TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Ochtendzitting 1 05-04-1946

Dr. NELTE: De laatste vraag die ik u gisteren stelde betrof de weg waarlangs orders werden doorgegeven betreffende kwesties rond krijgsgevangenen. U zei dat de bevelen gingen van de kampcommandant naar de regionaal militair commandant en dan via de commandant van het resereveleger naar het OKW, het Opperbevel van het leger. Ik zou nu willen dat u ons vertelde wie er verantwoordelijk was voor wanneer er iets in een krijgsgevangenenkamp gebeurde dat indruiste tegen de Geneefse Conventie of een inbreuk was op algemeen erkend internationaal recht. Was dat uw zaak? Was het OKW daarvoor verantwoordelijk?
KEITEL: Het OKW was verantwoordelijk in geval van incidenten waarbij algemene bevelen werden overtreden, met andere woorden, elementaire orders uitgegeven door het OKW, of in geval van het nalaten van het recht op inspectie. In dergelijke omstandigheden zou ik zeggen dat het OKW verantwoordelijk was.
Dr. NELTE: Hoe oefende het OKW zijn recht uit de kampen te inspecteren?
KEITEL: Allereerst, in de begindagen van de oorlog door een inspecteur van het KGW (Kriegsgefangenenwesen) die tegelijkertijd hoofd van de afdeling KGW was binnen het hoofdbureau van de strijdkrachten. In zekere zin vervulde hij een dubbelfunctie. Later, ik meen na 1942 gebeurde het door een inspecteur-generaal te benoemen die niets te maken had met de correspondentie of met het officiële werk op het departement.
Dr. NELTE: Hoe ging de controle door de beschermende macht en het Internationale Rode Kruis in zijn werk?
KEITEL: Als een beschermende macht een delegatie wilde sturen om kampen te inspecteren werd dat geregeld door het departement of de inspecteur van het KGW en hij vergezelde de delegatie. Misschien moet ik nog zeggen dat waar het de Fransen betrof, Ambassadeur Scapini die functie zelf waarnam en dat een beschermende macht in die vorm niet bestond.
Dr. NELTE: Konden de vertegenwoordigers van de beschermende macht en het Rode Kruis vrijelijk met de krijgsgevangenen spreken of alleen in tegenwoordigheid van officieren van de Duitse strijdkrachten?
KEITEL: Ik weet niet of de procedure die in de kampen werd gevolgd altijd in overeenstemming was met de algemene instructies, die een directe uitwisseling van standpunten tussen krijgsgevangenen en bezoekers uit hun eigen land mogelijk moesten maken. Als algemene regel werd het toegestaan en mogelijk gemaakt.
Dr. NELTE: Hield u zich als Chef van het OKW persoonlijk bezig met de algemene instructies voor zaken betreffende krijgsgevangenen?
KEITEL: Ja, ik hield me bezig met de algemene instructies. Afgezien daarvan, omdat ik aan de Führer en het hoofdkwartier gebonden was maakte me dat natuurlijk onmogelijk om in regelmatig contact met mijn afdelingen te blijven. Er waren echter het bijkantoor van het KGW en de inspecteur zowel als de Chef van het Algemeen hoofdkwartier van de strijdkrachten die voor ieder geval verantwoording verschuldigd was aan mij en zich met deze zaken bezig hield. Die drie afdelingen hielden zich bezig met het dagelijkse werk; en ik werd erbij geroepen als er beslissingen moesten worden genomen en wanneer de Führer er zich persoonlijk in mengde, zoals hij vaak deed, en zijn eigen bevelen gaf.
Dr. NELTE: Volgens de documenten die hier in dit Hof door de Sovjet Aanklager zijn gepresenteerd werden Sovjet krijgsgevangenen blijkbaar anders behandeld dan de andere gevangenen. Wat kunt u over dat onderwerp zeggen?
KEITEL: Het is juist dat er in dit verband een verschil in behandeling bestond vanwege het standpunt, regelmatig door de Führer geuit, dat de Sovjet Unie van haar kant de Geneefse Conventie niet had geratificeerd of zich eraan hield. Het was ook een gevolg van de rol van de “ideologische opvattingen betreffende het voeren van de oorlog”. De Führer benadrukte dat we in dit opzicht de vrije hand hadden.
Dr. NELTE: Ik ga u document EC-388, bewijsstuk USSR-356 laten zien. Het is gedateerd 15 september 1941.
Deel 1 bevat de notulen van een verslag van het Amt Auslandsabwehr van het OKW. Deel 2 is een richtlijn van het OKW, gedateerd 8 september 1941, betreffende de behandeling van Sovjet-Russische krijgsgevangenen. Deel 3 is een memorandum over de bewaking van Sovjet krijgsgevangenen en het laatse document is een afschrift van het besluit van de (Sovjet) Raad van Volkscommissarissen betreffende krijgsgevangenen en gedateerd 1 juli 1941.
(het document wordt aan beklaagde overhandigd.)
KEITEL: Misschien mag ik ter inleiding zeggen dat deze richtlijnen pas in september werden uitgegeven wat kan worden toegeschreven aan het feit dat er eerst een Führerbefehl bestond, luidende dat Russische krijgsgevangenen niet naar het grondgebied van het Reich mochten worden teruggebracht. Dit bevel werd later ingetrokken.
Nu wat betreft de richtlijn van 8 september 1941, waarvan ik de volledige tekst voor me heb. Ik zou willen zeggen dat al deze instructies hun oorsprong hebben in het idee dat dit een oorlog tussen nationaliteiten was want de inleidende zin luidt: “Het Bolsjewisme is de doodsvijand van Nationaalsocialistisch Duitsland.” Dat toont naar mijn mening onmiddellijk de grondslag waarop deze instructies zijn gebaseerd en de motieven en ideeën waar ze uit voortkwamen. Het staat vast dat Hitler, zoals ik gisteren al uitlegde, dit niet beschouwde als een oorlog tussen twee staten die uitgevochten moest worden volgens de regels van het internationaal recht maar als een conflict tussen twee ideologieën. Er staan ook diverse verklaringen betreffende selectie in het document vanuit twee gezichtspunten: selectie van mensen die, als ik het zo mag uitdrukken, ons niet gevaarlijk toeschijnen en de selectie van degenen die op grond van hun politieke activiteiten en hun fanatisme afgezonderd moeten worden omdat zij een bijzonder gevaarlijke dreiging voor het Nationaalsocialisme vormen.
Ik ga naar de inleidende brief en ik moet zeggen dat die hier al is ingediend door de Aanklager namens de Sovjet Unie. Het is een brief van de Chef van de Abwehr, Admiraal Canaris, de lezer herinnerend aan het algemene bevel dat ik net heb genoemd en er een aantal opmerkingen aan toevoegend waarin hij zijn twijfels over het besluit benadrukt en uiteenzet en zijn bezwaren ertegen. Over het memorandum dat eraan is toegevoegd hoef ik niets meer te zeggen. Dat is een uittreksel en ook de bevelen die de Sovjet Unie op haar beurt denk ik op 1 juli uitvaardigde voor de behandeling van krijgsgevangenen, richtlijnen voor de behandeling van Duitse krijgsgevangenen. Ik kreeg dit op 15 september terwijl het andere bevel ongeveer een week eerder was uitgegeven en na het rapport van Canaris bestudeerd te hebben moet ik toegeven dat ik zijn bezwaren deelde. Daarom nam ik alle papieren mee naar Hitler, vroeg hem de regeling in te trekken en een nadere verklaring over dit onderwerp af te leggen. De Führer zei dat we niet konden verwachten dat Duitse krijgsgevangenen door de andere partij volgens de Conventie van Genève of internationale wetten zouden worden behandeld. We hadden geen mogelijkheid dit te onderzoeken en hij zag geen reden om de richtlijnen die hij daarvoor had uitgegeven in te trekken. Hij weigerde pertinent en dus stuurde ik het dossier met mijn kanttekeningen terug naar Admiraal Canaris. Het bevel bleef van kracht.
Dr. NELTE: Hoe was de feitelijke behandeling van Sovjet krijgsgevangenen? Was dat in overeenstemming met de uitgegeven instructies of gebeurde het in de praktijk anders?
KEITEL: Volgens mijn eigen waarneming en de rapporten die aan mij werden voorgelegd ging het in de praktijk, als ik het zo mag zeggen, veel beter en gunstiger dan de strenge instructies die eerst werden uitgegeven toen was afgesproken dat de krijgsgevangenen naar Duitsland zouden moeten worden afgevoerd. Hoe dan ook, ik heb diverse rapporten gelezen waarin stond dat arbeidsomstandigheden, in het bijzonder in de landbouw maar ook in de oorlogseconomie, in het bijzonder in de algemene onderdelen van de oorlogseconomie zoals spoorwegen, wegenbouw enzo, veel beter waren dan kon worden verwacht, gezien de strenge bepalingen in de instructies.
Dr. NELTE: Meneer de President, mag ik bij deze gelegenheid verwijzen naar document nummer 6 in het documentenboek?
De PRESIDENT: Welk documentenboek?
Dr. NELTE: Document nummer 6 in documentenboek nummer 1 van mijn documentenboek, nummer 6:
“Arbeidsomstandigheden voor Ostarbeiter, zowel als Sovjet Russische krijgsgevangenen.” In dit documentenboek heb ik uit het boek dat ik indien, alleen die passages opgenomen die handelen over de arbeidsomstandigheden voor Sovjet Russische krijgsgevangenen. Ik dien dit boek in als bewijsmateriaal onder nummer K-6 en verzoek het Tribunaal het als bewijsmateriaal toe te laten zonder dat ik eruit moet voorlezen. Deze instructies verwijzen duidelijk naar de punten die aangeven dat in een latere periode Sovjet Russisiche krijgsgevangenen moesten worden behandeld in overeenstemming met de Geneefse Conventie, zoals bepaald door het OKW, de opsteller van het besluit. Mag ik verder gaan?
De PRESIDENT: Ja, in orde. U wenst er niet uit voor te lezen?
Dr. NELTE: Nee, dat wil ik niet.
(tot de beklaagde) Kunt u mij alstublieft uitleggen welke relatie er bestond tussen de politie, of liever gezegd Himmler aan de ene kant en het Kriegsgefangenenwesen, het KGW aan de andere kant?
KEITEL: Mag ik ten eerste zeggen dat er voortdurend wrijving bestond tussen Himmler, zijn politiediensten en de afdelingen van de Wehrmacht die op dit terrein werkzaam waren en dat die wrijving nooit ophield. Het was vanaf het begin af aan duidelijk dat Himmler de touwtjes in eigen handen wilde hebben en hij bleef maar proberen invloed te krijgen op zaken rond krijgsgevangenen. Het logische gebeuren van ontsnappingen, het weer oppakken door de politie, de klopjachten en zoekacties, de klachten over onvoldoende bewaking van gevangenen, de onvoldoende veiligheidsmaatregelen in de kampen, het tekort aan bewakers en hun onmacht; dit alles kwam hem goed van pas en hij buitte dit uit in gesprekken met Hitler waarin hij voortdurend de Wehrmacht achter haar rug om beschuldigde, als ik die term mag gebruiken, van iedere mogelijke tekortkoming en haar onvermogen haar plicht te doen. Als gevolg hiervan bemoeide Hitler er zich voortdurend mee en in de meeste gevallen wist ik niet eens waarom. Hij uitte beschuldigingen en mengde zich voortdurend in zaken zodat de afdelingen van de Werhrmacht in een wat ik een voortdurende staat van onzekerheid zou willen noemen verkeerden. Omdat ik zelf geen zaken kon onderzoeken, was ik in dit verband gedwongen instructies te geven aan de afdelingen binnen het OKW.
Dr. NELTE: Wat was de onderliggende oorzaak en het werkelijke doel dat Himmler probeerde te bereiken?
KEITEL: Hij wilde niet alleen zijn invloed uitbreiden maar wilde ook, als hoofd van de politie in Duitsland, zo veel als mogelijk kwesties rond krijgsgevangenen onder zich krijgen zodat hij in deze zaken alleen de dienst zou kunnen uitmaken, als ik dat zo mag zeggen.
Dr. NELTE: Kwam de kwestie van het werven van arbeiders daar niet bij?
KEITEL: Later werd dat duidelijk, ja. Ik denk dat ik daar later naar zal verwijzen maar ik kan nu wel zeggen dat er tenminste een ding werd opgemerkt dat niet misverstaan kon worden: De klopjachten op en zoekacties naar ontsnapte krijgsgevangenen die van tijd tot tijd in Duitsland werden gehouden, maakten duidelijk dat het merendeel van deze krijgsgevangenen niet naar de kampen waaruit zij waren ontsnapt terugkeerden, zodat ze op gezag van Himmler dus blijkbaar door politieafdelingen werden vastgehouden en waarschijnlijk werden ingezet voor arbeid. Het aantal ontsnappingen nam natuurlijk ieder jaar toe en breidde zich over een steeds groter gebied uit. Daar zijn natuurlijk hele logische redenen voor.
Dr. NELTE: Het krijgsgevangenenstelsel is natuurlijk nauw verbonden met het arbeidsprobleem. Welke afdelingen waren verantwoordelijk voor de tewerkstelling van krijgsgevangenen?
KEITEL: De afdelingen die zich hiermee bezig hielden waren de Rijksarbeidsbureau’s binnen de zogeheten Reichsarbeitsdienst die oorspronkelijk onder de Reichsarbeitsminister viel maar later werd overgeheveld naar de Generell Bevollmächtigte für den Arbeitseinsatz. In de praktijk werkte het als volgt: de Rijksarbeidsbureau’s dienden een verzoek om arbeiders in bij het regionaal commando van de strijdkrachten dat zeggenschap had over de kampen. Deze arbeiders werden ter beschikking gesteld zover als binnen de bestaande algemene regelingen mogelijk was.
Dr. NELTE: Wat had het OKW te maken met de inzet van arbeid?
KEITEL: In het algemeen moesten ze er natuurlijk toezicht op houden zodat de toewijzing geregeld werd volgens de algemene grondregels. Het was natuurlijk onmogelijk, en de inspecteur was ook niet in een positie om te controleren hoe elk individu werd ingezet; tenslotte waren de regionale commandanten van de strijdkrachten en hun generaals van het KGW daarvoor verantwoordelijk en waren de aan te spreken personen. Het werkelijke gevecht om arbeid, zoals ik het zou willen noemen, door krijgsgevangenen begon pas echt in 1942. Tot dan toe waren dergelijke arbeiders voornamelijk tewerkgesteld in de landbouw en de Duitse spoorwegen en een aantal algemene sectoren maar niet in de industrie. Dit gold in het bijzonder voor Sovjet krijgsgevangenen die over het algemeen landarbeiders waren.
Dr. NELTE: Wat was de feitelijke reden voor deze inzet van arbeiders?
KEITEL: In de winter van 1941-1942 werd het probleem van het vervangen van uitgevallen soldaten steeds groter, in het bijzonder op het strijdtoneel in het Oosten. Er waren aanzienlijke aantallen soldaten, die geschikt waren voor actieve dienst, nodig voor het front en alle andere diensten. Ik herinner me de aantallen. Het leger alleen al had jaarlijks een aanvulling nodig van 2 tot 2.5 miljoen man. Aangenomen dat ongeveer 1 miljoen hiervan afkomstig was uit normale werving en ongeveer een half miljoen uit genezing, zieken en gewonden die weer beter waren geworden, dan blijft er jaarlijks nog een tekort van 1 miljoen man over ter vervanging. Deze zouden uit de oorlogseconomie kunnen worden gehaald en ter beschikking gesteld van de strijdkrachten. Dit feit had een nauwe samenhang tot gevolg tussen het weghalen van deze mannen uit de oorlogseconomie en hun vervanging door nieuwe arbeiders. Deze mankracht moest enerzijds uit de krijgsgevangenkampen worden gehaald, anderzijds via Gevolmachtigde Sauckel, wiens taak kan worden samengevat als het verkrijgen van arbeidskrachten. Dit verband hield mij ook bij deze zaken want ik was verantwoordelijk voor de aanvulling voor de hele Wehrmacht - Landmacht, Marine en Luftwaffe – met andere woorden, voor het hele systeem van werving. Daarom was ik aanwezig bij gesprekken tussen Sauckel en de Führer betreffende vervangingen en hoe deze vervangingen moesten worden gevonden.
Dr. NELTE: Wat kunt u mij vertellen over de inzet van krijgsgevangenen in de industrie en in de wapenindustrie?
KEITEL: Tot aan 1942 of daaromtrent hadden we krijgsgevangenen in geen enkele industrie gebruikt die ook zelfs indirect met wapens was verbonden. Dat was vanwege een strikt verbod van Hitler, dat hij uitvaardigde omdat hij vreesde voor pogingen tot sabotage van machines, productiemiddelen enzovoorts. Hij achtte dergelijke dingen waarschijnlijk en gevaarlijk. Pas toen de noodzaak ons dwong iedere arbeider op een of andere manier in de eigen industrie in te zetten, verlieten we dit principe. Er werd niet langer over gepraat en natuurlijk werden er daarna krijgsgevangenen gebruikt in de algemene oorlogsproductie, terwijl mijn standpunt was, dat ik, dat wil zeggen het OKW, uitdrukte in mijn algemene bevelen dat hun inzet in wapenfabrieken verboden was; ik vond het ontoelaatbaar krijgsgevangenen in te zetten in fabrieken die uitsluitend wapens produceerden, daarmee bedoel ik oorlogstuig, wapens en munitie. Voor de volledigheid zou ik misschien moeten toevoegen dat een Führerbefehl, uitgegeven op een later tijdstip een verdere opheffing van de beperkingen van bestaande orders voorschreef. Ik denk dat de Aanklager stelde dat Minister Speer wordt verondersteld te hebben gesproken over zoveel duizenden krijgsgevangenen die waren ingezet in de wapenindustrie. Ik kan echter zeggen dat er in de wapenindustrie veel werk moest worden gedaan dat niets te maken had met de feitelijke productie van wapens.
Dr. NELTE: De Aanklager heeft herhaaldelijk gesteld dat krijgsgevangenen door de politie werden vastgezet en zelfs in concentratiekampen geplaatst. Kunt u dat uitleggen?
KEITEL: Ik denk dat de uitleg is dat het al genoemde selectieproces al in de kampen plaats vond. Verder zijn er documenten die aantonen dat krijgsgevangenen, in wiens geval de disciplinaire bevoegdheden van de commandant niet toereikend waren, eruit werden gehaald en overgedragen aan de Gestapo. Tenslotte heb ik al genoemd het onderwerp van gevangenen die ontsnapt waren en weer waren gepakt; een aanzienlijk aantal daarvan, zo niet de meerderheid, keerde niet naar hun kampen terug. Instructies van de kant van het OKW of van de Chef van het KGW, die plaatsing van deze gevangenen in een concentratiekamp bevolen, zijn mij niet bekend en zijn nooit uitgegeven. Maar het feit is hier op diverse manieren aangetoond – door getuigen en door documenten - dat wanneer zij eenmaal aan de politie waren overgedragen, ze regelmatig in concentratiekampen belandden. Dat is mijn uitleg.
Dr. NELTE: De Franse aanklager heeft een document voorgelegd dat het nummer 1650-PS draagt. Dit is een bevel, of liever een vermeend bevel, van het OKW inhoudende dat ontsnapte krijgsgevangenen die niet te werk zijn gesteld, overgedragen moeten worden aan de Gestapo. Na wat u ons net verteld heeft, moet u dat uitleggen. Ik toon u bovendien document 1514-PS, een bevel van het Wehrkreiskommando VI waarin u kunt zien welke methode door het OKW werd toegepast met betrekking tot het overdragen van ontsnapte krijgsgevangenen aan de Gestapo.
KEITEL: Allereerst wil ik document 1650-PS behandelen. Om te beginnen moet ik verklaren dat ik niets wist van dat bevel, dat het nooit in mijn handen is geweest en dat ik tot nu toe niet in staat ben geweest er achter te komen hoe het kon worden uitgevaardigd.
Dr. NELTE: Wilt u allereerst niet zeggen dat het document als zodanig geen document van het OKW is?
KEITEL: Daar kom ik nog op.
Dr. NELTE: Ik vrees dat u ermee moet beginnen om de kwestie te verduidelijken.
KEITEL: Het document begint als een document dat in beslag is genomen op een politiebureau. Het begint met de woorden: “Het OKW heeft als volgt bevolen; ”daarna komen de cijfers 1, 2 en 3 en het gaat dan verder met: “in dit verband geef ik bevel,,,,,” en dat is de hoogste politiechef van het RSHA; het is getekend door Müller, niet door Kaltenbrunner maar door Müller. Ik heb dit bevel OKW 1 tot 3 beslist niet getekend en ik heb het nooit eerder gezien, dat lijdt geen twijfel. Het feit dat er technische termen als Sectie 3b et cetera zijn gebruikt is al bewijs op zich. Dit zijn termen die door de politie worden gebruikt en ze zijn mij onbekend. Ik moet daarom zeggen dat ik niet weet hoe dit document is opgesteld. Ik kan het niet verklaren. Er bestaan vermoedens en mogelijkheden en ik zou ze in het kort willen noemen want ik heb langdurig over deze kwestie nagedacht. Ten eerste geloof ik niet dat enige afdeling van het OKW, met andere woorden, de Chef van het KGW of de Chef van het Allgemeine Wehrmachtsamt dit bevel zelfstandig had kunnen uitvaardigen zonder daarvoor instructies te hebben gekregen. Ik acht dat volkomen onmogelijk want het gaat volledig in tegen de algemene werkwijze. Ik herinner me niet dat ik ooit een dergelijke instructie van Hitler heb gekregen of een dergelijke instructie aan iemand heb doorgegeven. Ik concludeer dat zelfs dit op een excuus lijkt, er waren natuurlijk andere kanalen die Hitler gebruikte zonder acht te slaan op bevoegdheden. En als ik een uitleg moet geven, kunnen dergelijke orders zonder mijn medeweten via een adjudant zijn gegeven. Ik leg er de nadruk op dat dit slechts een vemoeden is en het zuivert mij niet van blaam. Er is maar een ding dat ik wil zeggen en dat is met verwijzing naar document 1514-PS. Dit is een in beslag genomen bevel van Wehrkreiskommando VI in Münster, gedateerd 27 juli 1944, de zomer van 1944 dus. Het handelt over ontsnapte krijgsgevangenen en hoe die moeten worden behandeld. Er staat ”referentie” en haalt dan zeven verschillende bevelen vanaf het jaar 1942 tot begin juli 1944 aan. Dit bevel betreft de kwestie van ontsnapte krijgsgevangenen en had in dit document moeten worden opgenomen, als het bureau van Wehrkreis VI een dergelijk bevel van het OKW had ontvangen. Dat feit is opmerkelijk en leidde me naar de gevolgtrekking dat er nooit een schriftelijk bevel heeft bestaan en dat de militaire autoriteiten in kwestie nooit een dergelijk bevel hebben ontvangen. Ik kan er niets meer over zeggen want ik kan het niet bewijzen.
Dr. NELTE: U weet dat de Aanklager een bevel heeft ingediend, volgens welk Sovjet Russische krijgsgevangenen gemerkt moesten worden door middel van tatoeage, zodat ze konden worden herkend. Wilt u daar alstublieft iets over zeggen?
KEITEL: De feiten zijn als volgt: In de zomer van 1942 ontbood de Führer de Kwartiermeester-generaal op het hoofdkwartier voor het uitbrengen van een verslag dat enkele uren duurde en waarin de Führer hem vroeg te rapporteren over toestanden in het achterland van het leger in het Oosten. Ik werd ineens binnen geroepen en mij werd verteld dat de Kwartiermeester-generaal zei dat er elke maand duizenden Russische krijgsgevangenen ontsnapten, dat ze in de bevolking opgingen, onmiddellijk hun uniformen uitdeden en burgerkleding bemachtigden en dus niet langer herkend konden worden. Mij werd bevolen onderzoek te doen en een manier van herkenning te bedenken die ons in staat zou stellen hen te herkennen zelfs nadat ze burgerkleding hadden aangetrokken. Ik stuurde daarop instructies naar Berlijn, zeggend dat een dergelijke order moest worden voorbereid maar dat er door de afdeling internationaal recht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken eerst onderzoek gedaan moest worden om er achter te komen of een dergelijke order wel kon worden uitgegeven en ten tweede of die praktisch uitvoerbaar zou zijn.
Ik zou willen zeggen dat we dachten aan een tatoeage van het soort dat men in Duitsland bij veel zeelieden en metselaars aantreft. Maar ik hoorde er niets meer over. Op een dag ontmoette ik de Aussenminister op het hoofdkwartier en besprak deze kwestie met hem. Aussenminister Von Ribbentrop wist van het verzoek dat aan Buitenlandse Zaken was gedaan en achtte de maatregel uiterst discutabel. Dat was het eerste nieuws dat ik over dit onderwerp hoorde. Ik gaf onmiddellijk instructie, persoonlijk of via mijn adjudant, dat weet ik niet meer, dat het bevel niet mocht worden uitgevaardigd. Ik had nog geen ontwerp gezien en ook had ik nog niets ondertekend. In elk geval gaf ik een ondubbelzinnig bevel: “De order mag onder geen enkele voorwaarde worden uitgevaardigd.” Ik kreeg destijds geen gedetailleerde informatie. Ik hoorde er niets meer over en ik was ervan overtuigd dat het bevel niet was uitgegeven.
Toen ik werd verhoord heb ik een verklaring over dat onderwerp afgelegd. Mij is nu door mijn raadsman verteld dat de secretaresse van de Chef van het KGW vrijwillig heeft getuigd dat het bevel was ingetrokken en niet mocht worden uitgevaardigd en verder dat ze die instructie persoonlijk had ontvangen. Ze zei in haar verklaring echter dat dit pas gebeurde enkele dagen nadat het bevel feitelijk was uitgegaan en dat dat de enig mogelijke verklaring ervoor was dat het bevel in een politiebureau kon worden gevonden als zijnde nog van kracht. Dr. NELTE: Meneer de President, ik zal de beëdigde verklaring die we van de getuige hebben ontvangen, op het geschikte moment indienen.
(tot de beklaagde) We komen nu toe aan de kwestie Sagan. De Aanklager beschuldigde u er oorspronkelijk van het bevel te hebben gegeven voor het neerschieten van 50 RAF officieren die uit Stalg Luft III bij Sagan waren ontsnapt. Ik ben er niet langer zeker van of de Aanklager deze ernstige beschuldiging handhaaft omdat Reichsmarschall Göring en getuige Westhoff inmiddels zijn verhoord, de laatste buiten deze rechtszaal. Ik heb het verslag van Westhoff’s ondervraging voor me en ik heb het ook aan u overhandigd. Ik zou u nu willen vragen, de verklaring van Westhoff die hij tijdens het voorbereidende verhoor aflegde en die hij hier te zijner tijd zal afleggen, te staven en te zeggen wat u zelf over dit uiterst ernstige incident weet.
KEITEL: De feiten zijn dat mij op een morgen werd gerapporteerd dat de ontsnapping had plaats gevonden. Te zelfder tijd kreeg ik bericht dat ongeveer 15 van de ontsnapte officieren in de buurt van het kamp waren opgepakt. Ik was niet van plan de kwestie te melden tijdens de middagconferentie over de militaire toestand die in Berchtesgaden werd gehouden, of liever op de Berghof, omdat het een zeer onverkwikkelijke zaak was, namelijk al de derde massale ontsnapping in een erg korte periode. Omdat het pas 10 of 12 uur daarvoor gebeurd was, hoopte ik dat in de loop van de dag de meesten weer zouden zijn opgepakt en dat op deze manier de zaak naar tevredenheid kon worden opgelost.
Terwijl ik verslag uitbracht kwam Himmler binnen. Ik denk dat het tegen het einde van mijn verslag was dat hij in mijn tegenwoordigheid het incident noemde omdat hij al met de Grossfahndung naar de ontsnapte gevangegen was begonnen. Er volgde een uiterst verhitte discussie, een heftige aanvaring tussen Hitler en mij want hij uitte onmiddellijk de meest schandalige beschuldigingen tegen mij vanwege dit incident.
De zaken worden in het verslag van Westhoff soms wat onjuist voorgesteld en daarom leg ik een gedetailleerde verklaring af. Tijdens deze botsing verklaarde de Führer hoogst opgewonden: “Deze gevangenen moeten niet worden teruggestuurd naar het leger, ze moeten in handen van de politie blijven.” Ik protesteerde daar onmiddellijk heftig tegen. Ik zei dat deze methode onmogelijk was. De algehele opwinding deed Hitler nogmaals en met grote nadruk verklaren: “Ik beveel u ze vast te houden, Himmler; u zult ze niet overdragen.” Ik vocht voor de mannen die al in het kamp waren teruggekomen en die er, volgens het oorspronkelijke bevel, weer uit zouden worden gehaald en aan de politie overgedragen. Daarin slaagde ik maar meer kon ik niet doen.
Na die ernstige aanvaring ......
Dr. NELTE: Wilt u mij alstublieft vertellen wie tijdens die scène aanwezig waren?
KEITEL: Voor zover ik me herinner was Generaloberst Jodl zeker aanwezig, tenminste voor een deel van de tijd en hoorde hij er iets van, misschien niet ieder woord omdat hij eerst in de kamer ernaast was. In ieder geval, Jodl en ik keerden gezamenlijk naar onze kwartieren terug. We bespraken de zaak en spraken over de uiterst onplezierige gevolgen die de hele kwestie kon hebben. Bij terugkeer in mijn kwartier gaf ik onmiddellijk bevel dat Generaal Von Grävenitz zich de volgende morgen bij moest melden. In dit verband moet ik opmerken dat Reichsmarschall Göring niet aanwezig was. Als ik daarover een beetje onzeker was tijdens mijn ondervraging was het omdat mij was verteld dat getuigen al hadden verklaard dat Göring wel aanwezig was. Maar al vanaf het begin vond ik dat onwaarschijnlijk en twijfelachtig. Het is daarom ook onjuist dat Göring destijds beschuldigingen tegen mij uitte. Er was ook geen bijeenkomst in Berlijn geweest. Dit zijn vergissingen die ik denk ik kan verklaren door te zeggen dat Von Grävenitz, die samen met Westhoff kwam en mij voor het eerst zag, aanwezig was tijdens het verslag en getuige was van een in het militaire leven ongebruikelijke scène vanwege de heftigheid van mijn opmerkingen in verband met het incident.
Wilt u dat ik nog meer zeg over het gesprek met Von Grävenitz?
Dr. NELTE: Het enige wat mij in dit verband interesseert is of u aan Von Grävenitz de order, die eerder door Hitler aan u was gegeven, op zo’n manier hebt herhaald dat zowel Von Grävenitz als Westhoff, die ook aanwezig was, misschien de indruk kregen dat uzelf de order had gegeven voor het neerschieten van de 50 ontsnapte officieren. KEITEL: Volgens het verslag van het verhoor van Westhoff, dat ik heb gezien, kan ik het denk ik als volgt uitleggen: Allereerst uitte ik ernstige beschuldigingen. Ikzelf was zeer opgewonden want ik moet zeggen dat zelfs de order dat de gevangenen door de politie moesten worden vastgehouden, mij grote zorgen baarde vanwege hun lot. Ik geef eerlijk toe dat de mogelijkheid dat ze zouden worden neergeschoten terwijl ze probeerden te ontsnappen in mijn achterhoofd bleef hangen. Ik sprak destijds beslist in grote opwinding en koos mijn woorden niet zorgvuldig. En ik herhaalde beslist Hitler’s woorden die luidden: “We moeten een voorbeeld stellen,” want ik was bang voor een verdere ernstige inbreuk op het Kriegsgefangenenwesen op andere manieren, afgezien van dit enkele geval dat de gevangenen niet weer werden overgedragen aan de Wehrmacht. Bij het lezen van het verslag van het verhoor zag ik de verklaring van Von Grävenitz, of liever van Westhoff als zou ik gezegd hebben: “Ze zullen worden neergeschoten en de meesten van hen zullen al dood zijn.” Ik zei waarschijnlijk iets als: “Je zult zien wat een ramp dit wordt; misschien zijn er al veel van hen doodgeschoten.”
Ik wist echter niet dat ze al waren doodgeschoten; en ik moet opbiechten dat Hitler in mijn tegenwoordigheid nooit een woord zei over iemand die was doodgeschoten. Hij zei alleen maar: “Himmler, u zult ze vasthouden, u zult ze niet overdragen.” Ik ontdekte pas enkele dagen later dat ze waren doodgeschoten. Ik zag tussen andere stukken ook een officieel verslag van de Britse regering waarin stond dat ze pas op de 31ste – de ontsnapping vond plaats op de 25ste – dat ze in feite pas op de 31ste waren doodgeschoten.
Daarom heeft Westhoff het ook mis wanneer hij denkt dat er al orders waren uitgevaardigd dat in het kamp een aankondiging zou worden gedaan dat bepaaalde mensen waren neergeschoten of niet zouden terugkeren en dat er lijsten met namen zouden worden opgehangen. Die order kwam pas later herinner ik me, ik herinner me dat vanwege het volgende incident:
Een paar dagen later, ik denk op of rond de 31ste, voor het uitbrengen van het situatieverslag, vertelde een van de adjudanten mij dat er een rapport was ontvangen dat sommigen waren neergeschoten. Ik vroeg om een persoonlijk gesprek met Hitler en vertelde hem dat ik had gehoord dat er mensen door de politie waren neergeschoten. Al wat hij zei was dat hij het ook had ontvangen – logisch want het was zijn rapport. Met grote afschuw zei ik hem mijn mening hierover. Toen vertelde hij me dat het in het kamp moest worden meegedeeld als waarschuwing voor de anderen. Pas hierdoor werd publicatie in het kamp bevolen. Hoe dan ook, Westhoff’s herinnering van sommige feiten, die hij heeft bezworen, is niet helemaal juist, zelfs als zulke uitdrukkingen die door hem zijn gebruikt en hier door mij zijn uitgelegd, kunnen zijn voorgekomen. We zullen zijn eigen relaas hierover aanhoren.
Dr. NELTE: Vertelde Hitler u ooit dat hij had bevolen dat deze mannen moesten worden doodgeschoten?
KEITEL: Nee, dat vertelde hij me nooit. Ik hoorde het nooit van hem. Ik hoorde het pas veel later, als ik me goed herinner van Reichsmarschall Göring voor wie het hele incident natuurlijk onderwerp van discussie was, zeker omdat het een kamp van de Luftwaffe betrof.
Dr. NELTE: Ik zou afsluitend willen vragen: Verklaart u hier onder ede dat uzelf niet hebt bevolen, deze RAF officieren dood te schieten, noch een dergelijke order te hebben ontvangen of doorgegeven, noch te weten te zijn gekomen wie die order gaf?
KEITEL: Dat is correct. Ik heb die order noch ontvangen, noch erover gehoord; noch een dergelijke order doorgegeven. Ik herhaal dit bij deze onder ede.
Dr. NELTE: We komen nu toe aan deportaties. Wat de Aanklager omschrijft als deportatie van arbeiders is het afvoeren van lichamelijk gezonde burgers uit de bezette gebieden naar Duitsland of naar andere bezette gebieden met het doel ze in te zetten voor slavenarbeid, aan werk voor defensie of andere taken die verband houden met oorlogvoering. Dat is de beschuldiging die ik u heb voorgelezen.
De Aanklager heeft herhaaldelijk uw naam verbonden aan deze beschuldigingen en gezegd dat u, het OKW dus, heeft meegewerkt aan het leveren van arbeiders voor de Duitse oorlogseconomie. U weet dat beklaagde Sauckel feitelijk de Algemeen Gevolmachtigde op dat gebied was. Ik zou u willen vragen of er arbeiders uit de bezette gebieden werden gehaald en naar Duitsland overgebracht voordat Gevolmachtigde Sauckel werd benoemd.
KEITEL: Voor zover ik weet kwamen er arbeiders uit de bezette gebieden, vooral die in het Westen: België, Nederland – uit Nederland weet ik niet, maar uit Frankrijk zeker – naar Duitsland. Volgens wat ik hoorde begreep ik destijds dat het gedaan werd door het werven van vrijwilligers. Ik meen me te herinneren dat Generaal Von Stülpnagel, de militaire commandant in Parijs, mij eens tijdens een bijeenkomst in Berlijn vertelde dat er zich meer dan 200.000 vrijwillig hadden gemeld, maar ik kan me niet precies herinneren wanneer dat was.
Dr. NELTE: Was het OKW de bevoegde instantie in deze zaken?
KEITEL: Nee, het OKW had er niets mee te maken. Deze zaken werden via de reguliere kanalan behandeld, het OKH, de militaire commandanten in Frankrijk, België en noord-Frankrijk met het bevoegde centrale gezag van het Reich in eigen land, Het OKW had er nooit iets mee te maken.
Dr. NELTE: Hoe stond het met het civiele bestuur in de bezette gebieden?
KEITEL: In bezette gebieden met een burgerlijk bestuur was de Wehrmacht uitgesloten van alle uitvoerende macht binnen het bestuur zodat in deze gebieden de Wehrmacht en haar afdelingen er zeker niets mee te maken hadden. Alleen in die gebieden waar het leger nog opereerde was de uitvoerende macht gegeven aan de militaire troepen, bevelhebbers, legercommandanten enzovoorts. Het OkW kwam hier in de officiële procedure ook niet voor.
Dr. NELTE: Volgens het verslag van een verhoor dat hier is ingediend heeft beklaagde Sauckel gezegd dat u, het OKW dus, verantwoordelijk was voor het geven van instructies aan de militaire commandanten in de bezette gebieden en dat hij, Sauckel hun steun moest krijgen bij zijn wervingscampagnes om de vereiste hoeveelheden te halen. Wat kunt u daarover zeggen?
KEITEL: Het standpunt dat gevolmachtigde Sauckel innam kan duidelijk worden verklaard uit het feit dat hij niets afwist van de officiële dienstkanalen, noch van de taken van de Wehrmacht, dat hij me een paar keer ontmoette tijdens discussies over het leveren van mankracht en ten derde dat hij me soms kwam opzoeken als hij verslag had uitgebracht en persoonlijk zijn orders had ontvangen. Hem was waarschijnlijk bevel gegeven dat zo te doen, op Hitler’s gebruikelijke manier: bespreek het maar met de chef van het OKW, hij zorgt wel voor de rest. Het OKW had geen mogelijkheid iets te ondernemen. Het OKW was niet bevoegd orders te geven maar in het geval van Sauckel nam ik de taak over, het OKH in te lichten of de technische afdelingen van het bureau van de Kwartiermeester-Generaal. Ik heb nooit mijn eigen orders of instructies gegeven aan de militaire commandanten of aan andere afdelingen in bezette gebieden. Dat behoorde niet tot de taak van het OKW.
Dr. NELTE: Er is hier een document ingediend volgens welk de Generaals Stapf en Nagel afgesproken hadden om u te vragen druk of dwang uit te oefenen tijdens de wervingscampagnes in het Oosten. Dat is in ieder geval wat de Aanklager beweert. Weet u van deze gebeurtenis?
KEITEL: Ik herinnerde het me toen het document werd ingediend. Het was duidelijk een poging van Stapf, die vele jaren met mij heeft samengewerkt in het leger, om via mijn bemiddeling steun of hulp van de Führer te krijgen. Stapf, die destijds directeur van de Wirtschaftsstab Ost was, en Generaal Nagel, die in dit verband ook werd genoemd en de leiding had over het Wirtschafsinspektionsamt Ost, had duidelijk geprobeerd mij in deze zaak te betrekken. Volgens dit document moest er door hogerhand enige druk worden uitgeoefend; maar ik deed helemaal niets omdat ik met deze zaken niets te maken had.
Dr. NELTE: Ik ga het nu hebben over de kwestie van de kunstroof.
De PRESIDENT: Ik kan misschien de zitting nu beter schorsen.

