Door de beperkingen die Duitsland, opgelegd door het Verdrag van Versailles, had in het aantal te bouwen nieuwe marineschepen was de Kriegsmarine aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog vele malen kleiner dan die van de rivalen Groot-Brittannië en Frankrijk. Om toch enige partij te kunnen geven aan de Royal Navy en de Marine Nationale en om de Britse en Franse oorlogsschepen weg te houden bij komende Duitse operaties, kwamen de Duitsers met een sluwe tactiek. Omdat Groot-Brittannië een eilandenrijk is betekende dit dat het noodzakelijk was voedsel en grondstoffen over zee aan te voeren. Voor zowel de Fransen als de Britten gold dat zij afhankelijk waren van de zee om de economie van hun koloniale rijken in stand te houden. Als Duitse oorlogsschepen dit scheepvaartverkeer zouden hinderen, door koopvaardijschepen aan te vallen en te vernietigen, zouden de Britten en Fransen verplicht zijn grote aantallen oorlogsschepen in te zetten om de transportschepen te beschermen en de Duitse raiders op te sporen. Bovendien zouden op deze manier veel kostbare schepen en goederen voor de geallieerden verloren gaan.
Voor deze tactiek beschikte de Kriegsmarine over enkele tientallen U-boten en een aantal oppervlakteschepen. Deze oppervlakte-eenheden zouden een grote actieradius nodig hebben om lange tijd zelfstandig te kunnen opereren in een groot zeegebied. Hiervoor kwamen alleen de beide slagkruisers Gneisenau en Scharnhorst, de vestzakslagschepen Deutschland (1933), Admiral Graf Spee (1933) en Admiral Scheer (1934) en de zware kruisers Blücher en Admiral Hipper in aanmerking. Al deze schepen zijn ook daadwerkelijk ingezet als oppervlakte-raiders. Grotere schepen die later in dienst kwamen zoals de slagschepen Bismarck en Tirpitz en de zware kruiser Prinz Eugen werden eveneens ingezet om geallieerde koopvaardijschepen te vernietigen.
Volgens het Verdrag van Versailles mochten nieuw te bouwen Duitse slagschepen niet groter zijn dan 10.160 ton en geen groter kaliber kanonnen hebben dan 28cm. Het Duitse antwoord hierop waren de vestzakslagschepen van de Deutschland-klasse van 11.890 ton (de Duitsers gaven maar 10.000 ton op) en zes 28cm kanonnen. De drie Panzerschiffe, zoals ze door de Duitsers genoemd werden, waren ten tijde van hun indienststelling, tussen 1933 en 1936, beter bewapend dan een willekeurige kruiser en met hun maximale snelheid van 26 knopen, sneller dan een willekeurig slagschip in die tijd. Door de lichte bepantsering, de opstelling van de hoofdbewapening in twee drielingtorens in plaats van drie tweelingtorens en de elektrisch gelaste, in plaats van geklonken, romp werd veel gewicht bespaard. Het gebruik van dieselmotoren gaf de klasse een relatief hoge snelheid bij een flinke actieradius. Later werden de Panzerschiffe door de Duitsers geklasseerd als schwere Kreuzer maar de door een Britse journalist in de jaren 30 verzonnen naam vestzakslagschip of pocket battleship zal altijd blijven bestaan. De vestzakslagschepen zouden zeer geschikt blijken te zijn als oppervlakte-raider.
Anticiperend op de Britse en Franse oorlogsverklaring bij de inval in Polen, op 3 september 1939, zond de Duitse bevelhebber van de marine, admiraal Erich Raeder, de Deutschland en de Admiral Graf Spee (1933) al in augustus van dat jaar naar de Atlantische Oceaan. Op deze manier namen de twee Duitse schepen al posities in voordat de Britten en de Fransen effectief patrouilles konden organiseren. De Deutschland lag op 3 september reeds op de loer in Straat Denemarken en de Graf Spee was al bij de Azoren op weg naar de zuidelijke Atlantische Oceaan om hier haar piratenactiviteiten uit te oefenen. Het tankschip ms Altmark dat de oppervlakte-raiders regelmatig van olie en voorraden moest gaan voorzien werd eveneens in augustus de Atlantische Oceaan opgestuurd.
