Norrey-en-Bessin, 1944. Lieutenant George Gordon van de 2nd Canadian Armoured Brigade rijdt zijn Sherman-tank zo snel de bocht door dat deze kantelt. Afdrukken achterlatend op het gebouwtje op de hoek. Hij trok zichzelf terug naar Norrey-en-Bessin voor een Duitse tegenaanval vanuit Le Mesnil-Patry. De afdrukken zouden nog zichtbaar moeten zijn, alleen zijn er nergens foto's van te zien.
Norrey-en-Bessin, 2011. Mijn reisgenoot wijst op modderige tractorsporen op het asfalt. Nee, die zijn het niet, en we zoeken door. Helaas vinden we niks en lopen we terug naar de auto. Juist bij die plek waar wij naar het asfalt staarden, waren ze... Nog duidelijk zichtbaar in de oude muur...
D-Day, 6 juni 1944, het begin van operatie Overlord, de geallieerde landingen in Normandië en het begin van de bevrijding in het westen. Amerikaanse, Britse en Canadese troepen gingen op vijf verschillende landingsstranden aan land. In het midden was het de Britse 50th Infantry Division die op Gold Beach landde. Ten oosten ervan, op Juno Beach, landde de Canadese 3rd Infantry Division. Beide eenheden trokken gedurende de dagen na D-Day landinwaarts. De Britten richting Tilly-sur-Seulles en Villers-Bocage en de Canadezen richting Carpiquet en Caen. Het gat dat ontstond tussen de twee divisies werd opgevuld door de Canadese 2nd Armoured Brigade. Haar regimenten waren ook op D-Day aan land gegaan, allemaal ter ondersteuning van de Canadezen op Juno Beach.
De Canadezen van de 3rd Infantry Division hadden op 7 juni al de spoorlijn Caen-Bayeux weten te bereiken. Hierbij wisten de troepen van het Regina Rifle Regiment Norrey-en-Bessin te veroveren. Dit plaatsje diende als een soort bruggenhoofd aan de andere kant van de spoorlijn. Op de rechterflank, tegen de 50th Infantry Division aan, bevonden zich in Putot-en-Bessin de Royal Winnipeg Rifles. Dit front zou zo de komende vier dagen ongewijzigd blijven, waarbij enkel de Britten op de rechterflank verder konden oprukken.
Op 11 juni was de Britse 69th Brigade, onderdeel van de 50th Infantry Division, bijna opgerukt tot aan Tilly-sur-Seulles. Ze hadden de dorpjes Audrieu en Saint-Pierre ten noordoosten van Tilly weten te bereiken. Van hieruit kregen zij de opdracht om op die dag in zuidoostelijke richting aan te vallen, richting Brouay en Cristot. Beide plaatjes grenzen ten westen aan Le Mesnil-Patry.
Op 10 juni begon de 2nd Canadian Armoured Brigade met het plannen van een zuidelijke aanval vanuit Norrey-en-Bessin. Het doel van de aanval was het oprukken naar dezelfde lijn als de 69th Brigade op hun rechterflank. De aanval stond gepland voor 12 juni. Het zou de eerste keer worden dat de brigade een eigen plan kon uitwerken en uitvoeren. De dagen ervoor waren de eenheden van de brigade steeds ter ondersteuning van infanterie-eenheden ingezet.
De 2nd Canadian Armoured Brigade stond onder bevel van Brigadier Robert Wyman. De brigade bestond onder andere uit de 1st Hussars (6th Armoured Regiment) en The Fort Garry Horse (10th Armoured Regiment), respectievelijk onder bevel van Lieutenant Colonel Ray Colwell en Lieutenant Colonel Ronald Morton Op 10 juni, om 21:00 uur hield Wyman een conferentie met deze twee officieren. Het plan was om op 12 juni in zuidelijke richting op te rukken naar Cheux. De Fort Garry Horse zou dan de Mue-vallei schoonvegen terwijl de 1st Hussars zouden oprukken naar Cheux zelf. Colwell hield zijn eigen O-Group overleg om 04:00 uur en gaf daarin te kennen dat zijn staf 24 uur had om de voorbereidingen te treffen. Ook ter voorbereiding van deze aanval had Wyman besloten om zijn hoofdkwartier te verhuizen van Basly naar Bray. Het was tijdens deze verhuizing dat er nieuwe orders binnenkwamen.
