TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Ochtendzitting 2 03-04-1946

De PRESIDENT: Dr. Nelte, het Tribunaal zal u erkentelijk zijn als u nu uw zaak voorlegt.
Dr. NELTE: Meneer de President, ik zal mijn presentatie van de zaak Keitel beginnen met u te vragen de beklaagde naar de beklaagdenbank te roepen, dan zal ik hem verhoren. De documenten die ik tijdens dit verhoor zal gebruiken zijn samen met een lijst gisteren ingediend. Ik hoop dat u die documenten tot uw beschikking hebt zodat u in staat zult zijn mijn vragen te volgen op een wijze die van belang is voor een goed verlopend verhoor.
De PRESIDENT: U wilt dus Beklaagde Keitel oproepen?
Dr. NELTE: Ja.
(de Beklaagde Keitel gaat naar de beklaagdenbank)
De PRESIDENT: Wilt u uw volledige naam zeggen?
WILHELM KEITEL (beklaagde) Wilhelm Keitel.
De PRESIDENT: Wilt u mij deze eed nazeggen: “Ik zweer bij God de Amachtige en Alwetende dat ik de waarheid zal spreken,, niets zal achterhouden en niets zal toevoegen.”
(de beklaagde herhaalt de eed in het Duits.) De PRESIDENT: Neemt u plaats als u wilt.
Dr. NELTE: Wilt u in het kort uw militaire loopbaan beschrijven?
KEITEL: Begin maart 1901 werd ik cadet in een artillerieregiment van het Pruisische leger. In het begin van de Eerste Wereldoorlog, in 1914, was ik adjudant van mijn regiment. Ik raakte in september 1914 gewond en begin november werd ik chef van een batterij van mijn regiment. Vanaf de herfst van 1915 vervulde ik diverse staffuncties, eerst bij het commando van het leger te velde, later als algemeen stafofficier bij een divisie. Tegen het einde was ik de eerste algemene stafoffcier van het Marinecommando in Vlaanderen. Ik ging toen als vrijwilliger bij de Reichswehr. Beginnend in 1921 was ik Abteilungsleiter van het Heeresverwaltungsamt op het Reichswehrministerium. Na een onderbreking van 1933 tot 1935 werd ik op 1 oktober 1935 Chef van het Wehrmachtsamt bij de Reichskriegsminister, anders gezegd Stafchef bij het Ministerie van Oorlog. Tijdens mijn actieve dienst werd ik Generaalmajoor; ik was toen chef van een infanteriebrigade. Op 4 februari 1938 werd ik tot mijn verbazing benoemd tot Stafchef van de Führer of Chef van het OKW (Oberkommando der Wehrmacht). Op 1 oktober 1939 werd ik Generaal der Infanterie en na de campagne in het Westen werd ik Veldmaarschalk.
Dr. NELTE: Was u lid van de National-Socialistische Deutsche Arbeiter Partei?
KEITEL: Nee, ik was geen lid. Op grond van militaire wetgeving kon ik geen partijlid zijn of worden.
Dr. NELTE: Maar u ontving het Goldenes Parteiabzeichen. Waarom?
KEITEL: Dat is juist. Hitler verleende me dit Goldenes Parteiabzeichen in april 1939, op hetzelfde moment dat de Opperbevelhebber van het Leger, Generaal Von Brauchitsch het ontving. De Führer zei dat het ter herinnering aan de inval in Tsjecho-slowakije was. Op het insigne was “16 - 17 maart” gegraveerd.
Dr. NELTE: In 1944 werd het Militärgesetz gewijzigd zodat militairen in actieve dienst ook partijlid konden worden. Wat deed u toen?
KEITEL: Dat is juist. Op het einde van de zomer of begin van de herfst 1944 werd het Militärgesetz gewijzigd zodat ook militairen in actieve dienst partijlid konden worden. Mij werd destijds gevraagd persoonlijke gegevens aan de Partij te verstrekken zodat ik kon worden geregistreerd als partijlid. Tegelijkertijd werd mij gevraagd een donatie in geld aan de Partij te doen. Ik verstrekte persoonlijke gegevens aan het hoofdkwartier van de Partij en deed ook een donatie maar zover ik weet werd ik nooit lid. Ik heb nooit eeen lidmaatschapskaart ontvangen.