Definitielijst

Arbeitseinsatz
Gedwongen tewerkstelling in Duitsland. Circa 11 miljoen Europese burgers werden in dit kader opgeroepen om dwangarbeid te verrichten in het Derde Rijk. Niet te verwarren met de Arbeidsdienst, een organisatie opgericht als nationaal-socialistisch vormingsinstituut voor Nederlandse jongeren.
Berghof
Een diep in de Beierse alpen verborgen villa op de top van de Obersalzberg vlakbij Berchtesgaden. Deze villa was in het bezit van Hitler en het centrum van de zogeheten Alpenfestung. De villa kende een enorm tunnelcomplex van in totaal bijna 11 kilometer lengte. Vanuit de Berghof werd een groot deel van de tijd het Derde Rijk bestuurd door Hitler en zijn naaste medewerkers. Daarnaast bracht ook Eva Braun als minnares van Hitler er veel tijd door.
Conventie van Genève
De verzamelnaam voor vier verdragen die in Geneve zijn geformuleerd en die, onderdeel uitmakend van het internationaal recht, de rechtsregels bepaalt voor oorlogstijd. Deze verdragen hielden zich onder andere bezig met de behandeling van oorlogsslachtoffers en gewonde soldaten, de erkenning van het Rode Kruis als beschermd orgaan in oorlogstijd, rechtsregels bij oorlogen op zee, bescherming van krijgsgevangenen en burgers in oorlogstijd.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
ideologie
Het geheel van beginselen en ideeën van een bepaald stelsel.
Luftwaffe
Duitse luchtmacht.
RSHA
Reichssicherheitshauptambt. De centrale inlichtingen en veiligheidsdienst van het Derde Rijk
USSR
Unie van Socialistische Sovjet Republieken, ook wel Sovjet-Unie genoemd. Federatie van republieken tijdens de communistische periode van Rusland.

Afbeeldingen

Wilhelm Keitel, chef van het Oberkommando der Wehrmacht. Bron: Harvard Law School Library..

