Dr. NELTE: Meneer de President, van de twee vanmorgen genoemde documenten zal het eerste, nummer 3 van Documentenboek 2 en getiteld “De commandostructuur in het Oosten” nummer 10 krijgen van de Keitel documenten.
De PRESIDENT: Dat is gedateerd 14 maart 1946?
Dr. NELTE: Ja, 14 maart 1946.
De PRESIDENT: Het document dat ik hier heb vermeldt in de kop 23 februari 1946 en aan het einde 14 maart 1946. Is het dat?
Dr. NELTE: Het document is eerst geschreven en daarna beëdigd. Daarom is er verschil tussen beide data.
De PRESIDENT: Ik wilde alleen maar vaststellen wat wat is, dat is alles.
Dr. NELTE: Het is het document van 14 maart 1946.
De PRESIDENT: Prima.
Dr. NELTE: De verklaring is gedateerd 14 maart 1946.
De PRESIDENT: En welk nummer geeft u het?
Dr. NELTE: Ik geef het nummer Keitel-10. Het tweede document, het vijfde in het documentenboek, heeft als datum in de kop 18 maart 1946 en aan het einde staat de beëdiging door beklaagde op 29 maart 1946. Dit document heeft het nummer Keitel-12 gekregen. Staat u mij toe een samenvatting voor te lezen van enkele punten op pagina 11 en 12 van het Duitse afschrift. Dit is lijkt mij van zeer groot belang voor dit Proces.
De PRESIDENT: Van welk document?
Dr. NELTE: Document nummer 12.
De PRESIDENT: Ja.
Dr. NELTE: De vraag in dit document ....
De PRESIDENT: Een moment. Ik denk niet dat de tolken het document al hebben gevonden. Het komt net na een certificaat van Catherine Bedford en ik denk dat het halverwege het boek staat. Hoewel de pagina’s niet doorlopend genummerd zijn, lijkt het alsof het nummer 51 erop staat.
Dr. NELTE: Ik zal beginnen met waar staat, “Samenvattend ....”
Dat zijn de laatste drie pagina’s van dit document:
“Samenvattend moet worden vastgesteld dat:
“1 Als aanvulling op de Wehrmacht als wettige beschermer van het Reich, intern zowel als extern (zoals in elke Staat)” – ik voeg hieraan toe ‘in de SS organisaties’ – ontstond er een afzonderlijke, volledig onafhankelijke machtsfactor; die werd gelegaliseerd en trok in feite de macht van de Staat in politieke, biologische, politionele en bestuurlijke aangelegenheden aan zich.
“2 Zelfs bij de aanvang van militaire complicaties en conflicten ontpopte de SS zich als voorvechter en vlaggendrager van een beleid van verovering en macht.
“3 Na aanvang van de militaire acties bedacht de Reichsführer SS maatregelen die altijd passend leken, die in eerste instantie verborgen werden gehouden of nauwelijks opvielen, tenminste aan de buitenkant en die hem in werkelijkheid in staat stelden zijn macht te vergroten onder het mom van het beschermen van de geannexeerde of bezette gebieden tegen politieke tegenstanders.
“4 Vanaf de bezetting van het Sudetenland, beginnend met het organiseren van politieke onrust – zogenaamde bevrijdingsacties en ‘incidenten’ – leidt de weg rechtstreeks door Polen en de Westelijke gebieden steil omlaag naar het Russische territorium.
“5 Met de richtlijnen voor
Operatie Barbarossa voor het bestuur en het gebruik van de veroverde gebieden in het Oosten, werd de Wehrmacht tegen zijn bedoeling in en onkundig van de voorwaarden verder en verder betrokken bij de latere ontwikkelingen en activiteiten.
“6 Ik (Keitel) en mijn collega’s hadden geen inzicht meer in de effecten `van Hitler’s volledige macht en hadden geen idee van de mogelijke effecten van deze macht.
“Ik neem zonder verdere discussie aan dat hetzelfde geldt voor het OKH dat in overeenstemming met het bevel van de Führer de overeenkomsten met de ambtenaren van Himmler sloot en bevelen gaf aan de ondergeschikte legercommandanten.
“7 In werkelijkheid was het niet de Opperbevelhebber van het Leger die de volledige zeggenschap had die hem was toegewezen en de bevoegdheid om in bezette gebieden wetten uit te vaardigen en te handhaven, maar Himmler en Heydrich beslisten op eigen gezag over het lot van mensen en gevangenen, waaronder krijgsgevangenen in wiens kampen zij de volledige macht uitoefenden.
“8 De traditionele training en het plichtsbesef van Duitse officieren, die onvoorwaardelijke gehoorzaamheid voorschrijven aan superieuren die verantwoordelijkheid droegen leidden tot een houding – achteraf betreurenswaardig – die hen ertoe bracht zich te onthouden van verzet tegen deze bevelen en deze methoden, zelfs wanneer zij de onwettigheid ervan inzagen en stilzwijgend veroordeelden.
“9 De Führer, Hitler misbruikte zijn gezag en zijn fundamentele Weisung Nummer 1 met betrekking tot ons op een onverantwoordelijke manier. Deze Weisung Nummer 1 luidde ongeveer als volgt:
1) Niemand zal kennis dragen van geheimen die niet tot zijn taken behoren.