Dr. NELTE: In hoeverre nam u deel aan Partijbijeenkomsten?
KEITEL: Vanwege mijn functie en het feit dat ik Hitler voortdurend vergezelde nam ik aan publieke bijeenkomsten deel, vaak van de Partij, bijvoorbeeld aan de grote Partijbijeenkomsten in Neurenberg en ook elk jaar bij de start van de Winterhulp campagne. Tenslotte moest ik op bevel, samen met een vertegenwoordiger van de Partij, een herdenkingsdienst bijwonen bij de graven van de slachtoffers van 9 november 1923. Dat vond symbolisch plaats ter nagedachtenis aan de gevechten tussen de Partij en de Wehrmacht. Ik nam nooit deel aan intern overleg of vergaderingen van het Partijbestuur; de Führer had me laten weten dat niet te willen. Zo was ik bijvoorbreeld elk jaar op 9 november in München maar nam nooit deel aan de bijeenkomsten van de machthebbers van de Partij.
Dr. NELTE: Welke onderscheidingen verdiende u tijdens de oorlog?
KEITEL: Tijdens de oorlog - het moet in de winter van 1939-1940 geweest zijn - werd ik onderscheiden met het Ritterkreuz des Eisernen Kreuzes. Ik heb geen andere Duitse oorlogsonderscheiding ontvangen.
Dr. NELTE: Hebt u kinderen?
KEITEL: Ik had drie zoons die allemaal tijdens de oorlog aan het front gediend hebben. De jongste sneuvelde tijdens de strijd in Rusland, de tweede was majoor in Rusland en is vermist en mijn oudste zoon, die majoor was, bevindt zich in krijgsgevangenschap.
Dr. NELTE: Veldmaarschalk Keitel, beginnend met essentiële zaken zou ik de volgende principiële vragen aan u willen stellen: Welke principiële houding had u als soldaat, als officier en als generaal tegenover de vraagstukken waarmee u in uw beroep te maken had?
KEITEL: Ik kan zeggen dat ik soldaat was uit overtuiging. 44 jaar lang heb ik als soldaat zonder onderbreking mijn land en mijn volk gediend en ik heb mijn best gedaan in dienst van mijn beroep. Ik geloofde dat ik dit moest doen als plicht, werkend zonder onderbreking en mij wijdend aan die taken die mij in mijn vele en verschillende functies toevielen. Ik heb dit met dezelfde toewijding gedaan onder de Keizer, onder President Ebert, onder Veldmaarschalk Von Hindenburg en onder de Führer, Adolf Hitler.
Dr. NELTE: Wat is uw houding vandaag?
KEITEL: Als Duitse officier beschouw ik het natuurlijk als mijn plicht verantwoording af te leggen voor wat ik heb gedaan, zelfs al zou dat verkeerd geweest zijn. Ik ben dankbaar dat ik de gelegenheid heb gekregen hier en voor het Duitse volk verslag te doen over wat ik was en mijn deelname aan de gebeurtenissen die hebben plaats gevonden. Het zal niet altijd mogelijk zijn, in de loop van het lot schuld en betrokkenheid duidelijk te scheiden. Maar ik beschouw een ding als onmogelijk: dat de man in de frontlinie en de leiders en de lagere leiders aan het front met deze schuld worden belast terwijl de hoogste leiders hun verantwoordelijkheid ontlopen. Dat is in mijn ogen verkeerd en ik beschouw het als onwaardig. Ik ben ervan overtuigd dat de grote massa van onze dappere soldaten echt fatsoenlijk waren en waar zij de grenzen van aanvaardbaar gedrag hebben overschreden deden ze dat in goed vertrouwen, met geloof in de militaire noodzaak en de bevelen die zij ontvingen.
Dr. NELTE: Bij de presentatie van bewijsmateriaal betreffende schendingen van het oorlogsrecht, misdaden tegen de menselijkheid, verwijst de Aanklager herhaaldeilijk naar brieven, orders en dergelijke die uw naam dragen. Veel zogeheten Keitelorders en -besluiten zijn hier ingediend. Nu moeten we onderzoeken of en in welke mate u schuldig was aan en met uw acties verantwoordelijk voor de gevolgen van die orders. Wat wenst u op deze algemene beschuldiging te zeggen?