Al op 30 september maakte de Admiral Graf Spee (1933) haar eerste slachtoffer toen zij het Britse vrachtschip Clement bij Pernambuco, noordoost Brazilië, tot zinken bracht. De commandant van het vestzakslagschip, Kapitän zur See Hans Langsdorff, deed dit op een zeer eervolle wijze. Hij maakte eerst contact met het schip, gaf de bemanning de gelegenheid om van boord te gaan en bracht daarna het schip tot zinken. De koopvaardijofficieren werden gevangengenomen en de overige bemanningsleden kregen de gelegenheid met reddingsboten naar de wal te varen. Op deze wijze duurde het lang voordat de bemanningsleden alarm konden slaan en had de Graf Spee tijd in de oneindigheid van de oceaan op te gaan. Bovendien kenden alleen de gevangengenomen officieren de exacte positie waar hun schip tot zinken was gebracht. Het belangrijkste voor Langsdorff was echter dat hij geen burgerslachtoffers hoefde te maken.
De eerste helft van oktober 1939 werd een succesvolle periode voor de Graf Spee. Voor de westkust van Afrika werden van 5 tot en met 10 oktober de Britse koopvaardijschepen Newton Beech, Ashlea, en Huntsman tot zinken gebracht. Op 22 oktober was bij St. Helena het Britse transportschip Trevanion het volgende slachtoffer. Steeds plaatste de bemanning van de Graf Spee valse naamplaten op hun schip om verwarring te zaaien bij de geallieerden die sinds 5 oktober een vijftal groepen oorlogsschepen de Atlantische Oceaan lieten uitkammen. Bovendien werden van hout en canvas valse geschutstorens en schoorstenen gemaakt en op het schip geplaatst zodat het silhouet veranderde. Om nog meer verwarring bij de geallieerden te scheppen besloot Langsdorff zijn geluk te gaan beproeven in de Indische Oceaan.
De Deutschland werd op 1 november teruggeroepen naar Duitsland en had twee koopvaardijschepen tot zinken gebracht. Op 15 november kwam het vestzakslagschip aan in Kiel. De geallieerde oorlogsschepen zochten de gehele Atlantische Oceaan af naar twee vestzakslagschepen die daar niet aanwezig waren. Dezelfde dag dat de Deutschland behouden in Duitsland aankwam boekte de Admiral Graf Spee (1933) haar enige succes in de Indische Oceaan. Zij bracht op die dag de kleine Britse tanker Africa Shell, voor de kust van Mozambique bij Lourenço Marques tot zinken.
Het beperkte succes in de Indische Oceaan deed Langsdorff beslissen terug te gaan naar het zeegebied tussen de eilanden St.Helena en Ascension, in de zuid Atlantische Oceaan, waar hij betere tijden gekend had. Hier werden op 2 en 3 december de Britse vrachtschepen Doric Star en Tairoa tot zinken gebracht. Drie dagen later maakte de Graf Spee rendez-vous met de Altmark om brandstof en voorraden in te nemen terwijl het bevoorradingsschip een groot aantal gevangenen overnam. Op 7 december maakte het vestzakslagschip haar laatste slachtoffer. De kleine Streonshalh werd 900 mijl ten oosten van Rio de Janeiro tot zinken gebracht. Van de gezonken koopvaardijschepen was geen enkel bemanningslid omgekomen. De Graf Spee had inmiddels meer dan 30.000 zeemijlen afgelegd sinds haar vertrek uit Duitsland en was dringend aan onderhoud toe. Langsdorff besloot om zijn geluk te beproeven in de monding van de druk bevaren Rio de la Plata en dan terug te keren naar Duitsland.
De bemanning van de Doric Star was er op 3 december in geslaagd, per radio, hun positie door te geven voor zij door de Graf Spee tot zinken werd gebracht. De commandant van één van de groepen geallieerde oorlogsschepen die de vestzakslagschepen zochten, Commodore Harwood, besloot daarop zijn schepen samen te laten komen in de monding van de Rio de la Plata. Zijn groep, de British South-American Division, bestond uit de zware kruisers HMS Exeter en HMS Cumberland en de lichte kruisers HMS Ajax (vlaggenschip) en de Nieuw-Zeelandse kruiser HMS Achilles (de Nieuw-Zeelandse marine vormde toen nog een divisie binnen de Royal Navy en ruim tweederde van de bemanning van de HMS Achilles was van Nieuw-Zeelandse afkomst). Harwood had de HMS Cumberland voor reparaties naar de Falkland Eilanden moeten sturen en zo kwamen op de morgen van 12 december 1939 de drie overige geallieerde kruisers aan bij Rio de la Plata.