Ochtendzitting 2

Dr. NELTE: De Franse Aanklager heeft u onder andere beschuldigd van het uitgeven van richtlijnen betreffende het veiligstellen en in beslag nemen van kunstvoorwerpen, bibliotheken etcetera. Werden er militaire bevelen, richtlijnen of instructies vastgelegd voor het begin van de campagne in het Westen of in het Oosten betreffende kunstvoorwerpen, bibliotheken en hoe daar mee om te gaan in de bezette gebieden?
KEITEL: Nee, voor zover ik weet bestond er niets over deze zaken, hoewel er grondige voorzieningen waren getroffen voor al het andere wat er in de loop van een oorlog kon gebeuren. Ik ben me niet bewust van orders die met dat in gedachten zijn uitgegeven.
Dr. NELTE: Ik ga u drie documenten tonen die door de Franse Aanklager zijn ingediend en waarin uw naam wordt genoemd in verband met de Einsatzstab Rosenberg, die hier bij verschillende gelegenheden al is genoemd. Het zijn de documenten 137-PS, 138-PS en 140-PS. Dit zijn documenten van de Chef van het OKW aan de militaire commandanten in Frankrijk en in Nederland.
KEITEL: De eerste twee documenten, 137-PS en 138-PS kwamen van het hoofdkwartier. Die zijn gedeeltelijk door mij gedicteerd en verzonden aan afdelingen van het leger. Het ene luidt “Aan de de Opperbevelhebber van het Leger,” het andere “Aan de Opperbevelhebber van het Leger in bezet Frankrijk” en “Aan de commandant van de Wehrmacht in Nederland”. Ze ontstonden gedeeltelijk in antwoord op vragen van diverse militaire afdelingen die zichzelf verantwoordelijk hielden voor het veiligstellen of beschermen van wat er in de bezette gebieden ook maar was en ook van afdelingen die duidelijk deze kunstvoorwerpen, bibliotheken etcetera zouden gaan verzamelen, bestuderen, registreren of anderszins onderzoeken. In een geval werd ik gebeld door ik meen de opperbevelhebber van het leger die hiertegen protesteerde en een andere keer door Reichsleiter Rosenberg. De Führer gaf mij opdracht militaire diensten te instrueren hiermee in te stemmen en hun instemming te betuigen, omdat het richtlijnen waren die hij zelf had opgesteld en goedgekeurd. De manier waarop deze documenten zijn opgesteld toont op zich al aan dat ze niet afkomstig waren van een afdeling van het OKW. Mijn adjudant ondertekende ze maar ik dicteerde ze op bevel van de Führer en verstuurde ze. Deze vragen kunnen zijn gesteld omdat er geen voorzieningen waren getroffen en geen orders gegeven. Ik wist niet wat er met deze kunstvoorwerpen etcetera moest gebeuren; maar ik stelde mij natuurlijk op het standpunt dat ze beschermd moesten worden. Er werd met geen woord gerept over transport, in beslagname of onteigening en de vraag kwam ook niet bij mij op; ik gaf deze instructies slechts in een zeer verkorte vorm en maakte me verder geen zorgen over de kwestie. Ik nam aan dat het voorzorgsmaatregelen waren en die leken me niet onrechtvaardig.
Dr. NELTE: U bedoelt dus dat het OKW geen zeggenschap had over deze kwestie?
KEITEL: Nee.
Dr. NELTE: Het ging alleen maar om het versturen van brieven aan militaire autoriteiten om Hitler’s wensen kenbaar te maken en Rosenberg bij zijn taak te ondersteunen?
KEITEL: Dat is juist.
Dr. NELTE: Ik zou u in dit verband een persoonlijke vraag willen stellen. Hebt u zich ooit een van die kunstvoorwerpen uit particulier of openbaar bezit in de bezette gebieden toegeëigend of heeft een of andere dienst ooit iets dergelijks aan u toegewezen?
KEITEL: Nee, ik heb nooit iets met dergelijke zaken te maken gehad.
Dr. NELTE: We komen nu toe aan de zogeheten economische uitbuiting van bezette gebieden. U wordt ervan beschuldigd, in uw officiële hoedanigheid als Chef van het OKW, deel te hebben gehad aan de economische uitbuiting van de bezette landen in het Oosten en die in het Westen. Deze kwestie is al besproken tijdens het verhoor van Reichsmarschall Göring, zodat ik er betrekkelijk kort over kan zijn. Het is echter noodzakelijk dat u de mate verklaart waarin het OKW en uzelf in het bijzonder, betrokken waren bij deze zaken want zowel het OKW als uzelf worden in dit verband genoemd, net als het Wirtschaftsrüstungsamt, een afdeling van het OKW. Generaal Thomas van die afdeling heeft een samenvatting gemaakt die door de Aanklager is ingediend. Wat kunt u over deze kwestie zeggen als ik u de documenten 1157-PS en USSR-80 laat zien?
KEITEL: 1157-PS handelt over “Plan Barbarossa Oldenburg.” Ik zou er dit over willen zeggen:
Het Wehrwirtschaftsamt dat zelfs toen niet langer bekend stond als het Wirtschaftsrüstungsamt, bereidde onder het hoofd ervan, Generaal Thomas zekere organisatorische maatregelen voor, eerst voor de campagne in het Westen en later voor Operatie Barbarossa in het Oosten. Die werden genomen door de militaire economische afdeling in het thuisland, in het Reich dat ploegen had toegewezen aan alle Wehrkreiskommandos. Als gevolg daarvan werden adviseurs en personeel met ervaring in kwesties van voorraden voor oorlogseconomie en enkele kleine afdelingen, Feldwirtschaftskommandos genoemd, toegewezen aan de ArmeeOberKommandos (AOK’s).
Het personeel dat was toegevoegd aan de staven van de Kwartiermeester-generaal bij het AOK was verantwoordelijk voor het veiligstellen of doen veiligstellen van voorraden, brandstof en voedsel die in bezette of veroverde gebieden werden aangetroffen, net als andere artikelen die geschikt waren voor de onmiddellijke behoeften van de troepen. Ze moesten dan samenwerken met de Opperkwartiermeester, die zich met mijn legervoorraden bezig hield en de intendant die belast was met het transport van de voorraden om ze ter beschikking van de troepen te stellen. Verkregen inlichtingen betreffende de oorlogseconomie in de belangrijke gebieden van Frankrijk en België, voor zover die inlichtingen konden worden verkregen, werden bewaard voor gebruik op een later tijdstip. Het Oosten, zoals Reichsmarschall Göring meen ik al uitvoerig heeft uitgelegd, was op een geheel andere grondslag georganiseerd met het oog op het niet alleen bevoorraden van de troepen maar ook op het exploiteren van de veroverde gebieden. Tot dit doel werd een organisatie opgezet, de Wirtschaftsorganisation Ost-Oldenburg. De relatie met het OKW lag in het feit dat de noodzakelijke voorbereidingen voor de organisatie en het vormen van groepen deskundigen en technische onderafdelingen besproken moesten worden met het Reichswirtschaftsministerium, het Vierjarenplan en het Ministerium für Nahrung und Landwirtschaft. Dat was Wirtschaftsorganisation Oldenburg. Het OKW en de Chef ervan, ik dus, had geen bevoegdheid orders te geven betreffende haar activiteiten. De organisatie werd opgezet door en ter beschikking gesteld aan degenen die verantwoordelijk waren voor het op gang brengen ervan, instructies eraan geven en ermee samenwerken. Als Generaal Thomas in zijn boek, dat hier is als document is ingediend, heeft geschreven ....
Dr. NELTE: 2353-PS, bewijsstuk USA-35, pagina 386. Misschien kunt u het lezen zodat u ons een samenvatting kunt geven.
KEITEL: Ja. Dit is een uittreksel uit het boek van Generaal Thomas waarin hij tot in detail zijn eigen functie beschrijft en die van de organisatie die hij leidde binnen het OKW, vanaf het ontstaan tot ver in de oorlog. Hij schrijft hier:
“De functies die door het Wirtschaftsrüstungsamt werden uitgeoefend terwijl de campagne in het Oosten werd gevoerd bestonden voornamelijk uit het organisatorische bestuur van het economische apparaat dat in gang was gezet en het adviseren van de Staf Operaties Oorlogseconomie Oost.”
Dr. NELTE: Voor uw samenvatting hoeft u alleen maar alinea 4 voor te lezen.
KEITEL: De Staf Operaties Oorlogseconomie Oost, toegevoegd aan het Vierjarenplan als Barbarossa-Oldenburg, was verantwoordelijk voor de gehele economische leiding in het hele Oostelijke gebied. Hij was verantwoordelijk voor de technische instructies aan de staatssecretarissen in de Staf Operaties Oorlogseconomie, voor de organisatie van het Wirtschaftsrüstungsamt van Thomas en voor het toepassen van alle maatregelen die moesten worden genomen door de Staf Operaties Oorlogseconomie onder leiding en bevel van de Reichsmarschall.
Dr. NELTE: Hoe was de toestand in het Westen?
KEITEL: Ik heb in het kort al de kleine groep deskundigen beschreven die waren toegevoegd aan de afdelingen van de kwartiermeesters in het Westen. Later, zoals ik al heb gezegd, werd begin juni de hele economische leiding overgeheveld naar het Vierjarenplan en de Gevolmachtigden voor het Vierjarenplan, voor alles wat uitging boven de aanwezige voorraden die bedoeld waren om de dagelijkse behoeften aan brandstof en dergelijke te dekken. Dit gebeurde op grond van een bijzonder besluit dat al door de Reichsmarschall is genoemd en dat was uitgevaardigd door de Führer.
Dr. NELTE: Dat is vastgelegd door Generaal Thomas op pagina 304 van document 2353-PS, dat we net hebben genoemd. Er bestaat voor mij geen noodzaak dit voor te lezen en ik verzoek het Tribunaal mij te willen toestaan de verklaring van beklaagde in documentenboek 2 van het Wirtschaftsrüstungsamt van het OKW als bewijsmateriaal in te dienen onder nummer Keitel-11, zodat er geen verdere vragen over dit onderwerp nodig zijn. Ik neem aan dat de Aanklager akkoord gaat met deze procedure.
De PRESIDENT: Welk nummer heeft dat in Boek 2?
Dr. NELTE: Nummer 4 in dit documentenboek 2. Het staat op pagina 27 en verder, in documentenboek 2, ingediend bij het Tribunaal. Het document is gedateerd 29 maart 1946.
De PRESIDENT: Welke datum zei u dat het was?
Dr. NELTE: 29 maart 1946. Ik geloof niet dat er een datum in het documentenboek staat. Ik zal het origineel indienen dat ik hier heb.
De PRESIDENT: Hoe wordt het in het document zelf omschreven? We hebben een document gedateerd 4 maart 1946, “Het Wirtschaftsrüstungsamt van het OKW.” Is dat juist?
Dr. NELTE: Het document werd opgesteld op 4 maart 1946 maar de verklaring werd op 29 maart eraan toegevoegd.
De PRESIDENT: Maar dat lijkt 8 maart te zijn. Is het dat document?
Dr. NELTE: Het Wirtschaftsrustungsamt in het OKW. Dat is mogelijk.
De PRESIDENT: Dat is hier.
Dr. NELTE: In elk geval bestaat er geen twijfel over de identiteit van het document.
(tot de beklaagde). Ik kom nu toe aan een onderwerp dat keer op keer aan het Tribunaal is voorgelegd en dat erg lastig is want de redenen voor deze vragen worden niet goed begrepen. De beschuldiging is tegen u geuit dat u in uw hoedanigheid als lid van de regering, zoals de Aanklager beweert, afwist of moet hebben afgeweten van de gebeurtenissen in concentratiekampen. Ik moet u daarom vragen wat u weet over het bestaan van concentratiekampen, hoeveel u wist en wat u ermee te maken had. Wist u van het bestaan af? Wist u dat er concentratiekampen bestonden?
KEITEL: Ja, ik wist al voor de oorlog dat er concentratiekampen bestonden maar destijds kende ik er maar twee bij naam en ik veronderstelde dat er nog andere kampen bestonden naast de twee die ik kende. Ik had geen verdere bijzonderheden over concentratiekampen. Voor zover het de gedetineerden in dergelijke kampen betrof, wist ik dat die bestonden uit gewoontemisdadigers en politieke tegenstanders. Zoals Reichsmarschall Göring al heeft gezegd, dat was de basis van de instelling.
Dr. NELTE: Hoorde u iets over de behandeling van de gedetineerden?
KEITEL: Nee, ik hoorde er geen bijzonderheden over. Ik nam aan dat het een strenge vorm van detentie was of een die strenge maatregelen met zich bracht, onder bepaalde bijzondere omstandigheden. Ik wist niets over de daar heersende toestanden, in het bijzonder over slechte handeling van gevangenen, martelingen en dergelijke.
In twee gevallen probeerde ik personen te bevrijden die in concentratiekampen zaten. Een ervan was Pastoor Niemöller, door bemiddeling van Grossadmiral Raeder. Met hulp van Canaris en op verzoek van Grossadmiral Raeder probeerde ik Pastoor Niemöller uit het concentratiekamp te krijgen. De poging was zonder succes. Ik deed een tweede poging op verzoek van een familie in mijn geboorteplaats, in een geval waar een boer om politieke redenen in een concentratiekamp zat en in dit geval had ik succes. De betrokken persoon werd vrijgelaten. Dat was in de herfst van 1940. Ik had een gesprek met deze man en toen ik hem vroeg hoe het er daar aan toeging gaf hij het nietszeggende antwoord dat het goed met hem ging. Hij vertelde me geen bijzonderheden. Ik ken geen andere gevallen.
Dr. NELTE: Toen u met deze man sprak, had u toen de indruk dat er iets met hem was gebeurd?
KEITEL: Ongetwijfeld gaf hij die indruk niet. Ik ontmoette hem niet direct na zijn vrijlating. Ik ontmoette hem later toen ik thuis was. De reden dat ik met hem sprak was dat hij me kwam bedanken. Hij zei helemaal niets over een slechte behandeling of iets dergelijks.
Dr. NELTE: Er is hier beweerd dat deze concentratiekampen zo af en toe werden bezocht door leden van de Wehrmacht, officieren -hoge officieren ook. Hoe verklaart u dat?
KEITEL: Ik ben ervan overtuigd dat deze bezoeken plaats vonden op uitnodiging van Himmler. Ik zelf kreeg ooit een persoonlijke uitnodiging van hem om het Kamp Dachau vanuit München te bezoeken. Hij zei dat hij het me graag zou laten zien. Ik weet ook dat grote en kleine groepen officieren en commissies door de kampen werden rondgeleid. Ik hoef denk ik nauwelijks te zeggen hoe deze bezoeken werden geregeld met betrekking tot de dingen die ze te zien kregen. Ik zou mijn verklaring willen aanvullen door te zeggen dat het niet ongewoon was om opmerkingen te horen als “je eindigt nog eens in een concentratiekamp” of “er gebeurt daar van alles.” Ik weet echter wel dat wanneer iemand ooit bij me kwam met die geruchten en verhalen en ik dan vroeg wat ze precies wisten en waar de informatie vandaan kwam, het antwoord altijd was: “Ik weet het niet precies, ik heb het gehoord.” Wat men dus ook mocht denken, men kwam nooit achter de feiten en kon er ook niet achter komen.
Dr. NELTE: U hebt gehoord dat er medische experimenten op deze gevangen werden uitgevoerd en dat dit gebeurde met toestemming van hogerhand. Ik vraag u of u hiervan wist, hetzij persoonlijk, hetzij via het OKW?
KEITEL: Nee, ik heb nooit iets gehoord over medische experimenten op gedetineerden die hier tot in bijzonderheden zijn beschreven, hetzij officieel, hetzij anders. Niets.
Dr. NELTE: Ik kom nu toe aan een serie vragen die betrekking hebben op de bewering van de Aanklager dat u het plan had om de generaals Weygand en Giraud te laten vermoorden of tenminste deel had aan plannen tot dat doel. U weet dat getuige Lahousen op 30 november 1945 heeft verklaard dat Admiraal Canaris door u een tijd onder druk is gezet, november – december 1940, om het hoofd van de Franse Generale Staf, Generaal Weygand uit de weg te ruimen. Lahousen voegde eraan toe dat Canaris dat aan zijn afdelingshoofden had verteld na een gesprek met u. Heeft u de kwestie rond Generaal Weygand met Canaris besproken?
KEITEL: Dat is vermoedelijk juist want er lagen destijds rapporten dat Generaal Weygand op rondreis was in Noord-Afrika, troepen bezocht en de koloniale troepen inspecteerde. Ik vind het heel normaal dat ik Canaris, die hoofd van de contraspionagedienst was, vertelde dat het mogelijk moest zijn om achter het reisdoel van Generaal Weygand te komen, de plaatsen in Noord-Afrika die hij bezocht en of er enig militair belang kon worden gehecht aan dit bezoek voor wat betreft het in de strijd brengen van de koloniale troepen of het invoeren van maatregelen die hen in Noord-Afrika betroffen. Hij zal zeker instructies hebben gekregen om te proberen via zijn inlichtingendienst informatie in te winnen over wat er gebeurde.
Dr. NELTE: Ik neem aan, ook om hem in de gaten te houden?
KEITEL: Ja.
Dr. NELTE: Kon de contraspionagedienst leden van zijn staf naar Noord-Afrika sturen?
KEITEL: Ik meen dat er bepaalde informatiekanalen bestonden via Spaans-Marokko en ik weet dat Canaris via Spanje betrekkingen onderhield met Marokko.
Dr. NELTE: Mijn vraag was bedoeld om uit te vinden of het officieel mogelijk was Noord-Afrika te bezoeken met toestemming van Frankrijk.
KEITEL: Natuurlijk was dat mogelijk. Na de wapenstilstand waren er in Frankrijk zowel als in Noord-Afrika ontwapeningscommissies. We hadden daar diverse legerafdelingen in verband met het controleren van de bewapening van de Noord-Afrikaanse troepen.
Dr. NELTE: Wat was de zin, of was er enige zin om Generaal Weygand kwaad te willen doen? Was hij een verklaarde tegenstander van het beleid dat Duitsland wenste te voeren? Wat was de reden?
KEITEL: We hadden geen reden om aan te nemen dat Generaal Weygand, zullen we maar zeggen, vervelend zou gaan worden. Gezien de betrekkingen met Maarschalk Pétain, die we eind september, begin oktober van dat jaar aanknoopten en het bekende beleid van medewerking dat zijn toppunt bereikte in de winter van 1940-41 was het absurd om er zelfs maar aan te denken de Chef Staf van de Maarschalk uit de weg te ruimen. Een dergelijke actie zou niet hebben gepast in het algehele beleid dat volgde op de behandeling van de situatie in Noord-Afrika. We hadden in de winter van 1940-41 al een groot aantal officeren van het reguliere Franse koloniale leger vrijgelaten uit Franse krijgsgevangenenkampen om dienst te nemen bij de koloniale troepen. Daaronder waren generaals, ik herinner me Generaal Juin in het bijzonder omdat die, zoals we toen wisten, gedurende vele jaren Chef van de Generale Staf in Noord-Afrika was geweest. Op mijn voorstel werd hij door Hitler ter beschikking gesteld aan Maarschalk Pétain, duidelijk met het doel om hem in de koloniale dienst te gebruiken. Er was niet de minste aanleiding geweest om Generaal Weygand het slechtste toe te wensen of aan iets in die geest te denken.
Dr. NELTE: Is het juist dat er zelfs vergaderingen werden gehouden met de Franse Generale Staf en Premier Laval over samenwerking bij operaties in Noord-Afrika en het versterken van West-Afrika?
KEITEL: Ja. Onder de documenten van de Franse wapenstilstandsdelegatie moet zich een groot aantal documenten bevinden waarin om allerlei soorten toezeggingen wordt gevraagd voor Noord-Afrika en meer in het bijzonder Centraal- en West-Afrika vanwege het feit dat er in de winter van 1940-41 opstanden waren uitgebroken in Centraal-Afrika waartegen de Franse regering maatregelen wilde nemen. Ik meen dat er in het voorjaar van 1941 een conferentie van enkele dagen in Parijs plaatsvond met de Franse Generale Staf om maatregelen voor te bereiden waaraan de Duitse Wehrmacht, die al troepen had gelegerd in Tripoli, het Italiaanse gebied, zou deelnemen.
Dr. NELTE: Er is dus geen duidelijk motief?
KEITEL: Nee.
Dr. NELTE: Er moet echter tijdens dat gesprek met Canaris iets zijn gezegd dat tot dit misverstand heeft geleid. Kunt u iets bedenken wat dit misverstand zou kunnen hebben veroorzaakt?
KEITEL: Het kan alleen maar zijn dat ik, volgens de zeer uitvoerige bijzonderheden die Lahousen in zijn verklaring noemt, tijdens een latere bijeenkomst heb gezegd: “En hoe zit het met Weygand?” Dat was de term die Lahousen gebruikte en hij zou de conclusie hebben getrokken dat misschien, in de zin van het woord zoals hij het voorstelde, hij bleef maar zeggen “in die in van het woord” en toen hem werd gevraagd wat dat betekende zei hij, “om hem te doden.” Het is alleen daaraan te wijten, het kan alleen daaraan te wijten zijn. Ik moet zeggen dat Canaris en ik vrij vaak alleen waren. Vaak bracht hij de hoofden van zijn afdelingen mee. Als we de zaken onderling bespraken dacht ik dat hij altijd volkomen eerlijk tegen me was. Als hij me verkeerd had begrepen zou er zeker discussie over zijn ontstaan maar hij zei er nooit iets over.
Dr. NELTE: Is het u duidelijk dat wanneer er een plan had bestaan om Weygand uit de weg te ruimen, dat dat een daad van groot politiek belang zou hebben betekend?
KEITEL: Ja, natuurlijk. Bij de samenwerking tussen de Führer, Adolf Hitler en Maarschalk Pétain zou een dergelijke actie van onvoorstelbaar groot politiek belang zijn geweest.
Dr. NELTE: U gelooft dus nog steeds dat wanneer het gebeurd zou zijn, dat het einde van het door Hitler ingevoerde beleid zou hebben betekend?
KEITEL: Men zou dat zeer zeker hebben moeten verwachten.
Dr. NELTE: Alleen voor wat betreft het grote gewicht van Generaal Weygand’s persoonlijkheid?
KEITEL: Ja.
Dr. NELTE: Kunt u een andere verklaring geven, of bewijs leveren dat de plannen die aan u worden toegeschreven maar God zij dank nooit zijn uitgevoerd in feite iedere grond misten?
KEITEL: Hoewel pas op een veel latere datum Generaal Weygand naar Duitsland werd overgebracht, bij de bezetting van het tot dan toe onbezette deel van zuid-Frankrijk, werd mij door de Führer zelf verteld dat hij bevel had gegeven dat de generaal slechts huisarrest zou krijgen, zonder te worden gestoord door bewakers – een eervolle opsluiting en niet de behandeling die een gewone krijgsgevangene moest ondergaan. Natuurlijk, dat was in 1942.
Dr. NELTE: Daarom ontkent u dus definitief en herhaaldelijk onder ede dat u enig bevel hebt gegeven of zich zodanig heeft uitgedrukt dat uw toehoorders tot de conclusie konden komen dat u van plan was of wenste dat Generaal Weygand uit de weg zou worden geruimd?
KEITEL: Ja, ik kan dat nogmaals nadrukkelijk bevestigen.
Dr. NELTE: Getuige Lahousen sprak ook over Giraud en beschreef het geval bijna op de zelfde manier als dat van Weygand. In geen van beide gevallen was hij in een positie om uit de eerste hand te zeggen dat u een dergelijke order had uitgegeven, maar hij meldde slechts wat Canaris hem had verteld en illustreerde zijn getuigenis met latere vragen. Ik vraag u ons te vetellen wat u wist van de kwestie Giraud, die destijds – en hier ook - een sensatie veroorzaakte en te vertellen wat uw aandeel was in discussies betreffende Giraud.
KEITEL: Giraud’s succesvolle ontsnapping uit Fort Königstein bij Dresden op 17 april 1942 veroorzaakte een sensatie en ik werd streng terechtgewezen over de bewaking van dit kamp voor generaals, een militair fort. De ontsnapping was succesvol ondanks alle pogingen van de politie of militaire acties om hem weer op te pakken op zijn weg terug naar Frankrijk. Canaris had instructie van mij gekregen om bijzonder scherp op te letten op alle plaatsen waar hij de grens met Frankrijk in Elzas-Lotharingen kon oversteken, zodat we hem weer konden oppakken. De politie werd ook op die taak gezet; 8 tot 10 dagen na zijn ontsnapping werd bekend gemaakt dat hij veilig in Frankrijk was teruggekeerd. Als ik tijdens deze zoektocht orders had uitgegeven had ik de woorden gebruikt die ik bij het inleidende verhoor gebruikte, namelijk: “We moeten de generaal terug hebben, dood of levend.” Ik zei waarschijnlijk zoiets. Hij was ontsnapt en hij zat in Frankrijk.
Tweede fase: Pogingen van de Ambassade door Abetz en Aussenminister Von Ribbentrop om de generaal te bewegen terug te keren in gevangenschap bleken niet zonder succes of onmogelijk te zijn want de generaal had verklaard naar bezet gebied te willen gaan om de zaak te bespreken. Ik was van mening dat de generaal dat misschien zou doen vanwege de toezeggingen die tot dan toe aan Maarschalk Pétain waren gedaan betreffende persoonlijke wensen in verband met de vrijlating uit gevangenschap van Franse generaals. De ontmoeting met Generaal Giraud vond plaats in bezet gebied, op het stafkwartier van een Duits legerkorps waar de kwestie van zijn terugkeer werd besproken. De militaire commandant lichtte mij telefonisch in over de verblijfplaats van de generaal in bezet gebied, in het hotel waar de Duitse officieren waren ondergebracht. De bevelvoerend generaal suggereerde dat wanneer de generaal niet vrijwillig terug zou keren het een eenvoudige zaak was hem te arresteren, als hij daar toestemming voor zou krijgen. Ik weigerde dit meteen pertinent want ik vond het een inbreuk op het vertrouwen. De generaal was gekomen in het vertrouwen correct behandeld te worden en ongestoord te kunnen terugkeren.
Derde fase: De poging of de wens om de generaal hoe dan ook in militaire gevangenschap terug te krijgen kwam voort uit het feit dat Canaris mij vertelde dat het gezin van de generaal in door Duitse troepen bezet gebied woonde en het bijna zeker was dat de generaal zou proberen zijn familie te bezoeken, al was het alleen maar na een zekere periode en wanneer het incident vergeten zou zijn. Hij stelde voor, voorbereidingen te treffen voor het weer oppakken van de generaal als hij een dergelijk bezoek bracht aan bezet gebied. Canaris zei dat hij zelf die voorbereidingen zou treffen via het kantoor van zijn contraspionagedienst in Parijs en via zijn andere kantoren. Er gebeurde enige tijd niets en het was natuurlijk voor mij heel gewoon om bij diverse gelegenheden, wie er ook maar bij Canaris was of wanneer Lahousen bij hem was, te vragen: “Wat is er geworden van de zaak Giraud?” of op dezelfde manier: “Hoe staat het met de zaak Giraud?” De woorden die Lahousen gebruikte waren: “Het gaat erg moeizaam maar we doen wat we kunnen.” Dat was zijn antwoord. Canaris reageerde niet. Dat treft me nu pas als zijnde belangrijk maar het kwam destijds niet bij me op.
Derde fase: Op een later tijdstip ..... Moet ik doorgaan?
Dr. NELTE: Vierde fase.
KEITEL: Vierde fase: Deze begon ermee dat Hitler tegen me zei: “Dit is allemaal onzin. We bereiken geen resultaten. De contraspionagedienst is hiertoe niet in staat en kan deze zaak niet afhandelen. Ik zal hem overdragen aan Himmler en de contraspionagedienst doet er beter aan zich er verder buiten te houden, want zij krijgen de generaal toch nooit te pakken.” Admiraal Canaris zei destijds dat hij erop rekende dat de Franse geheime staatspolitie de nodige veiligheidsmaatregelen zou laten nemen voor het geval dat Generaal Giraud naar bezet gebied zou komen en er een gevecht zou kunnen ontstaan want de generaal stond bekend als een geestdriftig soldaat; een man van 60 jaar die met behulp van een touw van een 45 meter hoge klip afdaalt – zo ontsnapte hij uit Königstein.
Vijfde fase: Volgens de verklaring van Lahousen in Berlijn, de wens van Canaris om de zaak over te dragen aan de Gestapo, dat volgens Lahousen gebeurde als gevolg van voorstellen van de afdelingshoofden, was omdat ik weer eens vroeg hoe de zaken rond Giraud stonden en hij van die lastige missie af wilde. Canaris zocht mij op en vroeg of hij hem kon overdragen aan het RSHA of aan de politie. Ik zei ja, want de Führer had mij al herhaaldelijk gezegd dat hij hem wilde overdragen aan Himmler.
Volgende fase: Ik wilde Canaris enige tijd later waarschuwen, toen Himmler mij opzocht en toegaf dat hij bevel van Hitler had gekregen om Giraud en zijn gezin onopvallend te laten bewaken en dat ik Canaris ervan moest weerhouden in deze kwestie actie te ondernemen. Hem was verteld dat Canaris op dezelfde wijze opereerde. Ik stemde onmiddellijk toe.
Nu komen we toe aan de fase die Lahousen tot in bijzonderheden heeft beschreven. Ik had gevraagd over “Gustav” en vergelijkbare vragen. Ik wilde Canaris onmiddellijk opdragen alle activiteiten in deze zaak stop te zetten omdat Hitler de order had bevestigd. Wat er in Parijs gebeurde, volgens Lahousen’s uitvoerige rapport, dat er verontschuldigingen werden gezocht enzo, dat de kwestie erg mysterieus werd gevonden, met andere woorden Gustav als afkorting voor de G in Giraud, dit alles is meer een fabeltje dan de waarheid. Ik liet Canaris onmiddellijk bij me komen want hij was in Parijs en niet in Berlijn. Hij had inderdaad niets ondernomen, al vanaf het begin. Hij zat dus met betrekking tot mij in een hoogst ongemakkelijke positie want hij had tegen me gelogen. Toen hij bij me kwam, zei ik alleen maar: “U hebt in deze zaak niets meer te doen; houdt u zich erbuiten.”
Toen kwam de volgende fase: De ontsnapping van de generaal, zonder moeite per vliegtuig naar noord-Afrika, die opeens werd gemeld – als ik me goed herinner – net voor de invasie in Noord-Afrika door Anglo-Amerikaanse troepen. Dat was het einde van die kwestie. Er werd door de contraspionage, die ik had opgedragen hem te bewaken, of door de politie geen enkele actie ondernomen en ik heb zelfs nooit de woorden gebruikt om de generaal uit de weg te ruimen. Nooit.
De laatste fase in deze hele zaak klinkt misschien als een sprookje maar is niettemin waar. De generaal stuurde in februari of maart 1944 een vliegtuig uit Noord-Afrika naar Lyon in zuid-Frankrijk met aan boord een verbindingsofficier die zich bij de contraspionage meldde en vroeg of de generaal naar Frankrijk kon terugkeren en wat er zou gebeuren wanneer hij in Frankrijk voet aan de grond zette. De zaak werd aan mij overgedragen. Generaloberst Jodl is mijn getuige dat dit echt gebeurde. Het hoofd van de contraspionagedienst die bij deze zaak betrokken was, was bij me. Het antwoord was: “Precies dezelfde behandeling die Generaal Weygvand krijgt die al in Duitsland is. De Führer zal het daar ongetwijfeld mee eens zijn.”
Er gebeurde in feite niets en ik hoorde er niets meer over. Maar zo gebeurde het werkelijk.
Dr. NELTE: Om onze informatie compleet te krijgen moet ik u een paar vragen stellen want de Franse Aanklager heeft gezegd dat later, in een latere fase, het gezin van Generaal Giraud overlast ondervond of schade van aanzienlijke aard leed. Toen u op jacht was naar Giraud, hebt u zijn gezin, dat in bezet Frankrijk woonde, enige last veroorzaakt? Hebt u richtlijnen uitgegeven waardoor de familie op enige manier beperkingen of ongemakken ondervond?
KEITEL: Nee, ik liet de woning van de familie alleen maar onopvallend bewaken om informatie te verkrijgen over bezoeken die hij van plan geweest kon zijn. Maar er werd geen enkele maatregel tegen de familie genomen. Dat zou in dit geval dwaas zijn geweest.
Dr. NELTE: Dwaas van u?
KEITEL: Ja.
Dr. NELTE: Om de zaak helemaal duidelijk te maken: U had geen kennis van wat er later gebeurde?
KEITEL: Nee, geen enkele.
Dr. NELTE: Wel, Generaal Giraud is nog in leven en ik wil u tenslotte nog vragen, onder ede: Kunt u bevestigen dat u op enige tijd geen orders of richtlijnen uitgaf die konden worden uitgelegd alsof Generaal Giraud ter dood gebracht moest worden?
KEITEL: Nee, een dergelijke order heb ik nooit gegeven tenzij de uitdrukking: “We moeten hem terug hebben, dood of levend” in dit opzicht van belang geacht kan worden. Ik heb nooit bevelen gegeven dat de generaal moest worden gedood of uit de weg geruimd of wat dan ook. Nooit.
Dr. NELTE: Ik beëindig hiermee mijn directe verhoor van beklaagde Keitel. Mag ik u verzoeken mij toe te staan de beëdigde verklaring als bewijsmateriaal in te dienen, de laatste, nummer 6 in documentenboek 2. Ik zou die verklaring als bewijsmateriaal willen indienen. Die staat op pagina 51 en volgende en heeft het nummer K.....
De PRESIDENT: Hebt u die gisteren niet al ingediend als K-12?
Dr. NELTE: Vandaag dien ik in Keitel-13 ...
De PRESIDENT: De verklaring die u nu wilt indienen, waar is die en van welke datum is die?
Dr. NELTE: Die staat op pagina 51 en volgende en is gedateerd 9 maart 1946.
De PRESIDENT: Ja, ik zie het.
Dr. NELTE: Deze verklaring is ook bevestigd door Generaloberst Jodl. Ik verzoek toestemming hem over deze verklaring te ondervragen of om hem die ter bevestiging te tonen als hij naar de beklaagdenbank wordt geroepen.
De PRESIDENT: Heel goed.
Mr. DODD: Met welnemen van het Tribunaal, we hebben de kwestie van de zogenaamde ondervraging van Generaal Von Falkenhorst, waarnaar Dr. Nelte gisteren verwees, bestudeerd. Voor zover wij kunnen vaststellen is deze verklaring nooit als bewijs gepresenteerd door enig lid van de Aanklagers. Er werd naar verwezen door M. Dubost – ik bedoel, hij verwees er niet naar maar het maakte deel uit van zijn pleidooi. Ik heb er niet naar verwezen en ik heb hem niet als bewijsmateriaal ingediend. Zo kwam die in handen van Dr, Nelte maar niet als officieel bewijsmateriaal.
De PRESIDENT: Wenst Dr. Nelte die nu als bewijsmateriaal in te dienen?
Dr. NELTE: Ik verzoek hem in te mogen dienen als document Keitel-14.
De PRESIDENT: Heeft het een PS nummer of een ander nummer?
Dr. NELTE: Nee, Meneer de President, het heeft geen ander nummer.
De PRESIDENT: Dank u. Wenst een van de andere raadsheren van de Verdediging nog vragen te stellen?

