Ivan Demjanjuk werd op 3 april 1920 geboren in het Oekraïense dorpje Dubovi Makharintsi. Dat ligt in het rayon Kozjatyn van de regio Vinnytsja. Nog laat in 1918 was in Kozjatyn heftig gevochten tussen de Oekraïense opstandelingen en het Duitse leger. In februari 1919 leverde het “Sitsj-Schuttercorps” er slag met het Rode Leger en in de zomer van datzelfde jaar vocht het Oekraïens-Galicische leger tegen de Sovjets bij de opmars richting Kiev. De regio Vinnytsja was tot 1793 Pools territorium geweest en werd toen door het Russische rijk geannexeerd. Erg veel liefde voor Moskou was er echter nooit. Pas na de Tweede Wereldoorlog is het proces van sovjetisering in het gebied echt afgedwongen.
De eerste ingrijpende gebeurtenis in het leven van Demjanjuk moet de grote hongersnood in de Oekraïne in de jaren 1932-1933 zijn geweest. De schattingen over het aantal slachtoffers lopen onder gezaghebbende Westerse historici uiteen van 3,5 miljoen tot 7 miljoen doden. De oorzaak was een complex aan factoren: een aantal jaren van slechte oogsten, politieke blunders door geen voorraden aan te leggen, de onmogelijkheid nog langer graanaankopen in de Verenigde Staten te kunnen doen, een sterke bevolkingsgroei, veel voedsel dat naar de kwalitatief verbeterde veestapel ging en een overschatting door Stalin van het mogelijke niveau van de graanproductie. In de Oekraïense beleving wordt echter exclusief het regime van Stalin verantwoordelijk gesteld voor de massale hongerdood. Demjanjuk zou hierover tijdens zijn proces in Israel verklaren: “De mensen lagen dood in de straten en in de huizen. De honger was verschrikkelijk, mensen aten ratten en muizen en de familie Demjanjuk at uit pure armoede hun poes op.” Kort daarna kwam de tweede ingrijpende gebeurtenis in het leven van Demjanjuk, de Grote Terreur die in de jaren 1937-1938 over de Sovjet-Unie raasde. Ook in de stad Vinnytsja, een stad met bijna 100.000 inwoners, werden duizenden bewoners geëxecuteerd. In de eerste oorlogsjaren groeven de Duitsers de geraamten van de geëxecuteerden op om er propaganda mee te bedrijven tegen de communisten. Propaganda die in de Oekraïne in goede aarde viel. In totaal werden er zesenzestig massagraven geopend, met 9.270 mannen en 169 vrouwen. Demjanjuk moet als achttienjarige van deze executies op de hoogte zijn geweest en de angst die er van uitging op de bevolking hebben gevoeld.
Demjanjuk werkte in Dubovi Makharintsi in de kolchoz, was blijkbaar handig met machines en werd er al op jonge leeftijd de chauffeur van de enige tractor die het gemeenschappelijke landbouwbedrijf rijk was. Wat betekende dat de stevige en lange jongeman (1.75 meter) binnen de kolchoz een vooraanstaande positie had.
De Oekraïne maakte sinds 1922 deel uit van de Sovjet-Unie. De bevolking voelde de Sovjet-machthebbers als een bezettingsmacht. Toen in 1940 de Sovjet-autoriteiten jonge mannen gingen oproepen voor dienst in het Rode Leger werd daar in de Oekraïne niet bepaald enthousiast op gereageerd. Weigeren van militaire dienst was echter geen optie, het werd streng bestraft, meestal door middel van executie. Ook Demjanjuk gaf uit angst voor vervolging gehoor aan de oproep voor militaire dienst. Toen de Duitse legers op 22 juni 1941 de Sovjet-Unie binnenvielen konden ze aanvankelijk het Rode Leger verpletterende nederlagen toebrengen. De Duitsers konden met tevredenheid constateren dat hun troepen in de Oekraïne en de Baltische staten als bevrijders verwelkomd werden. Meer dan drie miljoen Sovjet-soldaten werden krijgsgevangen gemaakt. Reichsführer-SS Heinrich Himmler concludeerde dat het Duitse Rijk dit aantal Russen, in de Duitse ideologie toch al een inferieur volk, nooit jarenlang zou kunnen herbergen en kondigde af dat een deel van hen als slaaf kon worden ingezet en dat de rest zo snel mogelijk diende te sterven. Ivan Demjanjuk was een van die krijgsgevangenen. Hij was eerder gewond geraakt door een granaatscherf bij gevechten tegen de Duitsers in de buurt van de rivier de Dnjepr. De oorlogswond aan zijn rug zou later in zijn Duitse Dienstausweis vermeld worden. Na maandenlang in verschillende ziekenhuizen te hebben gelegen, keerde hij terug naar zijn Sovjet-bataljon bij Kersh op de Krim. Tijdens de slag om Kersh in mei 1942 was hij een van de vele tienduizenden die krijgsgevangen werden gemaakt en opgesloten in een gevangenenkamp nabij het plaatsje Rivne in de buurt van Chelm. Het zou geen onlogische gedachte van al die duizenden zijn geweest dat het Sovjet-regime een vernietigende slag was toegebracht, dat het bewind van de communisten definitief tot het verleden hoorde en dat er nieuwe heersers waren. Dit was de derde ingrijpende gebeurtenis in het leven van Ivan Demjanjuk; de “Traktorist” moet zich ongetwijfeld hebben afgevraagd of hij ooit nog kon terugkeren naar zijn geboortedorp en wat er van hem moest worden.
