoende aantallen beschikbaar in september 1939 om het escorteren op verantwoorde wijze ter hand te nemen. Als (tijdelijke) oplossing werd een aantal trawlers door de Britse marine gevorderd en snel voorzien van de nodige middelen (zowel voor mijnenveegacties als voor de bestrijding van onderzeeërs). Uiteindelijk wordt een beroep gedaan op de Verenigde Staten om oude torpedobootjagers te leveren, die dan omgebouwd moesten worden tot escortdestroyers. Pas in september 1940 werden de eerste van 50 stuks geleverd.

    De Kriegsmarine was dan wel in opbouw, maar niet onvoorbereid. Al voor de inval in Polen waren acties ondernomen om de toekomstige blokkade van Groot-Brittannië voor te bereiden. Het vestzakslagschip Deutschland (per 15 december 1939 omgedoopt tot Lützow) verliet in augustus 1939 Wilhelmshaven en koos positie op de Atlantische Oceaan. Op 27 september kreeg het schip haar oorlogsinstructies en in oktober bracht ze drie koopvaarders tot zinken. Ook het vestzakslagschip Admiral Graf Spee koos op 21 augustus 1939 het ruime sop en verliet Wilhelmshaven met als doel het zuidelijk deel van de Atlantische Oceaan. Hier ontving ze op 26 september de order om geallieerde koopvaardijschepen aan te vallen en te vernietigen. Het succes van deze raider en vooral de ondergang van dit schip in de slag bij Rio de la Plata zijn beroemd geworden:
    Op 30 september bracht ze de Britse Clement (5.051 ton) tot zinken. Daarna werd op 5 oktober de Newton Beach (4.651 ton) veroverd en eerst gebruikt om op 8 oktober tot zinken te worden gebracht, op 7 oktober de Ashlea (4.222 ton), op 10 oktober de Huntsman (8.196 ton) (op 17 oktober tot zinken gebracht) en op 22 oktober de Trevanion (5.299 ton).
    Daarna verlegde ze het jachtgebied naar de Indische oceaan en bracht de Africa Shell (706 ton) tot zinken. Vervolgens keerde ze terug naar de Atlantische oceaan, waar de volgende schepen tot zinken worden gebracht: 2 december de Doric Star (10.086 ton), op 3 december de Tairoa (7.983 ton) en op 7 december de Streansalh (3.895 ton). Op 6 december had ze een rendez-vous met het bevoorradingschip Altmark voor de nodige victualiën en munitie.

    Op 13 december kwam de Admiral Graf Spee in contact met de kruisers HMS Exeter en HMS Ajax (beide Brits) en HMNZS Achilles (Nieuw Zeeland). Tijdens het treffen raakten alle schepen beschadigd, maar de HMS Exeter het zwaarst. De Graf Spee trok zich terug en voer naar Montevideo, maar kreeg daar slechts toestemming voor een verblijf van 24 uur. Op 17 december 1939 verliet de Graf Spee Montevideo en omdat een gerucht ging dat zware Britse eenheden op zee de komst van de Graf Spee opwachtten voor uiteindelijke vernietiging kreeg de bemanning de opdracht het schip tot zinken te brengen in de monding van de La Plata-rivier. Kpt.z.S Hans Langendorff, de commandant van de Graf Spee, benam zichzelf daarna het leven.

    Ook de slagkruisers Scharnhorst en Gneisenau werden op 21 november 1939 op patrouille gestuurd ten zuiden van IJsland, waar ze als raiders Britse schepen trachtten op te sporen en tot zinken te brengen.
    Van 18 tot 20 februari 1940 ondernamen de slagkruisers Scharnhorst en Gneisenau met de zware kruiser Admiral Hipper (geëscorteerd door drie jagers) een zoekactie naar een Brits konvooi in de richting van Bergen (Noorwegen). De actie (operatie Nordmark) mislukte.

    Een ander soort raiders waren de Duitse koopvaardijschepen omgebouwd tot (hulp)kruisers. Deze schepen waren uitgerust met zwaar geschut (en soms met mijnen of een vliegtuig) en voeren onder een andere vlag. Ze beperkten zich niet tot de Atlantische oceaan, maar bevoeren alle wereldzeeën. Zelfs bij Australië werden successen geboekt, waar onder meer een Australische kruiser werd vernietigd, zie ondergang van HMAS Sydney.
    De bewapening van deze raiders was onherkenbaar gecamoufleerd en ze konden dus vrij onopgemerkt in de buurt van andere (geallieerde) koopvaarders komen. Zodra er een ontmoeting plaatsvond werd het schip geënterd, de vracht in beslag genomen, de bemanning gevangengezet en het schip tot zinken gebracht. Soms werd het buitgemaakte schip met een bemanning van de raider dagenlang meegevoerd. Echte ouderwetse kaapvaart dus, zelfs de kapersvlag met doodskop ontbrak in sommige gevallen niet.
    Een beroemd verhaal is "De rooftocht van de kaper Atlantis" van Robert Littell, dat verhaalt over de Handels Stor Kreuzer Nr.2 (Schiff 16), oftewel Atlantis, dat na de kaapvaart door de Zuidelijke Atlantische Oceaan en de Indische Oceaan uiteindelijk in de Stille Zuidzee op 22 november 1941 door de Britse kruiser HMS Devonshire werd vernietigd. De Atlantis had wel tijdens haar kaapvaart 22 schepen (145.697 BRT) vernietigd.

    Inmiddels was de Kriegsmarine begonnen met het leggen van mijnenvelden voor de Britse kust. Tijdens Operation Wikinger in februari 1940, waar onder meer Duitse jagers gebruikt werden voor het leggen van mijnen, gingen twee jagers verloren. De Luftwaffe (de Duitse marine heeft nooit een eigen marineluchtmacht gehad) wierp mijnen af (vaak magnetische mijnen) in de havenuitgangen en riviermonden.

    De magnetische mijn werd aan een parachute neergelaten, die, zodra de mijn zonk, zich automatisch loskoppelde. De mijn bleef op de zeebodem liggen tot het door een magnetisch veld van een schip werd geactiveerd: de magnetische naald trad in werking en een stroomkring werd gesloten. De mijn explodeerde dan en vooral in laag water was de explosie vlak onder de scheepsromp vernietigend. Deze mijnen brachten de Britse scheepvaart zware verliezen toe.

    Ook de Duitse onderzeedienst deed al snel van zich spreken.
    Op 3 september bracht de U 30 (de Duitse onderzeeboten hadden geen naam maar een nummer) het passagiersschip Athenia tot zinken, waarbij 128 opvarenden om het leven kwamen. De U 30 had het schip aangevallen in de veronderstelling dat het een troepentransportschip was en dus een oorlogsdoel (de Athenia voerde geen licht en hield een zigzagkoers aan). Maar de Athenia vervoerde burgers van Groot-Brittannië naar de Verenigde Staten. Dit leidde tot beschuldigingen van Britse zijde dat de Duitsers de internationale overeenkomsten niet nakwamen. Omdat de kapitein van de U 30 het tot zinken brengen van de Athenia niet direct meldde wees de Duitse regering de beschuldiging van de hand. Pas later bleek de werkelijke toedracht. Toch was de toon toen wel gezet.
    Op 5 september werd het eerste transportschip, de Bosnia, door kapitein Prien tot zinken gebracht en daarna volgden er snel meer.

    Als antwoord op de dreiging van de Duitse onderzeedienst werd op 16 september door de Britse Admiraliteit het konvooistelsel ingesteld. Het eerste konvooi van Halifax naar Groot-Brittannië ging onderweg onder code HX-1: 36 schepen in 4 rijen van 9 onder bescherming van één escorteur gingen onderweg naar Groot-Brittannië.

    Het konvooisysteem werd met letters en cijfers aangeduid. De letters vertegenwoordigden de route, met een letter voor de vertrekhaven en een letter voor (meestal) de aankomsthaven, aangevuld met een cijfer voor de volgorde. Wereldwijd waren er meer dan 200 konvooiroutes, waarvan 94 door U-boten werden aangevallen. De belangrijkste routes op de Atlantische Oceaan waren HX (Halifax/New York - Groot-Brittannië), OG (Groot-Brittannië naar Gibraltar) en HG vice versa, ON (Groot-Brittannië naar Noord Amerika; waarin ONF voor fast-konvooi en ONS voor slow-konvooi). Een code met H stond vaak voor Home (naar Groot-Brittannië en een code met O vaak voor Outward (vanuit Groot-Brittannië).