KEITEL: Het is juist dat er een groot aantal bevelen, instructies en richtlijnen bestaan waaraan mijn naam is verbonden en het moet ook worden toegegeven dat zulke orders vaak afwijkingen bevatten van bestaande internationale wetgeving. Aan de andere kant zijn er een aantal richtlijnen en bevelen die niet gebaseerd zijn op militaire inspiratie maar op ideologische gronden en meningen. In dit verband denk ik aan de serie richtlijnen die werden uitgegeven voorafgaand aan de campagne tegen Rusland en ook aan die welke daarna werden uitgegeven.
Dr. NELTE: Wat kunt u tot uw verdediging zeggen met betrekking tot die orders?
KEITEL: Ik kan alleen maar zeggen dat ik vanuit mijn positie in principe de verantwoording draag voor al die dingen die het gevolg van die bevelen waren en die verbonden zijn met mijn naam en mijn handtekening. Verder draag ik de verantwoordelijkheid voor zover die is gebaseerd op wettelijke en morele principes, voor die secties en afdelingen van het OKW die aan mij ondergeschikt waren.
Dr. NELTE: Waaruit kan uw officiële positie en de omvang van uw verantwoordelijkheid worden afgeleid?
KEITEL: Dat is vervat in het Führerbesluit van 4 februari 1938 dat hier al vaak is geciteerd.
Dr. NELTE: Ik leg dit besluit aan u voor zodat u de tekst voor u heeft. In dit Führerbesluit staat in alinea 1:
“Vanaf nu zal ik persoonlijk en onmiddellijk het opperbevel over de hele Wehrmacht op mij nemen.”
Wat hield dat in, vergeleken met de situatie die tot dan toe had bestaan?
KEITEL: Tot aan die tijd hadden we een bevelhebber van de Wehrmacht, Veldmaarschalk Von Blomberg. In aanvulling daarop was er een opperbevelhebber van de Wehrmacht; dat was volgens de grondwet het staatshoofd - in dit geval Hitler. Na het aftreden van de bevelhebber van de Wehrmacht was er maar een opperbevelhebber en dat was Hitler zelf. En vanaf die tijd voerde hij zelf het bevel over de drie wapens van de Wehrmacht, de Landmacht, de Marine en de Luchtmacht. Er staat ook "vanaf nu onmiddellijk". Dat moest ondubbelzinnig duidelijk maken dat een tussengeschoven functie met de bevoegdheid orders te geven niet langer zou bestaan, maar dat Hitler's orders als opperbevelhgebber direct aan de drie wapens van de Wehrmacht en haar commandanten werden gegeven. Er staat hier ook "persoonlijk" en "onmiddellijk". Dat had ook zijn betekenis want het woord "persoonlijk" moest uitdrukken dat er geen delegering van zijn gezag was en zou zijn.
Dr. NELTE: Ik neem aam dat u uw bevelen nooit ondertekende met "namens"?
KEITEL: Nee, ik herinner me geen enkel geval waarin ik heb getekend met "namens". Als de vraag gerezen was, een vertegenwoordiger te benoemen zou dat op grond van onze militaire principes maar een persoon geweest kunnen zijn, de Opperbevelhebber van de drie wapens van de strijdkrachten, nl. de hoogste in rang.
Dr. NELTE: In alinea 2 van het besluit van 4 februari 1938 staat:
" .... het voormalige Wehrmachtsamt op het Ministerie van Oorlog wordt met al zijn functies onder mijn commando geplaatst als OKW en als mijn militaire staf." Wat betekent dit met betrekking tot de staf die daarmee werd gevormd?
KEITEL: De opperbevelhebber van de Wehrmacht had zijn staf op het Wehrmachtsamt, met andere woorden, het Wehrmachtsamt op het Ministerie van Oorlog. Hitler nam als opperbevelhebber het Wehrmachtsamt over als zijn militaire staf. Deze staf was dus zijn persoonlijke staf. Op hetzelfde tijdstip waarop de post Opperbevelhebber van de Wehrmacht werd opgeheven, verdween die van Reichskriegsminister ook. Er was geen Ministerie van Oorlog en geen Minister van Oorlog als voorheen. Men kon dus duidelijk zien wat Hitler wilde, namelijk dat er tussen hem en de divisies van de Wehrmacht geen bureau zou zijn met enige bevoegdheid op het gebied van de commandostructuur of met ministeriële functies.
