In juli 1942 werd in de moerassen ten zuidoosten van Leningrad een Sovjetleger omsingeld en tot overgave gedwongen. Onder de gevangenen bevond zich de commandant van dit leger, luitenant-generaal Andrei Vlasov, een getalenteerd en toegewijd officier die gold als een favoriet van Stalin. In krijgsgevangenschap besloot hij zich tegen de Sovjetstaat te keren en richtte hij – met Duitse steun – het ‘Russische Bevrijdingsleger’ op. De geschiedenis van Vlasov en zijn leger roept nog altijd verdeelde reacties op, met aan de ene kant van het spectrum een school die hem beschouwt als een opportunistische verrader en aan de andere kant zijn aanhangers, die hem zien als een patriottische martelaar.
Jonge jaren
Andrei Andreyevich Vlasov (in het Duits ook wel gespeld als Wlassow) werd op 1 september 1901 geboren in het dorpje Lomakino, 500 kilometer ten oosten van Moskou, in een arm boerengezin. Hij was het dertiende en jongste kind. Al op jonge leeftijd trok hij naar Nizjni Novgorod, waar hij twee jaar lang een seminarium bezocht en vervolgens korte tijd Landbouwkunde studeerde, maar beide opleidingen rondde hij niet af. Tegen de wil van zijn ouders in besloot Vlasov in de lente van 1920 om in dienst te treden van het pas opgerichte Rode Leger, naar eigen zeggen om te strijden ‘voor meer grond voor de boeren en een beter leven voor de arbeiders’. Hij volgde een korte officierscursus, waarna hij als pelotonscommandant werd ingezet in Zuid-Rusland en de Kaukasus tijdens de inmiddels uitgebroken burgeroorlog tussen het Rode Leger en het Witte Leger.
Na de burgeroorlog bleef Vlasov in dienst en maakte hij snel carrière. Gedurende het interbellum voerde hij het bevel over verschillende compagniën en bataljons en in 1930 werd Vlasov lid van de Communistische Partij. Na enkele onderwijs- en staffuncties kreeg de inmiddels tot majoor bevorderde Vlasov in augustus 1937 het bevel over een infanterieregiment. In de herfst van 1938 werd Vlasov, nu kolonel, naar China overgeplaatst om daar namens de Sovjet-Unie een van Chiang Kai-sheks militaire adviseurs te worden. Dit behoedde Vlasov voor Joseph V. Stalin’s zuiveringen, die in deze periode talloze hoge officieren troffen, maar het was ook een belangrijke vertrouwensfunctie die aangaf hoezeer Moskou fiducie had in de getalenteerde Vlasov.
In december 1939 keerde Vlasov terug uit China, werd hij benoemd tot bevelhebber van de 99e Infanteriedivisie in het westen van Oekraïne en promoveerde hij tot brigadegeneraal. De divisie was buitengewoon wanordelijk, maar Vlasov – door een superieur gekarakteriseerd als een ‘schrander en energiek leider’ – wist orde op zaken te stellen: na korte tijd verklaarde zijn meerdere dat de tactische training van Vlasovs troepen van ‘uiterst hoog niveau’ was. De volkscommissaris (minister) van Defensie, maarschalk Semyon K. Timoshenko, riep de 99e divisie zelfs uit tot de best getrainde divisie van het Rode Leger. In de herfst van 1940 blonk Vlasovs divisie uit tijdens een grote trainingsoefening die persoonlijk werd aanschouwd door maarschalk Timoshenko. In deze periode publiceerde de legerkrant Rode Ster met enige regelmaat artikelen over de successen van Vlasovs divisie. Vlasov had zich duidelijk in de kijker gespeeld bij de legertop in Moskou, die hem in korte tijd decoreerde met twee hoge ordes, wat in die dagen betrekkelijk zeldzaam was. Begin 1941 volgde opnieuw een bevordering toen Vlasov, inmiddels generaal-majoor, aangesteld werd als commandant van het 4e Gemechaniseerde Korps, een goed uitgeruste formatie die aan de Oekraïens-Poolse grens gelegerd was.