    Verder zette de Britse marine aanvankelijk (samen met de Franse marine) zware eenheden in om de Duitse raiders en het onderzeebootgevaar te weren (zogenaamde Hunting Groups). Dit had met betrekking tot de opsporing en vernietiging van onderzeeboten ernstige gevolgen. Op 17 september boekte de Kriegsmarine een succes met het tot zinken brengen van het Britse vliegkampschip HMS Courageous (ten zuiden van Ierland) door de U 29. Hierbij kwamen 518 opvarenden om het leven. De U 29 wist daarna aan de aanvallen van de jagers (met dieptebommen) te ontsnappen.
    Een andere gebeurtenis die tot de toenmalige verbeelding sprak, was het torpederen van het Britse slagschip HMS Royal Oak op 14 oktober 1939, nota bene in de sterk beveiligde Britse marine haven Scapa Flow. De Britse marine verloor door deze actie van de U 47 (onder commando van kapitein Prien) 833 man. Vooral het tot zinken brengen van de HMS Courageous had tot gevolg dat zware eenheden niet meer werden aangewend tegen de Duitse onderzeeboten.
    Deze successen in de aanvallen op Britse marine-eenheden waren ongetwijfeld opvallend en werden door de Duitse propaganda uitgebuit. Maar niet minder belangrijk waren de aanvallen op de geallieerde scheepvaart door de Duitse onderzeeërs, waar de U-Bootcommandanten met minder publiciteit genoegen moesten nemen.

    Tijdens deze fase verloor de geallieerde scheepvaart 1.303.000 ton (319 schepen). In de statistieken van de Britse Marine lezen we, dat dit als volgt kan worden ingedeeld:
      222 schepen (765.000 ton) door onderzeeërs (58,7 %),
    129 schepen (430.000 ton) door mijnen (33 %),
    16 schepen (63.000 ton door oorlogsschepen (raiders) (4,8 %),
    30 schepen (37.000 ton) door vliegtuigen (2,8 %) en
    5 schepen door andere oorzaken.

    In de periode april-mei 1940 kwam de Britse blokkade op een laag pitje te staan. De Kriegsmarine had alle beschikbare schepen nodig voor de invasie van Denemarken en Noorwegen. De gevechten om Noorwegen (operation Weserübung) eisten een zware tol van de Kriegsmarine. Naast het feit dat een aantal eenheden verloren ging (kruisers en jagers) moesten de meeste schepen daarna in onderhoud en waren ze dus tijdelijk niet beschikbaar voor blokkadetaken.

    Definitielijst

    ASDIC
    Engelse afkorting voor: Allied Submarine Detection Investigation Committee. Door de Britten gebruikt systeem om Duitse onderzeeërs op te sporen. ASDIC zond een elektronisch signaal en ving de echo van deze signalen op en zette deze om in geluid, de bekende 'ping'. ASDIC had maar een bereik van 1,5 zeemijl en er was een ervaren luisteraar nodig om een U-boot te onderscheiden van een school vissen.
    Eerste Wereldoorlog
    Ook wel Grote Oorlog genoemd, conflict dat ontstond na een groei van het nationalisme, militarisme en neo-kolonialisme in Europa en waarbij twee allianties elkaar bestreden gedurende een vier jaar durende strijd, die zich na een turbulent begin, geheel afspeelde in de loopgraven. De strijdende partijen waren Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland aan de ene kant (de Triple Entente), op den duur versterkt door o.a. Italië en de Verenigde Staten, en Duitsland, Bulgarije, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk aan de andere kant (de Centrale Mogendheden of Centralen). De strijd werd gekenmerkt door enorme aantallen slachtoffers en de inzet van vele nieuwe wapens (vlammenwerpers, vliegtuigen, gifgas, tanks). De oorlog eindigde met de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland en zijn bondgenoten in 1918.
    geallieerden
    Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
    invasie
    Gewapende inval.
    Kriegsmarine
    Duitse marine, naast de Heer en de Luftwaffe onderdeel van de Duitse Wehrmacht.
    kruiser
    Snelvarend oorlogsschip van 8000-15000 ton, geschikt voor diverse taken als verkenning, verkenningsafweer en konvooibescherming.
    Luftwaffe
    Duitse luchtmacht.
    operatie Nordmark
    Duitse niet succesvolle poging geallieerde konvooien te onderscheppen, uitgevoerd door de Scharnhorst en de Hipper 18-20 februari 1940.
    propaganda
    Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.
    slagschip
    Zwaar gepantserd oorlogsschip met geschut van zeer zwaar kaliber.
    vestzakslagschip
    In het Duits: Panzerschiff. De type-aanduiding voor oorlogsschepen van de Duitse marine die formeel voldeden aan de voorwaarden (bijv. betreffende de waterverplaatsing) die Duitsland na de Eerste Wereldoorlog (1919, zie Vredesverdragen van Versailles) waren opgelegd. In feite echter hadden ze, door toepassingen van nieuwe vindingen op het gebied van pantsering, bewapening en voortstuwing, een grotere gevechtskracht dan de tonnage deed vermoeden.
    vliegkampschip
    Ook wel vliegdekschip genoemd. Een oorlogsschip van grote afmetingen met aan boord alle faciliteiten voor het starten, landen en onderhouden van vliegtuigen.
    Wolfpack
    Strategie gebruikt door Duitse duikboten waarbij een geallieerd konvooi gezamenlijk werd aangevallen.

    Afbeeldingen

    Karl Dönitz Bron: Publiek domein.

    Tweede fase: juni 1940 - maart 1941

    Deze episode wordt gekenmerkt door de invoering van de Rudel-tactiek (door de Britten Wolfpacks genoemd). Dit was een systeem, waarbij de Duitse U-boten individueel konvooien verkenden. Zodra een konvooi verkend was werd dit gemeld aan het hoofdkwartier, dat terstond andere U-boten in de buurt naar het konvooi leidde. Zodra de groep bij elkaar was werd de aanval in groepsverband ingezet (als wolvenhorden).
    Daarnaast werden in deze periode onderzeebootbases langs de Atlantische kust in Frankrijk en Noorwegen in gebruik genomen. Dit had voornamelijk een gunstige invloed op de reistijd tussen de haven en het jachtgebied van de Duitse U-boten. (Dönitz had zijn hoofdkwartier in de zomer van 1940 overgebracht naar Kernevel, een plaatsje dichtbij de hoofdbasis Lorient aan de Bretonse kust). Tenslotte konden Duitse motortorpedoboten [de Duitsers noemden ze S-Boote (Schnell-Boote) en de Britten E-Boats (Enemy-Boats)] direct vanuit Nederlandse, Belgische en Noord-Franse havens de Noordzee bestrijken en aanvallen uitvoeren op de scheepvaart in het Kanaal.

    Door de verkregen havens aan de Atlantische kust werd het jachtgebied van de U-boten verlegd naar de wateren ten westen van Groot-Brittannië. Omdat de Britten de konvooien een escorte meegaven van en naar de 19e lengtegraad konden de U-boten voorbij deze grens naar hartelust jacht maken op de koopvaarders. In dergelijke gevallen werd nog vaak gebruik gemaakt van nachtelijke aanvallen aan de oppervlakte. Dit had voor de onderzeeboten het voordeel dat ze zich sneller konden voortbewegen en eventuele escorteschepen konden ontlopen. Daarnaast maakte hun lage profiel ze bijna onzichtbaar voor hun prooi met zijn begeleiders.
    Op 17 augustus kondigde Hitler de "totale blokkade van de Britse eilanden" af, en gaf aan de U-boten en vliegtuigen permissie neutrale schepen direct tot zinken te brengen.

    Dit was voor de Duitse onderzeedienst een gouden tijd. Het was ook de tijd waarin Duitse U-bootkapiteins naam maakten en als helden werden vereerd: Endrass met U 46, Kretschmer met U 99, Schepke met U 100 en Prien met U 47 (om een paar te noemen) waren bijna dagelijks voorpaginanieuws in de Duitse bladen.
    Tussen 24 en 28 augustus werden de konvooien HX-65 en HX-65A door U-boten en door vliegtuigen van de Luftwaffe aangevallen. Zes koopvaarders gingen hierbij verloren.
    Op 20 september werd konvooi HX-72 aangevallen en verloor 11 koopvaarders (uit 41). Op 19 oktober verkende kapitein Prien een konvooi (HX-79) op weg naar Groot-Brittannië. Hij maakte dit bekend aan het hoofdkwartier, dat onmiddellijk de onderzeeërs U 38, U 46, U 48 en U 100 naar het konvooi dirigeerde. In de volgende nacht brachten de Duitse U-boten niet minder dan 14 schepen (van de 49) tot zinken. Ze stootten direct daarna op een ander konvooi waarvan nog eens 7 schepen tot zinken werden gebracht.