De Sovjetkrijgsgevangenen werden uitermate slecht behandeld. In een teruggevonden briefje van Himmler aan de kampcommandanten liet hij weten er van uit te gaan dat de helft van de gevangenen binnen drie maanden zou zijn overleden. De kampcommandanten deden meer dan dat: binnen een maand was twee-derde van de gevangenen gestorven door executies, ziekte en honger. Uithongering was de meest gebruikte methode, “omdat ze de kogel nog niet waard waren.” Onder de gevangenen bij Rivne zou kannibalisme zijn voorgekomen, zij het vóór de tijd dat Demjanjuk er verbleef. Ook zonder kannibalisme zal hij meer dan genoeg ellende hebben gezien.
Onder de sterken die overbleven werden door de SS toekomstige kampbewakers en kampbeulen gerekruteerd. Aan kandidaten was geen gebrek, want het was voor de uitgehongerde soldaten de enige manier om te ontsnappen aan de hongerdood. Door de nazi's werd vooral geworven onder de Oekraïeners: ze haatten de Russen, zagen de Duitsers als bevrijders én ze waren extreem antisemitisch. Hoe het rekruteren in zijn werk ging en waarom juist Demjanjuk werd gerekruteerd is niet bekend. De SS-officieren spraken over het algemeen geen Oekraïens en het staat vast dat de ongeletterde Demjanjuk in die tijd zeker geen woord Duits sprak. Hoogstwaarschijnlijk is Demjanjuk via een tolk vooral gevraagd naar zijn anticommunistische sympathieën, misschien ook naar zijn antisemitische denkbeelden. Bepaalde criteria moeten zeker zijn aangehouden, want belangstellenden die via dienstverlening aan het Derde Rijk hun leven probeerden te redden, waren er meer dan genoeg. Behalve op anticommunisme en antisemitisme zal ook zijn gelet op lichaamsbouw, gezondheid en hardheid. Bij dat laatste had men goed vergelijkingsmateriaal, want in de krijgsgevangenkampen werden vooral Oekraïners ingezet om de Sovjet-gevangenen te bewaken. Het is logisch te veronderstellen dat Demjanjuk zo’n Oekraïense bewaker was. Er zullen hem echter bij de rekrutering zeker geen details bekend zijn gemaakt over het werk dat hem te wachten stond, het programma van de Endlösung der Judenfrage moest absoluut geheim blijven. Wel zal door de rekruteringsofficier duidelijk zijn gemaakt dat de rekruten formeel vrijwillig toetraden tot de Waffen-SS en dat ze dus opnieuw soldaat zouden worden met ditmaal het Rode Leger als tegenstander.
Na zijn rekrutering werd Demjanjuk als Hilfswillige (Hiwi) naar het opleidingskamp Trawniki gestuurd, genoemd naar het gehucht in de omgeving van Sobibor waar dit kamp lag. Hij kwam er omstreeks 19 juli 1942 aan en doorliep de standaardprocedure: invullen van biografische gegevens, laten maken van een pasfoto, afgeven van vingerafdrukken, korte medische keuring, ondertekenen van Dienstverpflichtung en het afgeven van verklaringen dat men geen Joodse voorouders had, niet lid was geweest van de communistische partij of Komsomol (de jongerenorganisatie van de partij) en dat men zich voor de rest van de oorlog aan alle dienstvoorschriften zou onderwerpen. In de administratie van Trawniki kreeg Demjanjuk nummer 1393. De echtheid van zijn Dienstausweis zou later bij zijn proces in München een belangrijke rol spelen.
Een Hiwi was geen lid van de SS maar een "vrijwilliger" die voor de SS werkte. Formeel hadden de Hiwi's de rang van "Wachmann", de laagste rang die er binnen de Trawniki-hiërarchie bestond. Demjanjuk en zijn collega's werden gezien als ondergeschikten en onbeduidende collaborateurs. Zo werden ze ook behandeld. De medewerking van de Trawniki-bewakers was echter van essentieel belang om het grootschalige moordproces in de kampen te kunnen uitvoeren. In Sobibor werden tussen eind april 1942 en 14 oktober 1943, toen een massale opstand van de gevangenen een eind aan het gruwelijke oord maakte, omstreeks 170.000 Joden vermoord. Er wordt geschat dat gedurende de achttien maanden dat het kamp heeft bestaan in totaal zo'n 100 SS'ers en 200 Trawniki-bewakers in Sobibor hebben gewerkt. Er werd in rouleerdienst gewerkt met een beperkt aantal SS'ers en een wat groter deel Trawniki-bewakers, in een normale dienst in totaal een man of dertig.
