SIR DAVID: Edelachtbare, ik wil absoluut geen tijd verknoeien. Met betrekking tot de bijeenkomst van 22 augustus zult u zich herinneren dat Dr. Siemers het punt ter sprake bracht van de twee verslagen van die bijeenkomst, een in documenten 1014-PS en 798-PS, het andere in het verslag van Admiraal Böhm. Ik heb een vergelijking laten maken in het Engels en Duits waarin de punten staan die voor beide verslagen gelijk zijn en het leek me eenvoudiger dat in te dienen. Laat Dr. Siemers het Duitse afschrift zien en op het gepaste moment opmerkingen maken, liever dan tijd te besteden aan het verhoren van beklaagde over verschillen in de verslagen. Edelachtbare, met toestemming van het Tribunaal zal ik dat nu indienen en Dr. Siemers een afschrift overhandigen zodat hij op een gepast moment de aandacht van het Tribunaal op diverse punten kan vestigen.
De PRESIDENT: Heeft Admiraal Böhm die verslagen niet gemaakt?
SIR DAVID: Edelachtbare, het verslag van de Aanklager staat in twee documenten, 798-PS en 1014-PS.
De PRESIDENT: Ja.
SIR DAVID: Er was nog een document dat door mijn confrère Mr. Alderman is genoemd maar niet ingediend. Dat was een verslag door een journalist en dat was het eerste verslag dat de Aanklager had maar toen zij de twee verslagen uit de archieven van het
OKW kregen hebben zij het eerste niet gebruikt; dus heb ik alleen beide verslagen uit de
OKW archieven genomen en dat van Admiraal Böhm.
De PRESIDENT: Ja, maar zijn het dan geen drie documenten in totaal, afgezien van hetgeen dat is weggelaten?
SIR DAVID: Ja, Edelachtbare en ik heb beide genomen en vergeleken met dat van Admiraal Böhm.
De PRESIDENT: Prima.
SIR DAVID: Dus daarom zal ik dit verhoor niet langer voortzetten. Ik dacht dat het tijd zou besparen.
De PRESIDENT: Ja.
SIR DAVID: Nu wil ik daarom graag, beklaagde dat u kijkt naar document 789-PS, pagina 261 in boek 10a en pagina 438 tot 440 van het Duitse boek. 438 tot 440. Dit, beklaagde zijn de notities van een conferentie met Hitler op 23 november 1939 waarvoor alle opperbevelhebbers bevel hadden gekregen aanwezig te zijn. Ziet u dat aan het begin, pagina 438 tot 440? Ziet u wat daar staat: “waarvoor alle opperbevelhebbers bevel hadden gekregen aanwezig te zijn.” Was u aanwezig?
RAEDER: Ja, het is een vergadering tijdens de oorlog op 23 november 1939.
SIR DAVID: Ja. Was u aanwezig?
RAEDER: Ik was aanwezig.
SIR DAVID: Wie waren de andere aanwezige opperbevelhebbers?
RAEDER: De opperbevelhebbers van de landmacht, de luchtmacht en een aanzienlijk aantal generaals van de landmacht.
SIR DAVID: De “Oberbefehlshaber”?
RAEDER: Ja, maar in de landmacht .....
SIR DAVID: Ja. Nu wil ik dat u naar een passage kijkt. De paragraaf begint met: “Een jaar later kwam Oostenrijk. Deze stap werd ook zeer gevaarlijk gevonden.”
Ziet u dat? Ziet u die paragraaf?
RAEDER: Ja, ik heb hem.
SIR DAVID: Ik ben u zeer dankbaar. Nu wil ik graag dat u naar de volgende paar zinnen kijkt:
“Daardoor ontstond een aanzienlijke versterking van het Reich. De volgende stap was Bohemen, Moravië en Polen. Maar deze stap mocht niet in een keer worden gezet. Allereerst moest de Westwall in het Westen voltooid zijn. Het was niet mogelijk het doel in een keer te bereiken. Het was mij vanaf het begin af aan duidelijk dat ik niet tevreden kon zijn met het Sudeten-Duitse gebied. Dat was slechts een gedeeltelijke oplossing. De beslissing werd genomen om Bohemen binnen te trekken; daarna volgde de stichting van het Protectoraat en daarmee werd de basis voor de verovering van Polen gelegd, maar het was destijds nog niet duidelijk of ik eerst in het Oosten moest beginnen en daarna in het Westen of andersom. Von Moltke heeft in zijn dagen hetzelfde overwogen. Uit noodzaak kwam het eerst tot een gevecht tegen Polen. Ik zal ervan worden beschuldigd, steeds weer te willen vechten; in de strijd zie ik het lot van alle wezens. Niemand kan aan strijd ontkomen wil hij niet ten onder gaan. De groeiende bevolking vereist meer Lebensraum. Mijn doel was een logische relatie te scheppen tussen de bevolking en de Lebensraum.”
Wat u tot aan dat tijdstip ook hebt begrepen, u erkende toch dat Hitler zelf een consequente en duidelijke agressieve bedoeling had gedurende al die kwesties die ik vanmorgen aan u heb voorgelegd, niet waar?
RAEDER: Ja, maar nu bevonden we ons al midden in een oorlog en hij keek op die dingen terug. Hij wilde ook aan de generaals, met wie hij destijds een conflict had, duidelijk maken dat hij in zijn politieke opvattingen altijd gelijk had gehad. Dat is de reden waarom hij die punten weer apart noemde.
SIR DAVID: Goed, wilt u nu naar pagina 445-448 gaan, pagina 264 in het Engelse documentenboek, Duitse boek pagina 445-448. Hebt u dat?
RAEDER: Misschien zou u het willen voorlezen, ik heb hier een .....
SIR DAVID: Het is de paragraaf die begint met: “We hebben een Achilleshiel: de Roer.”
RAEDER: Ik heb het.
SIR DAVID: Wilt u ongeveer halverwege de paragraaf kijken? U zult zien staan: “Engeland kan niet bestaan zonder haar invoer. Wij kunnen onszelf voeden. Het voortdurend leggen van mijnen rond de Engelse kust zal haar op haar knieën dwingen.”
RAEDER: Ja.
SIR DAVID: Dank u. Als u nu even wilt luisteren.
“Echter dit” – bedoeld is het op de knieën dwingen – kan alleen maar gebeuren wanneer we België en Nederland hebben bezet. Het is een moeilijke beslissing voor mij. Niemand heeft ooit bereikt wat ik heb bereikt. Mijn eigen leven is hier niet van belang. Ik heb het Duitse volk naar grote hoogten geleid, zelfs wanneer de wereld ons nu haat. Ik zet dit werk op het spel. Ik moet kiezen tussen overwinning of vernietiging. Ik kies voor overwinning, de moeilijkste historische keuze, te vergelijken met die van Frederik de Grote voor de eerste Silezische oorlog. Pruissen heeft haar groei te danken aan het heldendom van één man.”
En dan staat er nog meer over Frederik de Grote en
Bismarck:
“Mijn besluit staat vast. Ik zal Frankrijk en Engeland op het meest gunstige moment en zo snel mogelijk aanvallen. De schending van de neutraliteit van België en Nederland is onbelangrijk. Niemand zal eraan twijfelen dat we hebben gewonnen. We zullen voor de schending van de neutraliteit niet zulke idiote redenen geven als we in 1914 hebben gedaan. Als wij de neutraliteit niet schenden dan doen Engeland en Frankrijk dat wel. Zonder aanval kan de oorlog niet met succes worden beëindigd.”
Nu, herinnert u zich beklaagde dat dit maar 3 weken was nadat de plannen voor
Fall Gelb, de plannen voor de aanval op Nederland en België op 10 november waren uitgegeven? Herinnert u zich dat?
RAEDER: Ik weet dat dat hier werd besproken. Maar we waren al in oorlog met Engeland, daarom was het in die fase niet meer nodig om een aanval tegen Engeland en Frankrijk te bespreken...
SIR DAVID: U was toch niet in oorlog met Nederland en België?
RAEDER: Ik zou graag uit willen spreken.
SIR DAVID: Neem me niet kwalijk, ik dacht dat u klaar was.
RAEDER: Hier staat: “Wanneer het Franse leger België binnen trekt om ons aan te vallen dat zal het voor ons te laat zijn. Wij moeten het eerst zijn.”
Hitler zei destijds dat hij definitief nieuws had ontvangen dat België haar neutraliteit niet zou respecteren en dat hij ook al nieuws had ontvangen dat er bepaalde voorbereidingen waren getroffen voor de ontvangst van Franse en Britse troepen enzo. Om die reden wilde hij een aanval door België op ons voor zijn. Afgezien daarvan, in zijn toespraak van 22 augustus 1939 had hij een volkomen tegengestelde uitspraak gedaan. Hij had gezegd dat Nederland en België hun neutraliteit niet zouden breken.