    Het grootste succes werd geboekt op 17 oktober toen kapitein Bleichrod het konvooi SC-7 met 34 schepen verkende. Hij was echter ongeduldig en besloot aan te vallen voordat ander U-boten zich gemeld hadden en bracht twee schepen tot zinken. Daarna verloor hij het contact. Het hoofdkwartier gaf echter het bevel aan de vijf U-boten, die inmiddels op het verzamelpunt waren aangekomen, in een linie dwars over de verwachte koers te gaan liggen. Het plan slaagde en SC-7 werd wederom verkend. Nu werd wel de Rudel-tactiek toegepast en we lezen in het journaal van kapitein Kretchmer:

    "23.55: Boegschot op groot vrachtschip, ca 6000 ton, afstand 750 m. Treffer bij voormast. Op torpedo-ontploffing volgt direct een explosie met een hoge steekvlam die het voorschip tot de brug openscheurt en een 200 m. hoge rookwolk veroorzaakt.
    00.15: Drie torpedojagers naderen het schip en zoeken de omgeving af. Ik vaar op volle snelheid een zuidwestelijke koers en krijg al spoedig weer contact met het konvooi. Voortdurend zijn torpedotreffers te horen van andere boten. Ik begin nu het konvooi van achteren af te breken."

    Kreschmer nam zelf zes van de twintig schepen die bij deze aanval verloren gingen voor zijn rekening. Onder de slachtoffers bevonden zich de Nederlandse koopvaarders SS Boekelo en SS Soesterberg (resp. door U 123 en U 101 getorpedeerd).

    In deze zomer werden zeer veel schepen tot zinken gebracht: juni 58 schepen (284.000 ton), juli 38 schepen (196.000 ton), augustus 56 schepen (268.000 ton), september 59 schepen (295.000 ton) en het hoogtepunt lag in oktober met 63 schepen (352.000 ton). Dit alles met een verlies van 6 U-boten door acties van escorteurs. Hiermee werd ook bewezen dat de Rudel-tactiek uiterst effectief was. Het systeem zou in de tijd hierna nog verbeterd worden. Deze resultaten werden met slechts 57 operationele U-boten bereikt en ging de geschiedenis van de Duitse onderzeebootdienst in als "de Eerste Gouden Tijd".
    Toch heeft dit goud een zwart randje, want in de totalen zit ook de ondergang van het Britse passagiersschip Arandora Star dat voor de westkust van Ierland door kapitein Prien tot zinken werd gebracht. Wat hij niet wist was dat het schip met 1500 Duitse en Italiaanse krijgsgevangenen op weg was naar Canada.

    Voor de bemanningen was de ontbering hoog. Als men een aanval al overleefde kwam men op een vlot of in een sloep terecht. Kleren drogen kon men niet en er was altijd een tekort aan voedsel en/of drinkwater. In het boek "Varen in oorlogstijd" van Van Limburg Stirum, staat bijvoorbeeld de geschiedenis van de overlevenden van het Nederlandse stoomschip Farmsum (5.237 ton) van de Mij. Oostzee, dat op 7 december 1940 op de Atlantische Oceaan werd getorpedeerd door de U 99. Na 17 dagen op open zee in sloepen te hebben doorgebracht werd de bemanning tenslotte door de Britse jager HMS Ambuscade gered. Niet alleen de fysieke ontberingen, maar ook de psychische spanningen zouden een onuitwisbaar stempel drukken op deze zeelieden.
    De latere generaties van de westerse wereld zijn hen daarom veel verschuldigd.

    Ook raiders lieten in deze tweede fase van zich horen toen op 5 november 1940 het konvooi HX-84 werd aangevallen door de Admiral Scheer. Het enige escorte van het konvooi, de hulpkruiser HMS Jervis Bay, werd tot zinken gebracht. Daarna brak het konvooi het verband en werden 5 (van de 37) schepen tot zinken gebracht.
    De Duitse Luftwaffe droeg ook zijn steentje bij en viel onder andere op 11 februari 1941 een Brits konvooi aan bij de Azoren, waarbij 5 transportschepen tot zinken werden gebracht.

    Toch werden de Duitse resultaten vanaf november minder. Dit kwam deels omdat een aantal U-boten voor onderhoud in de haven moest blijven. Een andere oorzaak was de slechtere weersomstandigheden en tenslotte het beschikbaar komen van meer escorteschepen. Dit laatste werd voor een deel door nieuwbouw bewerkstelligd, maar voor een ander deel door het vrijmaken van schepen uit andere functies, omdat een invasie van Groot-Brittannië minder aanmerkelijk werd.
    De Duitsers moesten daarom verliezen incasseren. Op 7 maar 1941 kwam kapitein Prien niet terug van een patrouille in de Noord-Atlantische oceaan. Tien dagen later (17 maart) leverden de escorteschepen van konvooi HX-112 slag met Duitse U-boten. De U 99 (kapitein Kretschmer) en de U 100 (kapitein Schepke) werden hierbij tot zinken gebracht.

    Definitielijst

    invasie
    Gewapende inval.
    Luftwaffe
    Duitse luchtmacht.
    torpedo
    Oorlogswapen, met van een explosieve lading voorzien sigaarvormig lichaam met een voortstuwings- en besturingsmechanisme, bestemd om na lancering via het water zijn weg te zoeken naar vijandelijke schepen en deze door een onderwaterexplosie uit te schakelen.

    Afbeeldingen

    Admiraal Döntiz in bespreking (midden)

    Derde fase: april 1941 - december 1941

    Brits-Amerikaanse onderhandelingen leidden op 11 maart 1941 tot het ondertekenen van de Lend-Lease Treaty (Leen- en Pachtverdrag). Dit verdrag machtigde de president van de Verenigde Staten om aan elk land waarvan hij de verdediging van vitaal belang achtte voor de veiligheid van de Verenigde Staten, oorlogsgoederen te leveren zonder contante betaling. De Britten werden direct goede klanten. Naast bestellingen van wapens en oorlogsschepen, werd ook gebruik gemaakt van de werven in de Verenigde Staten voor het onderhoud van hun schepen.

    In Groot-Brittannië zelf werden de zaken ook strakker geregeld. Op 19 maart kregen de bombardementen op de Focke Wulf-fabrieken en op de vliegvelden in Noorwegen en Zuid-Frankrijk een hoge prioriteit. Dit betekende dat de productie van de Focke Wulf Fw 200 "Condor" (een viermotorige maritieme verkenner en bommenwerper met een vliegbereik van 2.200 mijl of 14 vlieguren, die werd ingezet boven de Atlantische Oceaan tegen de geallieerde konvooien) en de vliegvelden waar ze vanaf opereerden, aangepakt werden. Daarnaast zouden de onderzeebootbases in Frankrijk frequenter worden aangevallen door Bomber Command. Tenslotte werd besloten dat Coastal Command voorrang zou krijgen bij de toewijzing van de in de VS gekochte langeafstandsbommenwerper "Consolidated Liberator". Hierdoor zouden de verkennings- en opsporingsmogelijkheden boven de Atlantische Oceaan enorm worden verbeterd.
    Om de konvooien zelf een betere verdediging te geven werd als noodmaatregel ingestemd schepen uit te rusten met een katapult, waarmee een Hawker Hurricane-jager kon worden gelanceerd ter verdediging tegen luchtaanvallen. (Na de vlucht moest de Hurricane op het water landen en moest de piloot uit zee worden opgepikt. Het vliegtuig ging verloren).

    Toch ging in april weer een kwart miljoen ton Britse scheepsruimte verloren. De Duitsers zetten de onderzeeboten steeds verder westwaarts in. Hier hadden de konvooien (toen nog) minder bescherming vanuit de lucht en van escorteschepen.
    IJsland werd toen een belangrijke factor in de Slag om de Atlantische Oceaan voor de Britten. In Hvalfjord, op de kale westkust, werd een steunpunt voor het bunkeren van escorteschepen ingericht, waardoor hun actieradius op de oceaan enorm toenam. Daarnaast stuurde Coastal Command pas uit de Verenigde Staten verkregen Lockheed Hudson-bommenwerpers naar IJsland, zodat vanuit deze regio luchtdekking kon worden toegevoegd.