De Hiwi's mochten alleen dienstopdrachten in groepsverband onder het bevel van een SS'er uitvoeren. Ze mochten niet zomaar zonder opdracht in het kamp rondlopen. Misbruik van die regel werd streng bestraft. Bij het proces in München dook een document op dat niet alleen overtuigend bewijs was van de aanwezigheid van Demjanjuk in het kamp, maar ook veelzeggend was over de positie van de Wachmänner. In een handgeschreven verklaring rapporteert een SS-Oberscharführer dat twee Wachmänner het kamp op 16 januari 1943 ongeoorloofd hebben verlaten om daarbuiten "Salz und Zwiebel" te kopen. Een van de twee mannen is I. Demjanjuk met dienstnummer 1393. Op 20 januari 1943 werd besloten dat deze ongeoorloofde afwezigheid bestraft zou worden met vijfentwintig stokslagen, een straf die de volgende dag werd uitgevoerd. De uitgehongerde krijgsgevangenen waren inmiddels weldoorvoede kampbewaarders geworden, dus het lijkt bizar gedrag om voor wat zout en uien zo'n straf te riskeren. De omschrijving "Salz und Zwiebel" was echter een eufemisme voor streng verboden bordeelbezoek, een vergrijp waarop normaliter terugzending naar het krijgsgevangenenkamp stond en dus een zekere uithongering betekende. De onderofficier had de beiden een dienst bewezen zodat ze er met een milde straf van afkwamen.
Trawniki was dus de plaats waar voormalige krijgsgevangenen werden opgeleid tot kampbewakers. Het was overigens ook een reservoir van mankracht die werd ingezet om allerlei vuile klussen op te knappen in kleinere plaatsen die geen spoorwegverbindingen kenden. De Amerikaanse historicus Christopher Browning beschrijft in "Ordinary Man. Reserve Police Bataillon 101 and the Final Solution in Poland" de slachtpartij die op 17 augustus 1942 plaatsvond bij het dorpje Lomazy. Het uit Hamburg afkomstige bataljon Ordnungspolizei 101 leverde bij de moordpartij het merendeel van de mankracht, maar de Hiwi’s uit Trawniki namen de eigenlijke moorden voor hun rekening. Op die manier werd de psychologische last van het reservebataljon, dat bestond uit gewone Duitse mannen van middelbare leeftijd, verlicht. In Lomazy bestond de helft van de inwoners uit Joden, die niet in een getto woonden maar wel in een Joodse wijk geconcerteerd waren. De Ordnungpolizei verzamelde de 1.700 bewoners en lieten hen wachten tot de Oekraïners uit Trawniki kwamen, die vervolgens stomdronken met een wodkafles in de ene hand en een vuurwapen in de andere de Joden uitmoordden.
In dit Trawniki kreeg dus ook Demjanjuk zijn opleiding tot kampbewaker. Voor het theoretisch onderwijs was de voormalige suikerfabriek in het dorp ingericht als leslokaal en onderkomen voor de Hiwi's. Ten behoeve van de training van de vaak analfabete Oekraïners waren stripboeken gemaakt. De opleiding bestond echter voor een belangrijk deel ook uit praktijkonderwijs. Daarvoor was het trainingskamp voorzien van een klein concentratiekamp, waar Demjanjuk en zijn collega’s konden ‘oefenen’. In dit oefenkamp kwamen in deze periode juni 1941 tot voorjaar 1944 meer dan 17.000 Joden om het leven. Trawniki viel direct onder de supervisie van SS-Obergruppenführer Odilo Globocnik, SS- und Polizeiführer in het district Lublin en een van de favorieten van SS-chef Heinrich Himmler. Trawniki was bovendien een bewaarplaats voor voedsel en bagage van op transport gestelde Joden. Hierdoor waren de omstandigheden waaronder Demjanjuk werd opgeleid relatief goed. Nadat Demjanjuk zijn opleiding in Trawniki had afgerond werd hij op 22 september 1942 als lid van de Wachmannschaften gedetacheerd naar het landgoed Okszow in de buurt van Chelm. Hier bevond zich een distilleerderij van alcohol. Vermoedelijk werkten er op dat moment Joodse vrouwelijke gevangenen die bewaakt moesten worden.