Dr. OTTO STAHMER (raadsman van Wilhelm Göring): Meneer de beklaagde, omdat u uw eerdere verklaring hebt gewijzigd door de vraag van uw raadsman te beantwoorden met de uitspraak dat Reichsmarschall Göring niet aanwezig was op de bijeenkomst waar Hitler bevel gaf dat de vliegers die uit het kamp bij Sagan waren ontsnapt door de politie moesten worden vastgehouden en omdat u verder zei dat een conferentie met Reichsmarschall Göring in Berlijn niet heeft plaatsgevonden, heb ik slechts de volgende vraag over dit onderwerp: Hebt u enige weken na die ontsnapping een brief gekregen van de Kwartiermeester-generaal van de Generale Staf van de Luftwaffe waarin u werd meegedeeld dat de Luftwaffe haar kampen aan het OKW wilde overdragen?
KEITEL: Ja, ik heb die brief ontvangen en na een gesprek met Hitler heb ik het aanbod afgewezen.
Dr. STAHMER: Ik verder geen vragen meer.

Dr. ALFRED SEIDL (raadsman van Hans Frank): Aan het begin van de oorlog was de beklaagde Dr. Frank luitenant bij het 9de Infanterieregiment, is dat juist?
KEITEL: Ja.
Dr. SEIDL: Herinnert u zich een brief van Dr. Frank, die in 1942 Gouverneur-Generaal was, waarin hij zei terug te willen keren naar de Wehrmacht? Het doel van die brief was natuurlijk dat hij op die manier uit zijn functie van Gouverneur-generaal zou worden ontheven. Is dat juist?
KEITEL: Ja, ik heb een dergelijke brief gekregen en heb die aan de Führer gegeven die slechts een beweging maakte met zijn hand en zei: “Geen sprake van.” Ik deelde Frank die beslissing mee via de verbindingsofficier die destijds tijdelijk bij hem was.
Dr. SEIDL: Dat is alles.

Dr. DIX (raadsman van Hjalmar Schacht): Edelachtbare, het is 3 minuten voor 1 en ik zal niet lang bezig zijn maar het zou wel na 1 uur kunnen worden, dus zouden we nu beter kunnen schorsen. Ik zou dan na de schorsing mijn vragen aan getuige willen stellen.
De PRESIDENT: Heel goed, ik schors de zitting tot 14:00 uur.

Zie ook: Verhoor Keitel 1 en Verhoor Keitel 2

Definitielijst

Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
invasie
Gewapende inval.
Luftwaffe
Duitse luchtmacht.
Maarschalk
Hoogste militaire rang, legeraanvoerder.
RSHA
Reichssicherheitshauptambt. De centrale inlichtingen en veiligheidsdienst van het Derde Rijk
USSR
Unie van Socialistische Sovjet Republieken, ook wel Sovjet-Unie genoemd. Federatie van republieken tijdens de communistische periode van Rusland.
Vierjarenplan
Duits economisch plan dat gericht was op alle sectoren van de economie waarbij de vastgestelde productiedoelen in 4 jaar gehaald moeten worden.