2) Niemand zal meer te weten komen dan nodig is voor de uitvoering van de hem opgedragen taken.
3) Niemand zal eerder informatie ontvangen dan nodig is voor de hem opgedragen taken.
4) Niemand zal aan ondergeschikte officieren, voor zover onvermijdelijk voor het bereiken van het doel, bevelen doorgeven die geheim dienen te blijven.
“10 Als alle gevolgen die ontstonden uit het verlenen aan Himmler van gezag in het Oosten zouden zijn voorzien, dan zouden in dit geval de leidende generaals de eersten zijn geweest om er ondubbelzinnig tegen te protesteren. Daarvan ben ik overtuigd.
“Terwijl deze wreedheden toenamen, de een uit de ander, stap voor stap en zonder enige voorkennis van de gevolgen, nam het lot zijn tragische wending, met fatale gevolgen.”
Getuige, Beklaagde Keitel, hebt u zelf deze verklaring geschreven, met andere woorden, gedicteerd zoals ik hem juist heb voorgelezen? Bent u volledig met de inhoud vertrouwd en hebt u die met uw eed bekrachtigd?
KEITEL: Ja.
Dr. NELTE: Ik zal nu het originele document indienen.
(hij wendt zich tot de beklaagde): We waren gebleven bij Document C-50, waarin de afschaffing van de militaire rechtspraak in het gebied Barbarossa wordt behandeld. Ik weet niet of u nog uw mening hierover wilt geven maar misschien is dat nu overbodig na wat er is voorgelezen.
KEITEL: Ik zou hier alleen op willen zeggen dat deze documenten, C-50 en 884-PS, beginnend op pagina 4, verslagen zijn van de richtlijnen die tijdens die bijeenkomst van de Generale Staf op 14 juni werden gegeven. Volgens militaire regels en gebruiken kregen die de vorm van schriftelijke orders en werden daarna doorgegeven aan de ondergeschikte diensten.
Dr. NELTE: Ik heb nog een paar korte vragen betreffende de oorlog tegen Amerika. De Aanklager stelt dat Japan door Duitsland werd aangezet tot het voeren van een oorlog tegen Amerika en heeft u in de loop van de behandeling van zijn zaak beschuldigd van deelname en medewerking aan dit plan. Wilt u hierover iets zeggen?
KEITEL: Document C-75 is een richtlijn van het
OKW betreffende samenwerking met Japan. Natuurlijk nam ik deel aan het opstellen van dit bevel en heb dit ook mede ondertekend. Het andere document, 1881-PS, betreffende een gesprek tussen de Führer en Matsuoka ken ik niet en ik wist er ook niets van. Ik kan namens ons soldaten alleen het volgende zeggen:
Al deze tijd, totdat Japan de oorlog tegen Amerika begon, heersten er twee standpunten als algemene richtlijnen of principes die Hitler ons inprentte. Een ervan was het onder alle omstandigheden voorkomen dat Amerika aan de oorlog ging deelnemen; en dus af te zien van militaire operaties ter zee voor zover het de Marine betrof. De andere was de gedachte die ons als soldaten leidde, dat Japan een oorlog zou beginnen tegen Rusland, en ik herinner me dat rond november en begin december 1941, toen de opmars van de Duitse legers ten westen van Moskou tot staan werd gebracht en ik met Hitler het front bezocht, mij door de generaals herhaaldelijk werd gevraagd: “Wanneer gaat Japan aan de oorlog deelnemen?” De reden voor hun vraag was dat keer op keer Russisiche divisies uit het Verre Oosten via Moskou in de strijd werden geworpen, met andere woorden, verse troepen uit het Verre Oosten. Dat waren ongeveer 18 tot 20 divisies maar ik weet dat niet zeker.
Tijdens het bezoek van Matsuoka was ik in Berlijn en ik heb hem ook bij een sociale gelegenheid ontmoet maar ik heb niet met hem gesproken. Alle conclusies die kunnen worden getrokken uit Richtlijn 24, C-75 en die ik te weten ben gekomen uit het vooronderzoek tijdens mijn verhoor, hebben voor ons soldaten geen enkele basis en er is geen rechtvaardiging voor de opvatting dat wij geleid werden door gedachten een oorlog tussen Japan en Amerika te willen ontketenen of om daartoe iets te ondernemen.
Tot slot kan ik alleen maar zeggen dat dit bevel noodzakelijk was omdat bepaalde afdelingen ertegen protesteerden dat Japan bepaalde zaken kreeg, militaire geheimen voor het produceren van wapens, tenzij Japan aan de oorlog deelnam.
Dr. NELTE: Er is door de Aanklager ook een brief ingediend, een brief van Majoor Von Falkenstein aan de Staf Operaties van de Luftwaffe. Reichsmarschall Göring heeft hierover tijdens zijn verhoor getuigd. Ik wil u alleen maar vragen of u op de hoogte was van deze brief, of u iets hebt toe te voegen aan de getuigenis van Reichsmarschall Göring?
KEITEL: Ik heb er niets aan toe te voegen want ik heb deze brief van Von Falkenstein pas tijdens mijn verhoor hier gezien.