SIR DAVID: Was u het eens met wat hij zei: “De schending van de neutraliteit van België en Nederland is onbelangrijk. Niemand zal eraan twijfelen dat we hebben gewonnen.” Was u het eens met dat standpunt?
RAEDER: Nee, dat is niet helemaal mijn mening maar van mijn kant had ik geen reden om op dat moment bezwaar te maken tegen die uitlating van hem.
SIR DAVID: De mening van het Oppercommando van de Marine betreffende de U-boot oorlog werd hem een maand later gegeven, niet waar? Herinnert u zich dat u op 30 december een ontmoeting met Hitler had waarbij Kolonel-generaal Keitel en Fregattenkapitän von Puttkammer aanwezig waren?
RAEDER: Ja, ik was op 30 december bij hem.
SIR DAVID: Ik zou graag willen dat u naar een nieuw document kijkt, document C-100, bewijsstuk GB-463.
De PRESIDENT: Sir David, moet dit document niet worden geïdentificeerd?
SIR DAVID: Edelachtbare, u hebt natuurlijk gelijk. Ik denk dat we ze misschen beter twee nummers kunnen geven, een voor elk van de originele PS documenten. Edelachtbare, de vergelijking ....
De PRESIDENT: 1014-PS heeft al een nummer, niet waar?
SIR DAVID: Ja, Edelachtbare, het heeft een nummer.
De PRESIDENT: Ik dacht misschien dat het vergelijkende document ook een nummer moet hebben.
SIR DAVID: Zeker. Zullen we een vergelijking bewijsstuk GB-464 noemen, de vergelijking van document 798-PS; en de vergelijking van document 1014-PS bewijsstuk GB-465?
De PRESIDENT: Voor zover ik kan zien heb ik er hier maar een.
SIR DAVID: Edelachtbare, ik zal er een paar meer laten maken. Ik vrees dat ik er nu maar een paar heb uitgedeeld maar ik zal er een paar meer laten maken.
464, 798; GBN-465 wordt 1014-PS. Dat wordt de vergelijking van document 798-PS met het document-Raeder en bewijsstuk GB-465 wordt de vergelijking met document 1014-PS in het documentenboek van Raeder.
Ik ben u zeer verplicht, Edelachtbare.
De PRESIDENT: Geeft u ons nu document C-100?
SIR DAVID: C-100, Edelachtbare, ja.
Beklaagde, ik zou graag willen dat u een paar pagina’s verder gaat naar waar een verslag staat, de datum 30 december 1939 en daarna staat een verwijzing naar het verslag van de Führer van 30 december 1939.
Zou u willen kijken naar paragraaf IV waar staat:
“Met betrekking tot de vorm en het moment van de verdere verheviging van de oorlog ter zee is de beslissing van het opperbevel om de algemene uitbreiding van de oorlog te beginnen met een offensief in het Westen van doorslaggevend belang.”
Hebt u dat, paragraaf IV?
RAEDER: Pagina?
SIR DAVID: Ik ben bang dat de nummering afwijkt.
RAEDER: “Met betrekking tot de vorm” – ja.
SIR DAVID: “Met betrekking tot de vorm en het moment van het begin van de verdere verheviging van de oorlog ter zee is de beslissing van het opperbevel om de algemene verheviging van de oorlog te beginnen met een offensief in het Westen van doorslaggevend belang.”
“1ste mogelijkheid: De beslissing van de Führer wordt genomen ten gunste van een offensief in het Westen dat binnenkort moet beginnen binnen het kader van de hiervoor gegeven instructies, door het schenden van de neutraliteit van andere landen.”
“In dit geval zullen de verscherpte maatregelen voor de oorlog ter zee in hun politieke effect slechts een klein deel vertegenwoordigen van de hele verheviging van de oorlog. Een geleidelijke overgang naar de verhevigde vorm van de oorlog ter zee, binnen de Amerikaanse veiligheidszone, met als uiteindelijke doel een meedogenloze inzet van alle middelen om iedere handel met Engeland af te snijden wordt daarom voorgesteld bij de start van het offensief.”
“Vooruitlopen op aparte verhevigde maatregelen voor de oorlog ter zee is niet nodig en kan worden uitgesteld tot aan het begin van de algemen verheviging van de oorlog. De welwillende neutralen Italië, Spanje, Japan en Rusland en ook Amerika moeten zo veel mogelijk gespaard worden.”
Is het niet juist dat u overwoog dat Hitler’s schending van de neutraliteit van de Lage Landen, omdat dat een meer belangrijke kwestie was, uw toepassing van de meest meedogenloze strijdmiddelen in de oorlog ter zee zou verbergen? Is dat niet juist?
RAEDER: Nee.
SIR DAVID: Wat betekent het dan wel? Wat betekent het als het niet betekent wat ik u heb voorgelegd?
RAEDER: Met het begin van het offensief in het Westen wilde Hitler ook een meer energieke oorlogvoering ter zee. Om die reden vroeg hij mij pas op dit punt de verscherpte maatregelen in te voeren die ik al juist achtte vanwege de houding van de Britse strijdkrachten. Deze verscherpte maatregelen werden in dat memorandum zorgvuldig overwogen en ze volgden stap voor stap de diverse maatregelen die door de Britten waren genomen.
SIR DAVID: Ik ga het nog over dat memorandum hebben. U hoeft niet bang te zijn dat ik het oversla maar wat ik u op dit moment voorleg is dit: Dat u, verre van in te stemmen met de neutraliteit van Nederland en België, u namens de Marine volkomen bereid was dit vergezeld te doen gaan van een verheviging van de duikbootoorlog, is dat niet juist?
RAEDER: U verdraait mijn woorden. Ik had niets te maken met die schending van de neutraliteit want wij waren er niet bij toen ze die twee landen binnenvielen. Het enige wat mij interesseerde was de duikbootoorlog stap voor stap te verhevigen om de maatregelen die door de Britten waren ingevoerd en die ook strijdig waren met internationaal recht het hoofd te kunen bieden.
SIR DAVID: Ik kom nog aan de duikbootoorlog toe maar op het moment wil ik het gescheiden houden. Er zijn nog twee punten met betrekking tot deze aanvalsoorlog. Ik ga nu over op – u kunt dat document even weg leggen, ik kom er later op terug, beklaagde; u hoeft niet bang te zijn en ik wil graag dat u mij helpt met twee punten met betrekking tot Noorwegen.
Wat betreft Noorwegen, u was volkomen tevreden met het neutraal blijven van Noorwegen, zonder bezetting, zolang als u een beveiligde route had langs de Noorse kust in neutrale wateren, is dat juist? Dat was een belangrijk punt voor u, een route te hebben in neutrale wateren zodat niet alleen uw oppervlakteschepen, maar ook uw duikboten vanuit neutrale wateren konden vertrekken, niet waar?
RAEDER: Nee, ik heb in documenten het ontstaan van de Noorse campagne heel duidelijk uitgelegd. Het gevaar dreigde dat de Britten Noorwegen zouden bezetten en allerlei inlichtingen gaven dat aan. Natuurlijk, wanneer we gedwongen zouden worden de Noorse kust te bezetten zouden wij, afgezien van de vele nadelen die ik heb uitgelegd, het voordeel hebben dat we deze of gene basis zouden veroveren voor onze Atlantische duikboten.
SIR DAVID: Wilt u het Tribunaal doen geloven dat de Marine serieus dacht dat de Britten Noorwegen wilden bezetten?
RAEDER: Dat dacht ik zeker. We hadden daar zoveel inlichtingen over dat ik geen enkele twijfel had en later werd dat volledig bevestigd.
SIR DAVID: Ik vraag u dan maar naar een of twee typische Marinerapporten te kijken. We zullen niet weer naar dat document verwijzen, maar we zullen daar beginnen, om de datum goed te krijgen.
U herinnert zich dat Generaal Jodl op 13 maart 1940 in zijn dagboek noteerde dat de Führer nog naar rechtvaardiging zocht; herinnert u zich dat? Dat herinnert u zich toch wel?
RAEDER: Ik heb al een keer uitgelegd dat de zojuist gebruikte uitdrukking “rechtvaardiging” verkeerd is, verkeerd vertaald. Jodl schreef “Begründung,” beredenering. Maar ook dat is verkeerd – wilt u mij alstublieft laten uitspreken – zelfs dat is onjuist want de Führer had een veelheid aan redenen die hij vastlegde in de instructies die op 1 maart werden uitgegeven en die ons allemaal bekend waren. Ik heb gezegd dat hij met de uitdrukking “Begründung,” beredenering, bedoelde dat hij nog geen diplomatieke nota had laten opstellen. Hij had er in die fase de Minister van Buitenlandse Zaken nog niets over verteld. Dat heb ik u onlangs onder ede verklaard en ik herhaal dat vandaag onder ede.
SIR DAVID: Dat is de betekenis die u eraan gegeven hebt. Goed dan, wilt u nu kijken naar uw eigen bewijsstuk Raeder 84 in Raeder documentenboek 5, pagina 376?
