Eén van de grootste tekortkomingen van de Luftwaffe tijdens de Tweede Wereldoorlog was het bijna geheel ontbreken van een zware, lange-afstandsbommenwerper.
Niet lang nadat de Duitsers hun aanvallen op Engeland waren begonnen ervoeren ze het gemis aan een zware bommenwerper die Britse konvooien ver op de Atlantische Oceaan kon aanvallen. Omdat de vraag urgent was en het te lang zou duren voordat een nieuw toestel ontwikkeld kon worden, stond hen maar één weg open: het nieuwe burgerverkeersvliegtuig, de door Kurt Tank ontworpen Focke Wulf Fw 200 Condor, ombouwen tot bommenwerper. Vreemd genoeg bleek dit één van de meest succesvolle conversies uit de oorlog te worden, al was de Condor voor dit doel niet ideaal. Britse konvooien waren zeer kwetsbaar voor en onvoldoende beschermd tegen luchtaanvallen en dat was de reden voor het ongewoon grote succes van de Condor.
Ontwikkeling en prestaties
De Focke Wulf Fw 200 was oorspronkelijk ontworpen als lange-afstandsverkeersvliegtuig voor de Lufthansa. Het prototype, de Fw 200V1 met de registratie D-AERE maakte de eerste vlucht op 27 juli 1937 en werd gevlogen door Kurt Tank zelf. Dit toestel was voorzien van 4 Pratt & Whitney Hornet S1E-G motoren van 875 pk. Het werd gevolgd door de V2 "Westfalen" en de V3 "Immelmann" met 720 pk BMW 132G1 motoren. De "Immelmann"zou later Adolf Hitlers persoonlijke toestel worden.
De eerste lange-afstandsvlucht werd door Kurt Tank gemaakt op 27 juli 1938 met de "Westfalen" van Berlijn naar Cairo. Twee weken later vloog de V1, die inmiddels de naam "Brandenburg" en de registratie D-ACON had gekregen met Henke en Von Moreau als bemanning non-stop van Berlijn naar New York in 24 uur en 55 minuten. De gemiddelde snelheid bedroeg, ondanks sterke tegenwind, 264 kmh. De retourvlucht duurde 19 uur en 47 minuten met een gemiddelde van 330 kmh. De beroemdste vlucht vond plaats op 28 november 1938, weer met Menke en Von Moreau in de D-ACON van Berlijn naar Tokio in 46 uur en 18 minuten inclusief tankstops. Kort daarop ging dit toestel tijdens een noodlanding bij de Fillipijnen verloren.
Civiele en militaire versies
Uit de Fw 200V prototypen werden 4 subtypen ontwikkeld, tw. de Fw 300, een verbeterde 200 die echter niet verder kwam dan de tekentafel, de Fw 200A, Fw 200B en de Fw 200C
Fw 200A
De 200A was de eerste echte civiele versie van de Condor en verscheen in 1938; het werd voornamelijk gebruikt als demonstratievliegtuig. Van dit type werden 9 exemplaren gebouwd, er werden er 2 geëxporteerd naar Denemarken en nog eens 2 naar Brazilië. Samen met de twee eerste prototypen bracht dit de vloot Fw 200A toestellen op 11.
Het toestel had een bemanning van 5 man en kon 26 passagiers vervoeren. De voortstuwing geschiedde door 4 BMW 132G1 motoren van 720 pk.
Fw 200B
De Fw 200B was een zwaardere uitvoering van de 200A, uitgerust met nieuwe motoren en maakte de eerste vlucht in 1938. Eén toestel werd afgebouwd als militair toestel voor de Japanse Marine. Deze had grote interesse getoond in het toestel als lange-afstands maritieme verkenner. Een Fw 200B-1 werd als Fw 200V10 geheel militair uitgevoerd met extra brandstoftanks, geschutsposities in de rug. Er werden echter geen exemplaren aan Japan geleverd.
Wel was de Fw 200B het enige lange-afstandstoestel van Duitsland. Vanwege het al eerder genoemde tekort aan zulke vliegtuigen gaf het Reichsluftfahrtministerium (RLM) opdracht dit laatste prototype, de Fw 200V10, verder te ontwikkelen voor gebruik door de Luftwaffe en hieruit ontstond uiteindelijk de militaire versie, de Fw 200C. De laatste exemplaren werden daarom ook afgebouwd als militair toestel en kregen de aanduiding Fw 200C-0.