Lieutenant General Miles Dempsey, als commandant van het Britse Second Army, hield op 10 juni zijn eigen conferentie. Daarin werd, als onderdeel van operatie Perch, besloten om de volgende dag een tangbeweging uit te voeren om Caen te veroveren. Dit resulteerde uiteindelijk in de beroemde Slag om Villers-Bocage op 13 juni. Hiervoor werd besloten om de Canadese operatie te vervroegen ter ondersteuning van de aanval van de 69th Infantry Brigade. Dempsey had namelijk vanuit zijn inlichtingen vernomen dat de Duitsers een tegenaanval aan het plannen waren en hij wilde deze aanval voor zijn. Het zou echter vijftien uur duren voordat dit ook aan de 2nd Armoured Brigade werd gemeld. Uiteindelijk kreeg Wyman dit om 07:30 uur op 11 juni te horen.
Om 08:00 uur werd de 1st Hussars verteld dat de aanval om 13:00 uur zou beginnen. Even na 10:00 uur kreeg ook de commandant van de The Queen's Own Rifles, Lieutenant Colonel J.G. Spragge, te horen dat zijn battalion een paar uur later zou aanvallen. Rond 11:00 uur hield Brigadier Wyman zijn O-Group overleg. Beide commandanten, Colwell en Spragge, protesteerden en vroegen om meer voorbereidingstijd. Wyman gaf echter aan dat dit niet mogelijk was. De aanval werd dus op zeer korte termijn op stapel gezet zonder dat er genoeg voorbereidingen (bijvoorbeeld artillerie-ondersteuning) konden plaatsvinden.
Het plan was om via Norrey-en-Bessin en Le Mesnil-Patry om Cheux heen te rijden op weg naar het uiteindelijke doel, het hoger gelegen terrein ten zuiden van Cheux, ook wel bekend als Hill 107. Hiervoor werden de 1st Hussars en de Queen's Own Rifles of Canada ingezet. De rest van de 2nd Armoured Brigade zou volgen op het moment dat het doel bereikt was.
D Company (onder Major J.N. Gordon) van de Queen's Own, zou de aanval gaan leiden en Le Mesnil-Patry veroveren. Als het dorp eenmaal veroverd was zou A Company (Major H.E. Dalton) hier doorheen trekken en de kruising een halve mijl na het dorp veroveren. B en C Company zouden vervolgens op de tanks meerijden naar het hoger gelegen terrein 5 mijl verderop (ten zuiden van Cheux).
D Company werd gekoppeld aan B Squadron van de 1st Hussars (Captain R. Harrison), gevolgd door C Squadron (Major D.A. Marks), het hoofdkwartier van de 1st Hussars en A Squadron.
Charles Martin, Company Sergeant-Major van A Company, The Queen's Own Rifles, schreef over het begin van de Slag om Le Mesnil-Patry het volgende: "De Queen's Own Rifles was gevraagd zeven mijl op te rukken tegen onbekende tegenstand. We hadden geen informatie over de vijand. Er waren geen van de gebruikelijke luchtfoto's. Er was geen mogelijkheid tot het uitsturen van patrouilles. Het sloeg nergens op, het hele idee van de actie leek erg verdacht. [...] Er was erg veel verwarring, wat geen van ons gerust stelde."
De Canadezen vertrokken vanuit Bretteville, over de spoorlijn naar Norrey-en-Bessin. Het precieze tijdstip waarop de troepen vertrokken op deze 11de juni blijft onduidelijk. Door de geallieerde mijnenvelden rond Norrey waren de tanks genoodzaakt om door het dorpje zelf te trekken. Deze mijnenvelden leverden zoveel problemen op dat 2nd Armoured Brigade om 13:20 uur het dringende verzoek deed aan 3rd Infantry Division om meer informatie over eventuele andere mijnenvelden in de omgeving.