RAEDER: Kan ik documentenboek 5 krijgen?
SIR DAVID: Oh, u hebt het niet. Neemt u mijniet kwalijk, ik zal het u geven.
Nu gaat dat over het eerste punt, het binnendringen door de Engelsen in Noorse territoriale wateren en er staat:
“Onderzoek naar de vraag of een massaal binnendringen door de Engelsen in Noorse territoriale wateren zo dreigend was dat het gevaar zou opleveren voor de huidige Duitse scheepvaart leidt tot de conclusie dat dit momenteel niet kan worden verwacht. De ertstransporten moeten doorgaan omdat er tot nu toe nog geen verliezen zijn geleden.”
Was dat uw informatie dat een massaal binnendringen in Noorse territoriale wateren op 22 maart niet kon worden verwacht?
RAEDER: Dat was mijn opvatting helemaal niet. Dat was de mening van Kapitän-zur-See Fricke die destijds hoofd was van de afdeling operaties. Hij was het niet helemaal met mij eens over deze kwestie. Hij was van mening dat het de Britten moest worden toegestaan als eerste Noorwegen binnen te trekken en dan zouden wij hen er via Zweden uitgooien, een volkomen waanzinnig idee waarmee ik het absoluut niet eens kon zijn. Ik had zulke duidelijke inlichtingen van Quisling en Hagelin, in het bijzonder op dat tijdstip, de tweede helft van maart dat er geen enkele twijfel meer over bestond dat de Britten op een redelijke termijn op grote schaal tussenbeide zouden komen.
SIR DAVID: U zegt dat dat Admiraal Fricke’s mening was en u schonk er geen aandacht aan. Laat me nu eens kijken ....
RAEDER: Ik bemoeide mij er niet mee.
SIR DAVID: U weet dat Admiraal Assmann, die u hebt omschreven als een goed historicus een dagboek bijhield en op de volgende dag doet hij verslag van een ontmoeting tussen u en Hitler en hij zegt dit. Op dezelfde dag. U kunt het misschien hebben gelezen want hij wijst uw voorstel, U-boten voor de kust bij Halifax in te zetten af. Het is dezelfde dag, 23 februari. Dan op dezelfde datum wordt vermeld dat u gezegd heeft dat om de aanvoer van erts uit Narvik veilig te stellen het het beste zou zijn de neutraliteit van Noorwegen te behouden.
Dan, op 26 maart noteert Admiraal Assmann in zijn verslag van uw ontmoeting met Hitler uw antwoord als volgt. Het is heel kort: “Een Britse landing in Noorwegen wordt niet verwacht – Raeder stelt actie van onze kant voor tijdens de volgende nieuwe maan – waarmee Hitler instemt.”
Dat is het verslag van Admiraal Assmann van de ontmoeting tussen u en Hitler op 26 maart: “Een Britse landing in Noorwegen wordt niet verwacht – Raeder stelt actie van onze kant voor tijdens de volgende nieuwe maan, 7 april – waarmee Hitler instemt.”
Herinnert u zich dat?
RAEDER: Nee. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat ik op dat moment niet volledig overtuigd was van de op handen zijnde landing waarover de documenten 004-PS en 007-PS mij betrouwbare informatie verschaften. Ik heb de documenten niet gezien maar de informatie die erin stond was vrij beschikbaar.
Admiraal Assmann stelde zijn notities samen uit allerlei oorlogsdagboeken en dossiers. Ik heb dat zeer beslist nooit gezegd want destijds rapporteerde ik aan Hitler keer op keer dat onze voorbereidingen, waarmee we lang geleden waren begonnen, eind januari voltooid zouden zijn en dat dat het moment zou zijn waarop de landingen moesten worden uitgevoerd om redenen die ik al heb genoemd. Het is volkomen verkeerd om aan te nemen dat ik destijds ook maar de minste twijfel had. Later bleek alles juist te zijn.
SIR DAVID: Wel, nu moeten we echt ....
RAEDER: En later bleek alles juist te zijn.
SIR DAVID: We moeten ons met deze kwestie bezig houden. U hebt ons verteld dat Admiraal Assmann een betrouwbaar officier was en goed in de maritieme geschiedenis.
RAEDER: Hij is geen misleider maar hij stelde het document samen uit allerlei soorten papieren en ik kan me niet voorstellen hoe hij tot een dergelijke uitspraak kon komen, ik heb die zeker niet gedaan.
SIR DAVID: Goed, maar het tweede deel ervan, de tweede zin is juist, niet waar? “Raeder stelt actie van onze kant voor tijdens de volgende nieuwe maan, 7 april.”
Dat klopt, toen viel u binnen. Dat was toen uw armada uitvoer om daar op de 9de aan te komen, niet waar?
RAEDER: Ja natuurlijk. Ik was ervoor de landingen in Noorwegen zo vroeg mogelijk te laten beginnen, nadat de toestand van het ijs verbeterd was, zoals we al eerder hadden besloten en waarvoor Hitler bevel had gegeven. Daarvoor aanvaard ik de volledige verantwoordelijkheid. Daar was alle reden voor.
SIR DAVID: Goed. Ik ga weer niet met u in discussie maar het komt hier op neer dat u zegt dat Admiraal Assmann, die gelijk heeft met zijn tweede zin, het niet aleen mis heeft maar de plank volledig misslaat – ik bedoel, het tegengestelde van de waarheid te verklaren – wanneer hij zegt dat de Britse landing in Noorwegen niet als op handen zijnde werd gezien.
Laten we daar nu eens op doorgaan.
RAEDER: Ik legde deze kwestie van een landing in Noorwegen alleen maar aan de Führer voor in de veronderstelling dat deze informatie beschikbaar was en beschikbaar zou blijven.
De PRESIDENT: Sir David, wat was dat voor een document van 26 maart 1940?
SIR DAVID: Dat was een uittreksel uit het dagboek van Assmann dat ik al eerder heb gebruikt en ik zal er een klaar laten maken en ter identificatie indienen. Ik heb het nog niet laten kopiëren, Edelachtbare, neemt u mij niet kwalijk. Ik zal het laten doen.
RAEDER: Ik zal u dankbaar zijn als u mij het document misschien kunt tonen. U hebt me alle andere laten zien, maar dit niet, het document dat ik bestrijd.
SIR DAVID: Neemt u mij niet kwalijk. Het is zo’n kort uittreksel dat ik dacht dat u het wel van mij zou aannemen maar het laatste wat ik wil is u documenten niet laten zien.
U ziet de notitie op 26 maart:
“Een Britse landing in Noorwegen wordt niet verwacht – Raeder stelt actie van onze kant voor tijdens de volgende nieuwe maan – waarmee Hitler instemt. Verdere discussie over het leggen van mijnen voor Scapa Flow voorafgaand aan de Duitse invasie van Noorwegen. Hitler is het met Raeder eens en zal dienovereenkomstige maatregelen treffen.”
RAEDER: Mag ik er nu op terugkomen? Hier staat, op 26 maart 1940: “Bezetting van Noorwegen door de Britten was aanstaande toen tussen Rusland en Finland vrede werd gesloten.”
Die Russisch-Finse kwestie maakte het bijzonder dringend voor ons om een landing uit te voeren want het gevaar bestond dat de Britten, onder het mom van steun aan de Finnen, een vreedame bezetting van Noorwegen zouden uitvoeren.
Dan ga ik verder met de vraag van de Führer of een landing in Noorwegen door de Britten misschien op handen zou zijn. Men moet bedenken dat Assmann dat allemaal had samengevat uit oorlogsdagboeken en deze kwestie wordt verduidelijkt door het feit dat de Führer wilde weten of de situatie op enige manier veranderd was omdat de vrede was getekend. De situatie was echter helemaal niet veranderd, omdat we wisten dat de landing door de Britten niet zou worden uitgevoerd om de Finnen te helpen maar om andere redenen. Daarom werd de vraag, of vanwege de vredesovereenkomst de landing door de Britten aanstaande was, door mij ontkennend beantwoord. Opperbevelhebber stelt actie voor door ons bij de volgende nieuwe maan, 7 april. Führer stemt ermee in. Alles bleef zoals het was. Alleen de vraag of wij vanwege die vredesovereenkomst onmiddellijk een landing moesten uitvoeren, beantwoordde ik met nee. Dat is totaal verschillend van wat u mij hebt verteld.
SIR DAVID: U leest de notitie van 26 maart. Hoe luidt de notitie van 26 maart? U kunt hem in het Duits voorlezen, dan kunnen wij het vertalen.
RAEDER: “Bezetting van Noorwegen door de Britten was aanstaande toen tussen Rusland en Finland vrede werd gesloten. Blijkbaar werd dat vanwege die overeenkomst uitgesteld. Vraag van de Führer of op dat moment een landing in Noorwegen door de Britten op handen was werd door de OBK ontkennend beantwoord...”
Ja, dat betekende niet dat we daarom dat idee moesten verlaten.