De Duitse inval
Vlasovs staat van dienst in het eerste halfjaar na de Duitse invasie was voortreffelijk. In de eerste fase van operatie Barbarossa werd Vlasovs korps bij herhaling omsingeld door eenheden van Heeresgruppe Süd, maar Vlasov wist telkens naar het oosten te ontkomen. Als commandant van het 37e Leger was hij in de zomer van 1941 verantwoordelijk voor de verdediging van Kiev, waar hij een maand lang standhield. Onder de ongunstige omstandigheden had Vlasov uitstekend gepresteerd en hij gold al gauw als een favoriet van Stalin. In november 1941 werd Vlasov bij Stalin ontboden en kreeg hij het bevel over het 20e Leger, een van de formaties die Moskou verdedigden. De maand erna voerde Vlasovs leger bij Moskou een van de belangrijkste tegenaanvallen aan. Hij werd geroemd voor het terugdringen van de Duitsers en zijn foto verscheen op de voorpagina van de staatskrant Izvestia. Korte tijd later volgde bevordering tot luitenant-generaal. Vlasovs goede reputatie in het Kremlin blijkt ook uit de memoires van Nikita S. Khrushchev; deze schreef dat Stalin overwoog om Vlasov te benoemen tot bevelhebber van het in juli 1942 geformeerde Stalingradfront, een functie die uiteindelijk naar maarschalk Timoshenko ging.
Terwijl het Rode Leger in de winter van 1941–1942 bij Moskou zijn eerste successen boekte, was de toestand verder naar het noorden erg precair. Verschillende legers, waaronder het 2e Stoottroepenleger, ondernamen hier moeizame pogingen om door de Duitse linies te breken en het belegerde Leningrad te ontzetten. Het 2e Stoottroepenleger werd opgedragen te blijven oprukken, maar bleek niet opgewassen tegen de felle Duitse tegenstand. Het leger kampte met een ernstig tekort aan artillerie, munitie en rantsoenen, het ontbeerde luchtsteun en de troepen waren slecht getraind. Bovendien wisten de meeste manschappen – veelal afkomstig uit de Russische stepperegio’s – zich geen raad met de bossige en moerassige omgeving. In een poging om orde op zaken te stellen werden de plaatsvervangend commandant, de chef-staf en de chef operaties allen vervangen. Toen de legercommandant zelf ernstig ziek raakte, werd ook voor hem een vervanger gezocht, die uiteindelijk werd gevonden in generaal Vlasov.
Toen Vlasov in maart 1942 het bevel op zich nam, verkeerde zijn leger in een penibele situatie. Het bezette een lange, smalle saillant in Duits gebied en alleen grootschalige versterkingen of terugtrekking op de oorspronkelijke frontlinie aan de rivier de Volchov zou een omsingeling kunnen afwenden. Versterkingen kwamen niet, de Duitse aanvallen op de nek van de saillant werden steeds heviger en pas op 14 mei gaf Stalin het 2e Stoottroepenleger opdracht terug te trekken. Enkele divisies wisten door een smalle corridor te ontkomen, maar op 20 mei was het leger definitief afgesneden. In juni gaf Stalin het bevel tot enkele tegenaanvallen om zo het contact met Vlasovs leger te herstellen, maar zonder succes. Op 24 juni gaf Vlasov zijn mannen opdracht in kleine groepjes uitbraakpogingen te wagen, maar 32.000 soldaten slaagden hier niet in en werden krijgsgevangen gemaakt. Alleen al in het oosten van de saillant waren tijdens de bloedige gevechten zeker 14.000 doden gevallen. Zelf had Vlasov tijdens een plotselinge artilleriebarrage op zijn hoofdkwartier de meeste van zijn stafofficieren verloren.
Krijgsgevangenschap
Vlasov zag geen mogelijkheid te ontsnappen en dwaalde lange tijd door de bossen aan de Volchov. Pas op 12 juli gaf hij zich over; waarschijnlijk heeft hij de hieraan voorafgaande tweeënhalve week gebruikt om zijn positie en zijn opties grondig te overdenken. Sinds het begin van de Duitse invasie was Vlasov vrijwel ononderbroken aan het front geweest, met alle druk van dien, maar dit korte respijt voor zijn overgave bood mogelijkheid tot reflectie. Zijn carrière in het Rode Leger was beslist voorbij; als commandant van een verslagen leger zou hij, terecht of niet, de schuld voor de nederlaag krijgen en wellicht zelfs worden geëxecuteerd. Maar doorslaggevend was Vlasovs groeiende afkeer van het Sovjetregime. In maart, terwijl hij zijn leger voor omsingeling probeerde te behoeden, had Vlasov een brief van zijn vrouw gekregen, waarin stond dat er ‘gasten waren geweest’ – de geheime politie had hun woning doorzocht, ondanks Vlasovs hoge onderscheidingen en uitstekende staat van dienst. En dan was er natuurlijk het tragische lot van zijn leger, dat naar Vlasovs mening door Stalin in de steek was gelaten. Vlasov schreef later dat zijn manschappen een zinloze dood waren gestorven en dat de bolsjewieken dus niet de belangen van het Russische volk vertegenwoordigden. "Daar in die moerassen," zo verklaarde Vlasov later, "kwam ik definitief tot de conclusie dat het mijn plicht is het Russische volk op te roepen het bolsjewistische bewind omver te werpen, te strijden voor vrede en de bloedige, onnodige oorlog te beëindigen." Met Duitse steun dacht hij hier wellicht in te kunnen slagen.