B Squadron, 6th Armoured Regiment (1st Hussars Regiment) reed voorop met de manschappen van D Company, The Queen's Own Rifles of Canada, op de tanks. Ze waren toen al ontdekt door de 'radio surveillance' van de 12. SS-Panzer-Division "Hitlerjugend". Toen de colonne door Norrey manoeuvreerde en rechtsaf sloeg naar Le Mesnil-Patry werd zij beschoten door de Duitse artillerie en mortieren. De tanks van B Squadron waren ondertussen al door Norrey heen, dus zij hadden geen last van de artillerie. C Squadron zat er echter midden in. Colwell reed daar weer achter en reed met zijn tank in Norrey op een mijn en verloor een rupsband. Hij stapte uit om de verkeerschaos in de artillerieregen op te lossen en besloot zijn hoofdkwartiertanks en A Squadron terug te sturen naar Bretteville om van daaruit de opmars van B en C Squardron te ondersteunen.
De aanval begon om 14:30 uur. De Duitse Pioniers in de frontlijn lagen gecamoufleerd in een tarweveld. Zij hadden de instructie gekregen om bij een geallieerde aanval de tanks voorbij te laten rijden en de daarop volgende infanterie aan te vallen. Aangezien de Canadese infanteristen op de eerste tanks meereden werd direct het vuur geopend. De infanteristen sprongen van de tanks en raakten in een man-tot-man-gevecht met de Duitsers. De tanks reden ondertussen al vurend door en werden vervolgens door de Pioniers aangevallen met anti-tank geweren, Panzerfausten en magnetische mijnen.
Pionier Gassner plakte een magnetische mijn tegen één van de Shermans maar werd vervolgens gedood door het geschut van de tank. De tank zelf ontplofte kort erna. Pionier Lütgens wist met een Panzerfaust een andere Sherman uit te schakelen.
Bij gebrek aan een artillerie-ondersteuning van eigen eenheden, gaf Lieutenant Colonel Spragge, de commandant van de Queen's Own, zijn mortierpeloton opdracht zo veel mogelijk ondersteuning te geven. Lieutenant Ben Dunkleman, de pelotonscommandant koos een dik ommuurd boerenerf in Norrey uit om zijn mortieren op te zetten. Toen de aanval eenmaal begonnen was, en de Canadezen onder zwaar vuur kwamen te liggen, zag Dunkleman rookpluimpjes komen uit vier graanhopen. Hij gaf het bevel er rookgranaten op te vuren en ze vatten dan ook snel vlam. Deze vier gecamoufleerde Duitse posities werd het zwijgen opgelegd. Het nadeel was wel dat de Duitsers nu wisten waar de mortieren zich bevonden en het peloton werd al snel bestookt door Duitse artillerie en mortiervuur.
Ondertussen waren de eerste eenheden 300 yards (274 meter) naar Le Mesnil-Patry opgerukt. Al snel was de helft van de infanterie en tanks uitgeschakeld. De overlevenden van D Company wisten met moeite de overige 900 yards naar het dorp te overbruggen. De tanks van B Squadron waren namelijk door Captain Harrison opgejaagd om vaart te maken naar Le Mesnil-Patry. Toen de tanks echter het dorp naderden werden ze aangevallen door de goed gecamoufleerde Jagdpanzer IV's van SS-Panzerjägerabteilung 12. Ondanks dat wisten een aantal tanks en infanteristen het dorp binnen te gaan. Er werd zelfs om 15:15 uur aangegeven dat het dorp veiliggesteld was. Een paar minuten later meldde Captain Wildgoose echter dat er Duitse tanks naderden uit het westen. Dit waren de tanks van SS-Sturmbannführer Prinz, waar we later op terug zullen komen.
Major Gordon, commandant van D Company, was ondertussen al gewond geraakt. Eén van zijn pelotonscommandanten, Lieutenant George Bean, was eveneens al gewond geraakt (in zijn been) maar nam desondanks acht man en twee tanks mee om via de rechterflank Le Mesnil-Patry binnen te dringen. Hier wisten ze veel schade aan de Duitsers toe te brengen, ook al raakte Bean voor de tweede keer gewond, dit keer in zijn rug. Nadat de radio van de tanks was uitgevallen en Bean voor de derde keer gewond was geraakt, besloot Sergeant Scrutton om terug te trekken. Iedereen werd op de tanks gezet en ze raceten terug naar de eigen linies. Van de negen mannen waren er twee gesneuveld, één vermist en twee gewond. Bean zou voor deze actie het Military Cross krijgen.