    Vermeldenswaard is de inzet van Nederlandse marine-eenheden in deze periode. De flottieljeleider Hr. Ms. Jacob van Heemskerck en de torpedobootjager Hr. Ms. Isaac Sweers werden gedurende een korte periode ingedeeld bij de escortediensten. Na de Japanse aanval op Pearl Harbor (december 1941) werden deze schepen naar Indië gestuurd. Ook de onder Nederlandse vlag varende Hr. Ms. Campbeltown (een oude jager uit de Verenigde Staten) was ingedeeld bij de "Western Approaches Escort Forces".

    Ook in deze periode ging de slachting onverminderd voort:
    Tussen 1 en 4 april werd konvooi SC-26 door U-boten aangevallen en gingen 13 van de 22 schepen verloren. Op 3 en 4 april brachten Duitse U-boten 10 schepen tot zinken uit een konvooi van 22 schepen in de Noord-Atlantische Oceaan.
    Op 10 april werd de Nederlandse koopvaarder Saleier, varend in konvooi OB-306, door de U 52 ten zuiden van IJsland getorpedeerd. De Amerikaanse destroyer USS Niblack spoedde zich naar de plaats des onheils om zeelieden te redden. Tijdens deze operatie pikte de USS Niblack een contact op van een onderzeeboot en viel aan met dieptebommen.
    Dit was de eerste keer dat een Amerikaans marineschip betrokken raakte bij de slag om de Atlantische Oceaan. Overigens bleek achteraf dat het een vals contact was; er was volgens de Duitse onderzeebootdienst geen U-boot op die plek op dat moment.
    Een ander vermeldenswaardig aspect in deze periode is de verovering van een Enigmamachine. Tussen 7 en 10 mei werd het konvooi OB-318 door U-boten aangevallen en 5 van de 38 schepen werden tot zinken gebracht. Maar de U 110 (onder kapitein Lemp) werd door dieptebommen van de HMS Aubretia gedwongen naar de oppervlakte te komen. Geholpen door de escorteurs HMS Buldog en HMS Broadway werd de onderzeeboot veroverd. Een Enigmamachine en de bijbehorende codeboeken werden buitgemaakt. Tijdens de sleep verging de U 110.

    De Enigmamachine was een typemachine met roterende schijven. Door de rotors iedere dag een andere stand te laten innemen konden de berichten die erop gemaakt werden versleuteld worden. De Duitsers gebruikten dit systeem gedurende de gehele oorlog. Al in Polen was in 1939 een Enigmamachine veroverd en via omwegen in Groot-Brittannië terechtgekomen en de Britse geleerden waren al redelijk in staat (middels één van de eerste computers) enkele berichten te ontsleutelen. De Duitse marine gebruikte echter een eigen systeem voor het instellen van de rotors.
    Het buitmaken van de machine en codeboeken van de U 110 zou tot een doorbraak leiden in de decodering van Duitse marineberichten. De "tracking room" was vanaf mei 1941 in staat steeds meer berichten nauwkeurig te ontcijferen en in staat vast te stellen of een U-boot een konvooi schaduwde. Hierdoor werd het gebruik van de radio voor de Duitse marine de achillespees van hun activiteiten.

    Inmiddels deed de Duitse marine een volgende poging zware oorlogsbodems op kaapvaart te sturen in de Atlantische oceaan. Het spiksplinternieuwe slagschip Bismarck werd met de zware kruiser Prinz Eugen op avontuur gestuurd in operatie Rheinübung. In een apart artikel wordt van deze beroemde geschiedenis verhaald.

    Op 21 mei 1941 bracht de U 69 (kapitein Metzler) het Amerikaanse koopvaardijschip Robin Moor tot zinken in de Zuid-Atlantische Oceaan. Let wel, de Verenigde Staten waren nog neutraal en de Duitse U-bootcommandanten hadden strikte orders geen Amerikaanse schepen tot zinken te brengen.
    Op 29 mei werd voor de eerste keer een konvooi van begin tot eind over de Atlantische Oceaan geëscorteerd. Dit was konvooi HX-129.
    Inmiddels waren Duitse troepen de Sovjet-Unie binnengevallen (22 juni 1941) en werden konvooien samengesteld met wapens en voedsel voor de nieuwe geallieerde bondgenoot. Het eerste konvooi naar Moermansk (de eerste van de befaamde PQ-konvooien) vertrok op 1 augustus 1941 naar IJsland en vervolgde zijn weg op 28 september naar de Sovjet-Unie.

    Een volgende stap in het konvooisysteem wordt genomen op 12 augustus 1941. Vanaf die datum nam de US Navy de verantwoordelijkheid voor het escorteren van konvooien tot IJsland op zich. Dit betekende dat de Britse en Canadese marine alleen nog het traject Groot-Brittannië tot IJsland (vica versa) escorteerden en gaf de mogelijkheid om deze escortes te intensiveren.
    Maar de Duitse onderzeebootcommandanten lieten zich niet gemakkelijk wegsturen: tussen 19 en 23 augustus werden uit konvooi OG-71 tien van de 22 schepen tot zinken gebracht. Konvooi SC-42 werd in september aangevallen door een Wolfpack bij Groenland. Uit de 64 schepen van dit konvooi werden er 17 tot zinken gebracht. Twee U-boten (U 207 en U 510) werden hierbij door de escorte tot zinken gebracht.
    Op 27 augustus 1941 wist een Britse bommenwerper (Lockheed Hudson van RAF nr. 269 squadron) in een actie in de Noordelijke Atlantische Oceaan de U 570 tot overgave te dwingen. De onderzeeboot werd in de maanden daarna door de Britse marine grondig onderzocht en werd later als HMS Graph in Britse dienst gesteld.
    Op 27 oktober vertrok uit St. Nazaire de Duitse U 96 voor haar zevende patrouillevaart. De belevenissen van deze boot werden opgetekend en dienden als belangrijkste bron voor de verfilming van "Das Boot". In deze film wordt een realistische kijk gegeven op het leven aan boord van de Duitse onderzeeërs tijdens de oorlog. De emoties van de bemanning en de Spartaanse levenswijze worden karakteristiek neergezet.
    Op 31 oktober 1941 viel het eerste slachtoffer onder de US Navy: de destroyer USS Reuben James (DD-245) werd tijdens de escorte van HX-156 door de U 552 (kapitein Topp) getorpedeerd en tot zinken gebracht ten westen van IJsland. Er kwamen 115 marine mensen om. Het merkwaardige was dat van het konvooi dat de Reuben James escorteerde geen enkele koopvaarder verloren ging.
    De US Navy-escorts werden nu ook gegeven tot een punt midden in de Atlantische Oceaan (het MOMP = Mid-Ocean Meeting Point), waar de konvooien door Brits/Canadese schepen werden overgenomen (of vica versa). Dit in verband met de moeilijk te bevaren "noordelijke route" via IJsland in de wintermaanden.
    De voorbereiding van de Verenigde Staten op een actieve deelname aan de oorlog vond z'n volgende stap toen de Amerikaanse regering op 13 november besloot dat alle vrachtschepen die Lend-Lease-vracht naar Groot-Brittannië vervoerden, bewapend moesten worden.
    Om de verliezen van de koopvaarders aan te vullen werd in de Verenigde Staten een programma opgestart voor de bouw van de zogenaamde Liberty-schepen.

    Het Liberty-schip (code EC = Emergency Cargo) werd speciaal ontworpen om snel en in grote aantallen gebouwd te kunnen worden. De waterverplaatsing bedroeg 7.176 ton, afmetingen: lengte 134,50 m. breedte 17,30 m. en diepgang 8,5 m. De maximumsnelheid was 11 knopen en ze waren uitgerust met een kanon van 10 cm en een aantal mitrailleurs. Het nuttig laadvermogen was 8.500 ton.
    Het eerste Liberty-schip werd op 27 september 1941 te water gelaten en er werden 2.751 stuks gebouwd. Een record werd gevestigd, toen een Liberty-schip twee weken na de kiellegging zeewaardig was.
    Ook het Victory-schip, de tweede generatie van de Liberty-schepen, was een succes. Hiervan werd de eerste te water gelaten op 28 februari 1944 en werden er 534 stuks gebouwd.