Dr. NELTE: We komen nu toe aan de afzonderlijke gevallen waarvan u en het
OKW door de Aanklager worden beschuldigd. Vanwege het grote aantal punten dat door de Aanklager is genoemd, kan ik natuurlijk maar afzonderlijke onderwerpen kiezen en dan diegenen met de ernstigste beschuldigingen teneinde duidelijk te krijgen in hoeverre u erbij betrokken was en wat uw houding was ten opzichte van de gevolgen. In de meeste gevallen gaat het om Führerbefehle maar in uw verklaring over de feitelijke gebeurtenissen hebt u een zeker deelname aan en kennis van deze zaken toegegeven. Daarom moeten we deze zaken bespreken. Een van de belangrijkste is die van de gijzelaars. In dit verband wil ik u Document C-128 laten zien. Dit zijn operatiebevelen voor het Westen. Laat me u echter eerst vragen wat de reden is voor het nemen van gijzelaars zoals dat normaliter door de Wehrmacht werd gedaan?
KEITEL: Dit is de gedrukte regeling: “Geheim G-2 (Heeresdienstbefehl G-2) met als titel: “Dienstinstructies voor legereenheden.”
Dr. NELTE: Meneer de President, ik vraag u Documentenboek 1 op te slaan, nummer 7 op pagina 65 van mijn documentenboek. Ik vraag u te bevestigen dat dit een kopie is van de eerder genoemde legerinstructie, sectie 9 die handelt over de kwestie rond gijzelaars. Dit is Document K-7 en luidt als volgt:
“Gijzelaars mogen alleen maar worden genomen door regimentscommandanten, een onafhankelijk bataljonscommandant of een commandant van overeenkomstige rang. Wat betreft huisvesting en voeding moet worden opgemerkt dat hoewel zij zeer streng bewaakt moeten worden, het geen veroordeelden zijn. Verder kunnen alleen opperofficieren met tenminste de rang van divisiecommandant beslissen over het lof van gijzelaars.”
Dat is, als u dat zo wilt noemen, de Wet op de Gijzelaars van de Duitse Wehrmacht.
KEITEL: Ik zou in dit verband willen opmerken dat in Document C-128, het voorbereidend operatiebevel voor het leger in het Westen, dit speciaal wordt genoemd onder de kop: “3a. Veiligheidsmaatregelen tegen de bevolking van bezet gebied. A) Gijzelaars.”
De PRESIDENT: Dr. Nelte, dient u dit in als Keitel-7?
Dr. NELTE: Ik verzoek deze gedrukte legerinstructies als bewijsmateriaal in te dienen onder Document Nummer Keitel-7.
De PRESIDENT: Wilt u alstublieft zeggen wat u elke keer indient omdat wanneer u gewoon 7 zegt, dit tot verwarring leidt?
Dr. NELTE: Keitel-7.
(hij wendt zich tot de beklaagde): Was Document C-128 het bevel van het Opperbevel van het Leger bij gelegenheid van de inval in Frankrijk?
KEITEL: Ja.
Dr. NELTE: Nu heb ik hier een ander document, Document 1585-PS met daarin een mening, uitgedrukt door het OKW. Het is een brief aan de Reichsluftfahrtminister en Oberbefehlshaber der Luftwaffe en in deze brief staan meen ik de opvattingen van de dienst waarvan u het hoofd was.
KEITEL: Ja.
Dr. NELTE: Wat zegt u nu in verband met deze brief?
KEITEL: Ik kan alleen maar zeggen dat het precies hetzelfde standpunt is dat ik vandaag inneem want hier staat, onder verwijzing naar bovenstaand bevel, de volgende alinea die begint met de woorden: “Voor de bescherming tegen enig misbruik ....” enzovoorts. Daarna wordt het bevel geciteerd.
Dr. NELTE: Dit is met verwijzing naar Regeling G-2 en verder dat de “beslissing betreffende het lot van gijzelaars ....
KEITEL: Er staat: “Op grond hiervan is een beslissing over het lot van gijzelaars voorbehouden aan opperofficieren met tenminste de rang van divisiecommandant.”
Dr. NELTE: Klopt het wanneer ik zeg dat deze brief is opgesteld door de juridische afdeling van het OKW na bestudering van de situatie met betrekking tot het internationaal recht en zijn implicaties.
KEITEL: Ja, men kan uit het document zelf opmaken dat dit standpunt in overweging werd genomen.
Dr. NELTE: Gaf u in uw hoedanigheid als Chef van het OKW algemene orders betreffende deze kwestie rond de gijzelaars, afgezien van die welke we tot nu toe al gezien hebben?
KEITEL: Nee, het OKW hielp alleen maar bij het opstellen van dit bevel. Er werden geen andere bevelen of richtlijnen betreffende deze kwestie uitgevaardigd.
Dr. NELTE: Hebt u niettemin in individuele gevallen iets te maken gehad met deze kwestie rond gijzelaars? U en het OKW worden door de Aanklager ervan beschuldigd, zich er op enigerlei wijze over te hebben uitgedrukt of een bepaald standpunt te hebben ingenomen toen er door Von Stülpnagel en Von Falkenhausen inlichtingen over werden gevraagd.
Ik toon u Document 1594-PS.
KEITEL: Dit document, 1594-PS is een bericht van Von Falkenhausen, de militaire commandant van België en is gericht aan het OKH, Generale Staf, Kwartiermeester-generaal en verder aan de Opperbevelhebber en militair commandant in Frankrijk en ter informatie aan de commandant van de Wehrmacht in Nederland en van de Luftgau België.
