Titel: | De jacht op het kwaad |
Schrijver: | Guy Walters |
Uitgever: | Spectrum Manteau |
Uitgebracht: | april 2010 |
Pagina's: | 463 |
ISBN: | 9789071206955 |
Omschrijving: |
Op 17 oktober 2007 bezocht de Britse schrijver en journalist Guy Walters in Wenen de toenmalige nummer zeven op de lijst van meest gezochte nazi-oorlogsmisdadigers van het Simon Wiesenthal Center. Deze op dat moment 85-jarige Erna Wallisch had als SS-bewaakster gewerkt in de concentratiekampen Ravensbrück en Majdanek. Kampoverlevenden beschrijven haar als een sadiste die vrouwen en kinderen sloeg terwijl ze naar de gaskamers gedreven werden. Ondanks de aantijgingen zagen de Oostenrijkse autoriteiten af van vervolging, omdat de misdaden verjaard zouden zijn. Aangezien haar naam gewoon te vinden was in een online-telefoonboek kostte het Walters geen moeite haar op te sporen. Met de deur half open ving hij een glimp op van de broze oude vrouw in haar ochtendjas, niet bepaald de angstaanjagende bewaakster die ze eens was. Ze deed de deur gauw weer dicht toen de Brit haar vertelde waarvoor hij kwam. Haar buren vertelden hem dat "het allemaal al zo lang geleden is en mensen gewoon moeten leren vergeven". Vier maanden later overleed Wallisch, nadat er kort daarvoor door Polen een uitleveringsverzoek voor haar ingediend was. Het geval van Erna Wallisch staat niet op zichzelf: duizenden andere nazi-oorlogsmisdadigers leefden lange tijd in vrijheid of hoefden nooit voor een rechtbank verantwoording af te leggen voor hun misdaden. In "De jacht op het kwaad" beschrijft Guy Walters de naoorlogse zoektocht naar de meest gezochte nazi’s. Over die zoektocht is hij zeer kritisch en op goed onderbouwde wijze geeft hij diverse voorbeelden van wat er allemaal mis ging. De in de laatste weken van de oorlog door verschillende geallieerde landen geformeerde teams voor de opsporing van oorlogsmisdadigers waren slecht georganiseerd, onderbemand en bestonden uit ongekwalificeerd personeel. Het werk oversteeg de capaciteit van de teams, zeker als je in aanmerking neemt hoeveel tijd dergelijk onderzoek in beslag nam. Walters noemt als voorbeeld een Britse kapitein die de opdracht kreeg Gustav Simons, de ex-Gauleiter van de Gau Moezelland en de voormalige leider van het burgerlijk gezag in bezet Luxemburg, te arresteren. Door Walters is berekend dat de kapitein circa vierduizend kilometer over slechte wegen door Duitsland aflegde en dat de zaak hem drie weken kostte. De inspanningen waren zinloos; kort voordat Simons uitgeleverd werd, hing hij zichzelf op. Het soms bedroevende amateurisme wordt door Walters onder andere geïllustreerd aan de hand van een Canadese onderzoekseenheid die, na dringende verzoeken, ongeveer twee weken moest wachten op de toezending van een Duits-Engels woordenboek. Dat deze gebreken funest waren voor de opsporing van verdachten is evident. Misdadigers als Adolf Eichmann en Josef Mengele, die beiden kortstondig in geallieerde handen waren geweest maar niet herkend werden, profiteerden ervan. Als oorzaak voor het ontbreken van meer daadkracht bij de zoektocht naar nazi-oorlogsmisdadigers noemt Walters de afwezigheid van politieke wil. Eind jaren veertig en in de jaren vijftig lag de prioriteit bij de bestrijding van de nieuwe vijand in de vorm van het communisme. De prioriteiten verschoven dusdanig dat de westerse geallieerden, die hadden beloofd de oorlogsmisdadigers "tot in alle uithoeken van de wereld" te vervolgen, destijds nazimisdadigers rekruteerden om hen in te zetten bij de strijd tegen het communisme. Walters gaat uitvoerig in op de naoorlogse carrière van de in 1947 door Frankrijk bij verstek ter dood veroordeelde Gestapo-officier Klaus Barbie, die vanaf 1947 werkte voor het U.S. Army Counter Intelligence Corps. In 1951 vluchtte "de Slager van Lyon", zoals zijn bijnaam veelzeggend luidde, met hulp van de Amerikanen naar Zuid-Amerika, waar hij uiteindelijk zijn tijdens de oorlog opgedane kennis van marteltechnieken zou toepassen in dienst van de Argentijnse president Juan Perón. Barbie bereikte Zuid-Amerika via de "rattenlijn" van de Kroatische katholieke priester Krunoslav Draganović. Deze illustere figuur, tijdens de oorlog lid van de