HMS Exeter was een zware kruiser van de York-klasse met een standaard waterverplaatsing van 8.250 ton en een hoofdbewapening van zes 20,3cm kanonnen. De HMS Cumberland was eveneens een zware kruiser maar dan van de County-klasse met een standaard waterverplaatsing van 10.400 ton en een hoofdbewapening van acht 20,3cm kanonnen. De HMS Achilles en de HMS Ajax waren beide lichte kruisers van de Leander-klasse en hadden een standaard waterverplaatsing van 7270 ton en de primaire batterij bestond uit acht 15cm kanonnen. Harwood moest dus zijn grootste en zwaarst bewapende kruiser missen in de eventuele strijd tegen de Duitse raider.
Commodore Harwood riep de commandanten van zijn schepen bijeen aan boord van de HMS Ajax en legde hen drie mogelijkheden voor waar het onbekende vestzakslagschip zich zou kunnen bevinden. Hij vertelde hen dat de eerste mogelijkheid was dat de raider terug zou keren naar de Indische Oceaan. Deze kans achtte hij klein omdat het schip zijns inziens aan onderhoud toe was en dat het dan alleen maar verder van huis zou gaan. De tweede mogelijkheid was dat het Duitse schip de kortst mogelijk weg naar huis zou kiezen. In dit geval zouden de overige groepen geallieerde oorlogsschepen, die naar de vestzakslagschepen zochten, het schip kunnen onderscheppen. De derde mogelijkheid was dat de Duitse raider eerst zou proberen succes te boeken bij de Rio de la Plata en dan huiswaarts zou keren. Hij ging uit van de derde optie en daarom waren de drie kruisers nu in dit gebied aanwezig.
Verder besprak de Division Commander de tactiek die met drie geallieerde kruisers zou worden toegepast als zij de Duitse oppervlakte-raider zouden ontmoeten. De tactiek was onmiddellijk aanvallen en de afstand tussen de vijand en de eigen schepen zo snel mogelijk kleiner maken om het lichtere geschut van de kruisers een meer beslissende uitwerking te laten hebben. Bij dag zou HMS Exeter van één zijde aanvallen en de beide lichte kruisers van de andere zijde zodat de vijand zich op twee doelen moest richten. Bij nacht werd dit te gevaarlijk geacht en daarom werd besloten dan als een eenheid aan te vallen. De rest van de dag werd geoefend in de te verwachten operaties tegen de zwaarbewapende vijand.
Op de morgen van 13 december om 06:09 werd rook verkend aan de horizon en HMS Exeter kreeg opdracht uit te vinden waar deze vandaan kwam. Om 06:11 seinde de zware kruiser: "Probably a pocket battleship". De Admiral Graf Spee (1933) had masttoppen verkend en in de veronderstelling dat het ging om escorteschepen van een konvooi zette het Duitse schip koers in de richting van de geallieerde kruisers. Toen op de Duitse raider HMS Exeter werd herkend, een kruiser van de York-klasse, de ene schoorsteen groter dan de andere, kon een gevecht niet meer ontlopen worden. Om 06.17 opende de Graf Spee het vuur op HMS Exeter dat om 06:20 beantwoord werd. De beide lichte geallieerde kruisers wendden al hun snelheid aan om het vestzakslagschip in de flank aan te vallen. De Slag bij Rio de la Plata was begonnen.
HMS Exeter werd al om 06:21 getroffen door meerdere 28cm granaten op het voordek en enkele minuten later openden HMS Ajax en HMS Achilles het vuur op de Duitse raider met hun 15cm kanonnen. De Admiral Graf Spee draaide om 06:26 onder dekking van een rookscherm af om aan de salvo`s van de geallieerde kruisers te ontkomen. Haar 28cm kanonnen bleven echter vuren. HMS Exeter kreeg nog meer treffers te verwerken die haar voorste geschutstorens uitschakelden en de brug troffen. Alleen commandant Captain F.S. Bell en twee anderen overleefden de voltreffer op de brug en heel even was het schip niet onder controle. Commandant Bell begaf zich snel naar het achterschip waar zich een noodkompas bevond en waar de noodstuurkamer werd bezet. Via een keten van bemanningsleden werden de koersveranderingen van de commandant doorgegeven aan het personeel in de noodstuurkamer. HMS Exeter was weer ten dele gevechtsklaar en opende het vuur met de laatst overgebleven geschutstoren terwijl de laatste torpedo`s werden gelanceerd.