Dr. NELTE: Toen dit besluit werd uitgevaardogd, werd u geïnstalleerd als drager van een nieuw ambt met als titel: "Chef OKW". Wilt u alstublieft duidelijk maken of deze term "Chef OKW" juist is, dat wil zeggen, of die echt inhield wat de titel schijnt aan te geven?
KEITEL: Ik moet eraan toevoegen dat ik me nu pas realiseer dat de term in zijn verkorte vorm niet helemaal gepast is. Om precies te zijn zou men moeten zeggen: "Chef van de Staf van het Oppercommando van de Wehrmacht," en niet de afkorting "OKW." Uit wat de Aanklager heeft grepresenteerd maakte ik op dat het idee van "chef" werd uitgelegd alsof ik een commandant was, met de bevoegdheid orders te geven. En dat is natuurlijk een onjuiste conclusie. Het was geen positie in de zin van een bevelhebber noch die van, zoals misschien aangenomen kan zijn of aangenomen is, chef van de generale staf. Dat is ook niet juist. Ik ben nooit Chef van de Generale Staf van de Wehrmacht geweest. Het was Hitler's onvoorwaardelijke wil in zijn eigen persoon alle gezag, alle macht te concentreren. Dat is niet zo maar een verklaring achteraf. Hij drukte deze wens bij diverse gelegenheden duidelijk aan mij uit, gedeeltelijk in verband met het feit dat hij mij herhaaldelijk vertelde: "Bij Von Blomberg had ik dit er nooit door gekregen."
Dr. NELTE: Ik heb hier een verklaring, afgelegd door Veldmaarschalk Von Brauchitsch en die de Aanklager heeft ingediend.
KEITEL: Misschien mag ik nog iets aan toevoegen. Ik besprak het feit dat het geen positie van Chef van de Generale Staf was omdat het Hitler's principiële mening was dat alle bevelhebbers van Wehrmachtafdelingen ieder hun eigen generale staf hadden, of staf operaties en dat hij niet wilde dat het Opperbevel van de Wehrmacht, waaronder de Wehrmachtsführungsstab, de functies van een generale staf zou overnemen. Daarom werd in de praktijk het werk gedaan door de generale staven van de Wehrmachtafdelingen, terwijl de Wehrmachtsführungsstab van het OKW, die opzettelijk klein werd gehouden, fungeerde als persoonlijke staf voor Hitler, een staf voor strategische planning en bijzondere opdrachten.
Dr. NELTE: Dan is de uitspraak van Veldmaarschalk Von Brauchitsch in zijn beëdigde verklaring, waar ik het net over had dus juist? Er staat hier:
"Toen Hitler had besloten militaire druk of militaire macht uit te oefenen om zijn politieke doelen te bereiken, kreeg de bevelhebber van het leger, als hij meedeed, in de regel eerst zijn instructies mondeling of in een overeenkomstig bevel. Daarop werkte het OKW de operatie en de plannen voor de inzet uit. Als die aan Hitler waren voorgelegd en door hem goedgekeurd volgde er een schriftelijk bevel van het OKW aan alle afdelingen van de Wehrmacht." Is dat juist?
KEITEL: Ja, in principe is dat juist in zoverre dat de uiteindelijke formulering van het bevel aan de bevelhebber van het leger de vorm kreeg van een richtlijn, zoasls wij dat noemden, gebaseerd op de algemene plannen die al waren ingediend en goedgekeurd. Dit werk werd gedaan door de Wehrmachtsführungsstab, dit was dus geen staf die op eigen initiatief handelde of zaken behandelde die te maken hadden met het uitvaardigen van bevelen; de staf en ik namen eerder deel aan de vaststelling of goedkeuring van deze voorstellen en formuleerden die op de manier waarop ze door Hitler als Opperbevelhebber werden uitgevoerd. Technisch gesproken gaven we deze bevelen dan door.