Vlasov ging niet actief op zoek naar de Duitsers, maar bood geen verzet toen hij gevonden werd door een Duitse inlichtingenofficier. Hij werd naar Generaloberst Georg Lindemann gebracht, als bevelhebber van het Duitse 18. Armee zijn voormalige tegenstander, die hem vriendelijk ontving. Geruime tijd bespraken de twee generaals de gebeurtenissen van de voorbije maanden, waarna Vlasov naar een kamp voor ‘prominente’ krijgsgevangenen werd gebracht. Hier ontmoette Vlasov een gelijkgestemde met wie hij een brief schreef aan de Duitse autoriteiten, waarin hij voorstelde om de antistalinistische sentimenten onder de Russische bevolking en de krijgsgevangenen te benutten en een Russisch volksleger op te richten.
Idealen en ideologie
Vlasovs voorstel lijkt naïef, gezien de ideologische grondslag van de Duitse invasie. Adolf Hitler had al in Mein Kampf uiteengezet dat de ‘judeo-bolsjewistische’ machthebbers in Moskou volgens hem uit waren op wereldheerschappij. Bovendien vormden de Slaven volgens de nazi-ideologie een minderwaardig ras. De Ostpolitik, het nazi-Duitse beleid ten aanzien van de Sovjet-Unie, schreef dan ook voor dat de Russen als arbeidskrachten dienden te worden geëxploiteerd ten behoeve van de Duitse belangen. Maar niet alle nazi-kopstukken konden zich vinden in dit meedogenloze beleid. Joseph Goebbels bijvoorbeeld, de Duitse propagandaminister, merkte in april 1942 in zijn dagboek op dat de Oekraïners de Duitsers aanvankelijk als bevrijder hadden binnengehaald, maar dat de wrede manier waarop ze werden behandeld hun houding ten aanzien van de Duitsers had doen veranderen. Goebbels schreef dat het verstandig zou zijn om in de bezette gebieden marionettenregeringen op te zetten om zo het vertrouwen van de plaatselijke bevolking terug te winnen. Later concludeerde hij zelfs dat het verstandiger zou zijn om oorlog te voeren tegen het bolsjewisme dan tegen het Russische volk.
Naar aanleiding van zijn brief werd Vlasov bezocht door enkele pragmatische Duitse officieren, die inzagen dat door de Duitse handelwijze in het oosten het verzet onder de Russische bevolking ernstig toenam. Met name in de propaganda-afdeling van het Oberkommando der Wehrmacht (OKW), het ministerie van Buitenlandse Zaken en de inlichtingendienst Fremde Heere Ost waren diverse personen werkzaam die de starre Ostpolitik wilden herzien. Eén van hen, ene Oberleutnant Eugen Dürksen, een propaganda-officier verbonden aan het OKW, was al enige tijd op zoek naar een antistalinistische Sovjetgeneraal die bereid was om pamfletten te ondertekenen die Sovjetsoldaten opriepen te deserteren. Hij bezocht Vlasov in de zomer van 1942 en sprak met hem over zijn houding jegens Stalin. De belangrijkste Duitse tegenstander van de Ostpolitik was echter zonder meer Hauptmann Wilfried Strik-Strikfeldt, een in Rusland geboren en opgegroeide medewerker van Fremde Heere Ost die al snel bevriend raakte met Vlasov. Strik-Strikfeldt was een van de weinige tegenstanders van de Ostpolitik die niet alleen de Duitse belangen behartigden, maar zich ook bekommerden om het lot van Rusland. Hij overtuigde Vlasov een antistalinistische bevrijdingsbeweging te gaan aanvoeren.