Ik ken dit document niet en heb er ook niet van af kunnen weten want het is gericht aan het leger. De bewering die is gedaan door de Franse Aanklager dat ik een brief van Von Falkenhausen zou hebben ontvangen is niet juist. Ik ken deze brief niet en hij is mij niet toegezonden. Officiële communicatie tussen de militaire commandanten in Frankrijk en België verliep uitsluitend via het OKH en deze twee militaire commandanten die daaraan ondergeschikt waren. Deze commandanten waren niet ondergeschikt aan het OKW en ook niet aan mij.
Dr. NELTE: De Franse Aanklager heeft Document UK-25 ingediend en heeft beweerd dat dit document de grondslag vormde voor de regeling betreffende gijzelaars in Frankrijk; met andere woorden, dat er een principieel verband bestaat tussen het bevel dat u op 16 september 1941 tekende en de behandeling van gijzelaars in Frankrijk. Ik toon u deze documenten, 1587-PS en 1588-PS ter aanvulling op UK-25 en vraag u er commentaar op te geven.
KEITEL: Ik moet eerst de vraag beantwoorden of ik met militaire commandanten overleg had over indiviuele gevallen met betrekking tot gijzelaars. Vroeg u me dat niet?
Dr. NELTE: Met betrekking tot Von Stülpnagel en Von Falkenhausen?
KEITEL: Ja, met betrekking tot Von Stülpnagel en Von Falkenhausen. Het is mogelijk en ik herinner me een dergelijk geval. Von Stülpnagel belde me uit Parijs op over een dergelijke zaak omdat hij bevel van het leger had gekregen een aantal gijzelaars te fusilleren vanwege een aanval op leden van de Wehrmacht. Hij wilde dat ik dat bevel bekrachtigde. Dat gebeurde en ik denk dat het wordt bevestigd door een telegram dat mij hier is getoond. Er is ook bevestigd dat ik op die tijd een bespreking met Von Stülpnagel in Berlijn had. Anderszins bleven de betrekkingen tussen mijzelf en deze twee militaire commandanten beperkt tot uitzonderlijke zaken, waarbij zij meenden dat zij met mijn hulp een zekere steum konden krijgen voor zaken die voor hen erg onaangenaam waren, bij voorbeeld in kwesties als toewijzing van arbeid, met andere woorden, arbeiders uit België of Frankrijk die bestemd waren voor Duitsland waarbij in één geval een conflict ontstond tussen de militaire commandanten en hun politieautoriteiten. In die gevallen werd ik direct gebeld om te bemiddelen.
Staat u mij toe, de documenten eerst te bekijken.
Dr. NELTE: U moet beginnen met UK-25, 16 september 1941.
KEITEL: Ja.
De PRESIDENT: Het is voor het Tribunaal onmogelijk om al deze documenten uit het hoofd te kennen met alleen verwijzing naar de nummers en we hebben de documenten niet voor ons. We weten niet welke documenten u nu behandelt. Het is voor ons onmogelijk.
Dr. NELTE: Meneer de President, om deze reden heb ik de vrijheid genomen, voor het begin van de zitting een lijst met documenten bij het Tribunbaal in te dienen. Het spijt mij als dat niet is gebeurd. Ik kon de documenten zelf niet indienen. U kunt in de linkermarge van de lijst altijd het nummer terugvinden.
De PRESIDENT: Ja, dat snap ik maar alles wat ik hier zie is 1587-PS, dat is blijkbaar niet het document waarnaar u verwijst en het wordt omschreven als een rapport aan het Opperbevel van het Leger. Dat geeft ons niet veel aanwijzingen waar het over gaat.
Het volgende is 1594-PS, een brief aan het OKH. Dat geeft ons weer niet veel aanwijzingen waar het over gaat, behalve dat het iets te maken heeft met de kwestie rond de gijzelaars.
KEITEL: Het betreft de vraag waar Beklaagde Keitel zo direct antwoord op gaat geven. Hebt u ook het bevel met het nummer Document C-128?
De PRESIDENT: Ja, dat heb ik. Het zijn instructies voor operaties in het Westen.
Dr. NELTE: En UK-25?
De PRESIDENT: Ja.
Dr. NELTE: En 1588-PS?
De PRESIDENT: Die hebben we allemaal. Het enige waar ik u op wees is dat de beschrijving ervan voor ons onvoldoende is om duidelijk te maken waar die documenten over gaan. Misschien kunt u ons met enkele woorden aangeven waar het over gaat als u aan het document toekomt.
Dr. NELTE: Document UK-25, waarover de Beklaagde Keitel zo direct getuigenis gaat afleggen, is een bevel van 16 september 1941, door hem ondertekend, betreffende “Communistische Opstanden in de Bezette Gebieden.” Het bevat onder andere de zin, “De Führer heeft nu bevolen dat overal de meest strenge maatregelen moeten worden genomen om deze beweging zo snel mogelijk te onderdrukken.” De Franse Aanklager heeft gesteld dat op basis van dit bevel, de regeling aangaande gijzelaars in Frankrijk werd ingevoerd, die vermeld staat in Document 1588-PS. Als u Document 1588-PS heeft zult u op de derde pagina een regeling vinden betreffende het nemen en behandelen van gijzelaars.
De beklaagde moet verklaren of een dergelijk causaal verband echt bestond en in welke mate het OKW en hij zelf in deze zaak eigenlijk wel bevoegd waren.