“Opperbevelhebber stelt actie voor door ons bij de volgende nieuwe maan.” De redenen voor onze landing bleven hetzelfde als tevoren; alleen de Britten konden de kwestie Finland niet meer als reden gebruiken.
SIR DAVID: De vredesovereenkomst, het einde van de oorlog tegen Finland vond midden maart plaats. Dat stond toen niet op de kaart?
RAEDER: Natuurlijk, het was voor ons niet langer belangrijk, maar onze redenen bleven dezelfde als te voren.
SIR DAVID: Goed, wilt u naar document D-843 kijken? Dat wordt bewijsstuk GB-466. Dat is een rapport van uw diplomatieke vertegenwoordiger in Noorwegen, gedateerd 29 maart en aan het einde van de eerste paragraaf zult u zien staan:
“De Britten wensten blijkbaar niet de verantwoordelijkheid te aanvaarden voor het openlijk zonder aanleiding schenden van het Noorse territorium en de Noorse wateren en daar oorlogsachtige operaties uitvoeren.”
Dat is een citaat van de Noorse Minister van Buitenlandse Zaken. Dan gaat uw diplomatieke vertegenwoordiger verder:
“De toekomst zal uitwijzen of de Minister van Buitenlandse Zaken Koht de zaken geheel juist ziet. Het blijkt echter duidelijk – omdat ik, de vertegenwoordiger van de Duitse Minister van Buitenlandse Zaken – er herhaaldelijk op gewezen heb dat de Britten niet van plan zijn te landen maar dat ze de scheepvaart in Noorse territoriale wateren willen verstoren met als doel, zoals Koht aanneemt, Duitsland uit te dagen. Het is natuurlijk ook mogelijk dat het gedrag van de Brittten van de laatste week, waar ik ook op heb gewezen, uit zal groeien tot min of meer regelmatige en toenemende inmenging in territoriale wateren om onze ertstransporten voor de Noorse kust aan te vallen.”
En dan paragraaf 3:
“De vastberaden intentie van Noorwegen haar neutraliteit te handhaven en te garanderen dat haar neutraliteitsregels worden geëerbiedigd kunnen als een feit worden beschouwd.”
Werd u verteld dat uw diplomatieke vertegenwoordiger in Noorwegen meldde dat de Britten geen enkele bedoeling hadden te landen?
RAEDER: Ja. Dr. Breuer, de Minister voor Noorwegen had een volkomen verkeerde mening. Hij geloofde de garanties van de Minister van Buitenlandse Zaken Koht hoewel onze Marineattaché bleef melden dat Koht volledig aan Britse kant stond en dat zijn beloften niet moesten worden geloofd. Op het zelfde moment was er informatie ontvangen van Hagelin dat de Noren garanties op papier gaven maar dat ze zelf hadden gezegd dat ze dat alleen maar deden als misleiding en dat ze zouden blijven samenwerken met de Britten. Dat staat in de documenten die wij hebben ingediend.
SIR DAVID: Laten we naar een ander document kijken. Document D-844. Dit is wat uw diplomatieke vertegenwoordiger in Zweden op het zelfde moment zei. Dat wordt bewijsstuk GB-467, uw vertegenwoordiger in Zweden en u zult merken dat hij de Zweedse Minister van Buitenlandse Zaken Günther citeert, allereerst, ongeveer 10 regels naar beneden, net na de naam “Von Weiszäcker” zult u zien staan:
“De Zweedse regering had geen enkele reden aan te nemen dat een actie door de Westerse mogendheden tegen Scandinavië op handen was. In tegendeel, op grond van alle officiële rapporten en andere inlichtingen meenden zij dat de situatie veel rustiger was.”
En dan zegt hij dat er geen uitzicht is op een aanslag tegen het Zweedse erts. Dan gaat hij verder over Noorwegen. Zonder een Anglofiel te zijn geloofde Günther ook niet in een Britse oorlogshandeling tegen Noorwegen maar natuurlijk kon hij dat niet met dezelfde zekerheid zeggen met betrekking tot Zweden. Hoe dan ook echter, de Noorse regering, waarmee hij in nauw contact stond, had dezelfde mening. En als u twee paragrafen verder kijkt, staat er:
“Ten slotte verzocht Günther mij zijn uitspraken aan mijn regering over te brengen en herhaalde dat de Zweedse regering de grootste waarde eraan hechtte dat de Duitse regering niet abusievelijk de indruk zou krijgen van het bestaan van omstandigheden die de mogelijkheid zouden uitlokken – hij wilde het woord noodzaak helemaal niet gebruiken – van bijzondere maatregelen door Duitsland met betrekking tot Scandinavië.
En dan zegt hij in de laatste paragraaf dat de Zweedse Miniser van Buitenlandse Zaken vermoedelijk over de Duitse voorbereidingen had gehoord.
Wilt u nu kijken naar document D-845, dat wordt bewijsstuk GB-468 – van de volgende dag – van uw diplomatieke vertegenwoordiger in Stockholm:
“In Zweedse militaire en regeringskringen heerst grote bezorgdheid betreffende mogelijke Duitse militaire maatregelen in Scandinavië tegen de aangekondigde verscherping van oorlogsmaatregelen door de Westerse mogendheden. Zweedse en Noorse militaire en regeringsautoriteiten achten het onwaarschijnlijk dat er door de Westerse mogendheden militaire maatregelen tegen Scandinavië worden genomen. In krantenartikelen van de Westerse mogendheden over dit onderwerp wordt geprobeerd Duitsland uit te dagen.”
Dat is van uw militaire attaché in Stockholm. Werd u niets verteld over die rapporten uit Stockholm? Werd u daar niets over gezegd?
RAEDER: Ik neem aan dat de Führer mij dat vertelde. Maar we hadden geen enkele reden deze garanties te geloven want Zweden had er duidelijk, zeer duidelijk groot belang bij dat wij niet naar Noorwegen zouden gaan omdat Zweden geloofde dat wij door dat te doen in staat zouden zijn ook druk uit te oefenen op Zweden. Dat is wat de Britten wilden, volgens de inlichtingen die wij later kregen. Onze minister was volkomen verkeerd geïnformeerd en was als gevolg daarvan niet door ons ingelicht omdat het bekend was dat hij aan de kant van Minister van Buitenlandse Zaken Koht stond. Onze informatie was zo duidelijk, zo veelvuldig en zo ondubbelzinnig dat wij zeker met een rein geweten een landing konden uitvoeren en in feite bleek dit ook zo te zijn.
Daarom heeft het geen zin erover te discussiëren of het bevel van de Britten in Noorwegen te landen – in Trondheim, Stavanger en ik meen Kristiansand – of dit bevel op 5 april werd gegeven. Op de 7de, in de nacht van de 7de op de 8ste, zoals de Britten in een radioboodschap meldden, werd het mijnen leggen door Britse schepen in Noorse wateren voltooid en op de 7de werden er troepen ingescheept op kruisers waarvan ik de namen vergeten ben.
Dit vond in werkelijkheid dus plaats en mijn opvatting was juist en niet die van de heer Breuer die onmiddellijk hierna ontslagen werd omdat hij had gefaald. Daarop voerden we de landingen uit op grond van zeer positieve informatie die we tot in bijzonderheden kunnen bewijzen. De Zweedse actie is volkomen begrijpelijk.
SIR DAVID: Ik ga niet met u in discussie hoewel u moet weten en ik denk dat u het wel weet dat er helemaal geen Brits bevel voor een invasie lag; er lag een order voor het leggen van mijnen maar u ging die kant op zoals ik u heb voorgelegd, heel goed wetend dat een Britse invasie niet aanstaande was, in weerwil van uw eigen hoofd Operaties, Kapitän Fricke en in weerwil van alle informatie van uw diplomatieke vertegenwoordigers in Noorwegen. Nu wil ik naar een ander punt betreffende Noorwegen en dan ben ik daar mee klaar. U hebt het Tribunaal verteld dat naar uw mening het gebruik van de vlag van de vijand een toegestane krijgslist was zolang als u hem streek voordat u tot actie overging. Herinnert u zich dat te hebben gezegd?
RAEDER: Ik heb het niet begrepen.
SIR DAVID: Herinnert u zich het Tribunaal die morgen te hebben verteld dat het voeren van de vlag van de vijand op een oorlogsschip een toegestane krijgslist is zolang u hem strijkt voordat u in actie komt. Herinnert u zich dat te hebben gezegd?
RAEDER: Ja natuurlijk, dat is een principe dat in de oorlog op zee algemeen erkend is, dat op het moment waarop het vuur wordt geopend, de eigen vlag wordt gehesen.
SIR DAVID: Wilt u het Tribunaal doen geloven dat het in de oorlog op zee een gebruikelijke procedure is de vlag van een ander land te gebruiken bij het doen van een aanval op een neutraal land, een onaangekondigde aanval op een neutraal land? Er heerste geen staat van oorlog tussen u en Noorwegen en er was geen enkele reden voor een krijgslist. Er heerste vrede tussen u en Noorwegen. Zegt u dat?