Populariteit van Vlasovs beweging
Ook al gaf Wilhelm Keitel, hoofd van het OKW, geen gehoor aan Vlasovs verzoeken een bevrijdingsleger op te richten, toch besloot Vlasov om zijn oppositie voort te zetten. In de zomer en herfst van 1942 verscheen Vlasovs handtekening onder pamfletten die werden afgeworpen boven de frontlinie en Sovjetsoldaten opriepen te deserteren. De acties hadden succes; grote aantal Sovjetmilitairen deserteerden vanwege hun sympathie voor Vlasovs beweging. Verder werd in november 1942 in Dabendorf, 30 kilometer ten zuiden van Berlijn, een Russisch trainingskamp opgezet. De mannen die hier werden getraind selecteerde Vlasovs staf voornamelijk onder de Osttruppen, de vrijwilligers uit de oostelijke bezette gebieden die in Duitse krijgsdienst waren. In Dabendorf werden zij onderwezen in de idealen van de bevrijdingsbeweging en de gebreken van het stalinistische systeem. Daarna zouden ze terugkeren naar hun eenheden om daar de ideeën van de bevrijdingsbeweging te verspreiden. Daarnaast werden in Dabendorf door een 40 man sterke redactie twee kranten uitgegeven: Zarya (‘Dageraad’) en Dobrovolets (‘De Vrijwilliger’), die eveneens het gedachtegoed van de beweging verspreidden.
Op het hoogtepunt van de Duitse opmars leefden bijna 70 miljoen Sovjetburgers in het door de Duitsers bezette gebied. Om te kunnen putten uit deze enorme bron van potentiële steun bracht Vlasov begin 1943 verscheidene bezoeken aan de bezette gebieden, waar hij met de bevolking sprak over zijn idealen. Alle ontberingen die de Russische bevolking in de laatste twaalf jaar had moeten doorstaan, waren volgens Vlasov het gevolg geweest van falend overheidsbeleid. Het kolchozen-systeem had het land geruïneerd, miljoenen onschuldige burgers waren vervolgd en de crème de la crème van het leger was omgebracht. De volstrekt onbekwame ‘stalinistische kliek’ had het land meegelokt in een zinloze oorlog waarin miljoenen soldatenlevens nodeloos waren opgeofferd. Wat Vlasov voorstelde was het omverwerpen van Stalins bewind en het vormen van een nieuwe, vrije Russische staat, met recht op privébezit en vrijheid van meningsuiting, pers, religie en vereniging.
Vlasovs toespraken trokken steevast een enorm publiek en bleken een daverend succes. Met zijn lengte van 1,96 meter en zijn krachtige stem was hij een indrukwekkende verschijning. Vlasov was geen natuurtalent als orator, maar sprak met passie, vastberadenheid en openhartigheid. Zijn toehoorders stelden zijn heldere, eenvoudige taalgebruik erg op prijs. Vlasov bleef hopen dat de populariteit van zijn ideeën Berlijn tot een koerswijziging kon overtuigen, maar zonder succes. "Men kan alleen maar verbijsterd zijn over het gebrek aan politiek instinct van onze centrale overheid in Berlijn," schreef Goebbels in april 1943. "Als we in het oosten een beter beleid zouden volgen of hadden gevolgd, dan waren we absoluut verder geweest." Ironisch genoeg zag ook Stalin wat voor uitwerking Vlasovs toespraken hadden; de generaal vormde in Stalins woorden "op z’n minst een groot obstakel op de weg naar de overwinning op de Duitse fascisten."
Het ontbrak Vlasov echter aan politieke tact en tijdens een redevoering in april 1943 maakte hij een onhandige opmerking. De antistalinistische Russen waren nú de gasten van de Duitsers, zo stelde hij, maar wanneer ze eenmaal aan de macht waren dan zouden de Duitsers hún eregasten zijn. Deze opmerking belandde op het bureau van SS-leider Heinrich Himmler en schoot hem in het verkeerde keelgat: dat Untermenschen de Duitsers ergens durfden uit te nodigen was te brutaal voor woorden. Het leek het einde van Vlasovs bevrijdingsbeweging. Vlasov mocht niet langer door de bezette gebieden reizen en zou alleen nog maar voor propaganda-doeleinden worden ingezet. "We zullen nooit een Russisch leger oprichten," zo zei Hitler tegen Keitel in juni 1943, "dat is een waandenkbeeld van de hoogste orde."