Vanaf 18 januari 1943 werd Demjanjuk in het concentratiekamp Majdanek gestationeerd. Majdanek was een erg primitief kamp, met weliswaar in elke barak van 30 meter bij 10 meter twee kachels, maar er heerste een chronisch gebrek aan drinkwater en voedsel. Mishandelingen waren aan de orde van de dag, maar de sterfte werd vooral veroorzaakt door honger en vlektyfus. De mogelijkheden voor Trawniki om zich in dit kamp te verrijken waren groot. Er werd driftig gehandeld waarbij kleding, horloges, sieraden en dekens uit het kamp werden verhandeld tegen sigaretten en levensmiddelen in de stad Lublin. Voor de leden van de kampstaf was het zelfs niet uitgesloten om vanuit Lublin gevogelte, vis, wodka en gebak te bestellen. In de periode dat Demjanjuk in dit kamp werkte veranderde het van karakter. Van een kamp dat overwegend door Joden werd bevolkt, werd het een kamp dat in toenemende mate door niet-Joodse Polen werd bevolkt. De bevolking nam er ook toe van iets meer dan 10.000 bewoners naar 12.000 bewoners op een terrein van 270 hectare. In juli 1944, vlak voor de liquidatie van het kamp zaten er overigens 45.00 tot 50.000 gevangenen. Het is onbekend wat daar zijn taken waren, maar het kan niet anders zijn dan dat hij minimaal op de hoogte was van de vergassingen met koolmonoxide en blauwzuurgas die toen in Majdanek plaatsvonden. Hier maakte Demjanjuk de al genoemde ongelukkige start door samen met een andere Wachmann "Salz und Zwiebel" te gaan kopen. Hij kwam er met vijfentwintig zweepslagen licht vanaf.
Op 26 maart 1943 werd Demjanjuk opgehaald uit Majdanek om opnieuw elders gedetacheerd te worden, dit keer in Sobibor. Op dezelfde dag begonnen ook 79 andere Trawniki-bewakers daar hun werk. In de periode van 27 maart 1943 tot 1 oktober 1943 was hij werkzaam in Sobibor. Het kamp was toen al in vol bedrijf. Volgens historicus en Sobibor-overlevende Jules Schelvis waren vanaf het voorjaar 1942 tot het eind van dat jaar in het kamp al 101.370 Joden vermoord. Waarschijnlijk heeft Demjanjuk in Sobibor meegeholpen met het "verwerken" van de vijftien transporten die van maart tot oktober 1943 uit Nederland aankwamen. Van die transporten overleefde vrijwel niemand. Over de precieze werkzaamheden van Demjanjuk is ook hier geen duidelijkheid. Over het algemeen werkten de mannen uit Trawniki als helpers bij het uitladen van de treinen en het gedwongen ontkleden van de gevangenen, waarna ze de slachtoffers met zwepen en bajonetten naar de gaskamers dreven. Ze hadden zodoende een actieve rol in het vernietigingsproces. Demjanjuk had er zeker geen leidinggevende functie, daarvoor was zijn rang te laag. De reputatie van de Trawniki-mannen in Sobibor was slecht. "Naast hardheid werd hen ook, zo zover nodig, geweten- en genadeloosheid bijgebracht. Vaak overtroffen ze hun Duitse leermeesters in wreedheid," schrijft Jules Schelvis. Deze beschrijft ook dat de Oekraïners ijverige en fanatieke bewakers waren, die weinig bevelen nodig hadden, die hun zwepen en geweerkolven gebruikten om de naakte Joden van de uitkleedplaats naar de gaskamers te jagen: "Ze hadden in feite een actief aandeel in het vernietigingsproces." Hermann Erich Bauer (1900-1980), de "Gasmeister" van Sobibor, verklaarde bij zijn proces in 1962 dat bij de gaskamers een Oekraïner met de naam Ivan, bijgenaamd de Verschrikkelijke, dienst heeft gedaan. Volgens Schelvis doelde hij daarbij op Ivan Demjanjuk, de voormalige "Traktorist" die zo goed met machines kon omgaan. Harde bewijzen zijn er echter niet en aangezien Schelvis zelf maar amper een half uur daadwerkelijk in het kamp geweest is, is het een wat boude bewering.