    Eind 1941 toonde de geallieerde lijst van scheepvaartverliezen een fikse daling. Reden hiervoor was de toegenomen versterking van de escorte (zowel in de lucht als ter zee) en een beslissing van Hitler om een aantal U-boten te onttrekken aan de inspanning in de Atlantische Oceaan en in te zetten in de Middellandse Zee, om daar de geallieerde toevoer van wapens naar het front in Noord-Afrika te verminderen.
    Na de successen in mei (58 schepen, 325.000 ton) en juni (61 schepen, 310.000 ton), zakten de prestaties tot 21 schepen (94.000 ton) in juli en tot 23 schepen (80.000 ton) in augustus. September bracht een licht herstel, maar de wintermaanden die volgden maakten de kans op succes niet groter.

    Definitielijst

    Bomber Command
    Onderdeel van de RAF dat zich met strategische en soms tactische bombardementen (zoals in Normandië) bezighield.
    kanon
    ook bekend als Kanone (Du) en Gun (En). Wordt vaak gebruikt om allerlei geschut aan te duiden. Eigenlijk slaat de term op vlakbaan geschut. Wordt gekenmerkt door een langere loop en grotere dracht.
    kruiser
    Snelvarend oorlogsschip van 8000-15000 ton, geschikt voor diverse taken als verkenning, verkenningsafweer en konvooibescherming.
    Mid
    Militaire Inlichtingen Dienst.
    slagschip
    Zwaar gepantserd oorlogsschip met geschut van zeer zwaar kaliber.
    Sovjet-Unie
    Sovjet Rusland, andere naam voor de USSR.
    torpedobootjager
    (Engels=destroyer) Zeer lichtgebouwd, snel en wendbaar oorlogsschip, bestemd om door verrassingsaanvallen grote vijandelijke schepen met de torpedo tot zinken te brengen.
    U-boot
    Duitse benaming voor onderzeeboot. Duitse U(ntersee)-boten hebben tot in mei 1943 een belangrijke rol gespeeld in de oorlogvoering. Ook veel vracht- en passagiersboten werden door deze sluipmoordenaars van de zee getorpedeerd en tot zinken gebracht.
    Wolfpack
    Strategie gebruikt door Duitse duikboten waarbij een geallieerd konvooi gezamenlijk werd aangevallen.

    Afbeeldingen

    Brandend koopvaardijschip

    Vierde fase: januari 1942 - augustus 1942

    Op 7 december 1941 viel Japan de marinebasis van de VS in Pearl Harbor aan. Vanaf die datum werd de Verenigde Staten in de oorlog betrokken en werd het een conflict op wereldschaal. Om hun Japanse vrienden in de "As-mogendheden" te steunen, verklaarden Duitsland en Italië op 11 december 1941 ook de oorlog aan de Verenigde Staten.
    "Dus hadden we tenslotte toch nog gewonnen" schreef Churchill opgelucht over het verrassende keerpunt. "Een groot aantal catastrofen, onmetelijke kosten en zware beproevingen lag nog voor ons, maar er bestond geen twijfel meer over het uiteindelijke resultaat".
    Al enkele maanden eerder hadden de Amerikaanse president Rooseveld en de Britse premier Churchill elkaar ontmoet, waarbij een eventuele oorlog met Japan werd voorzien. Toen was echter al vastgesteld dat de capitulatie van Duitsland de eerste prioriteit zou zijn (Germany First Principle).

    Voor de Duitse Kriegsmarine (en in het bijzonder de Duitse U-boten) betekende deze uitbreiding van oorlogsactiviteiten een uitbreiding van het jachtgebied betreffende de geallieerde koopvaarders en de verstoring van de handelslijnen.
    Duitsland ontwierp snel plannen om in de oostelijke wateren van de Verenigde Staten te opereren en dit leidde tot de start van Operation Paukenschlag op 13 januari 1942.
    De operatie werd uitgevoerd door vijf U-boten, die de scheepvaart aanvielen voor de oostkust van de Verenigde Staten. Het eerste slachtoffer werd reeds op 11 januari 1942 gemaakt: het Britse vrachtschip Cyclops (9.000 ton), dat door de U 123 (kapitein Hardegen) tot zinken werd gebracht.
    Op 6 februari 1942 beëindigden de vijf onderzeeërs van Operation Paukenschlag de operaties en keerden ze terug naar Duitsland. Totaal werden 25 schepen (156.939 ton) tot zinken gebracht, zonder eigen verliezen.
    Daarna bleef de oostkust van de Verenigde Staten een favoriet jachtgebied. Half januari volgde een tweede groep van (grotere) U-boten, die vanaf 16 februari met hun operaties begonnen.
    De onderzeeboten hadden een voorliefde voor tankers en de zwarte rookkolommen van brandende olie werden een bekend verschijnsel langs de kust van New Jersey tot Florida. Het was een tijd van beproeving voor de Amerikaanse zeelieden en kapitein Robert E. Christy had het geluk de torpedering van zijn 8.000 ton tanker Pan Massachusetts op 19 februari bij Cape Canaveral te overleven.
    "De zee rondom ons stond in brand, want de olie en benzine verspreidden zich razendsnel. Er deed zich geen explosie voor want volle tanks exploderen niet. Ik nam toen enige dikke handdoeken, maakte die nat en wond ze om mijn hoofd, gezicht en handen. Ik opende mijn deur en kon naar voren komen. Samen met andere leden van de bemanning knoopten we trossen aan de reling vast en gooiden de uiteinden over boord. We wachtten tot het schip vrij dreef van de vlammen, lieten ons in zee glijden en zwommen van het schip weg. Omdat alle reddingsboten waren verbrand vreesde ik het niet te overleven, maar gelukkig werden we gered".
    (In de "Official Chronology of the US Navy" lezen we dat de U 128 de Pan Massachusetts tot zinken bracht en de Coast Guard-kotter USS Forward (WAGL-160) samen met de Britse tanker Elizabeth Massey 18 overlevenden redde van een bemanning van 38).

    Het was treurig gesteld met de maatregelen die de Verenigde Staten nam om de scheepvaart langs de kust te beschermen. De steden langs de kust kregen geen instructie te verduisteren en de schepen staken daarom bij nacht prachtig af voor de Duitse onderzeeboten. De vernietiging van de geallieerde scheepvaart werd overdag zelfs in enkele gevallen een schouwspel voor de badgasten langs de kust. Verder werd geen actie ondernomen om de schepen een escorte te geven. Het was daarom te verwachten dat de verliezen hoog zouden zijn. Pas op 14 mei zou de Verenigde Staten overgaan tot het escorteren van de koopvaarders. Met slechts 28 escorteschepen begon de Amerikaanse marine de 120 schepen die dagelijks langs de oostkust voeren te begeleiden. De "Bucket Brigade" begeleidde de handelsschepen overdag van haven naar haven, zodat ze 's nachts veilig beschut lagen. Later, toen meer escorteschepen beschikbaar kwamen, werd de "Bucket Brigade" een volwaardig konvooisysteem.

    Karl Dönitz bleef doorgaan met het sturen van onderzeeboten naar de oostkust van de Verenigde Staten. Het waren er nooit veel (hoogstens acht tegelijk), maar de successen waren talrijk. Zodanig dat de U-bootcommandanten de eerste maanden van 1942 hun "Tweede Gouden Tijd" noemden. In deze periode (januari - maart 1942) werden 216 schepen tot zinken gebracht aan de oostkust van de Verenigde Staten, waarvan het merendeel tankers.
    Nu begon het Britse oorlogskabinet zich werkelijk zorgen te maken. Dagelijks waren vier grote tankers met olie nodig om de Britse oorlogseconomie aan de gang te houden. Aangezien een groot deel hiervan uit het Caraibisch gebied kwam, dat een uitverkoren doelwit van de U-boten werd, zag de toekomst er somber uit. Een verlies van nogmaals 400.000 ton in april bracht de verliezen in de eerste vier maanden op bijna een miljoen ton. Churchill vreesde dan ook "dat de situatie in de Amerikaanse wateren onherroepelijk tot een verlammend tekort aan schepen zou leiden waardoor het gehele jaar 1942 ernstige beperkingen aan de oorlogsinspanning zouden worden opgelegd". In het voorjaar van 1942 had de Duitse marineleiding daarom vooruitzichten op een mogelijke overwinning. Mede door een verhoogde inzet van U-boten in deze periode (van de 228 onderzeeboten waren er 122 operationeel, waarvan 81 op de Atlantische Oceaan) hoopten de Duitsers meer dan ooit de slag in hun voordeel te kunnen beslissen.

    Om de U-boten van victualiën en munitie te voorzien op hun tochten naar de westelijke Atlantische Oceaan, de Caraibische Zee en de Golf van Mexico werden enkele U-boten als vrachtschepen ingericht (de zogenaamde Milchkühe, melkkoeien), waarbij de operationele boten konden foerageren.