KEITEL: Document UK-25, het Führerbefehl van 16 september 1941, zoals net is vastgesteld, behandelt communistische opstanden in bezette gebieden en het feit dat dit een Führerbefehl is, is al genoemd. Ik moet het feit verduidelijken dat dit bevel, voor zover het de inhoud betreft, alleen geldt voor de Oostelijke regionen, in het bijzonder de Balkanlanden. Ik denk dat ik dit kan bewijzen door het feit dat aan dit document een distributielijst is gehecht, een lijst met adressen die begint met “Wehrmachtcommandant Zuidoost van Servië, zuidelijk Griekenland en Kreta.” Dit bevel was natuurlijk ook verzonden aan andere Wehrmachtcommandanten en ook naar het OKH met de mogelijkheid dat het werd doorgegeven aan lagere officieren. Ik geloof dat dit document, dat ik om tijd te besparen hier niet hoef voor te lezen, diverse aanwijzingen bevat dat de bewering van de Franse Aanklager, dat dit de basis is voor de “Gijzelaarswetgeving”, te vinden in document 1588-PS onjuist is en dat er geen causaal verband tussen de twee bestaat. Het is waar dat de datum van deze ‘wet’ ook in september ligt - de dag is moeilijk leesbaar - maar voor zover het de inhoud betreft is er naar mijn mening geen verband tusasen deze twee zaken. Bovendien ontvingen de beide militaire commandanten in Frankrijk en België dit bevel nooit van het OKW, maar kummen het misschien hebben gekregen via het OKH, iets dat ik niet kan nagaan omdat ik het niet weet.
Met betrekking tot dit bevel van 16 september 1941, zou ik willen zeggen dat de strengheid van dit bevel kan worden teruggevoerd op de persoonlijke invloed van de Führer. Dat het geldt voor de Oostelijke regio kan al worden opgemaakt uit de inhoud en uit de inleiding en hoeft hier niet verder onderbouwd te worden. Het is juist dat dit bevel van 16 september 1941 door mij is ondertekend.
Dr. NELTE: We komen nu aan het tweede afzonderlijke feit toe, “Nacht und Nebel.” De Aanklager beschuldigt u ervan te hebben deel gehad aan het Nacht und Nebel besluit van 12 december 1941, Document Nummer L-90.
KEITEL: Mag ik nog iets zeggen met betrekking tot de vorige vraag?
Dr. NELTE: Graag, als het nodig is. In het communiqué van 2 februari 1942 vinden we de woorden, “In de bijlage zijn vermeld: 1) Een besluit van de Führer van 7 december 1941 ...” U wilde nog iets zeggen; als het belangrijk is, graag. Hebt u Document L-90?
KEITEL: L-90, ja.
Dr. NELTE: Wat was de reden voor dit bevel met zijn vreselijke gevolgen?
KEITEL: Ik moet zeggen dat het mij volkomen duidelijk is dat het verbinden van mijn naam aan het zogeheten “Nacht und Nebelbefehl” een ernstige beschuldiging tegen mij is hoewel men aan de documenten kan zien dat het een Führerbefehl is. Ik zou dus willen verklaren hoe dit bevel tot stand kwam. Vanaf het begin van de campagne in het Oosten en in de late herfst van 1941 tot het voorjaar van 1942 namen in de bezette gebieden verzetsbewegingen, sabotage en alles wat daarmee te maken had, enorm toe. In militair opzicht betekende het dat veiligheidstroepen gebonden waren, die moesten vanwege de onrust ter plaatse blijven. Zo zag ik dat destijds vanuit militair oogpunt. We konden de loop der gebeurtenissen volgen uit de dagelijkse rapporten uit de afzonderlijke bezette gebieden. Het was onmogelijk om dit beknopt te behandelen, Hitler eiste dat hij over iedere gebeurtenis afzonderlijk werd ingelicht en hij was zeer ontevreden wanneer zulke zaken in de rapporten van de militaire autoriteiten voor hem verborgen werden gehouden. Hij kwam ze toch wel te weten.
In dit verband zei hij tegen mij dat het voor hem erg onaangenaam was en ongunstig voor het stichten van vrede dat als gevolg hiervan het aantal doodvonnissen van krijgsraden tegen saboteurs en hun medeplichtigen toenam; dat hij dit niet wilde zien gebeuren want vanuit zijn gezichtspunt maakte dat een verzoening en betrekkingen met de bevolking alleen maar moeilijker. Hij zei destijds dat een toestand van vrede alleen maar kon worden bereikt als dit werd beperkt, en wanneer een doodvonnis niet kon worden verwacht of binnen de korst mogelijke tijd uitgevoerd – zoals vermeld in het besluit – de betreffende verdachten of schuldigen – als men het woord schuldigen hier mag gebruiken – zonder medeweten van hun families naar Duitsland moesten worden gedeporteerd en daar geïnterneerd of gevangen gezet, in plaats van langdurige processen voor een krijgsraad met vele getuigen.