Het Russische Bevrijdingsleger
Wat volgde was een periode van gedwongen inactiviteit. Vlasov zag de toekomst van zijn beweging somber in en kampte bij tijd en wijle met depressies. De praktisch ingestelde Vlasov kon de onwil van het Duitse opperbevel maar niet begrijpen. Hij bleef geloven dat de nazi’s hun ideologie baseerden op logische overwegingen en antistalinistische sentimenten ooit zouden willen benutten. Bovendien was hij het Sovjetsysteem gewend, waarin het ondenkbaar was dat officieel beleid werd bekritiseerd zonder toestemming van bovenaf; als er Duitse officieren waren die kritiek uitten op de Ostpolitik dan moest dat wel betekenen dat de nazitop openstond voor een koerswijziging. Ook Strik-Strikfeldt had een gebrekking inzicht in de nazi-ideologie. Hij was er op zijn beurt van overtuigd dat Hitler wel voor rede vatbaar zou zijn als hem de ware situatie duidelijk zou worden gemaakt. "De Führer is nog altijd omringd door mensen die blind zijn," zo merkte hij eens op; dat Hitler de Ostpolitik zelf had uitgedacht en lak had aan andere inzichten kwam niet in Strik-Strikfeldt op.
Ondanks de langzame vooruitgang bleef Vlasov zijn beweging aanvoeren. Hij reisde veel en sprak met verscheidene nazi-kopstukken, zoals Baldur von Schirach en Robert Ley. In de zomer van 1944 kwam er echter hoop uit onverwachte hoek toen Himmler besloot tot een onderhoud met Vlasov. De precieze redenen voor deze toenadering van de SS zijn onduidelijk. Mogelijk dacht Himmler een nieuwe bron van SS-rekruten te kunnen aanspreken; raciale overwegingen speelden in deze fase van de oorlog geen grote rol meer en de SS had reeds de uit Russische troepen bestaande Kaminski-Brigade onder haar bevel. Volgens anderen speelde een interne machtsstrijd tussen Alfred Rosenberg's Ostministerium en de SS een rol en wilde Himmler voorkomen dat Rosenberg de Vlasov-operatie op zich zou nemen.
Hoe het ook zij, na enkele malen te zijn uitgesteld vond de ontmoeting tussen Vlasov en Himmler plaats op 16 september 1944. Vlasov had zijn energie van weleer enigszins terug en Himmler was onder de indruk van Vlasovs sterke persoonlijkheid en vastberadenheid. De SS-leider gaf toestemming voor de oprichting van het 'Comité voor de Bevrijding van de Russische Volkeren' (KONR), de publicatie van een manifest en de formering van enkele Russische divisies. Vlasov zou zowel voorzitter van het KONR als opperbevelhebber van de KONR-strijdkrachten worden. "Vlasov was aangedaan en trots," schreef Strik-Strikfeldt later. "Hij had zijn strijd gewonnen na alle moeilijkheden en vernederingen van de afgelopen twee jaar." Himmler gaf aan dat de Duitsers het KONR zouden erkennen als de ware vertegenwoordiger van het Russische volk en de organisatie zouden beschouwen als een bondgenoot. Deze laatste term was voor de Russen van grote waarde: het toonde aan dat hun leger op gelijke voet stond met de Wehrmacht. Ze waren bondgenoten en geen huurlingen.
Het manifest werd op 14 november 1944 in de Burcht van Praag – de grootste slavische stad die nog in Duitse handen was – publiek gemaakt. Namens de Duitse regering was SS-Obergruppenführer Werner Lorenz aanwezig, die opnieuw aangaf dat het Derde Rijk het KONR zou beschouwen als een bondgenoot en de organisatie in zijn inspanningen zou steunen.
Niettemin was het duidelijk dat het bevrijdingsleger te laat was opgericht; alle bezette gebieden in het oosten waren inmiddels door het Rode Leger heroverd en er kon dus niet langer gebruik worden gemaakt van de Russische burgers die Vlasov zo hartelijk hadden ontvangen. Toch bleek aan rekruten geen gebrek: na de ceremonie in Praag ging het nieuws dat er onafhankelijke Russische divisies werden opgericht als een lopend vuurtje door het Duitse rijk. Dagelijks ontving Vlasovs staf 2500 tot 3000 verzoeken van Russische arbeiders en krijgsgevangenen zich aan te mogen sluiten bij de KONR-troepen, in de volksmond bekend als het Russische Bevrijdingsleger (ROA).