In oktober 1943 werd Demjanjuk met 139 andere Trawniki-bewakers overgeplaatst naar het concentratiekamp Flossenbürg, gelegen in Beieren aan de huidige Duits-Tsjechische grens en niet al te ver van Bayreuth. Op 8 oktober 1943 kreeg "Demianiuk", zoals hij in het wapenregister van Flossenbürg vermeld staat, een geweer en een bajonet uitgereikt. Een jaar later was hij nog steeds in het kamp, want op 4 oktober 1944 kreeg hij, zijn naam is inmiddels verbasterd tot "Demenjuk 1393", opdracht om met een geweer bewapend bewakingsdiensten te vervullen. Begin 1944 was hij toegetreden tot de "Totenkopfsturmbann Flossenbürg". Formeel was hij nog steeds geen lid van de SS, maar "angegliedert", wat betekende dat hij onderworpen was aan de voorschriften van de SS en haar specifieke rechtspraak. In de SS-hiërarchie hadden Demjanjuk en de andere Oekraïense bewakers die tot de Totenkopfsturmbann toetraden nu een vergelijkbare status als de "SS-Gefolge", het Duitse vrouwelijke hulppersoneel van de SS. De strakkere binding aan de organisatie kwam ook tot uiting door de tatoeage met de bloedgroep die SS-leden onder hun linkerarm kregen. Demjanjuk heeft later verklaard dat hij deze tatoeage heeft gekregen in Graz, waar zich toen een bekend SS-trainingscentrum bevond. Het toetreden tot het "SS-Gefolge" was zeer waarschijnlijk geen ideologische keuze van Demjanjuk, vermoedelijk hadden de Trawniki's geen keuze. Ze werden organisatorisch en masse ondergebracht bij het SS-Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt (SS-WVHA). Een tweede reden dat hij tot de SS moest toetreden kwam waarschijnlijk omdat Flossenbürg een steeds groter tekort aan mankracht kreeg, terwijl er tegelijkertijd een enorme toestroom van gevangenen was uit ontruimde, meer oostelijk gelegen kampen. Bovendien zal in de derde plaats meegespeeld hebben dat Demjanjuk inmiddels had laten zien een bruikbare kracht te zijn. In de loop van 1944 liep het aantal gevangenen op van 10.000 naar 25.000 man (politieke gevangenen, bestrafte buitenlandse arbeiders, jonge Joden uit Polen en Hongarije, mensen uit het verzet, opstandelingen uit Warschau). Door de snelle groei ontstond aan alles gebrek en begon vanaf september 1944 de massale sterfte van de ondervoede gevangenen die loodzware arbeid moesten verrichten in de steengroeve. Het "Massensterben" eindigde pas met de bevrijding van het kamp in april 1945.
In dit kamp, waarvan de term "Vernichtung durch Arbeit" de levensomstandigheden goed weergaf, was Demjanjuk een van de bewakers. Hij moet uit de snelle toename van gevangenen uit Auschwitz en Gross-Rosen hebben begrepen dat de Sovjets in aantocht waren en dat het voor hem raadzaam was zich uit de voeten te maken . Een verzoek tot overplaatsing was onmogelijk voor Trawniki, die toch al scherp in de gaten werden gehouden omdat ze nooit volledig werden vertrouwd. Deserteren was dus moeilijk en ook gevaarlijk, het werd namelijk met executie bestraft. Medio december 1944 deed zich echter wel de gelegenheid voor om te ontsnappen. Vermoedelijk is hij toen uit Flossenbürg weggegaan om dienst te nemen in het zogenaamde Vlasovleger, bestaand uit twee divisies met Sovjet-krijgsgevangenen van allerlei afkomst. Het leger stond onder leiding van de gedeserteerde Sovjet-generaal Andrei A. Vlasov die na zeer lange aarzeling van de Reichsführer-SS toestemming had gekregen om in SS-verband te vechten tegen de oprukkende geallieerden. Het is zo goed als zeker dat Demjanjuk met toestemming van zijn superieuren van de Totenkopfsturmbann Flossenbürg, waar de omstandigheden inmiddels al behoorlijk catastrofaal waren geworden, zich heeft mogen melden bij de troepen van Vlasov. Voor de Trawniki gold dat ze in een lastig parket zaten. Vanuit Sovjet-perspectief waren ze in vreemde krijgsdienst getreden dus was het zaak uit hun handen te blijven. Vanuit geallieerd perspectief hadden ze gecollaboreerd met de vijand en zich schuldig gemaakt aan oorlogsmisdaden. Ze moesten dus zorgen ook uit hun handen te blijven. Deserteren uit SS-dienst maakten hen uit Duits perspectief verraders en dus kandidaten voor het vuurpeloton.
Op een onbekend tijdstip en onbekende lokatie is Demjanjuk door de Amerikanen krijgsgevangen gemaakt. Hij werd echter snel vrijgelaten en wist er voor te zorgen dat hij al snel als chauffeur in dienst van het Amerikaanse leger kwam. In een displaced persons kamp in Landshut, Baden Württemberg had hij in de eerste naoorlogse jaren zijn latere vrouw Vera ontmoet. In maart 1948 deed hij in Zuid-Duitsland een verzoek om als vluchteling te worden erkend door de International Refugee Organization, een voorwaarde om als thuisloze Europese vluchteling naar de Verenigde Staten te kunnen emigreren. Hij verklaarde van april 1937 tot januari 1943 te hebben gewerkt als chauffeur in "Sobibor, Chelm, Poland", vervolgens tot oktober 1943 havenarbeider te zijn geweest in Pillau (het huidige Baltiesjk aan de Baltische kust, bij Kaliningrad in Rusland) en daarna tot mei 1945 als arbeider in München te hebben gewerkt. Op hetzelfde moment werkte de MGB, de voorloper van de KGB, aan de samenstelling van een zeer geheime lijst van honderd voormalige Trawniki-bewakers. De lijst werd in augustus 1948 voor opsporingsdoeleinden door de Sovjet-Unie verspreid. Demjanjuk was één van de personen op de lijst.