RAEDER: Het was gewoon een kwestie van het strijken van de vlag en het hijsen van de Duitse vlag wanneer we de Britten zouden ontmoeten. We wilden helemaal niet tegen de Noren vechten. Er staat ergens dat we eerst moesten proberen een vreedzame bezetting te realiseren.
SIR DAVID: Kunt u mij een precedent noemen waar de Duitse Marine, zelfs voor deze operatie ooit een neutraal land had aangevallen waarmee het in vrede leefde en gebruik makend van de vlag van de vijand? Vertelt u mij wanneer u dat eerder deed?
RAEDER: Ik weet het niet. Ik kan u niet zeggen of een andere marine het deed. Ik heb.....
SIR DAVID: U kunt het wel aannemen, iedere andere marine – ik vraag u zelfs, hebt u het ooit gedaan?
RAEDER: Nee, we hebben het nooit gedaan en afgezien daarvan, we deden het niet omdat we op 8 april via de radio bevel gaven – en dat weet u uit ons Oorlogsdagboek – dat dit niet moest gebeuren; het is dus volslagen zinloos hier te praten over wat er had kunnen gebeuren als het niet eens gebeurd is.
SIR DAVID: Ik wilde duidelijkheid krijgen wat uw mening is over wat in maritieme oorlogvoering toelaatbaar is. Ik wil overgaan op een ander punt en dan ben ik klaar met dit gedeelte van uw zaak. Wat betreft de aanval op de Sovjet Unie, ik ga u niet vragen naar uw eigen mening en wat u tegen Hitler zei omdat u ons dat uitvoerig heeft verteld; ik zou graag willen dat u kijkt naar documentenboek 10a, pagina 252 van het Engelse en pagina 424 van het Duitse boek.
RAEDER: Welk document is dat, alstublieft?
SIR DAVID: Het grote.
RAEDER: Dat heb ik niet.
SIR DAVID: Document 447-PS.
Het spijt mij zeer, Edelachtbare, dit is helemaal mijn fout. Ik verzoek het Tribunaal mij niet kwalijk te nemen. Ik heb de verkeerde verwijzing gegeven. Ik wilde hem eigenlijk laten kijken naar pagina 59 in documentenboek 10, document C-170. Het spijt mij zeer, Edelachtbare.
(tot de beklaagde): Dat is een uittreksel uit het Oorlogsdagboek van de Marine, waar ik u naar wil laten kijken staat op pagina 59 op 15 juni. “Op voorstel van de SKL wordt het gebruik van wapens tegen Russische duikboten ten zuiden van de noordelijke begrenzing van het waarschuwingsgebied....
Hebt u dat?
RAEDER: Ja.
SIR DAVID: ..... wordt onmiddellijk toegestaan met meedogenloze vernietiging als doel.”
Wilt u nu, voordat ik u een vraag stel teruggaan naar document C-38, dat staat op pagina 11, pagina 19 van uw eigen documentenboek en op pagina 19 van het Duitse. Dat is een order van dezelfde datum, getekend door beklaagde Keitel aan de Opperbevelhebber van de Marine:
“Offensieve acties tegen duikboten ten zuiden van de linie tussen de Memel en de zuidelijke punt van Oland is toegestaan zolang de boten niet als Zweeds kunnen worden herkend tijdens de nadering van Duitse marine-eenheden. De reden die tot aan B-dag” – dat is Barbarossa” moet worden gegeven is dat onze vlooteenheden verondersteld worden op te treden tegen indringende Britse duikboten.”
Waarom stelde u voor Russische duikboten aan te vallen, zes dagen voor uw eigen invasie wanneer die geen enkele aanval verwachtten en er geen sprake was van oorlog?
RAEDER: Zoals hier al een keer is uitgelegd was het even te voren gebeurd, dat is voor de 15de juni, dat een duikboot was doorgedrongen in het gebied rond Bornholm, dat ver naar het westen ligt en toen de verkeerde herkenningssignalen gaf toen de patrouilleboot voor Bornholm het schip praaide. Als de verkeerde herkenningssignalen worden gegeven betekent dat dat het geen Duitse U-boot kon zijn maar een vreemde. In dit geval deden koers en plaats van de boot ons vermoeden dat het een Russische boot moest zijn. Afgezien daarvan waren Russische duikboten destijds herhaaldelijk gesignaleerd voor Duitse havens – Memel bijvoorbeeld en andere.
We hadden dus de indruk dat Russische duikboten al posities innamen buiten Duitse havens, ofwel om mijnen te leggen dan wel koopvaarders of oorlogsschepen aan te vallen. Om die reden moest ik dit uit voorzorg melden en ik moest voorstellen in deze gebieden buiten Duitse havens actie te ondernemen tegen niet-Duitse duikboten. Die suggestie werd dezelfde dag nog doorgegeven en werd deze aanvullende verklaring opgesteld die naar mijn mening helemaal niet nodig was maar die voorkwam dat er complicaties zouden ontstaan.
SIR DAVID: Dat is nog steeds geen antwoord op mijn vraag. Ik zal het zo stellen. U vond het juist om zes dagen voordat u de Sovjet Unie aanviel Russische duikboten aan te vallen en aan te dringen op meedogenloze vernietiging daarvan? U vond dat juist? En om dan de schuld te schuiven op indringende Britse duikboten – dat is Keitel’s suggestie – is dat uw idee van juiste oorlogvoering?
RAEDER: Nou, ik vond het eerste punt juist omdat het altijd belangrijk is de tegenstander voor te zijn en dit gebeurde onder bepaalde omstandigheden. Het tweede punt werd door de Führer bevolen. Geen van beide punten werd ooit uitgevoerd en daarom is het naar mijn mening zinloos om over deze kwestie te praten.
SIR DAVID: Dat is een zaak voor het Tribunaal en ik bepaal wat nuttig is om te bespreken.
Moet ik dus aannemen dat u het aanvallen en meedogenloos vernietigen van Russische duikboten volledig goedkeurt, zes dagen voordat u de oorlog begint? Moet het Tribunaal dat zo zien?
RAEDER: Ja, als ze in onze wateren verschenen om te verkennen of enige andere oorlogshandeling uit te voeren, dan vind ik dat correct. Ik vind dat beter dan wanneer onze schepen op Russische mijnen zouden lopen.
SIR DAVID: Laat ons nu voor een ogenblik overgaan op uw mening over de duikbootoorlog. Herinnert u zich het document dat ik aan beklaagde Dönitz heb voorgelegd over het memorandum van Buitenlandse Zaken, document D-851, dat wordt bewijsstuk GB-451?
RAEDER: Ik heb het voor me.
SIR DAVID: Goed, daar zal ik u later naar vragen. Dit zei u hierover toen u Dr. Kranzbühler antwoord gaf, ik meen op zaterdag. U zei: “Omdat de oorlog tegen Engeland voor ons als een complete verrassing kwam hadden we ons tot dan toe nog weinig bezig gehouden met specifieke vragen over de duikbootoorlog. Onder andere hadden we de vraag over de onbeperkte duikbootoorlog nog niet besproken die zo’n belangrijke rol in de vorige oorlog had gespeeld. En daardoor kwam het dat op 3 september de officier die hier onlangs is genoemd, naar Buitenlandse Zaken werd gestuurd met enkele punten ter discussie over de kwestie van de onbeperkte duikbootoorlog, zodat we het met Buitenlandse Zaken duidelijk konden krijgen hoever we konden gaan.
Denkt u nu dat dit ....
RAEDER: Zover ik me kan herinneren is dit de manier waarop het gebeurde. Er was nog niet gedacht aan onbeperkte duikbootoorlog.
SIR DAVID: Hebt u het document voor u?
RAEDER: U bedoelt het document betreffende Buitenlandse Zaken, document D-851?
SIR DAVID: Donitz 851, ja.
RAEDER: Ja.
SIR DAVID: Ik denk niet dat dit in een of ander afschrift staat. Edelachtbare, hebt u een afschrift?
De PRESIDENT: Nee, ik denk het niet.
SIR DAVID: Edelachtbare, ik heb het tijdens mijn verhoor van beklaagde Dönitz wel ingediend?
De PRESIDENT: Het zit zeer waarschijnlijk tussen onze papieren van Dönitz.
SIR DAVID: Edelachtbare, misschien wilt u mij toestaan dit even langzaam voor te lezen. In dit document staat:
“De kwestie van een onbeperkte duikbootoorlog tegen Engeland wordt in de bijlage die is ingediend door het opperbevel van de Marine besproken.
“De Marine is tot de conclusie gekomen dat met de beschikbare middelen alleen maar maximale schade aan Engeland kan worden toegebracht wanneer het de duikboten wordt toegestaan onbeperkt en zonder waarschuwing de wapens te gebruiken tegen vijandelijke en neutrale scheepvaart in de gesloten gebieden die op de bijgevoegde kaart zijn aangegeven. De Marine is er zich van bewust dat:
“a) Duitsland daarmee in het openbaar de overeenkomst van 1936 betreffende het voeren van een economische oorlog afwijst,
“b) Het op deze manier voeren van oorlog niet kon worden gerechtvaardigd op basis van de tot nu toe algemeen aanvaarde principes van internationaal recht.”