pro-nazistische Ustašabeweging, is ook een belangrijke persoon in Walters’ boek. Ook andere katholieke geestelijken die hielpen bij de vlucht van gezochte nazi’s worden besproken. De bekendste is de Oostenrijkse bisschop Alois Hudal, betrokken bij de ontsnapping van onder meer Franz Stangl (de kampcommandant van Treblinka) en Eichmann. Walters geeft meerdere redenen waarom deze katholieke geestelijken hulp boden aan voortvluchtige nazi’s. Eén daarvan is dat ze hen als medestanders beschouwden in hun afkeer van het "goddeloze" communisme: de vijand van mijn vijand is mijn vriend. Een persoon die het in dit boek erg moet ontgelden is Simon Wiesenthal. Volgens de schrijver is de reputatie van de nazi-jager "op zand gebouwd" en was hij "een leugenaar en nog een slechte ook". Dat zijn harde beschuldigingen die echter goed beargumenteerd worden. Zo geeft Walters meerdere voorbeelden van inconsistenties in Wiesenthals drie belangrijkste biografieën, zowel onderling als met het archiefmateriaal. Hij toont aan dat de opsporing van Eichmann onterecht aan Wiesenthal toegeschreven wordt en dat het aantal van 1.100 door hem opgespoorde nazi’s nergens op gebaseerd is. Bijzonder kwalijk vindt hij de valse beschuldiging die Wiesenthal deed tegen Frank Walus. Volgens Wiesenthal had de van oorsprong Poolse Amerikaan in de oorlog als hulpje van de Gestapo Joden vermoord. Zijn bewijs was "flinterdun" en Walus werd in 1980 vrijgesproken, maar hij was als mens ernstig beschadigd door Wiesenthals onvoorzichtige beschuldigingen. Een ander overtuigend argument dat Walters aandraagt tegen Wiesenthal heeft betrekking op de zoektocht naar Josef Mengele. Terwijl de beruchte nazi-dokter in 1979 overleden was (wat in 1985 bevestigd werd), bleef Wiesenthal volhouden dat hij hem op het spoor was. In 1982 beweerde hij bijvoorbeeld dat Mengele heen en weer trok tussen Bolivia, Paraguay en Uruguay en dat hij hem dichter op de hielen zat dan ooit. Het zijn slechts enkele voorbeelden die Walters aandraagt en waarmee hij grote gaten schiet in de reputatie van de nazi-jager. Overigens heeft de schrijver ook oog voor de positieve kanten van Wiesenthals activiteiten. Hij erkent dat hij medeverantwoordelijk was voor de opsporing van enkele nazi’s, waaronder de SS’er Erich Rajakowitsch, en noemt het een grote verdienste dat hij eraan bijdroeg "dat de Holocaust niet vergeten is en de verschrikkingen ervan uitgebreid op papier zijn gesteld". Een dergelijke nuancering is tekenend voor dit boek. Weliswaar valt tussen de regels door duidelijk te lezen dat de schrijver het kwalijk vindt dat zoveel nazimisdadigers hebben weten te ontsnappen aan vervolging, maar tegelijkertijd erkent hij dat dit, gezien de situatie toen, tot op zekere hoogte begrijpelijk is. Gedurende de Koude Oorlog waren er andere prioriteiten. Wat jammer is, is dat hij naar verhouding weinig ingaat op de opleving van de jacht naar nazimisdadigers gedurende de afgelopen jaren. Weliswaar noemt hij Wallisch, Aribert Heim en Erich Priebke, maar anderen, zoals Ivan Demjanjuk en Alois Brunner, blijven (grotendeels) onbeschreven. De nadruk ligt veel meer op de meest beruchte nazi’s: Barbie, Bormann, Eichmann, Mengele en Stangl. Er is al zoveel over hen geschreven dat het enigszins teleurstellend is dat Walters nog eens zoveel aandacht aan hen besteed. Aan de andere kant is het goed dat de mythes rond hun verdwijning opnieuw en met duidelijke argumentatie ontrafeld worden in een boek dat bedoeld is voor een groot publiek. Walters slaagt er namelijk heel goed in om fabels door te prikken, bijvoorbeeld ook over de machtige geheime naziorganisatie Odessa die nooit bestaan heeft in de vorm zoals jarenlang gedacht werd (ook door Wiesenthal). Iets minder goed slaagt hij in het duidelijk overbrengen van zijn verhaal; de grote hoeveelheid namen is soms verwarrend, wat versterkt wordt door het feit dat de verhalen van de hoofdpersonen over de verschillende hoofdstukken versnipperd zijn. Het doet soms wat rommelig aan. Desondanks biedt "De jacht op het kwaad" een nuchtere en goed onderbouwde beschrijving van zowel de positieve als negatieve kanten van de naoorlogse jacht op nazioorlogsmisdadigers. |
Beoordeling: | (Zeer Goed) |