Rond 14:00 uur was SS-Obersturmführer Hans Siegel op weg naar een uitreiking van medailles op het hoofdkwartier van II. Abteilung, 12. Panzerregiment ten zuiden van Fontenay. Siegel was de commandant van 8. Kompanie. Net buiten Fontenay kwam hij zijn commandant tegen, SS-Sturmbannführer Prinz. Hij had een verzoek van SS-Obersturmbannführer Wilhelm Mohnke, commandant van het 26. SS-Panzergrenadier-Regiment, gekregen voor ondersteuning. Prinz beval Siegel dan ook om direct rechtsomkeert te maken en poolshoogte te nemen. Terug bij zijn compagnie nam Siegel drie tanks mee en hij vertrok richting Le Mesnil Patry.
Siegel reed voorop in de eerste Panzer IV tank. De heg waar ze langs reden hield plotseling op en er verscheen een aantal Shermans op zijn linkerflank. "Vijandelijke tanks links - 9 uur - 200 - vuur!" Al snel stonden vier à vijf Shermans in brand. De laatste tank was echter op 100 meter genaderd. "Vijandelijke tank scherp links - 10 uur - 100!" Ook deze laatste tank ontplofte. De andere twee Duitse tanks konden nu pas oprukken voorbij de heg. De opmars ging door naar de 'main line of resistance' waarbij Siegel nog twee Shermans uitschakelde op 1.200 meter afstand.
Siegel's opmars ging verder, maar stuitte op zwaar anti-tank vuur van de Canadezen. Zijn drie tanks werden dan ook snel daarna uitgeschakeld. Tegelijkertijd waren de eenheden van de 1. Pionierkompanie ook begonnen aan een tegenaanval. Zij wisten alle doorgedrongen Canadezen terug te slaan of gevangen te nemen.
Nadat Prinz SS-Obersturmführer Siegel op weg had gestuurd kreeg hij verdere informatie binnen over de omvang van de Canadese aanval en besloot hij de nog niet in actie zijnde tanks van zijn II. Panzerabteilung in te zetten. Het betrof hier allemaal Pzkpfw IV's en geen Panthers. 5. Kompanie reed langs de noordkant van Le Mesnil-Patry naar het westen en 6. Kompanie door het dorp heen. Ze kwamen al snel C Squadron van de 1st Hussars tegen, die op de rechterflank opereerde ter ondersteuning van B Squadron. Het was ondertussen rond 16:15 uur.
Major Marks, de commandant van C Squadron rapporteerde dan ook aan Colwell dat hij onder vuur werd genomen door een grote hoeveelheid anti-tanks wapens. Marks dacht dat dit de Britse 69th Brigade was die in die richting een aanval op Brouay en Cristot had gepland. Na dit gecontroleerd te hebben bij Colwell en Colwell weer bij de brigade, gaf Marks het bevel voor een staakt-het-vuren en het voeren van herkenningsvlaggen. Aangezien hij dit bericht niet per radio kon doorsturen aan zijn andere tanks was Marks uit zijn tank gestapt om alle andere tanks mondeling het bevel door tegeven. Dit terwijl hij onder zwaar vuur lag en er tanks om hem heen ontploften.
Terug in zijn tank gaf hij aan Colwell door dat hij zijn positie niet kon behouden omdat er zo veel geschoten werd. Hierop gaf Colwell het bevel om terug te trekken. Vlak daarna werden de Duitse tanks en troepen zichtbaar.
Rond 16:30 uur gaf Colwell het bevel om terug te trekken. De operatie was duidelijk mislukt en hij verwachtte een sterke Duitse tegenaanval. Hij gaf dit bevel door aan de commandanten van B (Harrison) en C Squadron (Marks). Enkel Marks gaf aan het bericht ook ontvangen te hebben, van Harrison kwam geen reactie. Captain Cyril Tweedale had het bevel over een aantal tanks van The Fort Garry Horse die tijdelijk onder het bevel van Marks waren geplaatst. Tweedale en Marks bleken de enige twee overgebleven tanks van hun squadron te zijn. De rest was of uitgeschakeld of al teruggetrokken. Ze legden een rookgordijn om de aftocht te dekken. Dit was rond 17:00 uur. Tweedale kwam de gekantelde Sherman van Gordon tegen die de weg blokkeerde. Door enkele muren in Norrey plat te rijden kon hij uiteindelijk verder terugtrekken.