Dan moet ik dit voorlezen, of erop wijzen. Ik heb dit al eerder behandeld, het is de op twee na laatste paragraaf:
“Opvattingen gebaseerd op het buitenlands beleid zouden alleen de voorkeur geven aan het gebruik van de methode van onbeperkte duikbootoorlog en bevel geven voor deze vorm van oorlogvoering als vergelding wanneer Engeland ons een rechtvaardiging geeft door haar wijze van oorlogvoering.”
(tot de beklaagde): Nu wil ik dat u het stap voor stap doet. U ziet de paragraaf waar staat: “De Marine is tot de conclusie gekomen dat met de beschikbare middelen maximale schade alleen maar kan aan Engeland worden toegebracht wanneer het de duikboten is toegestaan onbeperkt en zonder waarschuwing de wapens te gebruiken tegen vijandelijke en neutrale scheepvaart in de gesloten gebieden....”
Is dat uw mening? Was dat uw mening op 3 september?
RAEDER: Nee, dat is niet mijn mening; dat is een gekleurde mening. We hadden de U-boten opdracht gegeven een economische oorlog te voeren volgens het Reglement Oorlogsbuit en we hadden in ons oorlogsdagboek opgenomen dat wanneer de Britten hun koopvaarders zouden bewapenen of iets dergelijks dat dan een bepaalde verscherping..
SIR DAVID: Wilt u mij alstublieft een antwoord geven op de vraag die ik u stelde? Het is een heel eenvoudige vraag.
RAEDER: Ja.
SIR DAVID: Wel, is dat niet uw mening?
RAEDER: In theorie natuurlijk, gezien de beperkte middelen die wij hadden, kon aan Engeland alleen de grootst mogelijke schade worden toegebracht – we moesten dit met Buitenlandse Zaken bespreken om te zien hoever we met die verscherping konden gaan. Daarom werd die officier daarheen gestuurd. De besprekingen met Buitenlandse Zaken resulteerden in dat duikboot memorandum dat van begin tot eind aantoont dat we ons zoveel mogelijk aan bestaande wetten probeerden te houden. Het hele memorandum is niets meer dan juist dat soort discussie.
SIR DAVID: Wilt u nu mijn vraag beantwoorden? Wanneer in dit document staat: “de Marine is tot de conclusie gekomen...,” is het waar dat de Marine tot die conclusie kwam?
RAEDER: Ja.
SIR DAVID: Is dat waar of niet?
RAEDER: Maar natuurlijk, iedereen zou tot die conclusie komen.
SIR DAVID: Het is veel gemakkelijker om gewoon ja te zeggen dan een lange uitleg te geven.
Laten we nu op een ander punt overstappen. Is het waar dat u tot die conclusie was gekomen zonder de Vlagofficier U-boote te raadplegen, zoals beklaagde Dönitz zei toen hij getuigenis aflegde?
RAEDER: Wat deze kwestie betreft? We waren het er alleen over eens voordat de boten naar zee gingen dat ze oorlog zouden voeren volgens het Reglement Oorlogsbuit. Ik vroeg hem niet om de onbeperkte duikbootoorlog te voeren want dat wilde ik niet. Allereerst moest ik het met Buitenlandse Zaken bespreken om uit te vinden hoever we konden gaan. Dat was het doel hiervan, individuele orders te geven, orders waarvoor we het recht hadden die te geven, stap voor stap in overeenstemming met het optreden van de Britten. Dit was een kwestie van internationaal recht die ik moest bespreken met de deskundige op het gebied van internationaal recht bij Buitenlandse Zaken.
SIR DAVID: Is het niet juist dat u de volgende drie maanden op die mening bij Buitenlandse Zaken bleef aandringen, de conclusie die u had getrokken. Is het niet juist dat u de volgende drie maanden bleef aandringen op onbeperkte duikbootoorlog binnen het gebied?
RAEDER: Ik denk van niet, anders had ik het memorandum van 3 september niet uitgegeven. Misschien gingen we naar Buitenlandse Zaken en oefenden we wat druk uit, maar wat we deden staat in het memorandum en onze maatregelen werden stap voor stap verscherpt, volgend op maatregelen die de Britten namen.
SIR DAVID: Wel nu, de volgende stap bij Buitenlandse Zaken was een overleg met Baron von Weiszäcker op 25 september, dat u kunt zien in document D-852, bewijsstuk GB-469. U ziet paragraaf 3 van dat document:
“Het Opperbevel van de Marine zal aan Buitenlandse Zaken een voorstel doen, als basis voor communicatie met de neutrale mogendheden waarin de verscherpingen van de oorlog ter zee worden vermeld, waarvoor al bevel is gegeven of waarvoor in de nabije toekomst bevel zal worden gegeven. Dit omvat in het bijzonder een waarschuwing om bij aanhouding niet de radio te gebruiken, niet in konvooi te varen en schepen niet te verduisteren.”
Dat was uw eerste stap, niet waar? Dat werd voorgelegd aan Buitenlandse Zaken, samen met een aantal andere voorstellen?
RAEDER: Natuurlijk. De eerste maatregel was dat bewapende koopvaarders konden worden aangevallen omdat al op 6 of 8 september een U-boot een koopvaarder, de Manar had aangehouden; een waarschuwingsschot had gelost en direct door de Britse stomer onder vuur was genomen. Daarop opende de U-boot het vuur op de koopvaarder. Dergelijke gevallen waren bekend. En omdat men niet in alle gevallen kan zien of het schip bewapend is of niet namen we aan dat het ertoe zou komen dat alle schepen onder vuur werden genomen. In die periode was echter bevolen dat alleen bewapende Britse koopvaarders mochten worden beschoten.
Ten tweede konden schepen die een radiobericht uitzonden wanneer ze werden aangehouden ook worden beschoten omdat door dit gebruik van de radio – waarvoor door de Admiraliteit opdracht was gegeven - direct marine eenheden en vliegtuigen ter plaatse kwamen, in het bijzonder de laatste die de U-boot onder vuur zouden nemen.
De eerste stap bestond daarom uit het beschieten van bewapende koopvaarders – passagiersschepen waren nog uitgezonderd – en ten tweede het beschieten van verduisterde schepen en schepen die de radio gebruikten.
Verduisterde schepen zijn ....
SIR DAVID: Goed dan, wilt u nu kijken naar document D-853. Ik wil alleen dat u naar het volgende document kijkt, dat wordt bewijsstuk GB-470. Ik wil graag dat u zo snel mogelijk naar dat memorandum toegaat waarover u hebt gesproken.
D-853, als u sectie II wilt opzoeken, is een verslag van de onderstaatssecretaris van Buitenlandse Zaken, gedateerd 27 september en gaat over de kwestie waarover u het net had, het zonder waarschuwing tot zinken brengen van Franse en Britse schepen in de veronderstelling dat die bewapend zijn. In paragraaf II staat:
“De SKL gaf nogmaals aan dat de Führer waarschijnlijk in de nabije toekomst bevel zal geven tot een meedogenloze duikbootoorlog in de gesloten gebieden. De eerdere medewerking van Buitenlandse Zaken blijft gegarandeerd.”
Drong u nog steeds aan op de onbeperkte duikbootoorlog binnen een groot gebied ten westen van en rond Groot-Brittannië?
RAEDER: Ja. In zoverre dat we stap voor stap verscherpte maatregelen namen op basis van onze waarnemingen betreffende de houding van vijandelijke mogendheden en dat is in die gevallen waar verscherping wettelijk aantoonbaar volkomen gerechtvaardigd was.
SIR DAVID: Wilt u kijken naar de notulen van Baron von Weiszäcker van 14 oktober, document D-857 en dat wordt bewijsstuk GB-471.
Ziet u, dit is na de maatregelen die waren genomen en die u zojuist aan het Tribunaal hebt uitgelegd. Baron von Weiszäcker meldt aan beklaagde Von Ribbentrop:
“Volgens mijn informatie is het besluit tot onbeperkte duikbootoorlog tegen Engeland aanstaande. Dit is in ieder geval net zo goed een politieke beslissing als een technisch aspect van oorlog. Korte tijd geleden heb ik mijn persoonlijke mening schriftelijk ingediend, dat onbeperkte duikbootoorlog ons nieuwe vijanden zou opleveren op een moment waarop we nog niet over de nodige duikboten beschikken om Engeland te kunnen verslaan. Aan de andere kant wordt de opvatting van de Marine om de onbeperkte duikbootoorlog te beginnen met elke overtuigende reden bevestigd.”