De volharding van HMS Exeter gaf de lichte kruisers de tijd om hun omtrekkende beweging te voltooien en de Graf Spee in de flank aan te vallen. Zij deden dit met een dermate felheid dat het vestzakslagschip haar aandacht van HMS Exeter moest afwenden en zich moest richten op de aanstormende lichte kruisers. HMS Exeter bleef salvo`s afgeven tot binnenstromend water de stroom naar de laatste operationele geschutstoren deed uitvallen. Zij was genoodzaakt zich uit de strijd terug te trekken en zette om 07:30 koers richting de Falkland Eilanden voor noodreparaties. 61 Bemanningsleden waren omgekomen en 22 waren gewond geraakt door de zeven 28cm voltreffers en de vele near misses (indirecte treffers).
Om 07:25 werd HMS Ajax getroffen door twee 28cm granaten van de Duitse oppervlakte-raider die één geschutstoren uitschakelden en één blokkeerden. Op het vlaggenschip waren 7 doden en een aantal gewonden gevallen. Commodore Harwood en de commandant van HMS Ajax, Captain Woodhouse, wilden de strijd opgeven toen bleek dat de Graf Spee niet meer gericht kon vuren en hevig brandend in de midscheeps het strijdtoneel verliet. HMS Achilles was getroffen door een enkele 28cm granaat en scherven van near misses hadden de vuurleidingcontroletoren ("director control tower") beschadigd waarbij 4 doden vielen. De Britse commandant van de Nieuw-Zeelandse kruiser, Captain W.E. Parry, was lichtgewond geraakt. Beide beschadigde kruisers zetten de achtervolging in.
Naarmate de dag vorderde werd duidelijk dat Langsdorff koers zette naar de beschutting van een haven. De Graf Spee vuurde tijdens de achtervolging regelmatig op de twee lichte kruisers maar deze gaven niet op en volgden het Duitse schip tot zij om 00:50 op 14 december haar anker liet vallen in de haven van Montevideo, Uruguay. De lichte geallieerde kruisers begonnen meteen in de vaargeul van de Rio de la Plata, buiten de territoriale wateren van Uruguay, te patrouilleren.
De schade aan het Duitse schip viel mee. De Graf Spee had 15 treffers gekregen en die hadden de gangboorden vernield en de brug beschadigd. Er waren een paar gaten in het dek en in de scheepshuid boven de waterlijn. Het grootste gat zat bij de boeg en was ongeveer anderhalve meter in het vierkant. Er waren 37 doden en 57 gewonden gevallen in de strijd met Harwoods kruisers. Op de vroege ochtend van 14 december werden de resterende Britse gevangenen, die zich nog aan boord van de Admiral Graf Spee (1933) bevonden, vrijgelaten.
Montevideo was een neutrale haven en de regering van Uruguay was vastbesloten zich te houden aan de internationale wetten zoals die vastgelegd waren in de Conventie van Den Haag in 1907. Een artikel uit die conventie verbood een oorlogsschip van een oorlogvoerend land langer dan 24 uur in een neutrale haven te blijven. De Britse diplomaten in Montevideo, zaakgelastigde Sir Eugen Millington-Drake en de Britse marineattaché Captain Henry McCall, gingen ervan uit dat de Graf Spee zwaar beschadigd moest zijn. Anders zou Langsdorff niet de veilige beschutting van een haven opgezocht hebben, was hun beredenering. Ze pleitten bij de Uruguayaanse minister van Buitenlandse zaken, Dr. Guani, dat deze de Graf Spee zo snel mogelijk zou wegsturen, voordat de schade gerepareerd was, of anders het schip en de bemanning te interneren. Ook de Franse chargé d`affaires in Montevideo, Desmoulins, deed een dergelijk verzoek.