Luitenant George Gordon was zo snel de bocht door gereden in het dorpje dat zijn Sherman kantelde en zijn rupsbanden markeringen achterlieten op de muur van het huis. Helaas werd hierdoor wel weer een andere weg door het dorp geblokkeerd. Er om heen kon niet omdat dat vol lag met de mijnen van de Regina Rifles.
Het Duitse artillerievuur had veel gebouwen in Norrey-en-Bessin vernietigd en het dorpje lag vol met puin. Colwell was ondertussen druk bezig om de tanks van C Squadron terug te laten trekken. Zij kregen dan ook de instructie om door muren heen te rijden om aan de andere kant van het dorp te komen. Eén van de tanks reed door een muur om vervolgens in de kelder van een huis te belanden. Een andere reed dwars door de muur van het erf waar Dunkleman's mortierpeloton zich bevond, op een haar na werden de soldaten gespaard.
Wyman had ondertussen via de radio Colwell opdrachtgegeven te blijven waar hij was, zodat versterkingen naar hem gezonden konden worden. Colwell heeft dit bericht echter nooit ontvangen en bevond zich al 1.000 yards (914 meter) ten noorden van Norrey-en-Bessin. Major Frank White (Second-in-Command van de 1st Hussars) richtte vervolgens langs de spoorlijn een verdedigingslinie in met tanks van 1 Troop, A Squadron en wat er nog over was van C Squadron.
Een aantal soldaten van de 1st Hussars dacht dat ze in een grootschalige Duitse aanval van een complete pantserdivisie waren beland. Dit werd ook nog eens onderschreven door Lieutenant General Guy Simonds, commandant van het 2nd Canadian Corps. Hij zei namelijk de volgende dag: "Ondanks dat de veldslag zinloos leek, het zorgde er wel voor dat een pantserdivisie zijn aanval niet kon doorvoeren." Deze zalvende woorden berusten helaas niet helemaal op waarheid: er was geen Duitse aanval meer gepland voor die dag. Dempsey had weliswaar doorgekregen dat er een aanval gepland stond, maar deze was door Generalfeldmarschall Erwin Rommel, commandant van Heeresgruppe B, al weer uitgesteld.
De 1st Hussars verloren tijdens de slag 34 Shermans en 3 Fireflies, er waren 80 verliezen te betreuren aan doden, gewonden en vermisten. De Queen's Own Rifles verloren 96 man van de 105 die die dag in actie gingen.
De Duitsers verloren ongeveer evenveel man (189) maar aanzienlijk minder tanks. Een aantal bronnen, waaronder het dagboek van de 1st Hussars, geeft aan dat er 14 Duitse tanks verloren gingen. 12. SS Division bevestigde enkel dat de drie tanks van Siegel werden vernietigd. Van deze drie tanks kon er één later weer worden gerepareerd. De verliezen in manschappen waren als volgt verdeeld: 26. SS-Panzergrenadier-Regiment verloor 51 man aan doden, gewonden en vermisten. Het Pionierbataillon verloor 83 man. II. Panzerabteilung verloor 13 man.
De volgende dag ging de Britse opmars richting Villers-Bocage verder, wat resulteerde in de beroemde slag om Villers-Bocage op 13 juni. De Canadezen gingen voornamelijk over in het defensief. Ze zouden pas weer tijdens operatie Windsor en operatie Charnwood, begin juli, actief worden. Deze operaties waren respectievelijk gericht tegen Carpiquet en Caen.
Le Mesnil-Patry zou uiteindelijk in de nacht van 16 op 17 juni worden bezet. Er was geen tegenstand meer van de vijand, omdat de Britten op de rechterflank al verder waren opgerukt.
Zeven krijgsgevangen werden op 17 juni naar het hoofdkwartier van de 12. SS Pionierbataillon in Mouen gebracht. Na een aantal uur verhoor werden ze naar de rand van het dorp gebracht en geëxecuteerd. Zes van deze soldaten waren van de Queen's Own en één van de 1st Hussars, ze waren op de 11de juni bij Le Mesnil-Patry als vermist opgegeven.