Middagzitting 1

Dr. DIX: Met welnemen van het Tribunaal, deze beklaagde is bevoegd en een expert die het Tribunaal definitieve bedragen van de uitgaven van het Reich voor bewapening kan noemen. Beklaagde is echter zeker niet in een positie om zich de getallen nu te herinneren. Mijn confrère Professor Kraus is tijdens mijn afwezigheid daarom zo vriendelijk geweest om deze bedragen te noteren en ze samen met beklaagde te controleren. De schriftelijke verklaring werd toen door beklaagde ondertekend om mogelijke misverstanden te voorkomen. Teneinde hem te helpen zich deze bedragen te herinneren verzoek ik u mij toe te staan de door beklaagde ondertekende verklaring aan hem te laten overhandigen. Ik heb van deze verklaring vertalingen laten maken in de drie betrokken talen en ik dien nu bij het Tribunaal 8 afschriften in. Ik heb ook 4 afschriften voor de 4 vertegenwoordigers van de Aanklager en afschriften in het Duits voor de raadsheren van de Beklaagden Keitel, Jodl, Raeder, Dönitz en het OKW.
Mag ik u om enige tijd verzoeken zodat beklaagde het kan lezen?
(Hij wendt zich tot de beklaagde): Beklaagde, wilt u alstublieft alleen naar de eerste kolom kijken, waar staat "Totale uitgaven." De 2de en 3de kolom bevattentonen welke van die bedragen wij aan de ene kant via de Reichsbank ontvingen en via andere bronnen aan de andere kant. Ik zou deze bedragen willen laten bevestigen tijdens het verhoor van Schacht zelf omdat ze het resultaat zijn van zijn eigen berekeningen en beklaagde kan hier natuurlijk geen inlichtingen over verstrekken. Mag ik u met betrekking tot deze uitgaven voor bewapening van het Reich vragen, beginnend met het fiscale jaar 1935, lopend van 1 april tot 31 maart: de hier genoemde bedragen zijn : 5,000 miljoen in 1935, 7,000 miljoen in 1936, 9,000 miljoen in 1937, 11,000 miljoen in 1938 en 20,500 miljoen in 1939. Zijn deze bedragen juist?
KEITEL: Volgens mijn overtuiging zijn deze bedragen juist.
Dr. DIX: Nu een vraag over de sterkte van de bewapening van het Reich op 1 april 1938. Is het juist te stellen dat er destijds 24 infanteriedivisies bestonden, 1 pantserdivisie, geen gemechaniseerde divisie, 1 bergdivisie en 1 cavaleriedivisie en dat er daarnaast 10 infanteriedivisies en 1 pantserdivisie werden geformeerd. Ik will eraan toevoegen dat van de 3 reservedivisies er geen enkele op 1 april 1938 compleet was en slechts 7 of 8 in het stadium van vorming verkeerden, waarvan verwacht werd dat ze tegen 1 oktober 1938 compleet zouden zijn.
KEITEL: Ik acht deze aantallen juist en heb ze daarom in deze verklaring bevestigd.
Dr. DIX: Tot zover deze verklaring. Ik zou nog 2 vragen aan beklaagde willen stellen die nog niet met hem besproken zijn zodat ik niet weet of hij zich de aantallen in kwestie herinnert.
Ik acht het mogeljk dat het Tribunaal geïnteresseerd is in de verhouding tussen de sterkte van het Reich aan de ene kant en die van Tsjechoslowakije aan de andere kant ten tijde van Hitler's inval in Tsjechoslowakije; ik bedoel de verhouding in sterkte van a) de strijdkrachten en b) de burgerbevolking.
KEITEL: Ik herinner me de juiste aantallen daar niet van. Tijdens de inleidende verhoren ben ik erover ondervraagd en ik meen dat de aantallen juist zijn als ik mag zeggen dat in het najaar van 1938, voor wat betreft militaire eenheden…divisies.
Dr. DIX: Ik bedoel nu het moment waarop Hitler Tsjechoslowakije binnenviel, in het voorjaar van 1939.
KEITEL: Dat was in hetzelfde jaar als de mobilisatie, dat wil zeggen dat er, wat de aantallen betreft, minder divisies waren dan Tsjechoslovakije destijds tot haar beschikking had. In het najaar van 1938 was het aantal formaties, anders gezegd divisies waarschijnlijk gelijk. In het voorjaar van 1939, toen we binnenvielen, was de ingezette sterkte minder dan wat er in het najaar van 1938 paraat stond. Nauwkeurige aantallen, mochten die van belang zijn voor het Tribunaal, kunt u beter aan Generaal Jodl vragen.
Dr. DIX: Wat het aantal divisies betreft dat Tsjechoslowakije in maart 1939 tot haar beschikking had, kunt u ons daar iets over vertellen?
KEITEL: Nee, dat weet ik niet precies.
Dr. DIX: Dan zal ik later Generaal Jodl er misschien naar vragen.
De PRESIDENT: Wellicht wilt u dit document als bewijsmateriaal indienen wanneer beklaagde Schacht wordt verhoord. Is dat uw bedoeling?
Dr. DIX: Ik ga het als bewijsmateriaal indienen en het zal in mijn documentenboek worden opgenomen. Het is niet nodig het nu aan te houden omdat ik het later toch weer nodig heb wanneer Schacht wordt verhoord en u zult het dan in het documentenboek vinden. Ik zou echter willen voorstellen dat het afschrift dat ik aan beklaagde heb gegeven in het verslag wordt opgenomen omdat ik met mijn vragen naar dit document heb verwezen. Om die reden zou het handig zijn om dit afschrift in het verslag op te nemen.
De PRESIDENT: Als u het in het verslag wilt laten opnemen moet er nu een nummer aan worden gegeven. Het beste zou zijn Schacht – 1, niet waar?
Dr. DIX: Ja, Edelachtbare, Mag ik Schacht – 1 voorstellen?
De PRESIDENT: Ja.
Dr. STAHMER (vertegenwoordigt Dr. Robert Servatius, raadsman van beklaagde Sauckel en het Leiderskorps van de Nazi Partij) : Beklaagde, op 4 januari 1944 zou er een gesprek hebben plaats gevoden tussen de Führer en Sauckel over het verkrijgen van arbeidskrachten. Was u bij dat gesprek aanwezig?
KEITEL: Ja.
Dr. STAHMER: Heeft Sauckel bij deze gelegenheid gezegd dat hij niet kon voldoen aan de eisen voor arbeidskrachten van degenen die erom vroegen?
KEITEL: Ja, hij heeft dat uitgebreid besproken en ook de redenen ervoor genoemd.
Dr. STAHMER: Welke redenen gaf hij?
KEITEL: Hij wees op de grote moeilijkheden die hij ondervond in de gebieden van waaruit hij mankrachten zou moeten werven of rekruteren; de sterke activiteiten van guerillas en partizanen in die gebieden; de grote obstakels die hij tegenkwam bij het verkrijgen van voldoende politiemensen om die acties te beschermen en om gelijksoortige redenen. Ik kan me geen details herinneren.
Flottenrichter Dr. OTTO KRANZBüHLER (raadsman van Karl Dönitz): Veldmaarschalk, was u de leider van de Duitse delegatie die de capitulatie ondertekende waarmee een einde kwam aan de oorlog in Europa?
KEITEL: Ja.
Dr. KRANZBüHLER: Waar en wanneer vond dat plaats?
KEITEL: In Berlijn op 8 mei, dat will zeggen in de nacht van 8 op 9 mei 1944.
Dr. KRANZBüHLER: Werd u gevraagd naar volledige bevoegdheid om over de capitulatie te onderhandelen?
KEITEL: Ja, ik heb die volmacht meegenomen naar Berlijn. Die was ondertekend door Großadmiral Dönitz in zijn hoedanigheid van staatshoofd en opperbevelhebber van de Wehrmacht en meldde in een paar woorden dat hij mij had gerechtigd en bevolen de onderhandelingen te voeren en de capitulatieovereenkomst te tekenen.
Dr. KRANZBüHLER: Werd die volmacht geverifiëerd en erkend door de Geallieerden?
KEITEL: In de loop van de middag van 8 mei werd mij gevraagd om de volmacht te tonen. Die werd duidelijk onderzocht en enkele uren later aan mij teruggegeven door een hoge officier van het Rode Leger die mij zei dat ik hem nogmaals moest tonen toen ik tekende.
Dr. KRANZBüHLER: Hebt u hem nogmaals laten zien?
KEITEL: Ik had hem bij de hand tijdens de feitelijke capitulatie en hem overhandigd zodat hij in het verslag kon worden opgenomen.
PROFESSOR Dr. HERMANN JAHRREISS (raadsman van beklaagde Jodl): Beklaagde, tijdens uw getuigenis hebt u de organisatie van het opperbevel van de Wehrmacht uitgelegd. Deze organisatie was gebaseerd op een decreet van de Führer en Rijkskanselier van 4 februari 1938. In dat decreet werd het OKW omschreven als de militaire staf van het opperbevel van de strijdkrachten. In dat opzicht was u dus de chef van de staf. De Aanklager heeft Jodl regelmatig genoemd als uw chef van de staf. Is dat correct?
KEITEL: Nee, Generaloberst Jodl is nooit mijn chef staf geweest, hij was hoofd van de staf operaties van de strijdkrachten en een van de departementshoofden van het opperbevel van de strijdkrachten zoals ik al heb gezegd, hoewel hij de eerste onder zijn gelijken was.
Dr. JAHRREISS: Anders gezegd, het hoofd van diverse samenwerkende afdelingen?
KEITEL: Ja, ik heb nooit een chef staf gehad.
Dr. JAHRREISS: Er is hier melding gemaakt van een gesprek tussen Hitler en Schuschnigg op de Obersalzberg op 12 februari 1938. Herinnert u zich dat? Een dagboeknotitie van Jodl die naar dit gesprek verwijst is bij het Tribunaal ingediend. Was Jodl bij dit gesprek aanwezig?
KEITEL: Nee, hij was daar niet aanwezig en zijn kennis is afkomstig van het gesprek dat ik eerder heb beschreven dat ik met hem en Canaris had over het nieuws dat moest worden verspreid met betrekking tot bepaalde militaire voorbereidingen tijdens de dagen volgend op het gesprek met Schuschnigg; het is daarom een indruk die Generaal Jodl kreeg van de beschrijving die ik hem heb gegeven.
Dr. JAHRREISS: In het verloop van de voorbereidingen op het op scherp zetten van de Duits – Tsjechoslowaakse kwestie, het Sudetenland, heeft het plan om een incident in scene te zetten een rol gespeeld. Hebt u ooit bevel gegeven aan Afdeling Abwehr II van Canaris om een dergelijk incident aan de Tsjechoslowaakse grens in scene te zetten?
KEITEL: Nee, dergelijke orders zijn nooit aan de Abwehr gegeven, in elk geval niet door mij.
Dr. JAHRREISS: Na München, dat is in oktober 1938 veldmaarschalk, verliet de toenmalige chef van de Nationale Verdediging, beklaagde Jodl, zijn post en werd overgeplaatst naar Wenen. Wie was zijn opvolger?
KEITEL: Jodl werd overgeplaatst naar de actieve dienst. Hij werd commandant van een artilleriedivisie in Wenen en Warlimont, destijds Kolonel Warlimont werd zijn opvolger.
Dr. JAHRREISS: Met andere woorden, zijn opvolger?
KEITEL: Ja.
Dr. JAHRREISS: Als ik u goed heb begrepen wil dat zeggen dat Jodl niet alleen op verlof werd gestuurd maar ook zijn functie definitief neerlegde.
KEITEL: Jodl had het opperbevel van de strijdkrachten permanent verlaten en was officier personeel van een divisie; Warlimont was niet zijn vertegenwoordiger maar opvolger in Jodl's functie.
Dr. JAHRREISS: Nu, de Aanklager heeft gesteld dat bij gelegenheid van die beroemde conferentie van 23 mei 1938 – nee, 1939 – Warlimont aanwezig was als aangewezen vertegenwoordiger van Jodl. Wat had Jodl met die conferentie te maken?
KEITEL: Helemaal niets, in die tijd was hij een front officier en commandant in Wenen.
Dr. JAHRREISS: Waarom koos u Jodl als hoofd van de staf operaties van de strijdkrachten?
KEITEL: Dat was een gevolg van onze samenwerking tussen 1935 en 1938. Naar mijn mening kon ik geen betere man voor die post vinden.
Dr. JAHRREISS: Hoe zag Jodl zijn militaire loopbaan als zijn commando als artilleriecommandant in Wenen of Brünn eenmaal was beëindigd?
KEITEL: Ik wist van zijn passie en zijn wens om commandant van een bergdivisie te worden. Hij heeft me daar regelmatig over verteld.
Dr. JAHRREISS: Nou, zou er enige kans zijn geweest een dergelijk commando te krijgen?
KEITEL: Ja, ik heb geprobeerd mijn invloed aan te wenden bij de opperbevelhebber van het leger en ik herinner me dat ik hem in de zomer van 1939 heb geschreven dat zijn droom, commandant te worden van de bergdivisie in Reichenhall – ik weet het nummer niet meer – uit zou komen. Ik was blij hem die informatie te kunnen geven.
Dr. JAHRREISS: Was het aan u om die beslissing te nemen of lag die bij het OKH?
KEITEL: Ik had een verzoek ingediend bij de opperbevelhebber van het leger en die had de beslissing genomen.
Dr. JAHRREISS: En als ik u goed begrijp hebt u zelf Jodl ingelicht?
KEITEL: Ik heb hem een brief geschreven omdat ik wist dat dat hem erg gelukkig zou maken.
Dr. JAHRREISS: Mag ik u vragen, Veldmaarschalk of u regelmatig met Jodl correspondeerde?
KEITEL: Nee, ik geloof dat dat de enige brief was die ik hem dat jaar heb geschreven.
Dr. JAHRREISS: Ik vraag dat om een bijzondere reden: Jodl verlaat het OKW. Hij weet dat wanneer de noodzaak zich voordoet, hij het hoofd wordt van de toekomstige zogenaamde Staf Operaties van de Strijdkrachten, met andere woorden een vrij belangrijke positie. Hij gaat, zoals u zegt, in actieve dienst. Men zou dan kunnen denken dat hij niet alleen eens een persoonlijke brief van u zou krijgen maar dat u hem regelmatig op de hoogte zou houden.
KEITEL: Dat gebeurde zeker niet door mij en naar mijn persoonlijke mening is iedere officier van de Generale Staf die in actieve dienst gaat heel blij wanneer hij niet langer met dergelijke zaken wordt vermoeid.
Dr. JAHRREISS: Ja, maar het lot geeft ons niet alles dat ons blij zou maken. Het zou kunnen zijn dat iemand het officiële bevel kreeg om bijvoorbeeld deze heer op de hoogte te houden.
KEITEL: Ik heb dat zeker niet gedaan. Ik geloof ook niet dat zo gebeurd is maar ik weet niet zeker of iemand geprobeerd heeft het te doen.
Dr. JAHRREISS: In de periode dat Jodl in Wenen en Brünn was, anders gezegd niet in Berlijn, kwam hij toen vaak in Berlijn om informatie te krijgen?
KEITEL: Ik heb hem niet opgezocht en hij zocht mij ook niet op. Ik denk dat het heel onwaarschijnijk is want in dat geval zou hij mij wel opgezocht hebben.
Dr. JAHRREISS: Dan moet ik afleiden uit wat u zegt dat toen hij kort voor het begin van de oorlog naar Berlijn kwam in reactie op een telegram dat hij eerst moest worden ingelicht over wat er aan de hand was?
KEITEL: Ja en dat was het eerste wat er tussen hem en mij gebeurde.
Dr. JAHRREISS: U hebt hem ingelicht?
KEITEL: Ja.
Dr. JAHRREISS: Iets anders, Veldmaarschalk. U herinnert zich wellicht de ietwat stormachtige morgen op de Rijkskanselarij na de Simovic Putsch, dat was op 27 maart 1941 niet waar?
KEITEL: Ja, Joegoslavië.
Dr. JAHRREISS: Als men nadenkt over de politiek en de geschiedenis van oorlogen in de afgelopen 200 jaar in Europa, vraag je je af of er bij die conferentie op de Rijkskanselarij niemand was die zou kunnen sugggeren dat het, in plaats van direct aan te vallen, beter zou zijn om op te rukken naar de grens van een land waarvan de houding totaal onzeker was en dan de situatie op te helderen door middel van een ultimatum?
KEITEL: Ja, tijdens al deze voors en tegens in die stormachtige situatie tijdens die ochtendzitting stelde voor zover ik weet Jodl zelf dat punt ter discussie. Voorstel: optrekken en een ultimatum sturen, zo ging het ongeveer.
Dr. JAHRREISS: Als ik juist ben ingelicht, was u in oktober 1941 in het oosten voor een inspectie of een bezoek aan Legergroep Noord, is dat juist?
KEITEL: Ja, in de herfst van 1941 vloog ik regelmatig naar Legergroep Noord om informatie voor de Führer te krijgen.
Dr. JAHRREISS: Was Veldmaarschalk von Leeb de commandant van Legergroep Noord?
KEITEL: Ja, dat was hij.
Dr. JAHRREISS: Vertelde Von Leeb u over bijzondere zorgen die hij toen had?
KEITEL: Ik denk dat het tijdens mijn laatste of een na laatste bezoek aan Von Leeb was toen de kwestie van capitulatie, dat wil zeggen die van de bevolking van Leningrad een belangrijke rol speelde waarover hij zeer bezordg was omdat er aanwijzingen waren dat de bevolking massaal de stad uitstroomde en zijn gebied binnendrong. Ik herinner me dat hij mij toen vroeg de Führer voor te stellen – omdat hij geen 1 miljoen burgers binnen de sector van zijn legergroep kon opnemen en voeden – een corridor naar het oosten gemaakt zou moeten worden, naar de Russische zone dus, zodat de bevolking in die richting kon vluchten. Ik heb dat toen direct aan de Führer gemeld.
Dr. JAHRREISS: Nou, vluchtte de bevolking in een andere richting?
KEITEL: Ja, in het bijzonder naar het zuiden, het bos in het zuiden in. Volgens Von Leeb deed zich een zekere druk door de bevolking gelden om door de Duitse linies te komen.
Dr. JAHRREISS: En dat zou uw operaties hebben belemmerd?
KEITEL: Ja.
Dr. JAHRREISS: Veldmaarschalk, u weet neem ik aan, omdat het vanmorgen besproken is, over het bevel, uitgegeven door de Führer en opperbevelhebber betreffende de commandoos, gedateerd 18 oktober 1942 – Document 498-PS – dat hier is ingediend. Er werd voor die tijd publiekelijk aangekondigd dat een dergelijk bevel zou worden uitgegeven. Weet u dat?
KEITEL: Ja, het onderwerp in kwestie was opgenomen in een van de dagelijkse berichten van de Wehrmacht.
Dr. JAHRREISS: Het betreft hier het Wehrmachtbericht van 7 oktober 1942 dat na het gebruikelijke rapport luidt, met verwijzing naar wat er was gebeurd: "Het opperbevel van de strijdkrachten voelt zich daarom genoodzaakt de volgende bevelen uit te geven." Het eerste punt is hier niet van belang en dan, bij punt 2 staat de volgende zin:
"In het vervolg zullen alle terroristen en sabotagecommandos van de Britten en hun medeplichtigen, die zich eerder als bandieten dan als soldaten gedragen, als zodanig door de Duitse troepen behandeld worden en in de strijd zonder genade worden gedood wanneer en waar ze maar verschijnen.
Veldmaarschalk, wie heeft deze tekst opgesteld?
KEITEL: De Führer persoonlijk. Ik was erbij toen hij het dicteerde en corrigeerde.
Dr. LATERNSER (raadsman van de Generale Staf en het OKW): Beklaagde,ik zou graag willen doorgaan met het punt dat het laatst door Professor Jahrreiss is genoemd. De order betreffende de Commandoos, Document 498-PS werd besproken. In dit bevel over de Commandoos, onder nummer VI dreigde Hitler ermee dat alle commandanten voor de krijgsraad gedaagd zouden worden wanneer ze het bevel niet uitvoerden. Welke overwegingen brachten Hitler ertoe deze bijzondere passage in het bevel op te nemen?
KEITEL: Ja, die zijn eigenlijk heel duidelijk zou ik denken: het doel was om nadruk te leggen op de eis dat dit bevel ook werkelijk zou worden uitgevoerd want het werd door de generaals en degenen die het moesten uitvoeren, zeker als een ernstig bevel beschouwd en om die reden moest gehoorzaamheid worden afgedwongen door met straffen te dreigen.
Dr. LATERNSER: Ik zou u nu diverse vragen willen stellen betreffende de aard van de zogenaamde groepen van de Generale Staf en het OKW. Wat verstaat u onder de Duitse Generale Staf?
KEITEL: Onder de Generale Staf versta ik die officieren die speciaal zijn opgeleid om de hogere leiding te assisteren.
De PRESIDENT: De beklaagde heeft al zeer veel tijd besteed aan het uitleggen van de verschillen tussen het OKW en de staven van de diverse commandoos en de Aanklager heeft specifiek en nauwkeurig gedefiniëerd wat die groep is, daarom vragen ze het Tribunaal de groep als criminleel aan te merken en zie ik dus niet in welk belang nog meer bewijsmateriaal voor deze zaak kan hebben. Wat probeert u te bereiken door hem nu te vragen wat hij onder de Generale Staf verstaat?
Dr. LATERNSER: Deze vraag was zuiver inleidend. Ik ben van plan deze vraag te verbinden aan een andere en met het antwoord op de tweede vraag wilde ik bewijzen dat onder de vermeende groep, een groep onder een verkeerde naam is beschuldigd.
De PRESIDENT: Ik zie niet in wat een verkeerde naam uitmaakt wanneer de groep is gedefiniëerd. Maar hoe dan ook, de beklaagde heeft ons al verteld wat hij verstaat onder de Generale Staf. Wilt u uw tweede vraag stellen?
Dr. LATERNSER: Beklaagde, als de hogere militaire leiders samen besluiten om een groep te vormen die wordt aangeduid met Generale Staf en OKW, acht u deze benaming correct of misleidend?
KEITEL: Volgens onze Duitse militaire opvattingen is deze benaming misleidend want voor ons is de Generale Staf altijd een groep assistenten geweest en de commandanten van legers en legergroepen vertegenwoordigen het korps leiders.
Dr. LATERNSER: De militaire hiërarchie is tijdens dit Tribunaal al voldoende besproken. Ik wil alleen het volgende van u weten: was de relatie van deze groepen tot elkaar er een van meerderen en ondergeschikten of bestond er een aanvullende organisatie van deze rangen die uitging boven zuiver professioeel militaire taken?
KEITEL: Nee, de Generale Staf, dat wil zeggen de Generale Staf officieren als assistenten van de leiders konden als zodanig aan hun uniformen worden herkend. De leiders of zogenoemde commandanten zelf hadden geen relatie tot elkaar via interdepartementale kanalen of via welke andere organisatie dan ook.
Dr. LATERNSER: Gisteren is de beëdigde verklaring van Generaloberst Halder aan u voorgelegd. Ik zou nu de laatste zin van die verklaring met u willen bespreken; ik zal hem u voorlezen: " Dat was de werkelijke Generale Staf en de hoogste leiding van de strijdkrachten." Is de bewering in die zin juist of onjuist?
KEITEL: Ik zie het zo, Halder wilde ermee zeggen dat de weinige officieren die posities in de Generale Stad bekleedden het echte werk binnen de Staf deden terwijl de rest van de meer dan 100 Generale Staf officieren van het OK niets met die zaken te maken hadden. Dat is wat ik denk dat hij wilde zeggen, een kleine groep die zich met de problemen bezig hield.
Dr. LATERNSER: Weet u van enig geval waarin Hitler ooit een militaire leider om raad vroeg in een politieke kwestie?
KEITEL: Nee, dat gebeurde niet.
Dr. LATERNSER: Ik neem aan dat u aanwezig was bij de meeste vergaderingen met Hitler waar de situatie werd besproken. Kunt u me iets vertellen over protesten, al dan niet met succes, van welke commandant dan ook die van het front was gekomen en toevallig aanwezig was?
KEITEL: Als regel waren aanwezige frontcommandanten stille luisteraars bij de bespreking van de algemene situatie en daarna; al naar gelang de situatie deden dergelijke commandanten speciaal verslag aan Hitler over hun respectieve gebieden. Dan was er ook een gelegenheid, die naar ik meen al door Kesselring is genoemd, om deze zaken persoonlijk te bespreken en meningen te uiten. Maar anders had niemand iets te zeggen over deze zaken.
Dr. LATERNSER: Beklaagde, was u ooit aanwezig wanneer bijzonder nadrukkelijke bezwaren door welke commandant ook, tegen Hitler werden gemaakt?
KEITEL: Tijdens de bespreking van de situatie?
Dr. LATERNSER: Nee, ik bedoel wanneer de gelegenheid zich maar voordeed.
KEITEL: Ik was natuurlijk niet aanwezig bij elk overleg dat Hitler met hoge officieren in zijn kwartier had maar ik weet niets over dergelijke incidenten. Ik heb tot in detail die zaken besproken die een rol in de oorlog hebben gespeeld, namelijk de weerstand van de generaals in het Westen voor het begin van de oorlog en ik meen dat u met uw vraag bedoelt of ik daarnaast ook van andere zaken weet?
Dr. LATERNSER: Ja.
KEITEL: Ik heb dat allemaal verteld en ik moet nogmaals benadrukken dat de opperbevelhebber van de strijdkrachten destijds tot de grens ging van wat vanuit militair oogpunt nog te rechtvaardigen viel.
Dr. LATERNSER: Wat was de houding van Hitler tegenover de Generale Staf van het de strijdkrachten?
KEITEL: Dat was geen goede. Men kan zeggen dat hij bevooroordeeld wat betreft de Generale Staf en die arrogant vond. Ik denk dat dat wel voldoende is.
De PRESIDENT: We hebben dit allemaal al eens, zo niet meerdere keren gehoord.
Dr. LATERNSER: Meneer de President, ik denk niet dat beklaagde hierover ondervraagd is. Voor zover ik me herinner is deze bijzondere beklaagde niet ondervraagd op deze punten.
De PRESIDENT: Het Tribunaal is van mening dat hij er wel over is ondervraagd.
Dr. LATERNSER: Ik zou speciale aandacht hebben gegeven aan dit punt en zou deze vraag al hebben doorgestreept als een van mijn confrères hem niet al eerder had gesteld.
(tot de beklaagde) Zou Hitler, in het geval dat een of meerdere frontcommandanten een verzoek tot ontslag zou indienen, bereid zijn een order terug te draaien die hij eenmaal had gegeven?
De PRESIDENT: Dr. Laternser, bijna iedere officier die voor dit Hof heeft getuigd heeft dat onderwerp besproken, zeker veel van hen.
Dr. LATERNSER: Meneer de President, betreft uw bezwaar de vraag die ik zojuist heb gesteld?
De PRESIDENT: Bijna alle officieren die voor dit Hof zijn ondervraagd hebben ons verteld dat het onmogelijk was ontslag te nemen. Daar gaat uw vraag over, niet waar?
Dr. LATERNSER: Ja, ik zal die vraag graag intrekken. Ik mag aannemen dat het Tribunaal de feiten die ik probeer te bewijzen als zijnde de waarheid accepteert.
De PRESIDENT: Het Tribunaal is van mening dat het cumulatief is, of wij het als waarheid accepteren is een andere kwestie.
Dr. LATERNSER: Meneer de President, ik zou ook iets over deze vraag willen zeggen. Ik geloof niet dat het als cumulatief beschouwd kan worden omdat mijn confrère Dr. Dix er al op gewezen heeft: dezelfde vraag gesteld aan twee verschillende getuigen is in beide gevallen een andere vraag omdat naar het subjectieve antwoord van de afzonderlijke getuige wordt gevraagd. Maar ik zal deze vraag intrekken.
De PRESIDENT: Zijn er nog andere vragen die u wilt stellen?
Dr. LATERNSER: Ja, ik heb nog een paar vragen.
(Tot de beklaagde): Beklaagde, tot in welke mate was het hoofdkwartier van de Führer beschermd tegen aanvallen tijdens de oorlog?
KEITEL: Er was een speciale bewakingsafdeling van het leger en ik geloof ook een compagnie van de Waffen-SS. Er waren zeer strenge veiligheidsmaatregelen genomen met allerlei soorten voorzieningen zoals hekken, obstakels en overeenkomstige dingen. Het was zeer goed beveiligd tegen verrassingsaanvallen.
Dr. LATERNSER: Waren er diverse zones?
KEITEL: Ja, er was een binnenring en een buitenring en diverse locaties die afzonderlijk omheind waren.
Dr. LATERNSER: Ja. U hebt al gezegd dat de commandanten van de legergroepen en legers in het Oosten geen enkel gezag hadden buiten hun operatiegebied. Was er een tendens om die operatiegebieden zo klein mogelijk te maken of zo groot mogelijk?
KEITEL: Oorspronkelijk was de tendens om grote operatiegebieden te hebben om zeker te zijn van de grootst mogelijke bewegingsvrijheid in de achterhoede van legers en legergroepen. De Führer was de eerste die met drastische maatregelen die gebieden liet beperken en ze zo klein mogelijk te maken.
Dr. LATERNSER: Om welke redenen?
KEITEL: Zoals hij zei om militaire officieren vrij te maken van bestuurlijke maatregelen en hen uit de uitgestrekte gebieden te krijgen die ze hadden gezocht voor hun uitrusting en ze te concentreren in gebieden van sterk beperkte omvang.
Dr. LATERNSER: Tijdens uw verhoor noemde u eenheden van de Waffen-SS die aan het leger waren toegevoegd voor operationele, dat wil zeggen gevechtstaken. Ik ben er bijzonder in geïnteresseerd om dat punt op te helderen omdat er voorzoer ik kan zien nog enige verwarring heerst. Hadden troepen van de SD iets te maken met de eenheden van de Waffen-SS die voor operationele opdrachten ondergeschikt waren aan legereenheden?
KEITEL: Nee, formaties van de Waffen-SS binnen divisies werden als zodanig in het leger opgenomen en hadden verder nergens iets mee te maken. Ze waren in dat geval gewone legereenheden.
Dr. LATERNSER: Was het voor een commandant mogelijk een SS'er voor enige misdaad te bestraffen?
KEITEL: Als de man op heterdaad werd betrapt zou geloof ik geen enkele commandant hebben geaarzeld maar afgezien daarvan was Reichsführer-SS Himmler daarvoor de aangewezen man en niet de commandant van een leger.
Dr. LATERNSER: Moesten de leiders van de Einsatzgruppen van de SD verslag uitbrengen aan de commandanten van de legers over hun door Himmler bevolen activiteiten?
KEITEL: Die vraag is hier uitgebreid behandeld door getuige Ohlendorf en ik weet niets van de relatie die bestond tussen de commandanten en de Einsatzgruppen. Ik was er niet bij betrokken en heb er part noch deel aan gehad.
Dr. LATERNSER: Ik wilde van u weten of de Einsatzgruppen van de SD, volgens uw kennis van de regels, verplicht waren om te rapporteren aan de commandanten in wier achterhoede zij opereerden.
KEITEL: Ik denk het niet; ik ken de orders niet die in dit geval golden en ik heb ze niet gezien.
Dr. LATERNSER: Weet u of de hogere militaire commandanten ooit werden ingelicht over het voornemen van Hitler en Himmler om Joden uit te roeien?
KEITEL: Naar mijn mening was dat niet het geval, omdat ik er zelf ook niet over was ingelicht.
Dr. LATERNSER: Ik heb nog maar een vraag over het onderwerp krijgsgevangenen. Het was al tijdens de oorlog bekend geworden dat de situatie met betrekking tot de voedselvoorziening voor Russische krijgsgevangenen in de eerste periode van de campagne in het Oosten miserabel waren. Wat was de reden voor die situatie die tijdens die eerste fase overheerste?
KEITEL: Ik kan mijn verklaring alleen maar baseren op wat de opperbevelhebber van het leger zei tijdens de besprekingen van de situatie. Ik herinner me dat hij herhaaldelijk rapporteerde dat het duidelijk een probleem van de grote massa was die uitzonderlijke inspanningen vereisten om in voedsel, huisvesting en veiligheid te voorzien.
Dr. LATERNSER: Nu, deze omstandigheden waren ongetwijfeld chaotisch gedurende een bepaalde periode. Ik denk aan een bijzondere reden die er bestond en om uw geheugen op te frissen, beklaagde zou ik het volgende willen noemen: Het leger had in het thuisland al kampen ingericht voor de toekomstige krijgsgevangenen omdat het vanaf het begin de bedoeling was deze gevangenen naar het thuisland af te voeren. Ondanks deze voorbereidingen echter, zoals hier gesteld, werd dit door een plotseling bevel van Hitler, dat het vervoer van deze Russische gevangenen naar het thuisland verbood, tegengehouden.
KEITEL: Dat heb ik vanmorgen uitgelegd en gezegd dat gedurende een bepaalde periode de overplaatsing van Russische krijgsgevangenen naar het Reich verboden werd en pas daarna werd de overplaatsing naar de thuiskampen mogelijk gemaakt om de mankracht te kunnen gebruiken.
Dr. LATERNSER: En de tekorten die in deze periode ontstonden, konden niet worden aangevuld met de middelen die de troepen ter beschikking stonden?
KEITEL: Dat weet ik niet. Daar ben ik niet over ingelicht. Alleen het OKH, dat alleen de verantwoordelijkheid had, zou dat moeten weten.
Dr. LATERNSER: Ik heb nog maar een paar vragen over de plaatsvervangend chef van de Staf Operaties van de Strijdkrachten. Wanneer werd die functie ingesteld?
KEITEL: Ik meen in 1942.
Dr. LATERNSER: Wat was de aan die positie verbonden rang?
KEITEL: Het kon een Kolonel of een Generaal zijn.
Dr. LATERNSER: Ik bedoel of het ongeveer hetzelfde was als de positie van een divisiecommandant.
KEITEL: Nou, ik zou zeggen dat dat gelijk stond met de positie van een brigadecommandant of van een divisie, een sectie chef.
Dr. LATERNSER: Hoeveel sectie chefs waren er binnen het OKW?
KEITEL: Ik zou dat nu niet uit mijn hoofd kunnen zeggen. Volgens een schatting had ik 8 afdelingschefs waarvan ieder 1, 2, 3, of 4 afdelingen onder zich had. Er zullen dus ongeveer 30 of 35 sectiechefs zijn geweest.
Dr. LATERNSER: Was de plaatsvervanger van het hoofd van de Staf Operaties van de Strijdkrachten 1 van de 8 of 1 van de 30 sectiechefs?
KEITEL: Nee, ik zou dat niet definitief willen zeggen. Er waren onder de afdelingshoofden zogenaamde afdelingsgroepshoofden die diverse kleine secties onder zich hadden. Dat was zo ongeveer zijn positie.
Dr. LATERNSER: Wat waren de officiële taken verbonden aan die positie?
KEITEL: Natuurlijk het toezicht op en de leiding van al het werk van dat deel van de Staf Operaties van de Strijdkrachten die was toegevoegd aan het hoofdkwartier van de Führer. Het was zijn taak om leiding te geven aan het werk in overeenstemming met de richtlijnen, uitgegeven door Jodl, het hoofd van de Staf Operaties van de Strijdkrachten.
Dr. LATERNSER: Was het plaatsvervangend hoofd van de Staf Operaties verantwoordelijk voor de strategische planning op zeer hoog niveau zoals de Aanklager stelt?
KEITEL: Hij was daar in die hoedanigheid niet verantwoordelijk voor maar hij behoorde natuurlijk wel tot die kleine groep hoge en vooraanstaande officieren van de Generale Staf die zich met deze zaken bezig hielden, zoals Halder heeft gezegd.
Dr. LATERNSER: Nu, ik heb een laatste vraag. Was daarom de positie van het plaatsvervangend hoofd van de Staf Operaties niet van even groot belang als dat van de andere posities in deze groep, of vermeende groep van de Generale Staf en het OKW?
KEITEL: Ik zei hoofd va een aantal afdelingen van de Staf Operaties en medewerker van de kleine groep van diegenen die te maken hadden met operationele en strategische zaken, maar ondergeschikt aan Generaal Jodl en leider van de toezichthouders in de Arbeitsstab.
Dr. LATERNSER: Veldmaarschalk, ik meen dat u de vraag die ik u stelde niet helemaal beantwoord hebt. Ik vroeg u of het belang van die positie gelijk was aan of bijna gelijk aan die van de andere afdelingen in de groep van Generale Staf en het OKW.
KEITEL: Nee, zeker niet want in de groep van de Generale Staf en het OKW zaten de opperbevelhebbers, de commandanten en de chefs van de Generale Staven. Hij behoorde daar zeker niet toe.
Dr. LATERNSER: Dank u.
HERR LUDWIG BABEL (raadsman van de SS): Beklaagde, u hebt in uw verklaring Keitel-12 gesteld dat aan het begin van de oorlog de SS de kampioen en vlaggendrager van een beleid van verovering en geweld werd. Teneinde elk misverstand uit te sluiten zou ik het volgende opgehelderd willen hebben: Wat bedoelde u met de SS in dit geval?
KEITEL: Daar kan ik op zeggen dat wat hier door mijn raadsman is voorgelezen slechts een korte samenvatting was van een veel langere verklaring. Als u die leest zult u zelf het antwoord op uw vraag vinden. Om het wat nauwkeuriger te zeggen: het betrof de Reichsführung-SS onder Himmler en onder die functionarissen binnen zijn gezagssfeer, politie en SS die in de bezette gebieden verschenen en daar actief waren. Het concept van de zogenaamde generale SS in het thuisland had er niets mee te maken. Ik hoop dat het zo duidelijk is.
HERR BABEL: Ja, dank u.
Dr. FRIEDRICH BERGOLD (raadsman van beklaagde Bormann): Beklaagde, de Aanklager heeft in zijn pleidooi Beklaagde Bormann ook beschuldigd van zijn activiteiten in de zogenaamde Volkssturm. In dat verband zou ik u een paar vragen willen stellen.
Waren er offensieve of defensieve activiteiten voorzien voor de Volkssturm toen die bij decreet van de Führer van 18 oktober 1944 wird opgericht?
KEITEL: Daar kan ik alleen maar op zeggen dat Reichsleiter Bormann weigerde om de militaire autoriteiten alle adviezen, samenwerking en informatie over de Volkssturm te verstrekken.
Dr. BERGOLD: U bedoelt te zeggen dat u in het geheel niet was geïnformeerd over het doel van de Volkssturm?
KEITEL: Alleen maar dat ik het zag als de laatste linie van mannen om eigen huis en haard te verdedigen.
Dr. BERGOLD: Dat betekent dat binnen het kader van de Wehrmacht de Volkssturm niet was bedoeld voor enige offensieve actie
KEITEL: Nee maar alle eenheden van de Wehrmacht die in hun gebieden de Volkssturm tegenkwamen namen ze ofwel op of stuurden ze naar huis.
Dr. BERGOLD: Heb ik goed begrepen dat u wilde zeggen dat die instelling, de Volkssturm een geesteskind van Bormann was of was het afkomstig van Hitler?
KEITEL: Dat weet ik niet, misschien wel van allebei.
Dr. BERGOLD: Hitler heeft u er niet over verteld, niet waar?
KEITEL: Nee, hij had het alleen maar over de Volkssturm en gelijksoortige zaken maar de militaire autoriteiten hadden er niets mee te maken.
Dr. BERGOLD: Rapporteerde Bormann andere militaire zaken aan de Führer naast het een of ander van de Volkssturm?
KEITEL: Hij heeft de Wehrmacht vaak beschuldigd van van alles en nog wat. Ik kan dat alleen maar concluderen uit wat ik gehoord heb en neem aan dat het van Bormann vandaan kwam. Verder weet ik het niet.
Dr. BERGOLD: Dank u.
Dr. HORN (raadsman van beklaagde Von Ribbentrop): Is het juist dat Beklaagde Von Ribbentropn, na zijn terugkeer uit Moskou in augustus 1939 vanwege de veranderde politieke situatie – het garantiepact tussen Engeland en Polen was geratificeerd – Hitler advisserde om de militaire maatregelen die al in gang waren gezet te stoppen?
KEITEL: Ik had destijds de indruk dat de orders die mij door Hitler waren gegeven, gebaseeerd waren op een gesprek tussen hem en zijn Minister van Buitenlandse Zaken. Ik was bij dat gesprek niet aanwezig.
Dr. HORN: Is het juist dan Von Ribbentrop, net als alle andere ministers met een portefeuille, als regel niet werd ingelicht over strategische plannen?
KEITEL: Ik kan alleen maar voor mijzelf en de Chef van de Staf Operaties speken dat we niet bevoegd waren dat te doen en dat we het nooit hebben gedaan. Als de Reichsaußenminister over dergelijke zaken was ingelicht dan kon die informatie alleen maar van Hitler zelf komen. Ik betwijfel het of hij hier een uitzondering maakte.
Dr. HORN: De Aanklager heeft een brief ingediend van 3 april betreffende de aanstaande bezetting van Denemarken en Noorwegen die u naar de toenmalige Reichsaußenminister hebt gestuurd. In die brief lichtte u hem in over de op handen zijnde bezetting en vroeg u hem de nodige politieke stappen te ondernemen. Had u Von Ribbentrop al voor die datum geïnstrueerd over de voorgenomen bezetting van Noorwegen en Denemarken?
KEITEL: Nee, het zou mij niet zijn toegestaan dat te doen volgens de manier waarop Hitler met ons werkte. Die brief was een ongewone methode van informatieverstrekking hierover, op bevel van de Führer, aan de Reichsaußenminster die hier niets over wist. Mij werd bevolen dat aan hem te schrijven.
Dr. HORN: In verband met de getuigenis van Generaal Lahousen will ik u een vraag stellen. Bestond er ten tijde van de Poolse campagne een richtlijn of order van Hitler om de Joden in de Poolse Oekraïne uit te roeien?
KEITEL: Dergelijke zaken kan ik me niet herinneren. Ik weet alleen dat tijdens de bezetting van Polen – dat wil zeggen na de bezetting – het probleem van de Poolse Joden een rol speelde. In dat verband heb ik ook ooit een vraag aan Hitler gesteld waarop hij, naar ik meen, antwoordde dat het gebied heel geschikt was om de Joden zich daar te laten vestigen. Verder weet of herinner ik me niets.
Dr. HORN: Was er tijdens de Poolse campagne een plan om een opstand uit te lokken in de Poolse Oekraïne, in de rug van de Polen?
KEITEL: Ik kan die vraag niet beantwoorden hoewel ik dergelijke dingen hier van Lahousen heb gehoord. Ik weet of herinner me er niets van.
Dr. HORN: Dank u.
Herr GEORG BÖHM (raadsman van de SA): Veldmaarschalk, u was chef van het OKW en daarom ook chef van het KGW, de organisatie voor krijgsgevangenen. Hebt u ooit orders uitgegeven of liet u die uitgeven op basis waarvan leden van de SA, eenheden van de SA werden ingezet om gevangenen in krijgsgevangenkampen te bewaken en of die voor dergelijke taken moesten worden gebruikt?
KEITEL: Ik kan me niet herinneren dat een dergelijke order ooit door het OKW is uitgegeven. Ik meen dat dat zeker niet het geval was.
Herr BÖHM: In dat verband, werd aan u ooit gemeld dat dergelijk bewakingswerk werd gedaan?
KEITEL: Ik kan het me niet herinneen maar ik bedoel niet te ontkennen dat sommige legereenheden in sommige gebieden die tijdelijk gebruikt kunnen hebben ter ondersteuning van het bewakingswerk maar dat zou ik niet weten.
Herr BÖHM: Dank u.
DE PRESIDENT: Wellicht kunnen we nu beter 10 minuten schorsen.
(de zitting wordt geschorst.)