In oktober 1950 maakte Demjanjuk kenbaar dat hij naar de Verenigde Staten wilde emigreren. Nu verklaarde hij dat hij van 1936 tot september 1943 op een boerderij in Sobibor had gewerkt, daarna tot mei 1944 in de haven van Dantzig (tegenover het eerder door hem genoemde Pillau) en vervolgens tot het eind van de oorlog bij de spoorwegen in München. Natuurlijk verzweeg hij zijn opleiding in Trawniki, zijn werk in Majdanek, Sobibor en Flossenbürg en zijn dienst in het leger van Vlasov. Op 27 december 1951 vroeg hij zijn visum aan, nadat hij ten overstaan van de Amerikaanse vice-consul een eed had afgelegd en opnieuw zijn vorige werkzaamheden en verblijfplaatsen had bevestigd. Niemand die toen van het vernietigingskamp had gehoord en zich afvroeg wat deze man daar midden de oorlog te zoeken had. Demjanjuk, zijn vrouw en hun op 7 april 1950 geboren dochtertje Lydia kregen hun verlangde visum voor de Verenigde Staten, waar zij op 9 februari 1952 als immigrant in New York aankwamen.
Jarenlang leidde Demjanjuk in Cleveland (Ohio) een onopvallend bestaan. Er werden nog twee kinderen geboren en in 1959 kreeg het gezin officieel het Amerikaanse staatsburgerschap. Een paar jaar later werden in het diepste geheim in Kiev in een tweede arrestatiegolf twaalf oude Trawniki-bewakers die in Sobibor dienst hadden gedaan voor de rechtbank gebracht: tien man werden ter dood veroordeeld, één kreeg vijftien jaar gevangenisstraf en één man werd vrijgesproken. Demjanjuk zal er niets van hebben vernomen en hebben gedacht veilig te zijn. Hij zou ook nog jarenlang een gelukkig en anoniem leven hebben geleid als eind zeventiger jaren de belangstelling voor de Holocaust niet was opgekomen. Een proces waarbij vanuit de Russische archieven langzaam steeds meer gegevens openbaar werden gemaakt. Zijn naam dook daarbij op als de ware identiteit van Ivan de Verschrikkelijke, de gevreesde Oekraïense kampbeul die in Treblinka de gaskamers bediende en gevangenen op de meest gruwelijke manieren mishandelde. John Demjanjuk, een eenvoudig fabrieksarbeider bij de Fordfabriek in Cleveland, lid van de Russisch-orthodoxe kerk, steunpilaar van de Oekraïense gemeenschap, nette huisvader en opa, keurige buurman, en ook verdacht van de vreselijkste oorlogsmisdaden.
Uiteindelijk werd hem zijn Amerikaans staatsburgerschap ontnomen en werd hij uitgeleverd aan Israel waar hij in 1987/1988 berecht werd. Hij werd er op 25 april 1988 ter dood veroordeeld omdat hij door verschillende overlevenden van Treblinka herkend werd als Ivan de Verschrikkelijke, waarvan iedereen alleen de voornaam kende. Demjanjuk was daarmee na Adolf Eichmann de tweede ter dood veroordeelde nazi-oorlogsmisdadiger door een Israëlische rechtbank. Demjanjuk ging tegen het vonnis in beroep en in 1991 doken uit de KGB-archieven steeds meer getuigenverklaringen op dat Ivan de Verschrikkelijke de bijnaam was van een ander persoon genaamd Ivan Marchenko. Op 29 juli 1993 werd Demjanjuk door het Israëlische Hooggerechtshof in beroep vrijgesproken van de misdaden waarvoor hij veroordeeld was en keerde hij terug naar de Verenigde Staten.