Dr. NELTE: Dan heb ik een verklaring van Generaloberst Halder die over hetzelfde onderwerp gaat. U kent deze verklaring nummer 1. Ik denk dat ik kan afzien van het voorlezen ervan en alleen verwijzen naar Halder's verklaring nummer 1 als bewijsmateriaal dat door de Aanklager is ingediend (document 3702-PS). Als aanvulling hierop diende de Aanklager een andere verhandeling in zonder apart nummer. De titel van de verhandeling luidt: "Grondslag van de organisatie van de Duitse Wehrmacht."
De PRESIDENT: Is dit het document waarvan u zegt dat de Aanklager het als bewijsmateriaal heeft ingediend maar er geen nummer aan gegeven?
Dr. NELTE: Meneer de President, dit document is op 26 november 1945 door de Aanklager aan ons gegeven, ik denk door de Amerikaanse. Ik weet niet ..
De PRESIDENT: U bedoelt dat het nooit door de Aanklager als bewijsmateriaal is ingediend?
Dr. NELTE: Ik denk niet dat ik dat kan beoordelen. Ik neem aan dat een document dat is ingediend bij de raadsman voor de Verdediging op hetzelfde moment bij het Tribunaal wordt ingediend, zoal niet als bewijsmateriaal dan toch ter kennisneming.
De PRESIDENT: Wat is het voor een document? Is het een beëdigde verklaring of niet?
Dr. NELTE: Het is geen beëdigde verklaring; het is eigenlijk een studie door de Amerikaanse Aanklager. En ik neem aan dat het de basis is voor de aanklacht tegen het OKW als organisatie enzovoorts.
De PRESIDENT: Hebt u het in uw documentenboek of niet?
Dr. NELTE: Nee, ik heb het niet in mijn documentenboek omdat ik dat dacht dat het Hoge Tribunaal er ook over beschikte. Bovendien, Meneer de President is het maar een kort document.
De PRESIDENT: Misschien kan Mr. Dodd ons vertellen wat het is.
Mr. DODD: Als ik het zou kunnen inzien zou ik misschien behulpzaam kunnen zijn. Ik ben er niet mee vertrouwd. Het is waarschijnlijk een van die documenten die we bij de Verdediging hebben ingediend maar die we feitelijk niet als bewijsmateriaal hebben ingebracht en dat is in de begindagen van het Tribunaal meen ik meer dan eens gebeurd.
De PRESIDENT: Ja.
Dr. NELTE: Ik verwijs naar een korte paragraaf in deze studie die ik graag wil voorlezen. Misschien kunnen we er dan van afzien dit document in te dienen.
De PRESIDENT: Brengt u de hele verklaring in als bewijsmateriaal? Ik bedoel niet nu maar bent u van plan het in te dienen?
Dr. NELTE: Ik neem aan dat de Aanklager het al heeft ingediend; ik verwijs er slechts naar.
De PRESIDENT: De hele verklaring? Wat is het nummer daarvan, als het is ingediend?
Dr. NELTE: Deze verklaring heeft ook geen nummer. De Aanklager ...
De PRESIDENT: Als het geen nummer heeft, is het niet ingediend. Mij werd de suggestie gedaan dat de verklaring van Halder mogelijk is gepresenteerd en daarna afgewezen.
Dr. NELTE: Nee. Er zijn toen een aantal verklaringen ingediend, door Von Brauchitsch, Halder, Heusinger en vele andere generaals die in Neurenberg zijn. Geen van deze verklaringen had een documentnummer.
Mr. DODD: Deze verklaring werd door de Verenigde Staten ingediend als bewijsmateriaal. Ik heb het nummer niet bij de hand maar het werd denk ik ingediend op het moment dat Kolonel Telford Taylor de zaak tegen het Oppercommando en het OKW namens de Verdediging aanhangig maakte. Deze "verklaring" van Halder, het eerste document waarnaar Dr. Nelte verwees, is geen beëdigde verklaring. Het was een stuk, door Kolonel Taylor bij het Tribunaal en de Verdediging ingediend. Het vermeldt enkele basisprincipes van de organisatie van het Oppercommando en het OKW als geheel voordat hij zijn deel van de zaak presenteerde. Het is in feite het werk van onze eigen staf hier in Neurenberg.