Ik uitte grote twijfels over deze kwestie en weet heel goed dat ik destijds zei dat ik bang was voor gevolgen die precies het tegenovergestelde waren van wat er blijkbaar van werd verwacht. Ik had toen ernstige gesprekken met de juridische adviseur van de Wehrmacht, die net zulke twijfels had omdat hier normale juridische procedures werden omzeild. Ik probeerde nogmaals het bevel te laten wijzigen of te voorkomen dat het werd uitgevaardigd. Mijn pogingen waren tevergeefs. Er werd mij mee gedreigd dat de Justizminister opdracht zou krijgen een overeenkomstig besluit uit te vaardigen als de Wehrmacht daartoe niet in staat was. Mag ik nu verwijzen naar bijzonderheden, in zoverre als deze manieren zijn vermeld in dit bevel, L-90, om willekeurig toepassen te voorkomen, en deze luidden in hoofdzaak als volgt:
De algemene principes van het bevel voorzagen er uitdrukkelijk in dat dergelijke deportaties, of ontvoering naar Rijksgrondgebied, slechts zou moeten plaatsvinden na een reguliere behandeling door een krijgsraad en dat in elk afzonderlijk geval de officier belast met de rechtspraak, de divisiecommandant dit moest behandelen samen met zijn juridische adviseur, op wettelijke manier en op basis van voorafgaand onderzoek.
Ik moet zeggen dat ik toen geloofde dat iedere willekeurige en overbodige toepassing van deze principes door deze bepaling werd voorkomen. U zult het waarschijnlijk met mij eens zijn dat de zinsnede in het bevel: “Na lange overweging is het de wil van de Führer ....” juist daarom erin gezet, niet zonder reden werd gezegd en in de hoop dat de betrokken militaire commandant hieruit ook zou opmaken dat dit een beslissing was die wij niet goedkeurden en niet als juist beschouwden.
Uiteindelijk voegden we de mogelijkheid voor een beroepsprocedure aan het bevel toe, zodat het via de hogere beroepsmogelijkheden, de militaire commandant van Frankrijk en het Opperbevel, of de Opperbevelhebber van de Wehrmacht, het mogelijk was om een zaak op juridisch juiste manier te behandelen via een beroepsprocedure als het vonnis twijfelachtig leek, tenminste binnen de betekenis van het besluit. Ik heb hier voor het eerst over de volledige en monsterlijke tragedie gehoord namelijk dat dit bevel, dat uitsluitend bedoeld was voor de Wehrmacht en met als enige doel te bepalen of men een overtreder die een gevangenisstraf te wachten stond, kon laten verdwijnen door middel van deze Nacht und Nebel procedure, overduidelijk algemeen door de politie werd toegepast, zoals getuigen die ik hier heb gehoord hebben verklaard en volgens de Aanklacht die ik ook heb gehoord en dus is het gruwelijke feit bewezen van het bestaan van hele kampen vol met mensen die gedeporteerd zijn op grond van dit Nacht und Nebelbefehl.
Naar mijn mening wisten de Wehrmacht, tenminste ik en de militaire commandanten van de bezette gebieden die met dit bevel te maken hadden, hier niets van. Het werd mij in elk geval nooit gerapporteerd. Daarom kon dit bevel, dat op zich ongetwijfeld erg gevaarlijk was en bepaalde vereisten van het recht zoals wij die zagen negeerde, kon uitgroeien tot een dergelijk ernstige kwestie waarover de Aanklagers hebben gesproken.
De bedoeling was diegenen die moesten worden gedeporteerd uit hun vaderland naar Duitsland te halen omdat Hitler van mening was dat gevangenisstraf door de betrokken personen niet als oneervol zou worden beschouwd in die gevallen waar het ging om acties van zogeheten patriotten. Het zou worden beschouwd als een korte hechtenis die zou eindigen als de oorlog voorbij was.
Deze overdenkingen zijn al gedeeltelijk in de notitie opgenomen. Als u verdere vragen heeft, stelt u ze alstublieft.
Dr. NELTE: Het bevel voor het uitvoeren van dit Nacht und Nebel besluit stelt dat de
Gestapo het transport naar Duitsland moest verzorgen. U stelde dat de mensen die naar Duitsland kwamen overgedragen moesten worden aan de Minister van Justitie, dat wil zeggen, onder normale hoede van de politie. U zult begrijpen dat door het verband met de
Gestapo, er bepaalde verdenkingen ontstaan dat het vanaf het begin af aan bekend was wat er met deze mensen gebeurde. Kunt u iets zeggen ter verduidelijking van deze kwestie?
KEITEL: Ja. Het bevel dat destijds werd gegeven luidde dat deze mensen moesten worden overgedragen aan de Duitse justitiële autoriteiten. Deze brief, getekend namens .... en dan een handtekening werd door het Amt Ausland Abwehr acht weken later verstuurd dan het besluit zelf, zoals ik uit mijn officiële correspondentie kan opmaken. Het geeft de bijeenkomsten aan, ik bedoel de overeenkomsten die destijds moesten worden bereikt betreffende de methode waarop deze mensen vanuit hun vaderland naar Duitsland moesten worden vervoerd. Die werden blijkbaar begeleid door dat Amt Ausland, dat duidelijk detachementen van de poltie opdracht gaf die te begeleiden. Dat kan eruit worden opgemaakt.