Dan zegt hij dat het nodig is om bepaalde informatie in te winnen. Op dat punt dient u uw memorandum in van de 15de october; dat, Edelachtbare, is document C-157 en bewijsstuk GB-224.
RAEDER: Mag ik allereerst iets zeggen over het vorige document? Deze uitdrukking: ‘onbeperkte duikbootoorlog’ .....”
SIR DAVID: Dat kunt u later doen, want we hebben hier nog heel wat te behandelen.
De PRESIDENT: Sir David, het Tribunaal is van mening dat hem moet worden toegestaan te zeggen wat hij over dat document wenst te zeggen.
SIR DAVID: Het spijt me, Edelachtbare, Mijn fout. Gaat u verder beklaagde.
RAEDER: Nu zijn die twee documenten weg. Wat ik wilde zeggen is dat de uitdrukking onbeperkte duikbootoorlog van de kant van Buitenlandse Zaken afkomstig was uit de vorige wereldoorlog. In werkelijkheid en gedurende de hele oorlog voerden we geen onbeperkte duikbootoorlog in de zin van de onbeperkte duikbootoorlogvoering uit de Eerste Wereldoorlog. Zelfs daar, waar hij zegt: ..”is het besluit tot onbeperkte duikbootoorlog tegen Engeland aanstaande” wordt slechts bevel gegeven tot zeer beperkte maatregelen die altijd gebaseerd waren op het feit dat de Britten van hun kant iets dergelijks hadden bevolen. De belangrijkste actie aan Britse zijde was het tot op zekere hoogte militariseren van de hele koopvaardijvloot. Met andere woorden, de koopvaardijvloot werd bewapend en zij kregen bevel die wapens te gebruiken.
SIR DAVID: Ik zie absoluut niet in hoe dat uit dat laatste document blijkt. Tenzij het Tribunaal er op in wenst te gaan, meen ik dat we verder moeten gaan.
Denkt u niet, Edelachtbare?
RAEDER: Uit beide documenten. Niet uit slechts een.
SIR DAVID: Ik zou denken dat u dat punt al tenminste zeven keer heeft genoemd vanmiddag. Ik leg u voor dat het werkelijke doel van uw duikbootoorlog staat vermeld in de eerste paragraaf van he document. Wilt u er even naar kijken? U ziet staan: “Berlijn, 15 oktober.....
RAEDER: Nee, ik zeg nog steeds dat er geen onbeperkte duikbootoorlog werd gevoerd maar slechts een geleidelijke verscherping van maatregelen, zoals ik al herhaaldelijk heb gezegd en deze werden altijd pas genomen nadat de Britten bepaalde maatregelen hadden genomen. De Britten....
SIR DAVID: Ik leg u voor dat dat een volkomen onwaarheid is en dat zal ik u met dit document aantonen. Kijkt u naar uw eigen document, dit memorandum. In de eerste paragraaf:
“Het voorstel van de Führer tot het herstellen van......
RAEDER: Ik vertel geen onwaarheden, ik denk er niet over. Dat soort dingen doe ik niet.
SIR DAVID: Wel, dat is wat ik u voorleg en ik zal dat met dit document aantonen.
“Het voorstel van de Führer tot het herstellen van een eerbare vrede en de nieuwe aanpassing van de politieke orde in Oost-Europa was afgewezen. De vijandelijke mogendheden wensen de oorlog met het doel Duitsland te vernietigen. In deze strijd waarin Duitsland nu gedwongen is haar voortbestaan en haar rechten te verdedigen, moet zij haar wapens met de grootst mogelijke felheid inzetten en tegelijkertijd de wetten van de militaire ethiek volledig eerbiedigen.”
Laten we nu eens kijken wat u voorstelde:
“Duitsland’s voornaamste vijand in deze oorlog is Groot-Brittannië. Haar zwakste plek is haar overzeese handel. De zeeoorlog tegen Engeland moet daarom als een economische oorlog worden gevoerd met het doel, de Engelse strijdlust binnen een zo kort mogelijk tijd te vernietigen en haar te dwingen vrede te aanvaarden”.
Slaat u nu een paragraaf over en kijkt u naar de volgende:
“Het voornaamste doel van onze maritieme strategie is het koopvaardijschip” – laten we nu eens kijken – “niet alleen dat van de vijand maar in het algemeen iedere koopvaardeer die uitvaart om de oorlogsindustrie van de vijand te bedienen, zowel door invoer als door uitvoer. Hiernaaast blijven de vijandelijke oorlogsbodems ook een doelwit.”
Was dat nu niet het voorstel dat u binnen het opperbevel van de Marine aan Hitler en aan Buitenlandse Zaken deed, met de grootst mogelijke meedogenloosheid Engeland’s strijdlust vernietigen en iedere koopvaarder die Engeland in of uitvoer aanvallen? Was dat niet uw doel?
RAEDER: Natuurlijk alleen maar aanvallen op neutrale schepen voor zover die waren bewapend en waren gewaarschuwd bepaalde gebieden niet binnen te gaan. Gedurende de hele geschiedenis van de economische oorlogvoering is de vijandelijke koopvaarder, net als de neutrale koopvaarder het doelwit van een aanval geweest.
SIR DAVID: U vertelt het Tribunaal toch niet dat u het gebruik van waarschuwingen voorstelde. Vertelt u het Tribunaal in alle ernst dat u met die paragraaf bedoelde dat neutrale schepen alleen maar na een waarschuwing moesten worden aangevallen?
RAEDER: Natuurlijk en zo gebeurde het ook. Later waarschuwden we neutrale schepen, nadat ons gesloten gebied was ingesteld in overeenstemming met dat van de Amerikanen. Wij waarschuwden ze dat ze die zone niet binnen moesten varen omdat ze anders het grootste gevaar liepen. Dat zeg ik en ik kan het bewijzen.
SIR DAVID: Ik leg u voor dat het niet waar is en ik zal het u uit de documenten aantonen. Gaat u nu naar pagina .....
RAEDER: Op 24 november werd die waarschuwing uitgegeven.
SIR DAVID: Als u sectie C van het document wilt opslaan, “Militaire vereisten voor de beslissende strijd tegen Engeland.”
“In onze maritieme strategie zullen we ieder beschikbaar wapen maximaal moeten inzetten. Militair succes kan alleen met vertrouwen worden verwacht wanneer we Engeland’s overzeese verbindingen met de grootst mogelijke felheid aanvallen waar we ze ook maar kunnen raken; het uiteindelijke doel van dergelijke aanvallen is alle handelsverkeer naar en uit Engeland af te snijden. We zouden moeten proberen de belangen van de neutralen te eerbiedigen voor zover dit mogelijk is zonder afbreuk te doen aan onze militaire vereisten. Het is wenselijk alle te nemen militaire maatregelen te baseren op bestaande internationale wetgeving; echter, maatregelen die uit militair oogpunt noodzakelijk worden geacht, aangenomen dat daarmee een beslissend succes kan worden behaald, moeten worden genomen, zelfs wanneer die niet stroken met bestaande internationale wetgeving.”
Was dat niet het voorstel dat u aan Buitenlandse Zaken en aan Hitler deed: “Houdt u zo lang als u kunt aan internationale wetgeving maar als die wetgeving niet strookt met wat nodig is voor militaire successen, gooi die wetgeving overboord.” Was dat niet uw voorstel?
RAEDER: Nee, dat is helemaal verkeerd uitgedrukt.
SIR DAVID: Wel, legt u deze zin dan uit. Legt u deze zin uit.
“We zouden moeten proberen de belangen van de neutralen te eerbiedigen voor zover dit mogelijk is zonder afbreuk te doen aan onze militaire vereisten. Het is wenselijk alle te nemen militaire maatregelen te baseren op bestaande internationale wetgeving; echter, maatregelen die uit militair oogpunt noodzakelijk worden geacht, aangenomen dat daarmee een beslissend succes kan worden behaald, moeten worden genomen, zelfs wanneer die niet stroken met bestaande internationale wetgeving.”
Wat bedoelt u daarmee als u niet van plan was internationale wetgeving overboord te gooien?
RAEDER: Er staat: “Als de bestaande regels voor de oorlogvoering te land daar niet op kunnen worden toegepast.” Het is algemeen bekend dat de internationale wetgeving nog geen voozieningen kende voor de duikbootoorlog, net zo min als destijds voor vliegtuigen. Er staat:
“In principe moet daarom iedere vorm van oorlogvoering die effectief is voor het breken van de vijandelijke weerstand gebaseerd zijn op een of andere juridische grond, zelfs wanneer dat betekent het opstellen van nieuwe regels voor de oorlogvoering ter zee” – anders gezegd nieuwe regels voor de oorlogvoering ter zee op basis van de feitelijke ontwikkelingen.
Gedurende de oorlog ontwikkelde zich een nieuwe ethiek voor de zeeoorlog, beginnend bij de neutralen zelf. De pan-Amerikaanse Veilgheidsconferentie stelde bijvoorbeeld een veiligheidszone van 300 mijl rond de Amerikaanse kust in en sloot daarmee een groot zeegebied af voor overzeese handel.