De PRESIDENT: Doctor Nelte, omdat het document waarnaar u verwijst - niet de beëdigde verklaring van Halder - slechts een verzameling lijkt te zijn is het Tribunaal van mening dat het niet als bewijsmateriaal kan worden opgevoerd, maar u kunt de beklaagde er een vraag over stellen.
Dr. NELTE: (tot de getuige) In het stuk dat voor u ligt beweert de Aanklager het volgende: Na 1938 bestonden er vier afdelingen: Het OKW (Oberkommando der Wehrmacht), het OKH (Oberkommando des Heeres), het OKL (Oberkommando der Luftwaffe) en het OKM (Oberkommando der Marine); en elk had zijn eigen generale staf. Wat kunt u ons daarover vertellen?
KEITEL: Ik kan alleen maar zeggen dat het niet juist is en ook in tegenspraak met de beschrijving die ik al gegeven heb van de functies van het opperbevel van de drie Wehrmachtafdelingen en van het OKW. Vier dergelijke afdelingen bestonden er niet. Er waren er maar drie: het OKH, het OKM en het OKL.
Zoals ik net heb gezegd, was het opperbevel van de Wehrmacht als persoonlijke, directe staf op geen enkele wijze een onafhankelijk orgaan in de zin van het woord. De bevelhebbers van de Wehrmachtafdelingen waren commandanten, zij waren bevoegd orders te geven en oefenden gezag uit over de troepen die onder hen geplaatst waren. Het OKW had noch de bevoegdheid tot het geven van bevelen, noch ondergeschikte troepen waaraan orders konden worden gegeven. Het is ook niet juist, als ik me de betogen van de Aanklagers herinner, de uitdrukking "Keitel was opperbevelhebber van de Wehrmacht" te gebruiken. Ik noem het alleen maar om dit punt te benadrukken. Verder zou ik graag kort de aandacht willen vestigen op het diagram op de laatste pagina van het document dat mij is getoond.
Dr. NELTE: Deze schets is een diagram, getiteld "De Wehrmacht." Het is een voorstelling, een schematische voorstelling van de gehele Wehrmacht en al zijn vertakkingen. KEITEL: Ik meen dat ik even op het feit moet wijzen dat het dit diagram is dat de basis vormde voor deze onjuiste opvatting want hierin wordt het oppercommando van de Wehrmacht weergegeven als een apart departement, of een commandocentrale en dat is onjuist.
Dr. NELTE: Welke taken had in deze militaire sector als Chef van het OKW?
KEITEL: Allereerst was het een essentiële taak van de Wehrmachtsführungsstab (WFS) de Führer te voorzien van alle documenten en de vele informatie en rapporten die hij wenste. Ik durf wel te zeggen dat de Wehrmachtsführungsstab in dit verband de functie had de directe communicatie tussen Hitler en de generale staven van de onderdelen van de Wehrmacht te regelen en te onderhouden, zou men kunnen zeggen. Als aanvulling op het verzamelen van de talloze documenten die dagelijks nodig waren, had de WFS een tweede functie, namelijk het regelmatig bijwonen van besprekingen waaraan de bevelhebbers van de Wehrmachtonderdelen en hun Chefs van de Staf deelnamen als ook de Chef van de WFS. Bij deze gelegenheden moesten, zogauw een aantal mondelinge orders was gegeven, deze orders volgens militaire principes natuurlijk later schriftelijk bevestigd worden. Alleen op deze manier konden we voorkomen dat er fouten of misverstanden ontstonden, met andere woorden, door die orders te bevestigen voor diegenen die ze al mondeling hadden ontvangen werden die orders nog eens verduidelijkt. Dat was het doel en de betekenis van die order.
Dr. NELTE: Hoe tekende u de orders en documenten die u opstelde?