Ik mag in dit verband opmerken – ik moet het hebben begrepen – dat het mij destijds niet bezwaarlijk leek want ik kon geen reden hebben en had geen reden om aan te nemen dat deze mensen, om het eerlijk te zeggen, aan de Gestapo werden overgedragen om te worden geliquideerd maar dat de Gestapo alleen maar werd gebruikt als instrument belast met het transport naar Duitsland. Ik zou daar in het bijzonder de nadruk op willen leggen zodat er niet aan kan worden getwijfeld dat het onze bedoeling niet was om ons van deze mensen te ontdoen zoals later in die Nacht und Nebelkampen gebeurde.
Dr. NELTE: We komen nu toe aan de kwestie van parachutisten, saboteurs en commando’s. De Franse Aanklager behandelt tot in bijzonderheden het ontstaan en het gevolg van twee Führerbefehle van 18 oktober 1942 betreffende de behandeling van commando’s.
Heeft het Tribunaal een kopie van dit Führerbefehl? Het is 498 ...
De PRESIDENT: We hebben geen kopie van het bevel. Bedoelt u 553-PS of 498?
Dr. NELTE: Het tweede is Document 553-PS.
De PRESIDENT: We hebben dat ook niet. “Optreden tegen individuele parachutisten, Besluit van 04-08-1942.”
Dr. NELTE: Kunt u dat herhalen. Wat u net zei is niet doorgekomen.
De PRESIDENT: “Optreden tegen individuele parachutisten, Besluit van 04-08-1942.” Dat hebben we, anders niets. U hebt ook 498 ....
Dr. NELTE: Document 498 is een memorandum, ondertekend door Keitel. De Franse Aanklager heeft terecht aangenomen dat er een verband bestaat tussen Document 553-PS en het Führerbefehl van 18 oktober 1942. De beklaagde moet uitleggen wat de redenen voor dit Führerbefehl waren en van deze notitie.
KEITEL: Allereerst, Document 553-PS, de notitie: Dit memorandum werd door mij in augustus 1942 uitgevaardigd. Zoals ik al heb gezegd in verband met het Nacht und Nebelbefehl bereikten sabotagedaden, het droppen van agenten, wapens, munitie, explosieven, radiotoestellen en kleine groepen saboteurs per parachute een steeds grotere en grotere omvang. Ze werden ‘s nachts boven dunbevolkte gebieden uit vliegtuigen gedropt. Deze activiteit bestreek het hele gebied dat destijds onder Duits gezag stond. Het strekte zich uit van het westen tot aan Tsjechoslowakije en Polen en vanuit het oosten tot Berlijn aan toe. Natuurlijk werd een groot aantal bij deze acties betrokken personen opgepakt en veel van het materiaal in beslag genomen. Dit memorandum had als doel, alle diensten, ook buiten de Wehrmacht, politionele en civiele autoriteiten aan te sporen op te treden tegen deze nieuwe methode van oorlogvoering die naar ons idee onwettig, een soort oorlog in het geheim achter de linies was. Zelfs nu nog, na het document nog weer doorgelezen te hebben – het werd mij hier al overhandigd – vind ik dit document niet bezwaarlijk. Het voorziet heel duidelijk hierin dat leden van vijandelijke troepen, leden van welke vijandelijke troepen dan ook, die door de politie worden opgepakt, na identificatie naar het dichtstbijzijnde bureau van de Wehrmacht moeten worden overgebracht. Ik weet dat in de Franse sector de Franse politie haar volledige bijdrage leverde, deze troepen te arresteren en in verzekerde bewaring te stellen. Ze werkte samen bij het voorkomen van sabotagedaden. Het wordt misschien duidelijk hoe uitgebreid deze activiteiten waren als ik zeg dat op bepaalde dagen wel 100 spoorlijnen op deze manier werden opgeblazen. Dat staat in het memorandum.
Nu wat betreft de Führerbefehle van 18 oktober 1942 die hier regelmatig genoemd zijn en die ik mag omschrijven als een verdere uitwerking van de maatregelen die in dit memorandum worden genoemd: Wat deze methoden betreft, deze manier van illegaal oorlogvoeren bleef maar toenemen en individuele parachutisten verenigden zich tot kleine commandoeenheden die per zweefvliegtuig of parachute landden en gericht werden ingezet, niet om verstoringen te veroorzaken of vernielingen te plegen in het algemeen maar om specifieke, vitale en militair belangrijke doelen aan te vallen. Ik herinner me bijvoorbeeld dat ze in Noorwegen tot taak hadden, de enige aluminiumfabriek op te blazen. Het klinkt misschien vreemd maar in deze periode werd tijdens de dagelijkse Lagebesprechung een half uur tot drie kwartier besteed aan het probleem van het optreden tegen deze incidenten. Deze incidenten in alle gebieden brachten de Führer ertoe, andere methoden te eisen, harde maatregelen om deze activiteiten te bestrijden die hij als “terrorisme” omschreef en hij zei dat de enige methode die toegepast kon worden om dit te bestrijden strenge tegenmaatregelen waren. Ik herinner me dat in reactie op onze bezwaren als soldaten altijd de volgende woorden werden gezegd: “Zolang de para of saboteur alleen maar gevaar loopt te worden opgepakt, loopt hij geen risico; onder normale omstandigheden riskeert hij niets, hiertegen moeten wij actie ondernemen.” Dat was de reden achter zijn gedachten. Mij werd herhaaldelijk gevraagd mij over dit onderwerp uit te laten en een ontwerp op te stellen. Generaal Jodl zal zich dit ook herinneren. We wisten niet wat wij als soldaten moesten doen. We konden geen voorstellen doen.