De Amerikanen stelden precies zo een gevechtszone in rond de Britse eilanden waar we absoluut niet tevreden mee waren en op 4 november stelden de Verenigde Staten zelf dat het uitzonderlijk gevaarlijk zou zijn voor neutrale schepen om die zone binnen te varen en zij verboden hun eigen schepen en burgers dit gebied binnen te gaan.
We lieten dat volgen door de neutralen te vragen op dezelfde manier te handelen als de Amerikanen en dan zouden ze met rust gelaten worden. Dan voeren er alleen maar neutralen naar Engeland die smokkelwaar aan boord hadden en daar veel geld mee verdienden, of die door de Britten waren gedwongen via hun havens die gebieden binnen te gaan en zich niettemin bloot te stellen aan die gevaren. Natuurlijk hadden ze alle vrijheid om daarmee op te houden.
SIR DAVID: Vertelt u mij nu, welke veranderingen hadden er plaats gevonden in de ontwikkeling van zowel vliegtuigen als duikboten vanaf de tijd dat Duitsland het Duikboot Protocol van 1936 ondertekende tot aan het begin van de oorlog? U zegt dat internationale wetgeving zich moest aanpassen aan de strijdmiddelen. Welke veranderingen hadden er plaats gevonden tussen 1936 en 1939?
RAEDER: De volgende veranderingen vonden plaats: Het Duikboot Protocol van 1936 werd door ons ondertekend omdat we aannamen dat het om vreedzame acties ging....
SIR DAVID: Dat is geen antwoord op mijn vraag. Mijn vraag is heel duidelijk, Die luidt: Welke veranderingen in strijdmiddelen, hetzij in de lucht hetzij in duikboten hadden er tussen 1936 en 1939 plaatsgevonden? Dat is de vraag. U bent een Marineofficier met 50 jaar ervaring. Vertelt u mij, wat waren die veranderingen?
RAEDER: Het bleek dat vanwege het vliegtuig de duikboot niet langer in staat was boven water te komen om vijandelijke schepen of elke willekeurige koopvaarder te inspecteren, in het bijzonder voor de vijandelijke kust waar de duikboten eerst opereerden. Er bestond geen enkele regeling voor vliegtuigen.
De PRESIDENT: Beklaagde, dat is geen antwoord op de vraag. De vraag die u gesteld werd luidde welke veranderingen er hadden plaatsgevonden in de strijdmiddelen, hetzij in vliegtuigen, hetzij in duikboten.
RAEDER: Maar Meneer de President, de veranderingen zaten in de vliegtuigen. De steeds toenemende doelmatigheid van de vliegtuigen en de uitbreiding van hun activiteiten ook boven zee leidden tot de situatie waarin het onmogelijk werd welke koopvaarder dan ook te inspecteren zonder dat er vliegtuigen werden opgeroepen om de duikboot te bedreigen. Dat werd erger en erger zodat later zelfs reddingsacties vanwege vijandelijke vliegtuigen moesten worden beperkt en op die manier werd de hele duikbootoorlog op zijn kop gezet.
SIR DAVID: Is dat de enige verandering die u kunt noemen om uw verklaring te rechtvaardigen dat het internationale recht overboord moest wanneer dat niet met militaire vereisten strookte? Is dat de enige verandering in de slagkracht van vliegtuigen tussen 1936 en 1939?
RAEDER: Ik heb al een keer gezegd dat die niet overboord werd gezet. Die moest worden beperkt en gewijzigd en dat werd ook door anderen gedaan.
SIR DAVID: Goed, wilt u nu dan kijken naar de volgende paragraaf. U had het erover dat u rekening hield met neutralen. Bovenaan pagina 5 van de Engelse tekst; de paragraaf volgend op die welke ik zojuist heb voorgelezen. U zegt daar:
“In principe moet daarom iedere vorm van oorlogvoering die effectief is voor het breken van de vijandelijke weerstand gebaseerd zijn op een of andere juridische grond, zelfs wanneer dat betekent het opstellen van nieuwe regels voor de oorlogvoering ter zee”.
“Na overweging van de politieke, militaire en economische gevolgen binnen het kader van de algemene oorlogvoering, zal het Opperste Oorlogscommando moeten besluiten welke maatregelen van militaire aard genomen dienen te worden en wat onze houding ten opzichte van het voeren van oorlog dient te zijn. Wanneer eenmaal is besloten tot het voeren van de economische oorlog in zijn meest meedogenloze vorm, ter voldoening aan militaire vereisten, moet onder alle omstandigheden strikt de hand worden gehouden aan deze beslissing. Onder geen enkele voorwaarde mag een dergelijke beslissing tot de meest meedogenloze vorm van economische oorlogvoering, nadat die eenmaal is genomen, worden verlaten of afgezwakt onder politieke druk van neutrale mogendheden, zoals tot onze schade in de (Eerste) Wereldoorlog is gebeurd. Elk protest door neutrale mogendheden dient te worden afgewezen. Zelfs dreigementen van andere landen, in het bijzonder van de Verenigde Staten om deel te gaan nemen aan de oorlog, dat met zekerheid kan worden verwacht mocht de oorlog lang gaan duren, mogen niet leiden tot een verlichting van de economische oorlogvoering wanneer die eenmaal is begonnen. Hoe feller de economische oorlog wordt gevoerd, des te sneller zal dat resultaten opleveren en des te eerder zal de oorlog ten einde zijn.”
RAEDER: Ja.
SIR DAVID: Bent u het nu eens met die suggestie en dat standpunt dat wordt uitgedrukt in de paragraaf die ik u zojuist heb voorgelezen?
RAEDER: Dat moet heel anders worden uitgelegd dan u probeeert het voor te leggen.
SIR DAVID: Geheel verschillend van wat hier staat.....
RAEDER: Nee, niet wat er staat. Het punt is dit. Gedurende de Eerste Wereldoorlog hadden we de ervaring dat zo gauw een bevel voor verheviging was uitgegeven en doorgegeven, zo gauw de eerste neutrale mogendheid een vinger had opgestoken om te protesteren werden deze maatregelen onmiddellijk ingetrokken, zeker wanneer de Verenigde Staten er de hand in hadden. En ik zeg nu hier dat onder alle omstandigheden moest worden voorkomen dat we onze maatregelen altijd direct introkken en ik waarschuwde ervoor dat we onze maatregelen zo zorgvuldig mogelijk moesten overwegen. Dat is de reden voor de discussie met Buitenlandse Zaken en anderen, namelijk het voorkomen van de situatie waarin ze later mogelijk moesten worden ingetrokken. Dat zou een groot verlies aan prestige betekenen en reultaten zouden niet worden behaald.
Dat is de reden. Er werden ook talloze protesten door de Britten ontvangen en in de meeste gevallen bleven die onbeantwoord. Ik kan document C-170, bewijsstuk USA-136 aanhalen waar een groot aantal punten staat, nummer 14, dat luidt: “Scherpe Russische nota tegen de Britse blokkade op 20 oktober 1939;” en nummer 17 op 31 oktober waar staat: “Politieke toespraak door Molotov.”
SIR DAVID: Alles wat ik vraag is, was dit een juiste procedure?
RAEDER: Ik moet die kwestie uitleggen en ik stond op het punt dat te doen. Scherpe aanvallen tegen de Britse blokkade, in strijd met het internationaal recht, werden gedaan door de heer Molotov.
Hier werden ook protesten geüit die werden afgewezen. Maar ik wilde protesten voorkomem en het hele document toont aan dat onze beraadslagingen altijd tot doel hadden maatregelen te nemen op een manier zodat er niet tegen geprotesteerd kon worden, maar die altijd juridisch gerechtvaardigd waren.
SIR DAVID: Kunt u mij nu zeggen, beklaagde hoe protesten werden voorkomen als u in deze paragraaf voorstelt de meest meedogenloze maatregelen toe te passen en ieder bezwaar te negeren dat de neutralen maakten? Hoe voorkomt u daarmee protesten?
RAEDER: Deze maatregelen moesten op een dusdanige manier worden genomen dat er geen protest mogelijk was. Wanneer ik tegen de neutralen zeg: “Dit is in alle opzichten een gevaarlijk gebied,” en ondanks dat gaan ze er toch binnen omdat ze geld willen verdienen of omdat ze door de Britten worden gedwongen, dan hoef ik geen protesten te aanvaarden. Ze handelen om egoïstische redenen en ze moeten het gelag betalen als ze omkomen. Ik moet er ook aan toevoegen.....
SIR DAVID: Dat is waar. Ze moeten het gelag betalen als ze omkomen. Daar kwam het op neer, niet waar?
RAEDER: Ze kregen hoge premies om zich aan dat gevaar bloot te stellen en het was aan hen om daarover te beslissen.
De PRESIDENT: Sir David, we kunnen wellicht nu tien minuten pauzeren.
(de zitting wordt geschorst.)