Langsdorff werd bijgestaan door de Duitse ambassadeur in Montevideo, Dr. Otto Langman, en de Duitse ambassadeur in Buenos Aires, Argentinië, Baron von Thermann (de hoofdstad van Argentinië ligt maar 200 kilometer verder naar het westen aan de Rio de la Plata). Langsdorff en zijn diplomatieke medestanders vroegen om een verblijfsvergunning van twee weken om de opgelopen schade aan het vestzakslagschip te herstellen. Na een beraad met het marinecommando in Berlijn kreeg Langsdorff drie opties. Een uitbraakpoging was de eerste mogelijkheid en uitwijken naar Buenos Aires een tweede. De derde was het schip zelf te vernietigen. Onder geen beding mocht het schip geïnterneerd worden. De Duitsers waren bang dat de Britsgezinde regering van Uruguay de zijde van de geallieerden zou kiezen en dan zou de Graf Spee alsnog in handen van de vijand vallen.
Na beraad met Londen en Commodore Harwood kwamen Millington-Drake en Captain McCall erachter dat de Graf Spee slechts geringe schade had opgelopen en dat de kruisers voor de haven van Montevideo er slechter aan toe waren. Als de Admiral Graf Spee (1933) nu uit zou varen zou zij waarschijnlijk niet tegengehouden kunnen worden. Daarom besloten ze over te gaan tot een andere strategie. Openlijk pleitten ze nog voor een zo snel mogelijk vertrek van het Duitse schip maar in het geheim stuurden ze het Britse koopvaardijschip Ashwort de haven uit, zich beroepende op een ander artikel van de Haagse Conventie. Dit artikel bepaalde dat het verboden was voor een oorlogsschip uit een oorlogvoerend land om een neutrale haven te verlaten binnen vierentwintig uur nadat een vijandelijk koopvaardijschip dit had gedaan.
Tegelijkertijd begon de Britse radio, BBC, een propagandaweb te spinnen. Zij maakten bekend dat er een groot aantal Britse en Franse oorlogsschepen op weg was naar Montevideo om de Graf Spee op te wachten als zij de haven moest verlaten. In werkelijkheid sloot alleen de zware Britse kruiser HMS Cumberland, die op hoge snelheid vanaf de Falkland Eilanden was aangekomen, zich bij HMS Ajax en HMS Achilles aan om 22:00 op 14 december. De slagkruiser HMS Renown (72) en het vliegdekschip HMS Ark Royal, geëscorteerd door de kruiser HMS Shropshire waren inderdaad op weg naar Uruguay vanuit het noorden. De zware kruiser HMS Dorsetshire was vertrokken vanuit Zuid-Afrika maar geen van deze Britse oorlogsschepen konden Montevideo bereiken vóór 19 december.
De Duitsers hadden diezelfde avond om 20:00 voor elkaar gekregen dat zij nog eens tweeënzeventig uur in Montevideo mochten verblijven voor herstellingswerkzaamheden. Op 15 december werden de 37 Duitse gesneuvelden van de Graf Spee begraven op het Cementerio del Norte in Montevideo. Langsdorff sprak een korte grafrede uit maar bracht daarna de Duitse nazi-propagandisten in verlegenheid door afscheid van zijn mannen te nemen met een militaire groet. Alle andere Duitse aanwezigen, zelfs de geestelijken, brachten de Hitlergroet.
Op 16 december riep Langsdorff zijn belangrijkste officieren bij zich om met hen de stand van zaken te bespreken. De drie mogelijkheden van het Oberkommando der Marine in Berlijn werden één voor één besproken. Langsdorff geloofde de BBC en verwachtte dat er een grote geallieerde vloot buiten Montevideo op het vestzakslagschip lag te wachten. Bovendien was hij zozeer aangeslagen door het verlies van 37 van zijn opvarenden dat hij niet het risico wilde nemen dat nog meer van de bemanningsleden zouden sneuvelen in een ongelijke strijd. Uitwijken naar de Argentijnse hoofdstad leek hem ook uitgesloten omdat het Duitse schip groot risico zou lopen om aan de grond te lopen in de ondiepe vaargeul. Bovendien was het zeer goed mogelijk dat de waterinlaten van het koelsysteem van de dieselmotoren verstopt zouden raken door de modder in de Rio de la Plata en dat het schip stil zou komen te liggen. Het vestzakslagschip zou dan een gemakkelijke prooi worden voor de geallieerden. Zijn officieren waren het hier mee eens. Er restte dus niets anders dan het schip zelf tot zinken te brengen. Langsdorff zou dit overleggen met Langman. Ook de Duitse ambassadeur in Montevideo zag geen andere uitweg.