Als ik het kort mag samenvatten, we hoorden Hitler’s woedeuitbarstingen over dit onderwerp bijna iedere dag aan maar deden niets, we wisten niet wat te doen. Hitler verklaarde dat het in strijd was met de Haagse Conventie en onwettig; dat het een manier van oorlogvoeren was die niet voorzien was in de Haagse Conventie en niet kon worden voorzien. Hij zei dat dit een nieuw soort oorlog was die we moesten bestrijden, waarin nieuwe methoden moesten worden toegepast. Daarna, om het kort te houden, werd dit bevel zelf, zoals ik al tijdens het vooronderzoek heb getuigd, en de bekende instructie dat zij die het eerste bevel niet uitvoerden gestraft dienden te worden, in beknopte vorm opgesteld en ondertekend door Hitler. Ze werden daarna verdeeld door, ik meen de Chef van de Operationele Staf, Jodl. Ik zou kunnen toevoegen dat veel commandanten die deze orders ontvingen vroegen hoe die moesten worden uitgevoerd, in het bijzonder in verband met de dreiging dat zijzelf zouden worden gestraft als zij ze niet uitvoerden. Het enige antwoord dat wij konden geven was, “U weet wat er in de orders staat,” want wij verkeerden niet in een positie om deze getekende orders te wijzigen.
Dr. NELTE: De Aanklager heeft u persoonlijk ervan beschuldigd, bevel te hebben gegeven voor het doden van de Engelse saboteurs die tijdens een commando operatie in Stavanger gevangen werden genomen. In dit verband overhandig ik u Documenten 498-PS, 508-PS en 527-PS. (de documenten worden aan beklaagde overhandigd).
Dit, Meneer de President was een commando actie in de buurt van Stavanger. De troepen die in Duitse handen vielen moesten op grond van het Führerbefehl worden gedood. Er was een kleine mogelijkheid deze personen te ondervragen als dat militair noodzakelijk zou zijn geweest. In dit geval hield de Opperbevelhebber in Noorwegen, Generaal von Falkenhorst zich met de zaak bezig. Hij wendde zich tot het OKW zoals al verklaard is in het verslag van een ondervraging.
(hij wendt zich tot beklaagde): Wilt u in dit verband een verklaring afleggen?
KEITEL: Ik werd over dit onderwerp ondervraagd en in de loop van het verhoor werd ik met Generaal von Falkenhorst geconfronteerd. Ik herinner me niet dat hij me vragen heeft gesteld met betrekking tot het uitvoeren van dit bevel. Ik wist er niets van. Ik was de gebeurteins zelf al vergeten en herinnerde me die pas weer nadat ik de documenten had gezien. Tijdens het verhoor vertelde ik de ondervrager dat ik niet bevoegd was dat bevel te veranderen, dat ik iedere betrokkene alleen maar aan het bevel als zodanig kon houden. Wat betreft mijn ontmoeting met Generaal von Falkenhorst zou ik alleen willen zeggen wat hier in het verslag is vermeld, “Hij ontweek duidelijk de vragen en wijzigde zijn eerdere verklaringen maar ontkende ze niet. Keitel ontkende niet met mij dat gesprek te hebben gehad maar ontkende wel dat het onderwerp was wat ik zei.”
Dr. NELTE: Meneer de President, ik kan alleen zeggen dat dit een samenvatting is van het verhoor van Generaal Von Falkenhorst, een document dat door Aanklager is ingediend zonder een documentnummer.
(hij wendt zich tot de beklaagde.) Bent u klaar met uw verklaring?
KEITEL: Ik denk dat dat voldoende is.
De PRESIDENT: Dr. Nelte, de Aanklager heeft dit document niet ingediend, niet waar? Hij heeft het niet als bewijs ingebracht?
Dr. NELTE: Ik meen dat hij het wel gedaan heeft.
De PRESIDENT: Ik meen dat hij het aan Beklaagde Keitel tijdens een van zijn verhoren heeft voorgelegd, niet waar? Klopt dat? Dat betekent niet dat het als bewijs is ingebracht want het verhoor zelf hoeft niet als bewijsmateriaal ingebracht te worden ziet u? U moet het nu inbrengen als u het wilt indienen.
Dr. NELTE: Meneer de President, er is hier iets mis. Dit document werd door de Aanklager ingediend als bewijs voor de bewering dat Beklaagde Keitel bevel heeft gegeven voor het doden van deze para’s. Ik heb het document hier gekregen.
De PRESIDENT: De Aanklager kan mij zeggen of dat zo is maar ik kan me niet indenken dat hier enig documnent is ingediend zonder een documentnummer.
Mr. DODD: We kunnen ons niet herinneren het te hebben ingediend. Veel van deze verhoren hebben geen documentnummers maar natuurlijk, als ze zouden zijn ingediend moeten ze USA of GB nummers hebben.
De PRESIDENT: Wel het zou voor de Raadsheren voor de Verdediging het beste zijn na te gaan of die als bewijsmateriaal zijn voorgelezen.
Mr. DODD: Dat gaat enkele minuten duren, Edelachtbare.
De PRESIDENT: Ja, ik bedoel doe het op uw gemak. Is dit een goed moment voor een pauze van 10 minuten?
Dr. NELTE: Ja.
(de zitting werd geschorst.)