De Duitse pers schonk eind 1944 veel aandacht aan Vlasov, ‘het nieuwe wonderwapen’. Hij zou, zo werd medegedeeld, het verloop van de oorlog drastisch gaan beïnvloeden. Vlasov was zich echter terdege bewust van de militaire realiteit; hij zag in dat zijn leger aan het front geen sleutelrol meer zou spelen. Maar Vlasov keek verder. "Als Duitsland nog twaalf of vijftien maanden stand kan houden," zo zei hij tegen Strik-Strikfeldt, "dan zouden we de tijd hebben om een noemenswaardige machtsfactor op te bouwen. Deze machtsfactor zou, met steun van de Wehrmacht en de kleine Europese landen, waarschijnlijk iets zijn waar zowel Amerika en Engeland als Moskou rekening mee moet houden." Vlasovs plan was om samen met onder anderen de Tsjechen, Polen en Joegoslaven – en zelfs welwillende Duitsers – een alliantie te vormen die ergens in Centraal-Europa stand zou houden tegen het Rode Leger. Daarna konden ze in gesprek gaan met de Amerikanen, die ongetwijfeld positief tegenover de bevrijdingsbeweging zouden staan en de Russen niet zouden repatriëren naar de Sovjet-Unie, waar ze een gewisse dood stond te wachten. Daarom wilde Vlasov koste wat kost voorkomen dat zijn divisies in het krijgsrumoer van de laatste oorlogsmaanden verloren zouden gaan. Vlasov geloofde bovendien dat de Amerikanen weldra de misdadigheid van het stalinistische regime in zouden zien en het Sovjet-Amerikaanse bondgenootschap direct na de Duitse capitulatie zouden verbreken.
De laatste oorlogsmaanden
Vlasov keek reikhalzend uit naar het moment dat zijn divisies gevechtsgereed zouden zijn, maar hun formering werd bemoeilijkt door bureaucratie, Duitse onverschilligheid en bovenal een gebrek aan militaire uitrusting. Daarnaast werd Vlasov actief tegengewerkt door tegenstanders van het ROA onder de Duitse legertop. Omdat Vlasov in zijn manifesten en communiqués nooit sympathie had uitgesproken voor de nazi-ideologie – Hitler, het nationaal-socialisme en de Jodenvervolging werden nooit genoemd – twijfelden de tegenstanders aan Vlasovs loyaliteit. Was het wel verstandig om zo iemand te bewapenen? Pas op 28 januari 1945 kreeg Vlasov officieel het opperbevel over twee divisies, een brigade en een bescheiden luchtmacht. Aan mankracht was echter geen tekort en het ROA zou uiteindelijk aanzwellen tot een 60.000 man sterk leger. De laatste drie oorlogsmaanden zouden worden gekenmerkt door onenigheid tussen de Duitsers en de Russen over de inzet van de ROA-eenheden.
Generaal-majoor Sergei K. Bunyachenko’s 1e Divisie, door de Duitsers aangeduid als de 600. Infanteriedivision (Russ.), was naar verhouding het best uitgerust. Ze bestond uit Osttruppen en de restanten van de eerder genoemde Kaminski-Brigade, in totaal 19.000 man. Enkele Duitse generaals waren nieuwsgierig naar de vuurdoop van de nieuwe 1e Divisie, waardoor Bunyachenko in april 1945 orders kreeg om zijn divisie over te plaatsen naar het Oderfront. Dit leidde meteen al tot een botsing. Een gepikeerde Bunyachenko gaf aan dat er was afgesproken alle ROA-eenheden bij elkaar te houden, onder centrale leiding van Vlasov, en dus niet onder bevel van het OKW. Oberführer Erhard Kroeger, Vlasovs SS-liaisonofficier, wist de Russen over te halen om gehoor te geven aan het bevel; wellicht zouden de Duitsers anders hun steun voor het KONR-project intrekken of represailles ondernemen tegen Russische arbeiders of krijgsgevangenen. Vlasov en Bunyachenko gingen uiteindelijk met tegenzin akkoord. Op 14 april kreeg de divisie de onmogelijke opdracht om een Sovjetbruggenhoofd aan de Oder te heroveren. De hevige artilleriebarrages en uitgebreide prikkeldraadversperringen bleken een te zwaar obstakel en zonder Duitse toestemming besloot Bunyachenko de aanval te beëindigen. Het Rode Leger kon elk moment haar slotoffensief lanceren en de generaal wilde voorkomen dat zijn divisie gedecimeerd zou worden. General der Infanterie Theodor Busse van het 9. Armee beval de 1e Divisie om haar posities niet te verlaten, maar Bunyachenko besloot op eigen gezag om met zijn divisie naar het zuiden te marcheren, de overige ROA-eenheden tegemoet.