Millington-Drake had inmiddels een ander Brits koopvaardijschip opdracht gegeven de haven van Montevideo te verlaten. Om 18:15 verliet de Dunster Grange de Uruguayaanse hoofdstad. De Admiral Graf Spee (1933) mocht de haven niet eerder verlaten dan 18:15 op 17 december maar moest dit doen vóór 20:00 want dan liep de verblijfsvergunning af.
Op 17 december werden de gehele dag voorbereidingen getroffen om de Admiral Graf Spee (1933) tot zinken te brengen. Eerst werden zoveel mogelijk geheime documenten vernietigd en instrumenten die niet in vijandelijke handen mochten vallen, verwijderd. Daarna werden de motoren gestart en warmgedraaid. Tenslotte stapte het grootste deel van de bemanning over op het Duitse vrachtschip Tacoma. Slechts een 42 koppen tellende kernbemanning en een vernietigingsploeg bleven aan boord. Dezen plaatsten drie springladingen die de munitiebergplaatsen moesten opblazen. Er werd rekening mee gehouden dat het vestzakslagschip niet diep kon zinken en het zou dus vernietigd moeten worden door de explosies en brand.
Langsdorff meldde aan de havenmeester van Montevideo dat hij voornemens was om om 18:15 uit te varen. Hij kreeg een loods toegewezen en liet de ankers ophalen. Precies op tijd gleed het vestzakslagschip langzaam de haven uit, gadegeslagen door tienduizenden nieuwsgierigen. Buiten de haven zette het schip koers naar open zee en de loods ging van boord. Even later veranderde de Duitse raider plotseling van koers en voer westwaarts richting Buenos Aires. Het schip werd aan de grond gezet in de modder van de Rio de la Plata en liet één anker vallen. De springladingen werden scherp gezet en de resterende bemanningsleden, onder wie Langsdorff, gingen om 20:40 aan boord van enkele sloepen en voeren naar de Tacoma die in de vaargeul lag te wachten. Langsdorff stond stram in de houding toen om 20:54 de springladingen en de munitiebergplaatsen tot ontploffing kwamen. De explosies maakten van het vestzakschip een brandend en zinkend wrak. Snel zonk het schip in het ondiepe water en brandde helemaal uit.
Alle bemanningsleden van de Graf Spee stapten nog binnen de Uruguayaanse territoriale wateren over op twee sleepboten en een trawler varende onder Argentijnse vlag. De Duitse ambassadeur in Buenos Aires, Baron von Thermann, had dit gearrangeerd in de hoop dat de Argentijnse regering de Duitse opvarenden op zou nemen als schipbreukelingen. Aangekomen in de Argentijnse hoofdstad bleek echter dat de Duitsers de status van oorlogvoerende militairen kregen en geïnterneerd zouden worden. De officieren mochten de oorlog in Buenos Aires zelf uitzitten, maar de overige bemanningsleden werden ondergebracht in kampen in het binnenland onder toezicht van lokale overheden. In de praktijk betekende dit dat zij beperkte vrijheid genoten en enkel een dagelijkse meldingsplicht kenden. Velen van hen hebben zich na de oorlog permanent in Argentinië gevestigd.
Langsdorff kreeg veel kritiek over zich heen. De plaatselijke, sensatiebeluste pers verweet hem dat hij niet met zijn schip ten onder gegaan was. Hitler reageerde furieus toen hij hoorde dat de Graf Spee door de eigen bemanning was vernietigd. Hij had liever gezien dat het schip strijdend ten onder was gegaan. De Duitse commandant nam de verwijten zeer zwaar op. Op 19 december 1939 schreef hij drie brieven. Eén aan zijn vrouw en een tweede aan zijn ouders. In de derde brief, gericht aan Baron von Thermann, nam hij alle verantwoording voor de ondergang van zijn schip op zich. Daarna pleegde hij zelfmoord door zich met zijn pistool door het hoofd te schieten. Hij werd de volgende dag gevonden op de vlag van de oude Keizerlijke Duitse Marine. Op 21 december werd Kapitän-zur-See Langsdorff met militaire eer begraven op het Duitse kerkhof van Buenos Aires. Zelfs enkele officieren van Britse koopvaardijschepen die door de Admiral Graf Spee (1933) tot zinken waren gebracht bewezen hem de laatste eer.