Hij kreeg in 1998 zijn Amerikaanse staatsburgerschap weer terug, maar er werd in 2001 een nieuwe procedure gestart om hem dat staatsburgerschap weer te ontnemen en hem het land uit te zetten. Het begin van een hele reeks processen die Demjanjuk in de Verenigde Staten zou voeren tot aan het Supreme Court, daarbij gesteund door een groep rijke Oekraïense financiers. In juni 2004 concludeerde een federaal hof van beroep in Ohio dat Demjanjuk wél als kampbewaarder had gewerkt, onder meer in Sobibor. Omdat hij dit had verzwegen bij zijn immigratie in 1952, had hij zijn staatsburgerschap op onrechtmatige wijze verkregen. Op 28 december 2005 besliste een Amerikaanse immigratierechter in Cleveland dat Demjanjuk uit de VS gezet moest worden en moest worden teruggestuurd naar zijn geboorteland Oekraïne. Op 21 december 2006 bekrachtigde een Amerikaans hof van beroep voor immigratiezaken deze uitspraak in hoger beroep. Op 19 mei 2008 verloor Demjanjuk zijn laatste beroep tegen uitzetting uit de Verenigde Staten. Hij zou worden uitgeleverd aan Duitsland, een beslissing die op 3 april 2009 door een Amerikaanse rechter werd opgeschort. Op 14 april 2009 zou Demjanjuk op het vliegtuig naar Duitsland worden gezet om in München terecht te staan, maar opnieuw werd Demjanjuks uitlevering op de valreep door een Amerikaans hof van beroep opgeschort. Op 1 mei 2009 bepaalde een federale rechter in een beroepsprocedure dat de inmiddels 89-jarige Demjanjuk wel degelijk kon worden uitgezet naar Duitsland, waarna op 7 mei 2009 het beroep dat Demjanjuk tegen deze uitspraak aantekende bij Amerikaanse Hooggerechtshof werd afgewezen. Rechter John Paul Stevens gaf voor zijn oordeel geen argumenten, maar gaf te kennen dat het Hooggerechtshof zich verder niet met de zaak zou bemoeien. Op 11 mei 2009 's avonds werd Demjanjuk van Cleveland overgevlogen naar München, waar hij de volgende dag in de staatsgevangenis werd opgesloten. In het Landgericht München stond hij van 30 november 2009 tot 12 mei 2011 terecht voor de medeplichtigheid aan de moord op 28.060 Joden in het vernietigingskamp Sobibor.
In Duitsland werd Demjanjuk eerst door de artsen van de gevangenis Stadelheim onderzocht. Ze concludeerden dat de hoogbejaarde een prima conditie had en dus zonder problemen in hechtenis kon worden genomen en berecht kon worden. De gebruikelijke eerste stap van Demjanjuk was een proces te voeren tegen elke rechtsgang die hem bedreigde. Op 21 oktober 2009 verklaarde het Duitse constitutionele hof te Karlsruhe het beroep echter niet-ontvankelijk, zodat het proces op 30 november 2009 kon beginnen. De eerste stap van Demjanjuks advocaten was om op 1 december 2009 het proces te seponeren vanwege het ne bis in idem-principe omdat een verdachte niet twee keer voor hetzelfde feit kan worden berecht. Demjanjuk was volgens de advocaten in Israel al voor dezelfde beschuldigingen voor de rechtbank geweest en vrijgesproken; hij zou niet voor een tweede keer op basis van dezelfde beschuldigingen voor een rechtbank moeten komen. Op 21 december 2009 werd het beroep van de advocaten verworpen en kon de rechtszaak echt beginnen.
Vanaf 2 december 209 lag het proces ook stil omdat Demjanjuk zich had ziek gemeld. Een truc die hij de hele procesduur zou volhouden, met regelmaat liet hij weten niet in staat te zijn de zittingen te kunnen volgen. Bij elke rechtszitting werd hij, consequent met een baseballpet en zonnebril op, in een rolstoel naar binnen gebracht en vervolgens op een bed in de rechtszaal gehesen. Daar lag hij onder een warme deken en volgde onaangedaan de zittingen. Bij alle zittingen gedurende het anderhalf jaar dat het proces duurde zou hij maar een paar woorden spreken, de helft van de tijd sliep hij of simuleerde hij dat hij sliep. Tijdens de pauzes en na afloop van de procesdagen liet de hoogbejaarde Demjanjuk zich van een totaal andere kant zien. Dan gebaarde hij druk, lachte hij en maakte hij grapjes tegen tolken en juristen in de rechtbank.
Het belangrijkste discussiepunt in het proces betrof de echtheid van zijn SS-identiteitskaart. Op 14 april 2010 verklaarde een onafhankelijke deskundige op overtuigende wijze dat het inmiddels beroemde Dienstausweis echt was, het onomstotelijke bewijs dat Ivan Demjanjuk als kampbewaker in Majdanek, Sobibor en Flossenbürg was geweest. Daarnaast was er een aantal Oekraïense kampbewakers dat kwam getuigen tegen hun oud-collega.
Op 22 maart 2011 werd na zestien maanden en vierentachtig zittingsdagen een gevangenisstraf van zes jaar cel tegen John Ivan Demjanjuk geëist. Officier van Justitie Hans-Joachim Lutz zei ervan overtuigd te zijn dat Demjanjuk als kampbewaker mensen persoonlijk de gaskamer heeft ingedreven. Hij handelde uit haat tegen Joden, meende de aanklager. “Wie schuldig is aan een dergelijk zwaar vergrijp moet gestraft worden, ook nog na zestig jaar en bij zo'n hoge leeftijd.” Demjanjuk heeft volgens hem als kampbewaker “bewust en onbarmhartig” aan alles meegewerkt in het kamp. Het persoonsbewijs en getuigenissen van oud-kameraden maakten dat volgens hem geloofwaardig. De aanklager hield bij zijn strafeis rekening met het feit dat Demjanjuk “slechts” hulpkampbewaker was en wegens andere aanklachten al ruim acht jaar onschuldig in een Israëlische cel heeft gezeten. De verdachte hoorde het verhaal emotieloos aan, liggend op een stretcher en met zijn gebruikelijke zonnebril en blauwe honkbalpet. Via zijn advocaat verklaarde hij nogmaals onschuldig te zijn, het slachtoffer van een persoonsverwisseling en van een politiek showproces.