    Een ander niet te verwaarlozen punt is dat de Duitsers de marine berichten vanaf februari volgens een andere code (Triton) gingen versleutelen. Dit had tot gevolg dat de Britten de berichten tot 1943 niet meer konden lezen en de Britse marine niet meer kon anticiperen op de Duitse plannen. Mede hierdoor kon de slachting in de rest van de Atlantische Oceaan ook op een verhoogd niveau plaatsvinden en lezen we dat de U-boten in de eerste zes maanden van 1942 totaal 585 geallieerde schepen (3.081.000 ton) tot zinken brachten (zoals we zagen vielen de meeste slachtoffers daarvan in het westelijk deel van de Atlantische Oceaan en in de Caraibische Zee).

    Een apart verhaal is de bevoorrading van de oorlogvoering in de Sovjet-Unie. De beroemde PQ (QP voor retour) konvooien door de ijskoude IJszee vonden hun einde met het konvooi PQ-17 (juli 1942) en PQ-18 (van 2 tot 17 september 1942). Na een periode van ontbering en afschuwelijke verliezen werden de konvooien voor onbepaalde tijd opgeschort. Omdat de konvooien naar Moermansk buiten het bestek van dit artikel vallen, wordt er hier niet verder op ingegaan. Wel wordt geconstateerd dat deze konvooien een invloed hadden op de konvooien naar de Britse eilanden, omdat ze een deel van het Duitse aanvalspotentieel (vliegtuigen en oorlogsbodems) wegtrok van de Atlantische Oceaan.

    Definitielijst

    Brigade
    Bestond meestal uit twee of meer Regimenten. Kon onafhankelijk of als een deel van een Divisie dienen. Soms waren ze deel van een Korps in plaats van een Divisie. In theorie bestond een Brigade uit 5.000 - 7.000 man.
    capitulatie
    Overeenkomst tussen strijdende partijen met betrekking tot de overgave van een land of leger.
    Kriegsmarine
    Duitse marine, naast de Heer en de Luftwaffe onderdeel van de Duitse Wehrmacht.
    Sovjet-Unie
    Sovjet Rusland, andere naam voor de USSR.

    Afbeeldingen

    Geallieerd konvooi op de Atlantische Oceaan

    Vijfde fase: augustus 1942 - mei 1943

    In deze periode kwam de industrie van de Verenigde Staten goed op gang. In de late nazomer van 1942 werden er sneller schepen gebouwd dan de Duitsers tot zinken konden brengen. In de herfst van dat jaar was er voor het eerst een netto toename van de Brits-Amerikaanse tonnage van meer dan 700.000 ton en dit werd in het volgende kwartaal herhaald. In het eerste kwartaal van 1943 werd de toename verdubbeld tot bijna 1,5 miljoen ton.
    De Duitse marine was misleid door het succes van de "Tweede Gouden Periode" en er werd niet onderkend dat de onderzeeboten in augustus de tonnagestrijd nagenoeg hadden verloren. Karl Dönitz begreep wel dat met het instellen van een konvooisysteem in de wateren langs de oostkust van de Verenigde Staten de onderzeeboten opnieuw een beslissend gevecht op de Atlantische Oceaan moesten aangaan. Hierbij hoopte hij met nieuwe wapens nieuwe successen te kunnen behalen. De belangrijkste ontwikkeling was de akoestische torpedo, die het zinken van een getorpedeerd schip aanzienlijk zou bespoedigen en daardoor torpedo's zou uitsparen. Dit zou mede een groter verlies onder de scheepsbemanning teweeg brengen, zodat de geallieerden spoedig een personeelstekort voor de handelsschepen zouden krijgen. Ook was de ontwikkeling van een nieuwe serie onderzeeboten (de "Walter"-boten), die onder water een veel grotere snelheid konden behalen, in een vergevorderd stadium gekomen.

    De Britse Admiralty verwachtte een nieuw onderzeebootoffensief in de herfst en vreesde dat zonder een snelle verbetering van de luchtdekking op grote afstand de overbelaste escortschepen aan het kortste eind zouden trekken. Vooral de "blinde vlek" (The Gap) in het midden van de Atlantische Oceaan, waar toen nog geen luchtdekking mogelijk was, was een doorn in het oog van de Britse Admiraliteit. Maar een verzoek aan het Bomber Command, om bommenwerpers uit het strategisch bombardement op Duitsland te onttrekken, ging zelfs Churchill te ver. Gelukkig bleek dat het aanbrengen van ASV (éénmeter-radarapparatuur) en Leight-schijnwerpers in de vliegtuigen van Coastal Command erg succesvol was bij het opsporen en vernietigen van onderzeeboten. Hierdoor werd het probleem van "The Gap" even op de achtergrond gedrongen.
    Als antwoord ontwikkelden de Duitsers op hun beurt weer de "Metox"-ontvanger, waardoor de onderzeeboten voor radarsignalen werden gewaarschuwd. Dit is een kleine illustratie van het belang van de wetenschap bij het ontwikkelen van nieuwe wapens in deze oorlog. Het was een niet aflatende en -bij mislukken - dodelijke competitie.

    De jacht van de Duitse onderzeeboten op de geallieerde handelsvloot in de Atlantische Oceaan ging intussen onverminderd door:
    Op 18 september werd het konvooi SC-100 (met 24 schepen en de US-escortegroep A3) gespot en van 20 tot 24 september door Wolfpack Lohs en Wolfpack Pfeil aangevallen. Vijf schepen werden tot zinken gebracht.
    Soms kwamen de Duitsers er niet aan te pas als de Britten ernstige verliezen leden. Op 2 oktober overvoer de Queen Mary (81.235 ton en ingezet als snel troepentransportschip) haar eigen escorte en zonk de kruiser Curaçao.
    Op 12 oktober ontdekte de U 258 het konvooi SC-104, bestaande uit 48 schepen en een Brits escorte. De Wolfpacks Wotan en Leopard vielen aan en wisten 8 schepen tot zinken te brengen onder verlies van de U 353.
    Het konvooi HX-212 met 45 schepen en geëscorteerd door de US-escortegroep A3 werd door de U 436 op 26 oktober ontdekt. De Wolfpack Puma viel aan en bracht tussen 27 en 29 oktober 6 schepen tot zinken.
    Zomaar een aantal voorbeelden om aan te geven dat de slag nog in alle hevigheid doorgaat.

    Op 4 november 1942 vergaderde het "Anti U-Boat Warfare Committee". Een groep mensen die door Churchill samengesteld werd uit de hoogste chefs van de strijdkrachten, de minister van Productie en de minister van Verkeer en de hoogste wetenschappelijk adviseur van Churchill zelf, professor Lindemann. Het Committee kreeg de opdracht een grondig onderzoek in te stellen naar alle aspecten van de onderzeebootbestrijding. Al vanaf de eerste vergadering bleek, dat de luchtdekking de sleutel was tot een effectieve afweer. Coastal Command beweerde dat op dat moment circa 10% van de luchtaanvallen op de Duitse U-boten succesvol was en dat een verhoging tot 20 à 30% het onderzeebootprobleem zou oplossen. Bomber Command wilde echter geen vliegtuigen afstaan. Hun motto was dat de bombardementen op de werven in Hamburg en Bremen de nieuwbouw van U-boten zou stoppen en op die manier de onderzeebootoorlog gewonnen zou worden. De Comité was echter van mening dat The Gap gesloten moest worden. De escortevliegkampschepen die besteld waren in de Verenigde Staten zouden niet eerder dan het late voorjaar van 1943 geleverd worden. Besloten werd een aantal Liberators uit te rusten met extra brandstoftanks en op deze manier (ondanks dat dit het aantal dieptebommen beperkte) de actieradius te vergroten.

    Een ander noodzakelijk aspect dat direct van invloed was op het aantal beschikbare escorteschepen in de Atlantische Oceaan voor konvooibegeleiding, was de geallieerde aanval op Frans Noord-Afrika in november 1942. Onder Operation Torch landden troepen van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië bij Casablanca, Algiers en Oran. Enorme invasievloten moesten voldoende bescherming hebben en die werd (voor een deel) onttrokken uit de bescherming van de handelsvloot: er bleven 108 vaartuigen voor de koopvaardij over.