Langsdorff had een voorbeeld gesteld voor Duitse raiders dat met veel succes gevolgd zou worden, maar niet zo eervol als hij dat gedaan had. Na zijn succesvolle campagne was hij een strijd aangegaan die hij misschien wel had kunnen winnen. Maar hij was verrast door de strijdvaardigheid en vastberadenheid van Harwoods kruisers en uit zijn evenwicht gebracht door het verlies van 37 van zijn bemanningsleden. Hij had zichzelf in de noodlottige val van Montevideo laten lopen.
Voor de Britten was de indirecte overwinning op de Admiral Graf Spee (1933) een geweldige opsteker in de beginperiode van de oorlog waarin zij nog maar weinig hadden kunnen laten zien. Commodore Harwood werd bevorderd tot Rear Admiral en zijn strijdvaardigheid werd typerend voor de manier waarop de Royal Navy de komende slagen tegen de Duitse en Italiaanse marines uitvocht. Zij namen grotere risico`s en waren niet bang om verliezen te lijden. Hierdoor slaagden zij erin vaak sterkere tegenstanders te verslaan.
HMS Exeter onderging in Port Stanley op de Falkland Eilanden noodreparaties en vertrok enkele weken later op eigen kracht en zonder begeleiding naar Engeland. Op een koude morgen in februari 1940 kwam de zwaar beschadigde kruiser aan in Plymouth, Zuid-Engeland, waar zij opgewacht werd door de minister van marine, Winston Churchill. Tijdens een toespraak, waarbij de gehele bemanning aanwezig was, sprak de toekomstige Britse oorlogsleider zijn bewondering uit voor de rol die de zware kruiser gespeeld had in de Slag bij Rio de la Plata. HMS Exeter onderging een reparatie- en moderniseringsperiode van 13 maanden. Een jaar later, op 1 maart 1942, werd het Britse schip door Japanse kruisers tot zinken gebracht in de Javazee.
HMS Ajax werd gerepareerd in Malta en vocht tijdens de Tweede Wereldoorlog vooral in de Middellandse Zee waar zij meerdere malen schade opliep door Italiaanse en Duitse vliegtuigbommen. In Ontario, Canada, werd een nieuw stadje Ajax gedoopt na de succesvolle Slag bij Rio de la Plata en vele straten kregen de namen van bemanningsleden van Harwood`s kruisers. Het schip werd in 1949 gesloopt in Newport, Rhode Island, in de Verenigde Staten. In datzelfde jaar werd één van de scheepsbellen van HMS Ajax aan de stad Montevideo geschonken en aangeboden door Admiral Sir Henry Harwood en Sir Eugen Millington-Drake.
HMS Cumberland vertrok na de Slag bij Rio de la Plata naar Simonstown, bij Kaapstad in Zuid-Afrika. Daar werd zij gemoderniseerd en werd daarna vooral ingezet om de arctische konvooien van en naar Rusland te escorteren. In het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog was het Britse schip vooral actief in het Verre Oosten. Na de oorlog werd de zware kruiser weer gemoderniseerd en haar gehele bewapening werd vervangen. De Suezcrisis in 1956 was het laatste conflict waarbij HMS Cumberland ingezet werd, vooral als troepentransporteur naar Cyprus. In 1959 werd het schip gesloopt in Newport, Rhode Island.
HMS Achilles zou eigenlijk ook naar Malta gestuurd worden om gerepareerd te worden maar de Britse Admiraliteit ging in op een verzoek van de Nieuw-Zeelandse regering om het schip naar Auckland te sturen. De Leander-klasse kruiser werd onthaald met militaire parades in Auckland en in Wellington, de hoofdstad van Nieuw-Zeeland. Door de belangrijke rol van HMS Achilles in de Slag bij Rio de la Plata kregen de Nieuw-Zeelanders een grote affiniteit met de marine. Op 31 maart 1941 werd de Royal New Zealand Navy opgericht en werd HMS Achilles HMNZS Achilles. Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog had de Nieuw-Zeelandse marine ruim 10.000 militairen in dienst die vooral aan boord van Britse schepen geplaatst waren. De lichte kruiser bleef tot juni 1940 in Auckland waar zij de reparaties en een modernisering onderging. Daarna deed zij vooral dienst in de Pacific. Na de oorlog werd het schip teruggegeven aan de Royal Navy. In 1948 werd HMS Achilles verkocht aan India en in dienst gesteld als INS Delhi. Pas in 1978 is het schip gesloopt in Bombay, India. Eén van de geschutstorens werd geschonken aan Nieuw-Zeeland en staat nu opgesteld bij Devonport Naval Base in Auckland.