In Zuid-Duitsland trok de 1e Divisie door de sector van Generalfeldmarschall Ferdinand Schörner’s Heeresgruppe Mitte. Ook Schörner beval de divisie naar het front, maar wederom negeerde Bunyachenko de Duitse orders; hij gaf aan alleen naar Vlasov te luisteren en marcheerde door naar Tsjechië. Vlasov had ondertussen meerdere gezanten, waaronder Strik-Strikfeldt, naar de snel oprukkende Amerikaanse legers gestuurd, maar had nog geen reactie ontvangen. Hierna trok Vlasov met de onvolledige 2e Divisie van generaal-majoor Grigory A. Zverev vanuit Zuid-Duitsland naar Tsjechië om het hele ROA snel bijeen te krijgen. Daarnaast onderhandelde Vlasov met de verschillende Kozakken-eenheden in Duitse dienst in een poging ook hen onder het ROA in Tsjechië te kunnen concentreren. Enkele Kozakken-formaties schaarden zich graag bij hun Russische broeders; andere konden zich niet vinden in Vlasovs politieke ideeën en besloten een eigen koers te varen. Verschillende ROA-officieren probeerden Vlasov ondertussen over te halen te vluchten zolang het nog kon. Er stond een vliegtuig klaar om hem naar Spanje te brengen, waar Francisco Franco hem politiek asiel had aangeboden. Vlasov maakte een verslagen indruk, maar weigerde. "Een leider die zijn mensen op het kritieke moment in de steek laat, kan later geen enkel nut meer dienen," verklaarde hij.
Amerikaans krijgsgevangenschap
Op 8 mei kregen de ROA-eenheden te horen dat Duitsland had gecapituleerd. De Amerikanen hadden hun opmars gestaakt in de buurt van Plzeň, negentig kilometer ten zuidwesten van Praag. Met het Rode Leger in de rug was het zaak voor de Russen om zo snel mogelijk de Amerikaanse linies te bereiken. Vlasov reed vooruit en gaf zich over aan een Amerikaanse voorpost. Na een kort onderhoud met een Amerikaanse generaal werd Vlasov ondergebracht in het nabijgelegen kasteel van Schlüsselburg (Lnáře). Hier vroeg de Amerikaanse stadscommandant, Captain Donahue, naar Vlasovs beweegredenen om de wapenen op te nemen tegen Stalin. Enigszins apathisch begon Vlasov zijn positie uit te leggen, maar Donahue bleek oprecht geïnteresseerd en in de loop van Vlasovs relaas keerde zijn passie weer terug. Donahue luisterde aandachtig, schudde Vlasov de hand en beloofde alles te zullen doen om uitlevering van het ROA aan de Sovjets te voorkomen.
Bunyachenko had zich op 11 mei nabij Schlüsselburg overgegeven aan de Amerikanen, die zijn 1e Divisie ontwapenden en Bunyachenko naar het kasteel brachten. Vlakbij waren Sovjettanks waargenomen, dus Bunyachenko wilde zijn divisie zo snel mogelijk in de Amerikaanse zone zien te krijgen. Vlasov en hij kregen echter te horen dat de Russische militairen niet door de Amerikanen zouden worden geïnterneerd. In de middag van 12 mei stapten de twee generaals in een jeep die hen naar het Amerikaanse legerhoofdkwartier zou brengen, maar onderweg werd de kolonne tot staan gebracht door troepen van het Rode Leger. Een Sovjetmajoor wilde de twee generaals arresteren, waarop Vlasov naar het hoofd van de kolonne liep en benadrukte dat hij een Amerikaanse gevangene was. De Amerikaanse bevelhebber kwam echter niet tussenbeide. Vlasov en Bunyachenko werden vervolgens door de Sovjettroepen afgevoerd naar een nabijgelegen hoofdkwartier en ten slotte overgebracht naar de beruchte Loebjanka-gevangenis in Moskou.