Definitielijst

capitulatie
Overeenkomst tussen strijdende partijen met betrekking tot de overgave van een land of leger.
divisie
Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Geallieerden
Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
krijgsraad
Militair gerechtshof.
mobilisatie
Een leger in staat van oorlog brengen, dus eigenlijk de overgang van vredestoestand naar oorlogstoestand. Het Nederlandse leger werd gemobiliseerd op 29 augustus 1939.
Nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
Putsch
Staatsgreep, vaak gepaard gaand met het gebruik van geweld.
Rijkskanselier
Benaming voor het Duitse staatshoofd, vanaf 1933 tot 1945 was Hitler Rijkskanselier van Duitsland
Rode Leger
Leger van de Sovjetunie.
SS'er
Lid van de in 1925 in Duitsland opgerichte paramilitaire organisatie binnen de nazipartij, oorspronkelijk de persoonlijke lijfwacht van Hitler. De groepering groeide uit tot wat de nazi's beschouwden als een elite-eenheid. De SS had haar eigen kentekens, uniformen en militaire rangen. Het symbool van de SS bestaat uit een gestileerde, dubbele bliksemschicht, de zogenaamde Sig-rune.

Middagzitting 2

De PRESIDENT: Het Tribunaal begint morgen om 10:00 in openbare zitting. Om 12:30 zal het de aanvullende aanvragen voor getuigen en documenten behandelen en daarna, om 12:45 zal het in gesloten zitting verder gaan.
Gen. RUDENKO (Hoofdaanklager voor de U.S.S.R.): Beklaagde Keitel, Ik zou graag willen dat u mij vertelt wanneer u uw eerste aanstelling als officier kreeg?
KEITEL: Op 18 augustus 1902.
Gen. RUDENKO: Wat voor militaire training volgde u?
KEITEL: Ik kwam als kandidaat-officier in het leger. Beginnend als gewoon soldaat klom ik op van soldaat 1ste klas naar korporaal en kadet tot luitenant.
Gen. RUDENKO: Ik vroeg u naar uw miliraire opleiding.
KEITEL: Ik was landmachtofficier tot 1909 en toen ongeveer 6 jaar regimentsadjudant; tijdens de Eerste Wereldoorlog was ik batterijcommandant en na het voorjaar van 1915 diende ik bij de Generale Staf.
Gen. RUDENKO: U hoorde blijkbaar geen juiste vertaling. Doorliep u het stafcollege of een of ander college, anders gezegd, kreeg u inleidende militaire opleiding?
KEITEL: Ik heb de Oorlogsacademie nooit bezocht. Ik heb 2 keer deelgenomen aan zogenaamde Grote Generale Stafcursussen als regimentsadjudant en in de zomer van 1914 werd ik toegevoegd aan de Grote Generale Staf en keerde later terug naar mijn regiment toen in 1914 de oorlog uitbrak.
Gen. RUDENKO: Welke militaire training volgde Hitler en welke rang had hij?
KEITEL: Pas een paar jaar geleden hoorde ik van Hitler zelf dat hij na het einde van WO 1 luitenant was geweest in een Beiers infanterieregiment. Tijdens de oorlog was hij gewoon soldaat, daarna soldaat 1ste klas en wellicht korporaal tijdens de laatste fase.
Gen. RUDENKO: Zouden we daarom niet moeten concluderen dat u met uw grondige militaire training en ruime ervaring in de gelegenheid zou zijn geweest om Hitler sterk te beïnvloeden bij het oplossen van problemen van strategische en militaire aard en ook in andere zaken betreffende de strijdkrachten?
KEITEL: Nee, ik moet in dat verband verklaren dat Hitler, tot op een mate die voor de leek en de professionele officier bijna onbegrijpelijk is, publicaties van de generale staf had bestudeerd, militaire literatuur, artikelen over tactiek, operaties en strategie en dat hij op militair gebied een kennis bezat die verbazingwekkend is. Mag ik daar een voorbeeld van geven dat kan worden bevesigd door andere officieren van de Wehrmacht? Hitler was zo goed ingelicht over organisatie, bewapening, leiderschap en uitrusting van alle legers en, wat nog opmerkelijker is, van alle marines ter wereld, dat het onmogelijk was hem op een fout te betrappen en ik moet eraan toevoegen dat hij ook tijdens de oorlog, toen ik op zijn hoofdkwartier en in zijn dichte nabijheid was, 's nachts alle grote boeken van de generale staf van Von Moltke, Von Schlieffen en Clausewitz bestudeerde en zijn grote kennis daar zelf uithaalde. Daarom hadden wij de indruk: alleen een genie kan zoiets.
Gen. RUDENKO: U zult niet ontkennen dat u vanwege uw militaire opleiding en ervaring Hitler's adviseur was in een aantal bijzonder belangrijke zaken?
KEITEL: Ik behoorde tot zijn nauwste militaire kring en hoorde veel van hem maar ik heb gisteren, op de vraag van mijn raadsman, erop gewezen dat, zelfs in de simpelste dagelijkse kwesties betreffende organisatie en uitrusting van de Wehrmacht, dat moet ik openlijk toegeven, ik de leerling was en niet de meester.
Gen. RUDENKO: Vanaf welke datum begon uw samenwerking met Hitler?
KEITEL: Precies vanaf de dag waarop ik in die functie werd benoemd, 4 februari 1938.
Gen. RUDENKO: Dat betekent dat u met Hitler samenwerkte gedurene de hele periode vanaf de voorbereiding op tot de realisatie van de oorlog van agressie.
KEITEL: Ja, ik heb alle noodzakelijke uitleg al gegeven wat betreft, nadat ik begin februari in functie kwam, de gebeurtenissen die elkaar snel opvolgden, soms op een zeer verbazingwekkende manier.
Gen. RUDENKO: Wie hadden behalve u, de rang van Reichsminister onder de militaire leiders van het OKW en het OKH?
KEITEL: De rang van Reichsminister werd verleend aan de opperbevelhebbers van de afdelingen van de Wehrmacht en onder hen de opperbevelhebber van de Luftwaffe, Reichsmarschall Hermann Göring was ook Rijksminister voor Luchtvaart. Zoals ik gisteren al zei, kreeg ik ook de rang maar niet de bevoegdheden en titel van een minister.
Gen. RUDENKO: Wie behalve u van de militaire medewerkers van het OKW en het OKH ondertekenden decreten samen met Hitler en de andere Rijksministers?
KEITEL: In de ministeriële afdeling van de Rijksregering was de volgorde van ondertekenen de Führer en Rijkskanselier en de direct betrokken ministers en uiteindelijk het hoofd van de Rijkskanselarij. Dat gold niet voor de militaire afdeling want volgens de tradities van het Duitse leger en de Wehrmacht werd de handtekening eerst gezet door de belangrijkste experts die aan de zaak hadden gewerkt, dan door de Chef van de Staf of door wie ook maar de order had gegeven of tenminste had opgesteld en een initiaal werd in de kantlijn geplaatst.
Gen. RUDENKO: U zei gisteren dat u dergelijke decreten ondertekende samen met andere ministers van het Reich.
KEITEL: Ja, gisteren noemde ik afzonderlijke decreten en noemde ook de reden waarom ik die tekende en dat ik door dat te doen geen Reichsminister was en ook niet de functie kreeg van een zittende minister.
Gen. RUDENKO: Welke organisatie oefende de functie van het Ministerie van Oorlog uit vanaf februari 1938?
KEITEL: Tot aan de laaste dagen van januari of het begin van februari was het de voormalge Reichskriegminister Von Blomberg. Vanaf 4 februari was er geen Minister van Oorlog noch een Ministerie van Oorlog.
Gen. RUDENKO: Dat is precies waarom ik vroeg welke regeringsinstantie het Ministerie van Oorlog had vervangen en de functie ervan uitoefende omdat ik wist dat dat ministerie niet meer bestond.
KEITEL: Ik zelf, met het Wehrmachtsamt, de vroegere staf van het Ministerie van Oorlog – waarvan ik het hoofd was – zetten het werk voort en verdeelden het, zoals ik gisteren in detail heb beschreven, in die zin dat ik alle commando functies overdroeg aan de bevelhebbers van de diverse afdelingen van de Wehrmacht. Maar dit was geen order van mij maar een van Hitler.
Gen. RUDENKO: Uit het diagram dat u bij het Tribunaal hebt ingediend zou blijken dat het OKW de centrale, coördinerende en hoogste militaire autoriteit van het Reich was en dat het onder direct gezag van Hitler stond. Zou die conclusie correct zijn?
KEITEL: Ja, dat was de militaire staf van Hitler.
Gen. RUDENKO: Wie binnen het OKW hield direct toezicht op het opstellen van militaire en strategische plannen? Ik verwijs in het bijzonder naar de plannen voor de aanvallen op Oostenrijk, Tsjechoslowakije, Polen, België, Nederland, Frankrijk, Noorwegen, Joegoslavië en de Sovjet Unie?
KEITEL: Ik meen dat ik dat gisteren zeer nauwkeurig heb uitgelegd door te zeggen dat de operationele en strategische planning, nadat Hitler het bevel daartoe had gegeven, werd voorbereid en daarna ingediend bij Hitler door de bevelhebbers van de diverse afdelingen van de Wehrmacht, dat wil zeggen voor de landmacht bij het OKW en de Generale Staf van de Landmacht en daarna werden verdere beslissingen genomen die er mee te maken hadden
Gen. RUDENKO: Met betrekking tot Joegoslavië zou ik u de volgende vraag willen stellen: Geeft u toe dat een richtlijn, uitgegeven met uw handtekening, voor de voorlopige opdeling van Joegoslavië op zich een document is van grote politieke en internationale betekenis dat voorziet in de feitelijke opheffing van Joegoslavië als een souvereine staat?
KEITEL: Ik heb niets meer of minder gedaan dan een decreet van Hitler op te schrijven en door te geven aan die officieren die erbij betrokken waren en er belangstelling voor hadden. Ik had geen enkele persoonlijke of politieke invloed op deze kwesties.
Gen. RUDENKO: Met uw eigen handtekening?
KEITEL: Wat de handtekeningen betreft die ik heb gezet, ik heb gisteren een volledige uitleg gegeven hoe die ontstonden en wat het belang ervan was.
Gen. RUDENKO: Ja, daar hebben we over gesproken, we hebben het gehoord en ik ga u later nog enkele vragen over dat onderwerp stellen. Ik zou nu uw eigen positie in de kwestie Joegoslavië wat nauwkeuriger willen vaststellen. Bent u het met me eens dat u, met directe deelname van het OKW, provocerende acties hebt ondernomen om een reden te vinden voor agressie tegen Joegoslavië en een rechtvaardiging voor deze agressie in de ogen van de wereld?
KEITEL: Vanmorgen, in antwoord op vragen van raadslieden van andere beklaagden, heb ik duidelijk verklaard dat ik niet heb deelgenomen aan enige voorbereiding op een incident en dat Hitler ook niet wilde dat enige militaire instelling ooit zou deelnemen aan de discussie over, de voorbereiding op of de uitvoering van incidenten. Ik gebruik het woord incident hier in de betekenis van provocatie.
Gen. RUDENKO: Ongetwijfeld. Welke rol speelde het OKW bij het verzekeren van de bewapening van het Freikorps in het Sudetenland?
KEITEL: Welk Freikorps, Generaal? Ik weet niet naar welk Freikorp u verwijst.
Gen. RUDENKO: Het Freikorps in het Sudetenland.
KEITEL: Ik heb er geen informatie over of enige militaire afdeling aan wapensmokkel deed, als ik dat zo mag zeggen of er in het geheim wapens naar toe stuurde. Wat dat betreft weet ik er niets van. Een dergelijk bevel is nooit gegeven of is in elk geval nooit door mijn handen gegeaan. Dat kan ik me niet herinneren.
Gen. RUDENKO: Door wie en waarom werd het bevel gegeven om in de middag van 4 maart 1939 Ostrau in Moravië en Witkovitz door Duitse troepen te laten bezetten terwijl President Hacha voor onderhandelingen met Hitler op weg was naar Berlijn.
KEITEL: Het bevel werd uiteindelijk vrijgegeven door de Führer. Er waren voorbereidingen getroffen om na een overval het gebied bij Mährisch Ostrau te bezetten waar de bekende en moderne staalfabriek stond – ik kan me de naam nu niet herinneren – voorafgaand aan de vooraf vastgelegde datum voor de inval in in Tsjechoslowakije. Als rechtvaardiging voor die beslissing vertelde Hitler mij dat het werd gedaan om de Polen ervan te weerhouden een verrassingsaanval vanuit het noorden te lanceren en daarna wellicht de modernste walserij ter wereld in bezit te nemen. Hij gaf dat als reden en de operatie, dat wil zeggen de bezetting vond feitelijk plaats in de late uren van 4 maart.
Gen. RUDENKO: Ja, maar op hetzelfde moment was President Hacha op weg naar Berlijn om met Hitler te onderhandelen.
KEITEL: Dat is correct.
Gen. RUDENKO: Dat is verraad!
Keitel: Ik geloof niet dat ik mijn oordeel over de feiten hoef te geven. Het is waar dat de bezetting die avond plaats vond. Ik heb de reden genoemd en President Hacha hoorde er pas over nadat hij in Berlijn was aangekomen. Ik herinner me de naam nu. De walserij heette Witkovitz.
Gen. RUDENKO: Ik moet u nog een paar vragen stellen in verband met de agressie tegen de Sovjet Unie. U hebt gisteren voor het Tribunaal over die kwestie getuigd. U hebt uw positie uitgelegd met betrekking tot de aanval op de Sovjet Unie maar u hebt het Tribunaal verteld dat de bevelen voor de voorbereiding van Operatie Barbarossa in begin november 1940 werden gegeven. Is dat juist?
KEITEL: Ja.
Gen. RUDENKO: Herinnert u zich dit echt en bevestigt u het?
KEITEL: Ik weet niet van, of herinner me geen specifieke order van het OKW voor het opstellen van dit plan genaamd Barbarossa eerder dan ik gisteren heb gezegd; of er waarschijnlijk in september een order is gegeven betreffende transport en spoorfaciliteiten en dergelijke zaken van het westen naar het oosten. Ik kan me niet herinneren of ik die order heb getekend maar gisteren noemde ik een dergelijke voorbereidende order om de transportsituatie van het westen naar het oosten te verbeteren.
Gen. RUDENKO: In september?
KEITEL: Het kan in september geweest zijn of in oktober maar ik kan me niet vastleggen op de exacte datum.
Gen. RUDENKO: Ik wil de juiste datum weten.
KEITEL: Meer nauwkeurige informatie kan waarschijnlijk in een later stadium worden verkregen van Generaal Jodl die het beter moet weten.
Gen. RUDENKO: Natuurlijk zullen we hem dat later vragen tijdens zijn verhoor. Ik zou graag zien dat u zich het volgende herinnert: Hoorde u pas in de zomer van 1940 over Hitler's plannen om de Sovjet Unie aan te vallen?
KEITEL: Nee, dit gesprek in de zomer van 1940 dat in Jodl's dagboek wordt genoemd – Ik meen dat het dat is waarnaar u verwijst, het gesprek in Jodl's dagboek – ik was niet aanwezig bij dit vast gemoedelijk en korte gesprek en ik heb het niet gehoord. Mijn herinneringen van die periode rechtvaardigen ook mijn verklaring dat ik niet aanwezig was omdat ik vrijwel dagelijks per vliegtuig onderweg was en destijds niet aanwezig was bij de besprekingen van de situatie.
Gen. RUDENKO: En wanneer vond uw gesprek met Von Ribbentrop plaats?
KEITEL: Dat kan in de laatste dagen van augustus geweest zijn, ik denk dat het begin september is geweest maar ik kan de exacte datum niet meer noemen. Ik heb de datum achterhaald door het feit dat ik pas op 10 augustus naar Berchtesgaden terugkeerde en dat ik het memorandum dat ik gisteren noemde pas op een latere datum heb geschreven.
Gen. RUDENKO: En u verzekert het Tribunaal dus dat u het eerste over Hitler's plannen hoorde, de Sovjet Unie aan te vallen uit het gesprek met Von Ribbentrop?
KEITEL: Nee, nee. Nadat ik ongeveer 2 weken niet in Berchtesgaden ben geweest, gedeeltelijk op verlof en gedeeltelijk op kantoor in Berlijn, keerde ik naar het hoofdkwartier in Berchtesgaden terug en toen, op een van de volgende dagen, waarschijnlijk half augustus, hoorde ik voor de eerste keer dergelijke ideeën van Hitler. Dat was de basis van mijn overwegingen en mijn memorandum.
Gen. RUDENKO: In dat geval, heb ik mijn vraag correct gesteld door te vragen dat u van Hitler's plannen hoorde in de zomer van 1940.
KEITEL: Ja, half augustus; per slot is het dan nog zomer.
Gen. RUDENKO: Augustus is nog zomer, daar gaan we niet over redetwisten. Verder zou ik u willen herinneren aan de verklaringen van getuige Paulus die hij op 11 februari van dit jaar voor dit Tribunaal heeft afgelegd. U zult zich herinneren dat Paulus het Tribunaal vertelde dat toen hij op 3 september 1940 het OKH binnenkwam, hij tussen andere papieren een niet afgemaakt voorlopig operationeel ontwerp van een plan vond voor het aanvallen van de Sovjet Unie, onder de naam Barbarossa. Herinnert u zich dat deel van Paulus' verklaring?
KEITEL: Ik herinner me het alleen in zoverre dat hij zei dat het een ontwerp voor een manoeuvre was en dat hij een document had gevonden bij gelegenheid van zijn overplaatsing naar het OKH, naar de Generale Staf van het leger. Dat is mij niet bekend en ik kon het ook niet weten omdat ik de documenten, dossiers en andere rapporten van de Generale Staf niet ter beschikking had en ik nooit de gelegenheid had om ze in te zien.
Gen. RUDENKO: Ik wil een feit vaststellen. Ontkent u dat het OKH in september 1940 plannen uitwerkte met betrekking tot Operatie Barbarossa?
KEITEL: Afgaand op de getuigenis van Veldmaarschalk Paulus kan ik niet zeggen dat het niet waar is omdat ik niet kan weten of het ook werkelijk waar was. Ik kan het ontkennen noch bevestigen. Gen. RUDENKO: Goed, u hebt het Tribunaal verteld dat u tegen de oorlog met de Sovjet Unie was.
KEITEL: Ja.
Gen. RUDENKO: U hebt ook verklaard dat u Hitler hebt opgezocht met de suggestie zijn plannen met betrekking tot de Sovjet Unie te wijzigen.
KEITEL: Ja, niet alleen om die te wijzigen maar om het hele plan te laten vallen en geen oorlog tegen de Sovjet Unie te voeren. Dat was de inhoud van mijn memorandum.
Gen. RUDENKO: Dat is net wat ik u vroeg. Ik zou u nu willen vragen over een bijeenkomst, zeker bij u bekend, die werd gehouden 3 weken voordat Duitsland de Sovjet Unie aanviel, de bijeenkomst van 16 juli 1940. Herinnert u zich die bijeenkomst, waarop gesproken werd over de taken voor het voeren van de oorlog tegen de Sovjet Unie?
KEITEL: Nee, op het moment weet ik niet wat u bedoelt. Ik weet het niet.
Gen. RUDENKO: Ik ben niet van plan om u dit document nu te overhandigen. U herinnert zich dat ik het heb overhandigd heb aan Beklaagde Göring toen de kwestie van het opdelen en de annexatie van de Soviet Unie besproken werd. Herinnert u zich dat?
KEITEL: Dat is een document dat ik ken. Ik meen dat het bovenaan gemerkt is met BO-FU en tijdens mijn ondervraging hier heb ik het herkend als een memorandum van Reichsleiter Bormann.
Gen. RUDENKO: Dat is correct.
KEITEL: Ik heb dat gezegd. Destijds heb ik ook getuigd dat ik pas in het tweede deel van het gesprek werd binnen geroepen en dat ik niet aanwezig ben geweest tijdens het eerste deel. Ik heb ook getuigd dat dat niet de notulen waren maar een vrije samenvatting van Reichsleiter Bormann, door hem gedicteerd.
Gen. RUDENKO: Maar herinnert u zich dat zelfs toen, op 16 juli, de vraag al werd gesteld over de annexatie door Duitsland van De Krim, de Baltische Staten, de regio rond de Wolga, de Oekraïne, Wit-Rusland en andere gebieden?
KEITEL: Nee, ik denk dat dat tijdens het eerste deel van de bijeenkomst werd besproken. Ik kan me de bijeenkomst herinneren vanaf het moment waarop de personeelskwesties werden besproken, dat wil zeggen, bepaalde personen die moesten worden benoemd. Dat herinner ik me. Ik heb het document hier het voor het eerst gezien en wist er van te voren niets van af en ik heb het eerste deel van de bijeenkomst niet bijgewoond.
. Gen. RUDENKO: In dat geval mag ik de vraag wel anders stellen: Wat waren de uiteindelijke doelen die door Hitler en zijn omgeving werden nagestreefd tegen de Sovjet Unie?
KEITEL: Volgens de uitleg die Hitler me had gegeven, zag ik de diepere redenen voor deze oorlog in het feit dat hij ervan overtuigd was dat er op een of andere manier binnen een paar jaar een oorlog zou uitbreken tussen het Grote Slavische Rijk van het Communisme en het Duitse Rijk van het Nationaal Socialisme. De redenen die mij werden genoemd luidden ongeveer: "Ik geloof, nee, ik ben eran overtuigd dat een dergelijk conflict tussen die twee naties zal uitbreken, liever nu dan later." Zo kan ik het zeggen. Maar ik kan me niets herinneren, tenminste niet op dit moment, van de kwesties die in dit document staan betreffende het losmaken van diverse gebieden. Misschien waren het wel luchtkastelen.
Gen. RUDENKO: En u vertelt het Tribunaal onder ede dat u niets wist van de Hitleriaanse plannen om gebieden van de Sovjet Unie in te nemen en te koloniseren?
KEITEL: Dat is niet in die vorm gezegd. Het is waar dat ik geloofde dat de Baltische staten afhankelijk gemaakt moesten worden van het Reich en dat er nauwere banden moesten komen met de Oekraïne vanwege voedsel leveranties of economie, maar scherp omlijnde plannen voor verovering zijn mij niet bekend en als ze al ter sprake waren gekomen beschouwde ik ze nooit als serieuze problemen. Zo zag ik het destijds. Ik hoef niet uit te leggen hoe ik het nu zie maar alleen hoe ik het toen zag.
Gen. RUDENKO: Wist u dat op die bijeenkomst van 16 juli, Hitler de noodzaak aankondigde, Leningrad met de grond gelijk te maken?
KEITEL: Ik geloof niet dat tijdens die bijeenkomst – ik heb dat document hier weer gelezen. Of dat in het document staat kan ik me nu niet meer herinneren. Maar ik heb het document nu in handen gehad; ik heb het gelezen in tegenwoordigheid van de Amerikaanse Aanklager en als het hier in staat, dan hangt de vraag of ik het al of niet gehoord heb, geheel af van het moment waarop ik tijdens deze bijeenkomst binnen werd geroepen.
Gen. RUDENKO: Ik ben niet van plan u dat document te overhandigen omdat het al diverse malen is behandeld. Maar in de notulen die al eerder zijn voorgelezen aan Beklaagde Göring, die ze zelf ook heeft gelezen, staat: "Leningrad en omgeving wordt opgeëist door de Finnen. De Führer wil de stad met de grond gelijk maken en dan overdragen aan de Finnen,"
KEITEL: Ik kan alleen maar zeggen dat het nodig is vast te stellen vanaf welk moment ik bij die bijeenkomst aanwezig was.Wat er voor dat moment allemaal gezegd is heb ik niet gehoord en ik kan dat alleen aangeven als mij het document wordt gegeven of iemand het verslag van mijn inleidende verhoor leest.