    Tenslotte moest rekening gehouden worden met een potentieel psychologisch probleem. De hoge verliezen aan mensenlevens bij de koopvaardij zouden het moreel kunnen aantasten. Onderzoek naar reacties op spanningen en psychologische rapporten werden grondig bestudeerd. Gelukkig bleek dat de zeelieden alleen mopperden over de slechte voeding op zee. De geestkracht en moed van de koopvaardij waren opmerkelijk en werden bewonderd door de collega's van de Royal Navy.

    In de laatste zes maanden van 1942 bleven de resultaten van de U-boten op een (voor Duitsland) acceptabel peil, ook al werd een minimum van 700.000 ton per maand (noodzakelijk geacht voor de overwinning) niet gehaald:
    Juli: 96 schepen (476.000 ton), augustus: 108 schepen (544.000 ton), september 98 schepen (485.000 ton), oktober 94 schepen (619.000 ton), november 109 schepen (729.000 ton) en december 60 schepen (330.000 ton).
    Het totaal van de verliezen die door onderzeeboten waren toegebracht bedroeg nu 1160 schepen (6.266.215 ton). Als de vernietiging door mijnen en luchtaanvallen meegerekend werden was dit totaal 7.790.697 ton. Eind 1942 was het hoogtepunt van de strijd nog steeds niet gekomen.

    Door de weersomstandigheden was de strijd in de eerste maanden van 1943 vrijwel tot stilstand gekomen. De Noord-Atlantische stormen waren in deze periode bijzonder hevig. De U-bootbemanningen moesten zich aan dek vastbinden tijden de oppervlakte patrouilles om niet weggespoeld te worden. Ondanks dat er 164 U-boten operationeel waren, werd op de Noord-Atlantische route in de eerste weken van januari geen enkel konvooi verkend.
    Iets zuidelijk was dat wel het geval en een konvooi van Trinidad naar Gibraltar (TM-1), bestaande uit 9 schepen en door 3 korvetten (groep B5) geëscorteerd, wordt op 3 januari ontdekt en van 8 tot 24 januari aangevallen (oonder andere door Wolfpack Dolphin). Zeven tankers werden tot zinken gebracht.

    Op 6 januari kreeg Hitler één van zijn beroemde woedeaanvallen. Het slachtoffer was de opperbevelhebber van de Kriegsmarine, Admiraal Erich Raeder. Het meningsverschil ging om de manier waarop de Lützow en de Hipper zich hadden gedragen tijdens een aanval op een Brits konvooi. Na anderhalf uur uitgescholden te zijn, werd Raeder weggestuurd en hij diende 30 januari zijn ontslag in. Dönitz werd in zijn plaats benoemd, zodat hij de belangen van de U-bootoorlog sterker kon beïnvloeden.

    Toen het weer eindelijk verbeterde eind januari werd het konvooi HX-224 verkend en werden 3 schepen getorpedeerd. Onder de overlevenden was een Britse officier die door een U-boot krijgsgevangen werd gemaakt. Uit hem wisten ze los te krijgen dat over twee dagen een ander konvooi in aantocht was. Direct werden 20 U-boten geconcentreerd en in een linie gelegd. Het konvooi bestond uit 63 schepen geladen met oorlogsmaterieel en had een (sterk) escorte van 12 oorlogsschepen. Er ontstond een hevige strijd. Drie U-boten werden tot zinken gebracht en twee andere beschadigd, maar de U-boten brachten 13 schepen tot zinken (60.000 ton).
    Totaal werden in januari 39 schepen tot zinken gebracht (203.128 ton) en in februari 63 schepen (359.328 ton).

    Op 3 maart 1943 werd het Britse oorlogskabinet door professor Lindemann geconfronteerd met de stand van zaken op de Atlantische Oceaan. "Wij verbruiken driekwart miljoen ton meer dan wij importeren. Als dit zo doorgaat dan kunnen wij over twee maanden onze behoeften niet meer dekken". Dat gevaar gold zowel de voedselvoorziening als de oliebevoorrading.
    Het was duidelijk dat de uitputtingsslag op de Atlantische Oceaan snel zijn hoogtepunt naderde.

    De slag tussen de 38 U-boten en de escortegroepen van twee geallieerde konvooien tijdens een inhaalmanoeuvre van konvooi HX-229 (met 37 schepen geëscorteerd door groep B4) en van konvooi SC-122 (50 schepen met als escorte groep B5) in de Atlantische Oceaan is een beruchte slag geworden. De gezamenlijke konvooien vormden een massa schepen in een klein gebied, dat op de patrouillelijn lag van 3 U-boot Wolfpacks: Raubgraf (10 U-boten), Dranger (11 U-boten) en Stürmer (18 U-boten). Daarnaast deden nog 4 U-boten mee in los verband.
    Uiteindelijk werden 13 schepen uit konvooi HX-229 en 9 schepen uit konvooi SC-122 getorpedeerd en tot zinken gebracht. Onder de slachtoffers bevond zich de Nederlandse SS Zaanland.
    Vol vertrouwen zagen de Duitse onderzeebootcommandanten de volgende konvooien tegemoet. En toen het weer in de laatste dagen van maart verbeterde ontdekten ze het konvooi SC-123. Maar de schrik was groot, toen bij het escorte de gedrongen vorm van het vliegdekschip USS Bogue werd ontdekt, dat met zijn Avengers (torpedobommenwerper) en Wildcats (marinejager) de lucht verkende om onderzeeboten onder water te drukken. Mede door de luchtverdediging bleven de scheepsverliezen die maand beperkt.

    In april 1943 begint het tij te keren. Eerst haast onmerkbaar, maar steeds duidelijker. Het aantal onderzeeboten op zee was even groot als voorheen, maar het maandverslag van de Admiralty over de bestrijding was gunstig en meldde dat de strijd aan het afnemen was. Na de geslaagde landingen in Noord-Afrika kwamen meer escorteschepen vrij, waaronder een aantal escortevliegkampschepen.
    In mei verloren de Duitsers 43 onderzeeboten en op 24 mei gaf Dönitz de order alle onderzeeboten uit het Noord-Atlantische gebied terug te trekken. De slag was na 45 maanden harde strijd gewonnen.

    Definitielijst

    Bomber Command
    Onderdeel van de RAF dat zich met strategische en soms tactische bombardementen (zoals in Normandië) bezighield.
    geallieerden
    Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
    Kriegsmarine
    Duitse marine, naast de Heer en de Luftwaffe onderdeel van de Duitse Wehrmacht.
    kruiser
    Snelvarend oorlogsschip van 8000-15000 ton, geschikt voor diverse taken als verkenning, verkenningsafweer en konvooibescherming.
    torpedo
    Oorlogswapen, met van een explosieve lading voorzien sigaarvormig lichaam met een voortstuwings- en besturingsmechanisme, bestemd om na lancering via het water zijn weg te zoeken naar vijandelijke schepen en deze door een onderwaterexplosie uit te schakelen.
    U-boot
    Duitse benaming voor onderzeeboot. Duitse U(ntersee)-boten hebben tot in mei 1943 een belangrijke rol gespeeld in de oorlogvoering. Ook veel vracht- en passagiersboten werden door deze sluipmoordenaars van de zee getorpedeerd en tot zinken gebracht.
    Wolfpack
    Strategie gebruikt door Duitse duikboten waarbij een geallieerd konvooi gezamenlijk werd aangevallen.

    Zesde fase: juni 1943 - mei 1945

    Training, luchtdekking en beter materiaal maakten dat de uitslag van de Slag in de Atlantische Oceaan doorsloeg in het voordeel van de geallieerden. De Canadezen kregen in mei 1943 enkele van de "lange-afstands" Liberators om de "mid-ocean-gap" te dichten en nieuwe escortevaartuigen (River-klasse) met moderne opsporings- en vernietigingsapparatuur kwamen bij de Britten en Canadezen in dienst. Dit samen met een goed doordacht trainingsprogramma maakte dat de geallieerden het initiatief naar zich toe trokken in de Atlantische wateren.
    De strijd bleef doorgaan tot het eind van de oorlog. Soms keerde de spanning terug en trokken de Duitsers het initiatief weer naar zich toe, bijvoorbeeld rond de jaarwisseling van 1943 - 1944, toen de U-boten werden uitgerust met akoestische torpedo's en met een snuiver (of "Schnorkel").

    De "Schnorkel" was een vinding, waarbij de onderzeeboot onder water varend lucht naar binnen kon zuigen en gebruikte lucht kon afvoeren door middel van pijpen. Hierdoor kon de boot langer onder water blijven en zich middels de dieselmotoren sneller voortbewegen. Het toepassen van de snuiver op oudere boten maakte dat ze langer in de vaart konden blijven.