Repatriëring en berechting
Verschillende afgevaardigden van het ROA verzochten Amerikaanse generaals om de Russische troepen niet aan Stalin uit te leveren. Een van de gezanten sprak met Brigadier General Ralph Canine, chef-staf van het Amerikaanse XII Corps, over het lot van de 8000 man tellende ROA-luchtmacht onder generaal-majoor Viktor I. Maltsev. Canine beloofde de Russen niet aan de Sovjets over te dragen. Hij hield zich echter niet aan zijn belofte en Maltsevs mannen werden later alsnog gerepatrieerd naar de Sovjet-Unie. Strik-Strikfeldt sprak met Lieutenant General Alexander Patch van het 7th Army die sympathie koesterde voor de Russische zaak, maar ook in dit geval besloot Washington anders. De reeds ontwapende 1e Divisie werd toegang tot de Amerikaanse bezettingszone ontzegd. Toch wisten delen van de divisie naar Amerikaans gebied te ontkomen, net als de 2e Divisie, de reservebrigade, de officiersschool en de ROA-staf. Zeker 10.000 mannen van de 1e Divisie werden echter door het Rode Leger omgebracht of gedeporteerd. Veel Russen die de Amerikaanse zone hadden weten te bereiken, werden later alsnog aan de Sovjet-Unie uitgeleverd, waar ze werden geëxecuteerd of lange tijd in strafkampen doorbrachten.
Vlasov, Bunyachenko, Zverev, Maltsev en vijf andere ROA-generaals werden in 1946 achter gesloten deuren berecht. De overgebleven transcripten van de rechtszaak zijn erg subjectief geformuleerd, politiek gekleurd en dus onbetrouwbaar, maar het lijkt erop dat Vlasov heeft geprobeerd de volledige verantwoordelijkheid op zich te nemen in de hoop dat zijn naasten minder zwaar gestraft zouden worden. Het mocht echter niet baten. Alle beklaagden werden schuldig bevonden aan ‘hoogverraad, spionage en terroristische handelingen in dienst van de Duitse inlichtingendienst’. Op 2 augustus 1946 meldde Izvestia dat alle negen generaals waren opgehangen. Een ooggetuige verklaarde later dat de executies dermate gruwelijk waren dat hij de details ervan niet onder woorden kon brengen.
Juridische onduidelijkheid
Wat Vlasov en de zijnen niet wisten, was dat Stalin, Roosevelt en Churchill tijdens de conferentie van Jalta afspraken hadden gemaakt over de uitlevering van gevangenen. Een van de clausules schreef voor dat personen die op 1 september 1939 staatsburger van de Sovjet-Unie waren geweest en daarnaast in Duits uniform gevangen waren genomen, op 22 juni 1941 in het Rode Leger hadden gediend of vrijwillig hadden gecollaboreerd met de vijand, naar de Sovjet-Unie dienden te worden gerepatrieerd. Dat gedwongen repatriëring van krijgsgevangenen in strijd was met internationaal recht en de Conventie van Genève werd indertijd wel door enkele juristen opgemerkt, maar genegeerd door de Amerikaanse en Britse overheden. Vlasovs eigen argument dat zijn bevrijdingsbeweging een politieke organisatie was wier leden niet volgens militair recht hoorden te worden berecht, maar recht hadden op politiek asiel, was aan dovemansoren gericht.
De meningen over Vlasov lopen nog altijd sterk uiteen. Voor velen staat buiten kijf dat hij een overloper, collaborateur en verrader was. Anderen maken bezwaar tegen deze drie stempels. Allereerst, zo stellen zij, deserteerde Vlasov niet; hij werd in een hopeloze militaire situatie krijgsgevangen gemaakt. Verder had Vlasov niet uit ideologische overtuigingen met de Duitsers samengewerkt. Hij had nooit zijn steun uitgesproken voor de nazi-ideologie; deze werd, hoewel indirect verwoord, zelfs verworpen. Vlasov gaf verscheidene malen openlijk aan geen loyaliteit jegens nazi-Duitsland te koesteren. Na de oorlog wilde hij net zo lief met de Amerikanen coöpereren om zijn doelen te bereiken. De enige reden dat er met de Duitsers werd samengewerkt was het feit dat de Wehrmacht dezelfde vijand had, in staat was het ROA te bewapenen en in het oosten uitgestrekte gebieden bezette – de grootste bron van steun voor Vlasovs beweging. Ten slotte achten voorstanders het van belang om een nuance aan te brengen in de term ‘verraad’; de Russische bevrijdingsbeweging handelde uit antistalinistische overtuigingen en was dus trouw aan haar vaderland, alleen niet aan de regering. In dit licht bezien was Vlasov eerder een Charles de Gaulle of een Claus Schenk Graf von Stauffenberg dan een Vidkun Quisling.