In zijn artikel over de jeugdjaren van Ivan Demjanjuk voerde Johannes Houwink ten Cate, hoogleraar Holocaust- en Genocidestudies aan de Universiteit van Amsterdam, over de voormalige kampbeul al aan dat naar de persoon Demjanjuk vanuit een juridische dimensie en een niet-juridische dimensie gekeken kan worden. De juridische dimensie is dat de man zich jarenlang willens en wetens schuldig heeft gemaakt aan vrijheidsberoving en medeplichtigheid aan moord, want zijn aanwezigheid in de kampen van Okszow, Majdanek, Sobibor en Flossenbürg staat absoluut vast. Daar staat dan echter tegenover dat hij geen enkele commandobevoegdheid heeft bezeten en dat er geen enkel bewijs is dat hij ooit uit eigener beweging gevangenen heeft mishandeld of vermoord of betrokken was bij massa-executies zoals in Lomazy. Wachmann Demjanjuk deserteerde niet en maakte ook nooit promotie, hij was een van de laaggeplaatste uitvoerders van de bevelen vanuit de kampleiding. De niet-juridische dimensie betreft een eenvoudige “Traktorist” van het arme Oekraïense platteland dat te lijden had onder vreselijke Sovjet-terreur en onder hongersnoden. Die in krijgsgevangenschap in wezen slechts de keuze had tussen direct verhongeren, binnen een paar maanden aan slavenarbeid ten ondergaan of te overleven door vuil werk voor de Duitsers op te knappen en daarvoor ook nog voldoende voeding, kleding, huisvesting en loon ontvangen. In 1945, als hij pas vijfentwintig jaar oud is, heeft Demjanjuk alleen nog maar de wrede en meest inhumane kant van het leven meegemaakt: hongersnood, Sovjetterreur, kazernes, veldtochten, een krijgsgevangenenkamp, een SS-opleidingskamp, een concentratiekamp, een vernietigingskamp, weer een concentratiekamp, een veldtocht en een tweede krijgsgevangenschap. Iemand die door zijn levensloop corrupt, harteloos, emotieloos en meedogenloos is gemaakt. Iemand ook die geen enkele ideologie had, maar wel streetwise genoeg was om in elke hachelijke situatie een uitweg te vinden. Houwink ten Cate merkt dan ook op dat Ivan Demjanjuk dan ook niet moet worden gezien als “Ivan de Verschrikkelijke” maar als “Ivan Normal-Trawniki”, wat op zichzelf al genoeg is om hem schuldig te verklaren.
Op 12 mei 2011 veroordeelde de rechtbank in München de inmiddels 91-jarige Demjanjuk tot vijf jaar celstraf voor medeplichtigheid aan moord op zeker 28.000 Joden. Natuurlijk ging Demjanjuk tegen deze beslissing in hoger beroep. In afwachting daarvan werd de staatloze burger Demjanjuk in hoger beroep op vrije voeten gesteld, niet alleen vanwege zijn hoge leeftijd maar ook omdat hij als staatloze niet kan reizen en er dus geen vluchtgevaar is.
Bij het proces werden mede-aanklagers gehoord, waaronder de op dat moment 90-jarige Jules Schelvis, een van de weinige Nederlandse overlevenden van Sobibor. Schelvis verzocht de rechtbank Demjanjuk schuldig te verklaren, maar hem uit respect voor de humanistische ouders van Schelvis geen celstraf op te leggen. Rob Fransman, een andere Nederlandse Nebenkläger, wiens beide ouders in Sobibor werden vermoord, schreef over zijn ervaringen als mede-aanklager columns voor de Wereldomroep die in juni 2011 gebundeld in het boek “Het Demjanjuk-proces” werden uitgegeven. Ook de Nederlandse journalisten Max Pam en Wim Boevink schreven voor respectievelijk De Volkskrant en Trouw columns over het proces. De columns van Boevink zijn inmiddels onder de titel “Dienstausweis 1393” ook gepubliceerd.
Op 14 januari 2011 kondigde het Spaanse Nationaal Gerechtshof aan dat ze overwegen Demjanjuk te vervolgen voor zijn aandeel in de dood van zestig Spaanse gevangenen die overleden in het kamp Flossenbürg in de periode dat hij daar als kampbewaker actief was.
Op 17 maart 2012 maakte de Duitse politie bekend dat Demjanjuk op 91-jarige leeftijd is overleden.