Uit de Fw 200B ontstonden nog twee subtypen. Allereerst de B-1, dat de definitieve civiele versie had moeten worden met 4 BMW 132Dc motoren van 850 pk, maar de hoge kosten en de naderende oorlog maakten een eind aan alle exportcontracten. Ze werden uitsluitend ingezet als militair transportvliegtuig en geen enkel toestel overleefde de oorlog. Tenslotte de B-2 met de iets lichtere BMW 132H motoren van 830 pk. Alleen de laatste B-2 overleefde de oorlog; de voorlaatste verongelukte op 21 april 1945 bij Berlijn. Beide typen hadden een bemanning van 5 man. Vanaf de herfst van 1938 tot aan 1940 werden 12 toestellen van de B versie gebouwd.
Toen het na de Conferentie van München duidelijk werd dat Duitsland spoedig in oorlog zou zijn met Groot-Brittannië gaf de chef van de luchtmachtstaf, generaal Hans Jeschonnek, opdracht om een lange-afstandscheepsbestrijdingseenheid te vormen, die onder bevel kwam te staan van luitenant-kolonel Edgar Petersen. Het was de bedoeling deze eenheid uit te rusten met de Heinkel He-177 Greif, maar omdat dit toestel niet op tijd klaar kon zijn, gaf het RLM Tank opdracht om verder te werken aan een productieversie van de Fw 200V10 en er werden tien voorproductie Fw 200C-0's besteld.
De eerste vier voor-productiemodellen werden als transportvliegtuig afgebouwd en kwamen, onbewapend, net op tijd klaar om in april 1940 dienst te doen bij KGrzbV 105 (Kampfgruppe zur besondere Verwendung) tijdens de invasie van Noorwegen. De resterende zes werden voorzien van bewapening en in januari en februari 1940 afgeleverd aan de Fernaufklärungsstaffel onder bevel van Petersen en operationeel ingezet tegen Britse schepen op de Noordzee. Eind februari werd de naam van de eenheid gewijzigd in 1 Staffel/KG40 en werd de eenheid na de val van Frankrijk overgeplaatst naar Bordeaux.
Technische gegevens:
Model: | Focke Wulf Fw 200C-0 | |
Taak: | Lange Afstands Verkenner | |
Bemanning: | 5 | |
Motor: | Vier BMW 132H motoren met een vermogen van 830pk elk | |
Bewapening: | Drie 7,9 mm MG 15 mitrailleurs en een maximale bommenlast van 1000kg (normaal 4 bommen van 250 kg) | |
Productie: | 10 totaal |
Technische Gegevens:
Model: | Focke Wulf Fw 200C-1 | |
Taak: | Lange Afstands Verkenner | |
Bemanning: | 5 | |
Motor: | Vier BMW 132H motoren met een vermogen van 830pk elk | |
Bewapening: | Drie 7,9 mm MG 15 mitrailleurs, een 20 mm MG FF kanon en een maximale bommenlast van 1000kg (normaal 4 bommen van 250 kg) |
Technische Gegevens:
Model: | Focke Wulf Fw 200C-2 | |
Taak: | Lange Afstands Verkenner | |
Bemanning: | 5 | |
Afmetingen: | Spanwijdte: 32,85 m Vleugeloppervlak: 119,85 m2 Lengte: 23,46 m Hoogte: 6,30 m | |
Gewicht: | Leeggewicht: 12910 kg Max. Gewicht: 22700 kg | |
Prestaties: | Max. snelheid: 425 km/u Plafond: 7400 m | |
Motor: | Vier BMW 132H motoren met een vermogen van 830pk elk | |
Bewapening: | Drie 7,9 mm MG 15 mitrailleurs, een 20 mm MG FF kanon en een maximale bommenlast van 1250kg |
Uit dit type werden 4 subtypen ontwikkeld, t.w. de C-3/U1 t/m U4.
De U1 had t.o.v. zijn voorgangers een zwaardere bewapening, kanonnen i.p.v. mitrailleurs maar de nieuwe grotere rugkoepel reduceerde de maximumsnelheid aanzienlijk. De U2 had een verbeterd richttoestel voor de bommen maar dit was zo zwaar dat de bewapening weer moest worden gereduceerd: de kanonnen werden vervangen door mitrailleurs. De U3 had in de rugkoepel nu twee mitrailleurs, de U4 had een grotere brandstofcapaciteit waardoor weliswaar het bereik, maar ook het gewicht toenam en het casco was toch al overbelast. Bovendien werd ook de bewapening gewijzigd.