Gen. RUDENKO: Goed, we zullen u de notulen van die bijeenkomst van 16 juli onmiddellijk geven. Terwijl de benodigde passages worden opgezocht zal ik u nog een paar vragen stellen en tegen die tijd zullen die passages wel gevonden zijn.
Wat betreft de verwoesting van Leningrad: wist u daarvan uit andere documenten?
KEITEL: Ik ben daarover ondervraagd door de Russische delegatie en de generaal die in deze rechtszaal aanwezig is. Hij heeft mijn aandacht op een document gevestigd.
Gen. RUDENKO: Dat was gedurende het inleidende onderzoek. Dat is helemaal juist.
KEITEL: Ik ken het document dat afkomstig was van de marine, van een admiraal en een tweede document dat een korte richtlijn bevatte, ik meen op bevel van Jodl, betreffende Leningrad. Ik ben over beide documenten ondervraagd. Wat dat betreft kan ik alleen zeggen dat noch door artilliebeschietingen tijdens het beleg, noch door aanvallen van de Luftwaffe de mate van verwoesting kan worden vergeleken met die van andere steden waar we van weten. Het gebeurde niet, we hebben het niet uigevoerd. Voor zover ik weet, is het nooit tot een systematische beschieting van Leningrad gekomen. Dus kan alleen dat maar worden gezegd wat ik destijds onder ede tegenover de heren van de Soviet delegatie heb verklaard.
Gen. RUDENKO: Naar uw weten is Leningrag nooit beschoten?
KEITEL: Er is vast en zeker ook artillerie ingezet in de sector Leningrad maar tot een voortdurende beschieting met verwoesting als doel is het is nooit gekomen. Dat zou zijn gebeurd, generaal als het tot een aanval op Leningrad gekomen zou zijn.
Gen. RUDENKO: Kijkt u eens naar dit document en dan zal ik u een aantal aanvullende vragen stellen. (het document wordt aan beklaagde overhandigd).
KEITEL: Het is heel eenvoudig. Mijn binnenkomst was precies na het moment waarop deze aantekening is gemaakt. Ik heb destijds de Amerikaanse ondervrager verteld dat ik alleen de discussie heb gehoord over de aanstelling van Gauleiter Lohse toen ik binnenkwam. De voorgaande opmerkingen heb ik niet gehoord.
Gen. RUDENKO: Hebt u zich vertrouwd gemaakt met de notulen van die bijeenkomst op 16 juli die betrekking hebben op Leningrad?
KEITEL: Ja, toen kwam ik binnen.
Gen. RUDENKO: U zag dat er een dergelijke notitie in de notulen stond. U kwam binnen net nadat het gesprek over Leningrad was afgelopen?
KEITEL: Ja, ik kwam de kamer binnen toen ze over de kwalificaties van Gauleiter Lohse praatten, of hij wel of niet geschikt was voor een bestuurlijke functie. Dat waren de eerste woorden die ik hoorde. Er was net toen ik binnenkwam een discussie gaande over dat onderwerp.
Gen. RUDENKO: Er staat daar heel duidelijk: "Leningrad met de grond gelijk maken".
KEITEL: Ja, dat heb ik hier gelezen.
Gen. RUDENKO: Hetzelfde staat in het decreet, niet waar?
KEITEL: Jawel maar er is geen direct verband met mij. Bedoelt u de order van de marine, de order die bij de marine werd gevonden?
Gen. RUDENKO: Wist u dat er twee andere decreten bestonden, het ene uitgegeven door het marine commando en het andere door het OKW, getekend Jodl? U weet dat toch?
KEITEL: Ja, ik heb beide decreten hier gezien. Ze zijn ingediend door de Russische delegatie.
Gen. RUDENKO: En u weet dat het decreet, getekend door Jodl, ook handelt over de verwoesting van Moskou?
KEITEL: Dat herinner ik me niet precies, net zo min als er destijds naar Leningrad werd verwezen toen ik er vluchtig naar keek. Maar als het hier staat twijfel ik er niet aan.
Gen. RUDENKO: Ik vraag u: gaf het OKW decreten uit met doel dat ze opgevolgd werden?
KEITEL: De order of het bericht van de marine is in de eerste plaats geen order van het OKW en hoe die ontstond is mij niet bekend. Het korte bevel van het OKW, getekend Jodl, is niet in mijn aanwezigheid opgesteld, zoals ik gisteren al heb gezegd. Ik zou het hebben ondertekend maar ik was er niet en daarom weet ik niet aan welke redenen of welke discussie deze order te danken was.
Gen. RUDENKO: U hebt mijn vraag niet beantwoord. Ik vraag u: De richtlijnen uitgegeven door het OKW werden uitgegeven om opgevolgd te worden. Kunt u dat kort beantwoorden?
KEITEL: Dit is een richtlijn maar geen bevel want een order kan alleen maar woren uitgegeven door het bureau van het plaatselijke opperbevel van het leger. Daarom was het een richtlijn, een doel, een intentie.
Gen. RUDENKO: En zijn richtlijnen van het OKW niet bedoeld om uitgevoerd te worden?
KEITEL: Ze zijn zeker bedoeld om te worden uitgevoerd.
Gen. RUDENKO: Wat uw bewering betreft dat niemand Leningrad heeft beschoten is verdere ontkenning niet eens nodig, het is een bekend feit.
KEITEL: Mag ik tenminste zeggen dat ik dat bevel niet heb gegeven. Daarom weet ik er niets van.
Gen. RUDENKO: Wist u dat Beklaagde Göring, voor het uitbreken van de oorlog tegen de Sovjet Unie het zogeheten Grüne Heft heeft uitgegeven dat richtlijnen bevat voor economische maatregelen in die gebieden van de Sovjet Unie die bedoeld waren om te worden bezet?
KEITEL: Ja, dat is mij bekend.
Gen. RUDENKO: Bevestigt u dat u in uw directief van 16 juli 1941, de Duitse troepen opdracht gaf deze richtlijnen letterlijk op te volgen?
KEITEL: Ja, er is een richtlijn die aan eenheden van het leger de organisaties bekend maakt aan welke bijzondere taken zijn toegewezen, wat hun verantwoordelijkheden zijn en dat alle militaire commandanten van het leger in overeenstemming daarmee moeten handelen. Dat heb ik doorgegeven, het was mijn bevel niet, ik heb het doorgegeven.
Gen. RUDENKO: Was het uw eigen order of volgde u alleen maar de instructies van de Führer op?
KEITEL: Ik heb slechts de orders doorgegeven die ik van de Führer kreeg en ik kon in dat opzicht helemaal geen bevelen geven aan Reichsmarschall Göring.
Gen. RUDENKO: U hebt geen bevel aan Reichsmarschall Göring gegeven maar u hebt uw bevel aan de troepen gericht?
KEITEL: Ik kon hem ook geen bevelen geven. Ik kon alleen de wil van de Führer mededelen aan de opperbevelhebber van het leger en die moest het doorgeven aan zijn legergroepen.
Gen. RUDENKO: U was het niet oneens met deze wil van de Führer?
KEITEL: Ik heb geen bezwaar gemaakt want dit was geen taak voor het OKW. Ik gehoorzaamde het bevel en gaf het door.
Gen. RUDENKO: Geeft u toe dat deze order u instructies gaf voor de onmiddellijke en totale uitbuiting van de bezette gebieden in de Sovjet Unie in het belang van de Duitse oorlogseconomie?
KEITEL: Ik heb een dergelijke order niet uitgegeven bevattende de doelen en taken die door de Wirtschaftsstab Oldenburg moesten worden uitgevoerd omdat ik er niets mee te maken had. Ik heb alleen de inhoud van het Grüne Heft – het is bekend waar deze naam voor staat – doorgegeven aan het opperbevel van het leger voor passende actie.
Gen. RUDENKO: Geeft u toe dat de richtlijnen in Göring's Grüne Heft gericht waren op het plunderen van de materiële rijkdom van de Sovjet Unie en al haar burgers?
KEITEL: Nee, naar mijn mening werd er in het Grüne Heft niets gezegd over verwoesting. in plaats van verwoesting zou men moeten zeggen een juist gebruik maken van overschotten, in het bijzonder op het terrein van voedselvoorziening en het gebruik van grondstoffen voor de gehele oorlogseconomie van Duitsland maar niet de verwoesting ervan.
Gen. RUDENKO: Wilt u alstublieft herhalen wat u net hebt gezegd?
KEITEL: Ik zei dat er in het Grüne Heft principes worden genoemd voor het gebruik van huidige en toekomstige reserves die als overbodig werden beschouwd maar nooit om verwoest te worden. Om de Sovjet bevolking vanwege dit te laten uithongeren, dat was niet het geval. Ik heb die dingen ter plaatse waargenomen en ben daarom gerechtigd ervover te spreken.
Gen. RUDENKO: U noemt dat geen plunderen?
KEITEL: Het gekibbel over woorden, of het nu gaat om buit, uitbuiting van reserves aangetroffen tijdens de oorlog of iets dergelijks is een kwestie van opvatting die hier niet gedefinieëerd hoeft te worden. Iedereen gebuikt in dit verband zijn eigen uitdrukkingen.
Gen. RUDENKO: Heel goed, laten we daar niet over twisten. Ik heb u nog een laatste vraag te stellen met betrekking tot de aanval op de Sovjet Unie. Bent u het ermee eens dat de methoden van oorlogvoering, door het Duitse leger toegepast in het Oosten in schril contrast stonden met de eenvoudigste opvatting van militaire eer en de noodzakelijkheden van oorlog?
KEITEL: Nee, in die vorm kan ik het er niet mee eens zijn. Ik zou eerder zeggen dat het verharden – ik heb die term al eerder gebruikt – het verharden van de oorlog tegen de Sovjet Unie niet moet worden toegeschreven aan uitlokking door het Duitse leger maar aan omstandighedendie ik heb genoemd in een verklaring, door mijn raadsman bij het Tribunaal ingediend. Ik zou verder de Russische Aanklager willen verzoeken die te lezen zodat hij mijn mening daarover te weten komt.
Gen. RUDENKO: Goed. Om de vragen over agressie af te sluiten en verder te gaan met de kwestie van de wreedheden moet ik u het volgende vragen, en ik vertrouw erop dat u de informatie die u heeft in uw hoedanigheid van Hitler's nauwste raadgever voor het voeren van de oorlog aan het Tribunaal doorgeeft.
Mijn vraag Is deze: Welke taken vertrouwde het OKW toe aan het Duitse leger in geval Duitsland de oorlog tegen de Sovjet Unie tot een zegenrijk einde zou brengen?
KEITEL: Ik weet niet wat u daarmee bedoelt. Welke eisen werden aan de militaire leiding gesteld in het geval de oorlog gewonnen zou worden? Mag ik u verzoeken de vraag anders te stellen. Ik heb het niet begrepen.
Gen. RUDENKO: Ik denk aan taken voor het voortzetten van de oorlog na een succesvol beëindigen van de campagne in het Oosten.
KEITEL: Dan zou zijn gebeurd wat er later werkelijk gebeurde, dat is de landing van Britse en Amerikaanse troepen in Frankrijk en Denemaken, of in Duitsland et ceters. Er waren diverse mogelijkheden voor oorlogvoering die zouden kunnen plaatsvinden en die in het geheel niet voorzien konden worden.
Gen. RUDENKO: Ik stel deze vraag niet in het algemeen. U bent ongetwijfeld op de hoogte van een document getiteld: "Handboek voor Maritieme Oorlogvoering" dat al op 8 augustus 1941 was opgesteld en plannen bevatte voor het voortzetten van de oorlog na het beëindigen van de campagne in het Oosten. Ik verwijs hier naar de opstelling van plannen voor aanvallen op Irak, Syrië en Egypte. Kent u dat document?
KEITEL: Het is me nog niet overhandigd. Het is een verrasing en ik kan het me niet herinneren.
Gen. RUDENKO: Kent u dit document niet?
Dit document, Heren Rechters, is nummer S-57; het is bij het Tribunaal ingediend als bewijsstuk U.S.S.R.-336. Ik zal het zo direct laten zien. Wilt u dit document aan de beklaagde geven. (het document wordt aan de beklaagde overhandigd).
KEITEL: Ik zie dit document voor het eerst, in elk geval hier tijdens het verhoor. Het begint met de zin: "Een ontwerp van richtlijnen betreffende verdere plannen na het einde vn de campagne in het Oosten", en was ingediend bij de Staf Operaties van de Marine. Deze order of richtlijn heb ik nooit gezien en ik kan hem nooit hebben gezien. Het is een ontwerp richtlijn dat alleen maar van het OKW afkomstig kan zijn. In de Staf Operaties van de strijdkrachten zaten officieren van de landmacht, de marine en de luchtmacht en het is goed mogelijk dat ideeën in de vorm van richtlijnen destijds bekend werden gemaakt aan officieren van de Staf Operaties van de Wehrmacht. Ik kan me een dergelijk ontwerp van die Staf niet herinneren maar wellicht is Generaloberst Jodl in een positie om daar infomatie over te verstrekken. Ik kan me het herinneren.
Gen. RUDENKO: U herinnert het zich niet? Ik zal er u niet diepgaand over verhoren maar u ziet dat het document plannen vermeldt voor de verovering van Gibraltar met actieve deelname van Spanje. Bovendien vermeldt het plannen voor aanvallen op Syrië, Palestina, Egypte enz. En u zegt dat u niets van dit document afweet?
KEITEL: Ik zal u er graag informatie over geven. Een aanval om Gibraltar te veroveren, de poort naar de Middellandse Zee, was al gepland voor de voorgaande winter, dat wil zeggen in de winter van 1939 – 1940 maar werd niet uitgevoerd. Het was niets nieuws en de andere onderwerpen die worden genoemd waren die waaruit ideën ontstonden over de bestaande situatie ten noorden van de Kaukasus als gevolg van operaties. Ik wil helemaal niet zeggen dat geen aandacht aan deze ideeën werd besteed maar ik herinner het me niet en ik heb niet elk document of papier van de Staf Operaties van de Wehrmacht gelezen dat in de ontwerpfase was.
Gen. RUDENKO: Als u documenten betreffende de verovering van vreemde landen als vodjes papier bestempeld, wat voor soort documenten acht u dan wel belangrijk?
KEITEL: Ik kan het volgende zeggen en dat is waar en gemeend. In oorlogstijd maakt men veel plannen en overweegt diverse mogelijkheden die niet uitgevoerd worden en kunnen worden gezien de harde realiteit en daarom is het niet toelaatbaar om zulke documenten later vanuit historisch oogpunt te bezien dat steeds de wil en de intentie toont van de operatie en strategisch leiderschap.
Gen. RUDENKO: Ik ben het met u eens dat vanuit historisch oogpunt dit document nu van geen enkel belang is maar gezien in het kader van de plannen van de Generale Staf in een tijd waarin deze staf dacht de Sovjet Unie te gaan verslaan, krijgt dit document wel degelijk een heel andere betekenis. Ik zal u voorlopig niet verder over dit document ondervragen.
Ik stap nu over op het onderwrp wreedheden en uw houding ten opzichte van deze misdaden. Uw raadsman, Dr. Nelte, heeft u de belangrijkste documenten van de Aanklager over het onderwerp wreedheden al overhandigd. Ik ben daarom niet van plan ze nogmaals te overhandigen of om er tot in bijzonderheden op in te gaan. Ik zal u u alleen maar vragen naar de basis principes van dit document dat door uw raadsman is ingediend toen hij u ondervroeg.
Ik zal allereerst verwijzen naar een document met als titel: "Richtlijn voor de invoering van Militaire Rechtspraak in de regio Barbarossa en de toepassing van Bijzondere Militaire Maatregelen." Herinnert u zich dat document? Het is opgesteld op 13 mei, 1941, meer dan een maand voor het uitbreken van de oorlog tegen de Sovjet Unie. Herinnert u zich dat in dat document, opgesteld al voor de oorlog, instructies worden gegeven om verdachte personen onmiddellijk voor een officier voor te leiden en dat die moest besluiten of ze zouden worden geëxecuteerd? Herinnert u zich die richtlijn? Hebt u dat document ondertekend?
KEITEL: Ja, dat heb ik nooit ontkend. Maar ik heb hier de noodzakelijke uitleg gegeven hoe dit document tot stand kwam en wie de bron was.
De PRESIDENT: Wat is het nummer van dat document?
Gen. RUDENKO: Document C-50, gedateerd 13 mei, 1941.
De PRESIDENT: Goed.
Gen. RUDENKO: (tot de beklaagde): Hoewel u hebt gezegd dat u deze zaak al uitgebreid aan uw raadsman hebt verduidelijkt ben ik niettemin verplicht u deze vraag in een iets andere vorm te stellen. Hebt u overwogen dat een officier het recht heeft om mensen te executeren, zonder proces of onderzoek?
KEITEL: In het Duitse leger zijn er altijd krijgsraden geweest voor onze eigen soldaten en ook voor onze vijanden, die altijd bijeen geroepen konden worden, bestaande uit een officier en 1 of 2 soldaten die allemaal als rechter optreden. Dat is wat wij een Standgericht noemen; de enige vereiste is dat de voorzitter van een dergelijk hof een officier moet zijn. Maar in principe moet ik de verklaring herhalen die ik gisteren heb afgelegd…..
Gen. RUDENKO: Een moment. Beantwoordt u alstublieft de vraag. Werden met dit document de juridische procedures afgeschaft met betrekking tot zogenaamde verdachten en werd tegelijkertijd een officier van het Duitse leger het recht verschaft om ze te laten executeren. Is dat juist?
KEITEL: Waar het Duitse soldaten betreft was dat juist en toelaatbaar. Er bestaat een militair tribunaal met rechters-officieren en er is een krijgsraad bestaande uit soldaten. Zij hebben het recht een toepasselijk vonnis uit te spreken en ten uitvoer te leggen tegen elke soldaat van het Duitse leger tijdens een zitting van een krijgsraad.
De PRESIDENT: U beantwoordt de vraag niet. De vraag is welk recht dit document verschaft, niet wat de orders binnen het Duite leger zijn.
Gen. RUDENKO: Kunt u de volgende vraag beantwoorden: Werden met dit document de juridische procedures afgeschaft en gaf het de Duitse officier het recht om verdachten te executeren, zoals hierin vermeld?
KEITEL: Dat was een order die mij door Hitler werd gegeven. Hij had me die order gegeven en ik heb mijn naam er onder gezet. Wat dat betekent heb ik gisteren uitvoerig uitgelegd.
Gen. RUDENKO: U, een veldmaarschalk, hebt dat decreet ondertekend? U vond dat het decreet ongewoon was, u begreep wat de consequenties van dat decreet waarschijnlijk zouden zijn dus waarom ondertekende u het dan?
KEITEL: Ik kan niet anders zeggen dan dat ik mijn naam eronder zette en dat ik daarmee, persoonlijk en in mijn posite, een deel van de verantwoordelijkheid op me nam.
Gen. RUDENKO: En nog een vraag: Dit decreet is gedateerd 13 mei, 1941, bijna een maand voor het uitbreken van de oorlog. U had de moord op mensen dus van te voren al voorbereid?
KEITEL: Dat begrijp ik niet. Het is juist dat dit decreet ongeveer 4 weken voor het begin van Operatie Barbarossa werd uitgegeven en nog eens 4 weken daarvoor was het aan de generaals vermeld in een verklaring van Hitler. Ze wisten het weken van te voren.
Gen. RUDENKO: Weet u hoe dit decreet in de praktijk werd toegepast?
KEITEL: Ik heb ook mijn mening gegeven tegenover de ondervragende generaal van het Sovjet leger tijdens de inleidende verhoren; of de generaals deze order met mij bespraken is niet genoemd maar ik wil erop wijzen dat hier duidelijk staat dat de hogere commandanten het recht hebben deze order met betrekking tot juridische procedures op te schorten zogauw hun sector gezuiverd is. Ik heb hetzelfde antwoord gegeven aan elke generaal die me heeft gevraagd naar de reden van dit bevel en de gevolgen ervan. Ik zei dat het erin voorzag dat het hen was toegestaan de order op te schorten zogauw ze dachten dat hun sector gezuiverd was. Dat is een persoonlijke subjectieve vraag ter discretie van de commandant en daarin wordt hiermee voorzien.
Gen. RUDENKO: En nu de laatste vraag met betrekking tot deze order of richtlijn. Deze order garandeerde in feite onschendbaarheid voor Duitse soldaten en officieren wegens acties van willekeur en rechteloosheid?
KEITEL: Binnen zekere grenzen, binnen zekere grenzen. De limiet was strikt vastgelegd In de mondelinge order aan de generaals namelijk toepassing van de strengste disciplinaire maatregelen tegen hun eigen troepen.
Gen. RUDENKO: Ik meen, Beklaagde Keitel, dat u die "zekere grenzen" hebt gezien in de ingediende documenten en in de filmbeelden.
Ik stel u nu de volgende vraag: Op 12 mei werd de kwestie van de behandeling van gevangen genomen Russische Kommissars en militairen besproken. Herinnert u zich dat document?
KEITEL: Op het moment kan ik me niet herinneren welk document u bedoelt. Het is me niet duidelijk waarnaar u nu verwijst.
Gen. RUDENKO: Ik verwijs naar het document gedateerd 12 mei 1941 waarin wordt gesteld dat politieke leiders van het Rode Leger niet moeten worden beschouwd als krijgsgevangenen maar moeten worden gedood.
KEITEL: Ik heb er alleen maar notities op gezien. Ik herinner me het document niet maar ik ken de feiten. Ik kan me het document nu niet herinneren. Mag ik het alstublieft zien?
Gen. RUDENKO: Natuurlijk. (het document wordt aan beklaagde overhandigd.)
De PRESIDENT: Welk nummer is het?
Gen. RUDENKO: Nummer 884-PS. Het is een document gedateerd 12 mei 1941 en getiteld: "Behandeling van Russische Politieke en Militaire Functionarissen".
KEITEL: Het is geen bevel maar een memorandum bij een rapport van het Departement van Nationale Verdediging met de opmerking dat beslissingen van de Führer nog nodig zijn. Het memorandum verwijst waarschijnlijk naar een voorgestelde order; ik herinner het me nu, ik heb het destijds gezien en het resultaat van het rapport wordt niet genoemd maar is slechts een voorstel dat werd gedaan voor de regeling. Voor zover ik weet werd de regeling gemaakt volgens de lijnen die toen waren medegedeeld aan het OKW als zijnde goedgekeurd door de Führer, of behandeld door, of besproken of goedgekeurd, direct tussen de Führer en de opperbevelhebber van het leger.
Gen. RUDENKO: Wat bedoelt u wanneer u het heeft over "regeling"? We hebben zoveel uitdrukkingen uit het Duitse legerjargon gehoord zoals "regeling" , "Sonderbehandlung," "executie" maar ze kunnen allemaal in vulgair taalgebruik worden vertaald dat maar een ding betekent, een ding maar – moord. Waar denkt u aan wanneer u zegt "regeling"?
KEITEL: Ik heb niet gezegd "regeling." Ik weet niet welk woord werd uitgelegd als "regeling." Ik zei dat in de zin van het memorandum, volgens mijn herinnering, richtlijnen destijds werden uitgevaardigd door Hitler, dat wil zeggen, een bevestiging van de suggestie die in het memorandum is gedaan.
Gen. RUDENKO: In dat geval ontkent u dus niet dat zo vroeg al in mei, meer dan een maand voor de uitbraak van de oorlog, het document al was opgesteld dat voorzag in de uitroeiing van Russische politieke Kommissars en militair personeel. Dat ontkent u niet?
KEITEL: Nee, dat ontken ik niet. Dat was het resulteet van die richtlinen die besproken waren en die schiftelijk door de generaals moesten worden uitgewerkt.
De PRESIDENT: De zitting wordt nu geschorst.
(De zitting wordt verdaagd tot 6 april 1946 om 10:00 uur)