    Hierdoor kreeg de onderzeebootdienst weer even het voordeel.
    Een ander Duits idee dat werd getest was extra luchtafweergeschut op een aantal U-boten te plaatsen (in juni 1943) en deze boten als lokeenden in de Golf van Biskaje te gebruiken om de geallieerde vliegtuigen aan te trekken en ze vervolgens neer te schieten. De tactiek faalde en de lokeenden werden spoedig teruggeroepen.
    De Britten hadden ook meer pijlen op hun boog. Ze rustten graanschepen en tankschepen uit met een vliegdek dat voldoende ruimte bood aan een viertal Fairey Swordfish vliegtuigen. Deze MAC-schepen (Merchant Aircraft Carriers) waren met hun vliegtuigen een grote bedreiging voor de U-boten. "The Gap" in de Atlantische Oceaan was nu gesloten en ook voor de andere, meer zuidelijke routes, was een toename van afdoende escorte binnenkort te verwachten.
    Al spoedig werden door de geallieerden zogenaamde "Hunter-Killer Groups" uitgerust. Deze tactische eenheden bestonden uit een licht vliegkampschip met een aantal onderzeebootjagers en had ten doel U-boten op te sporen en ze te vernietigen. De rollen werden hiermee omgedraaid. Dat de meegevoerde vliegtuigen hierbij een belangrijke rol speelden zal duidelijk zijn.

    Natuurlijk brachten de Duitsers in de periode van 1944 en tot mei 1945 nog diverse koopvaardijschepen tot zinken, maar de doelstelling om de Britse oorlogseconomie te ontwrichten werd bij lange na niet meer gehaald. In maart 1945 had de Kriegsmarine nog 463 boten op patrouille (alle zeeën) en in vergelijking met de 27 aan het begin van de slag in 1939 was dit een enorm aantal. De verhoudingen waren echter zo dramatisch veranderd, dat het geen bedreiging meer vormde.
    Ondanks dat de diverse statistieken die ons momenteel ter beschikking staan licht van elkaar afwijken willen we toch enkele cijfers ter afsluiting meegeven:

    De verliezen aan koopvaarders gedurende de oorlog in de Atlantische Oceaan en de Britse wateren was als volgt:

     
    Noord-Atlantic
    Zuid-Atlantic
    Britse wateren
    Totaal
    Jaar
    Aant.
    BRT
    Aant.
    BRT
    Aant.
    BRT
    Aant.
    BRT.
    1939
    57
    272
    8
    49
    149
    424
    214
    745
    1940
    380
    1.844
    9
    65
    552
    1.678
    941
    3.587
    1941
    522
    2.490
    19
    136
    316
    676
    857
    3.302
    1942
    1.017
    5.519
    103
    627
    74
    140
    1.194
    6.286
    1943
    286
    1.672
    67
    397
    23
    37
    376
    2.106
    1944
    32
    177
    9
    53
    68
    275
    109
    505
    1945
    19
    116
    2
    11
    62
    232
    83
    359
    Totaal
    2.313
    12.090
    217
    1.338
    1.244
    3.462
    3.774
    16.890
                     
    In de gegevens van de Naval History zijn de totalen:
     
    2.232
    11.900
    174
    1.024
    1.431
    3.768
    3.837
    16.692

    Op zich zijn deze verschillen niet zo belangrijk. De definitie van de gebieden kon bijvoorbeeld verschillen. Wat tijdens het onderzoek als merkwaardig werd ervaren, is dat (over de gehele wereld) 99% van de uitgevaren schepen veilig de plaats van bestemming bereikte. Als we dan de enorme verliezen in ogenschouw nemen zegt dit wel iets over de gigantische hoeveelheid transporten, die tijdens de Tweede Wereldoorlog verscheept moeten zijn.
    Dan nog de volgende cijfers:
    Het tot zinken brengen van de koopvaarders komt voor 68% op rekening van de onderzeeboten, 13% werd door luchtaanvallen veroorzaakt en 6% was te wijten aan mijnen. De overige 13% komt voor rekening van andere oorzaken (raiders, oorlogsschepen, kustgeschut, enzovoort).

    Gegevens over slachtoffers van de koopvaardij zijn moeilijk te achterhalen. Ieder land hield z'n eigen cijfers bij maar (bijna) nooit geografisch ingedeeld. Aangezien de Britten het leeuwendeel van de scheepvaart over de Atlantische Oceaan leverden wil ik de Britse cijfers hier noemen, ondanks dat het "worldwide"-cijfers betreft. De Merchant Navy verloor in de oorlog 30.248 aan gesneuvelden, 4.654 personen zijn als vermist opgegeven en 4.707 zeelieden werden ernstig gewond.

    De U-boot verliezen in de Tweede Wereldoorlog waren:
      1e fase: 9/39 - 5/40 21 boten
      2e fase: 6/40 - 3/41 12 boten
      3e fase: 4/41 - 12/41 19 boten
      4e fase: 1/42 - 7/42 16 boten
      5e fase: 8/42 - 5/43 90 boten
      6e fase: 6/43 - 5/45 181 boten
        Totaal: 339 boten

    Daarnaast gingen nog eens 291 boten verloren in andere gebieden dan de Atlantische Oceaan door bombardementen op havens en door andere oorzaken (totaal gingen 630 boten van de 863 operationeel ingezette boten verloren).
    De Kriegsmarine verloor ongeveer 28.000 man aan gesneuvelden en dit is bijna 75% van de manschappen onder de wapenen bij de onderzeebootdienst.
    Dönitz had de moeilijke situatie aan het eind van de oorlog gelukkig in de hand en was in staat kort voor de capitulatie een radioboodschap naar de zich nog op zee bevindende boten te sturen:

    "Mijn onderzeebootmannen. Zes oorlogsjaren liggen achter ons. U hebt gestreden als leeuwen. Een overweldigend materieel overwicht heeft ons in het nauw gedreven. Het is niet mogelijk om vanuit de overblijvende bases onze strijd voort te zetten. Ongeslagen en zonder blaam legt u na een ongeëvenaarde heldenstrijd de wapens neer".

    Wat de huidige generaties rest is dankbaarheid te tonen aan de zeelieden (koopvaart en marine), die in de Tweede Wereldoorlog de aanvoerlijnen naar Europa openhielden, zodat nazi-Duitsland uiteindelijk verslagen kon worden en wij in vrijheid kunnen leven.

    Definitielijst

    capitulatie
    Overeenkomst tussen strijdende partijen met betrekking tot de overgave van een land of leger.
    geallieerden
    Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
    Kriegsmarine
    Duitse marine, naast de Heer en de Luftwaffe onderdeel van de Duitse Wehrmacht.
    mid
    Militaire Inlichtingen Dienst.
    nazi
    Afkorting voor een nationaal socialist.
    torpedo
    Oorlogswapen, met van een explosieve lading voorzien sigaarvormig lichaam met een voortstuwings- en besturingsmechanisme, bestemd om na lancering via het water zijn weg te zoeken naar vijandelijke schepen en deze door een onderwaterexplosie uit te schakelen.
    U-boot
    Duitse benaming voor onderzeeboot. Duitse U(ntersee)-boten hebben tot in mei 1943 een belangrijke rol gespeeld in de oorlogvoering. Ook veel vracht- en passagiersboten werden door deze sluipmoordenaars van de zee getorpedeerd en tot zinken gebracht.
    vliegkampschip
    Ook wel vliegdekschip genoemd. Een oorlogsschip van grote afmetingen met aan boord alle faciliteiten voor het starten, landen en onderhouden van vliegtuigen.

    Bronnen

    - Münching L.L. von, De Nederlandse Koopvaardijvloot in de Tweede Wereldoorlog. Den Boer uitgevers
    - John Costello & Terry Hughes, De Slag om de Atlantische Oceaan. Vertaald en bewerkt door Mr. H.R. Hoekstra De Boer Martiem
    - Mason David, Duikbootoorlog (Onderzeeboten tegen konvooien) Standaard Uitgeverij
    - Geschiedenis van de tweede wereldoorlog (deel 1), Haagse Courant
    - Goralski Robert en Mamilton Hamish, World War II Almanac 1939-1945
    - Handboek van de Tweede Wereldoorlog, Uitgeverij Het Spectrum
    - World War two at sea, Naval History (website)
    - Battle of the Atlantic, Military History on line (website)
    - The official chronology of the US Navy in World War II.

    Gerelateerde bezienswaardigheden