Technische Gegevens:
Model: | Focke Wulf Fw 200C-3 | |
Taak: | Lange Afstands Verkenner | |
Bemanning: | 6 | |
Afmetingen: | Spanwijdte: 32,85 m Vleugeloppervlak: 119,85 m2 Lengte: 23,45 m Hoogte: 6,30 m | |
Gewicht: | Leeggewicht: 12950 kg Max. Gewicht: 24920 kg | |
Prestaties: | Max. snelheid: 360 km/u Plafond: 6000 m Bereik:4440 km | |
Motor: | Vier Bramo Fafnir 323R-2 motoren met een vermogen van 1000pk elk | |
Bewapening: | vijf 7,9 mm MG 131 mitrailleurs, een 20 mm MG 151/20 kanon en een maximale bommenlast van 5350kg |
Ten slotte waren er nog de C-4, C-6 en de C-8. De C-4 was een verbeterde versie van de C-3 welke vanaf 1942 in productie kwam en standaard werd uitgerust met de nieuwe FuG Rostock radar (later de FuG 200 Hohentwiel). De rugkoepel was ook standaard geworden. Begin 1943 werd een C-3 gewijzigd om uitgerust te kunnen worden met de Henschel Hs 293 vliegende bommen en dit werd de C-6. De bommen waren bevestigd onder de buitenste motorgondels en werden bestuurd vanuit de neus van het vliegtuig. De laatst gebouwde variant van de Condor was de C-8, speciaal gebouwd voor aanvallen op schepen met de Hs 293. Toestellen die waren uitgerust met de Hohentwiel opsporings- en bommenrichtradar kregen de aanduiding Fw 200C-8/U10
Operaties
De eerste Condor-bommenwerpers werden in de herfst van 1940 in dienst gesteld en al spoedig werd de trage zwerver met zijn kenmerkende asymmetrisch geplaatst bommenruim een gevreesd beeld voor geallieerde zeelieden. In samenwerking met de beruchte U-Boote leidden de Condors deze direct naar de konvooien. Door bommenwerpers die van boven en U-Boote die van onder het zeeoppervlak aanvielen stegen de verliezen aan geallieerde scheepsruimte alarmerend snel. De zware voorwaartse bewapening van het toestel bleek erg effectief te zijn bij aanvallen van geringe hoogte en Condors die bijna ongehinderd boven de Noord-Atlantische Oceaan rondzwierven brachten honderdduizenden tonnen aan scheepsruimte tot zinken en Winston Churchill noemde ze de "Scourge of the Atlantic" (de gesel van de Atlantic)
In een poging de verdediging van de konvooien te verbeteren werden Hawker Hurricane-jagers op katapults aan boord van koopvaarders, de zgn CAM ships, geplaatst om te worden gelanceerd wanneer de Condors verschenen. De Hurricanes behaalden hun eerste overwinning op 3 augustus 1941 toen een Condor door zo'n Hurricane van de HMS Maplin (F107) werd neergehaald.
Vanaf begin 1943 kregen de Condors steeds meer tegenstand van Amerikaanse B-24 Liberators en Consolidated PB4Y-1 Privateers en ze bleken voor zulke tegenstanders geen partij te zijn. Bovendien werd aan boord van steeds meer schepen luchtafweer geplaatst zodat de Condors van grotere hoogte moesten aanvallen waardoor ze minder effectief werden. Geleidelijk aan werden ze daarom teruggetrokken als verkenner/bommenwerper en vervangen door de veel minder succesvolle Heinkel He-177.
Vanaf medio 1944 voerden de Condors nog slechts sporadisch transportvluchten uit. Het laatste onderdeel dat werd gevormd was Transportfliegerstaffel 200 onder bevel van kapitein Heinz Bauer dat de oorspronkelijke V3 en V6 protoypen gebruikte voor het vervoer van stafofficieren. Wellicht het bekendste van deze toestellen was dat van Heinrich Himmler, een C-4/U1 die aan het einde van de oorlog werd buitgemaakt en naar het Royal Aircraft Establishment in Farnborough overgevlogen.
In totaal werden door Focke Wulf in Cottbus en bij Blohm und Voss, inclusief alle prototypen, 276 Condors gebouwd. Hiervan zijn 266 toestellen militair ingezet.
Verdere ontwikkeling
Men heeft nog getracht een verbeterd type ontwikkeld uit de Fw 200 op de markt te brengen, de Fw 300. Het prototype hiervan was gepland voor 1940, maar verder dan een tekentafelontwerp is het nooit gekomen. Het toestel zou een spanwijdte krijgen van 46,40 meter en een lengte van 31 meter. Het zou worden voortgedreven door vier Jumo 222 of vier Daimler Benz DB 603 motoren.