Lees ook: Verhoor Keitel 4, Verhoor Keitel 5, Slotverklaring Keitel, Vonnis Keitel.

Definitielijst

artillerie
Verzamelnaam voor krijgswerktuigen waarmee men projectielen afschiet. De moderne term artillerie duidt in het algemeen geschut aan, waarvan de schootsafstanden en kalibers boven bepaalde grenzen vallen. Met artillerie duidt men ook een legeronderdeel aan dat zich voornamelijk van geschut bedient.
Communisme
Politieke stroming, ontstaan uit het werk Das Kapital van Karl Marx, geschreven in 1848, als een reactie op de door Marx omschreven klassenstrijd tussen de arbeiders (het proletariaat) en de bourgeoisie. Volgens Marx zouden de arbeiders via een revolutie de macht overnemen van de welgestelde klasse. De communistische stroming streeft naar een ideale situatie waarin de productie- en consumptiemiddelen gemeenschappelijk eigendom van de staatsburgers zijn. Dit zou een einde aan armoede en ongelijkheid moeten maken (communis = gemeenschappelijk).
Eerste Wereldoorlog
Ook wel Grote Oorlog genoemd, conflict dat ontstond na een groei van het nationalisme, militarisme en neo-kolonialisme in Europa en waarbij twee allianties elkaar bestreden gedurende een vier jaar durende strijd, die zich na een turbulent begin, geheel afspeelde in de loopgraven. De strijdende partijen waren Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland aan de ene kant (de Triple Entente), op den duur versterkt door o.a. Italië en de Verenigde Staten, en Duitsland, Bulgarije, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk aan de andere kant (de Centrale Mogendheden of Centralen). De strijd werd gekenmerkt door enorme aantallen slachtoffers en de inzet van vele nieuwe wapens (vlammenwerpers, vliegtuigen, gifgas, tanks). De oorlog eindigde met de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland en zijn bondgenoten in 1918.
Freikorps
Duitse paramilitaire groepen die vlak na de Eerste Wereldoorlog opgericht werden vanuit voormalige frontsoldaten. Deze groepen werden veelal vernoemd naar hun commandant. Freikorpsen vormden de basis voor de latere Sturmabteilung (SA).
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Gauleiter
Leider en vertegenwoordiger van de NSDAP in een Gau.
krijgsraad
Militair gerechtshof.
Krim
Schiereiland in Oekraïne, aan de noordkust van de Zwarte Zee, in het noorden met het vasteland verbonden door de 4 km brede Landengte van Perekop, in het oosten grenzend aan de Zee van Azov en de Straat van Kertsj.
Luftwaffe
Duitse luchtmacht.
Operatie Barbarossa
De Duitse invasie van de Sovjetunie die van start ging op 22 juni 1941.
regiment
Onderdeel van een divisie. Een divisie bestaat uit een aantal regimenten. Bij de landmacht van oudsher de benaming van de grootste organieke eenheid van één wapensoort.
Rijkskanselier
Benaming voor het Duitse staatshoofd, vanaf 1933 tot 1945 was Hitler Rijkskanselier van Duitsland
Rode Leger
Leger van de Sovjetunie.
Socialisme
Politieke ideologie die streeft naar geen of geringe klassenverschillen. Produktiemiddelen zijn in handen van de staat. Ontstaan als reactie op het kapitalisme. Karl Marx probeerde het socialisme wetenschappelijk te onderbouwen.

Informatie

Vertaald door:
Arnold Palthe
Geplaatst op:
19-04-2008
Laatst gewijzigd:
27-12-2018
Feedback?
Stuur het in!

Gerelateerde thema's

Gerelateerde personen

Bronnen

International Military Tribunal, Nuremberg, 1947.