KEITEL: Het is juist dat dit soort orders en richtlijnen bijna uitsluitend door mij ondetekend werden. Het waren in feite bevelen die al waren gegeven en die al lang via de militaire kanalen waren doorgegeven. Zoals kan worden opgemaakt uit de grote hoeveelheid documenten die hier zijn ingediend gaf dit aanleiding tot de formulering - die ik gewoonlijk gebruikte - waar ik altijd in het begin of na een paar inleidende woorden schreef: "De Führer heeft daarom bevolen ... "
In de meeste gevallen was dit bevel niet langer een verrassing voor het bureau dat het ontving. Het was niets nieuws, alleen maar een bevestiging. Op vergelijkbare manier had ik natuurlijk ook een groot aantal organisatorische en andere richtlijnen en bevelen op ander dan operationeel gebied die onder mijn toezicht werden uitgewerkt en doorgegeven. In dit verband zou ik in het bijzonder willen benadrukken dat ik in geen enkel geval orders verzond zonder die eerst weer aan mijn meerdere te hebben getoond bij het opmaken van de dagelijkse rapporten om er zeker van te zijn dat ik hem op geen enkele wijze verkeerd had begrepen of dat ik niets uitvaardigde - en dat wil ik benadrukken - dat hij niet tot op de laatste letter had goedgekeurd.
Dr. NELTE: Er was nog een andere categorie orders en richtlijnen ....
KEITEL: Mag ik nog iets toevoegen?
Dr. NELTE: Graag.
KEITEL: Om dit te verduidelijken: Onder de documenten die hier zijn ingediend zijn er ook die Hitler persoonlijk heeft ondertekend en uitgegeven met als aanhef: "De Führer en Opperbevelhebber van de Wehrmacht." Er zijn enkele uitzonderingen waar zulke richtlijnen door mij werden ondertekend met: "namens", ik zou dit ook willen uitleggen. In dit geval is het ook waar dat wanneer deze richtlijnen- die voor het grootste deel herhaaldelijk door Hitler zelf waren gecorrigeerd - dringend moesten worden uitgevaardigd en de Opperbevelhebber niet in staat was ze zelf te tekenen, moest ik de ondertekening in die vorm doen, nooit als "vertegenwoordiger" maar altijd "namens." Anders werden orders altijd uitgegeven zoals ik al verklaard heb, in de vorm van richtlijnen door mij getekend.
Tegelijkertijd zou ik willen opmerken dat als we zelfs een aantal documenten hier hebben met de aanhef "Chef, Opperbevel van de Wehrmacht" of - sommige zijn anders: "Opperbevel van de Wehrmacht" - als die zijn ondertekend met "in opdracht, Jodl," kan ik zeggen dat vrijwel automatisch kan worden bewezen dat ik toen toevallig niet aanwezig was, anders zou ik ze zelf hebben ondertekend, wetend dat ik de Chef Staf was die op grond van militaire regels dergelijke documenten moest ondertekenen.
Dr. NELTE: Het memo dat u voor u hebt liggen bevat de volgende zin: "Het OKW verenigde in zich de activiteiten van een staf en een ministerie; de betreffende zaken die eerst door het Reichskriegsministerium werden behandeld zijn waarschijnlijk ook overgedragen aan het OKW."
Wilt u alstublieft de ministeriële taak van het OKW uitleggen?
KEITEL: Ja, deze formulering zoals die in dit document gebruikt is, is niet helemaal onjuist maar is op belangrijke punten tenminste vatbaar voor misverstanden want het was helemaal niet waar dat alle functies die eerst door de Minister van Oorlog werden vervuld aan het OKW werden overgedragen. Er waren vele functies en rechten die de Minister van Oorlog, in zijn hoedanigheid als minister en dus de daarvoor verantwoordelijke persoon, zelf voor de afdelingen van de Wehrmacht en de commandanten kon uitoefenen, die nooit werden overgedragen aan de Chef van het OKW, dus aan mij.
Het volgende gebeurde destijds: In dit verband draaide alles om de bevoegdheid orders te geven of het hoogste bevel te voeren en datgene wat de Führer niet zelf wilde overnemen werd gedelegeerd aan de bevelhebbers van de afdelingen van de Wehrmacht voor zover het de uiteindelijke bevelvoering en de bevoegdheid beslissingen te nemen betrof. Om er even kort op in te gaan zou ik een aantal belangrijke punten willen noemen die ik mij herinner. Bij voorbeeld, de persoonlijke dossiers van officieren, beslissingen op klachten, documentair materiaal op het gebied van budgetvraagstukken, rechtspraak en bevoegdheden van rechtbanken die voorheen onder het Ministerie van Oorlog vielen, werden overgedragen aan de opperbevelhebber, net als alle vragen betreffende ambtenaren en de rechten van ambtenaren. Ik zou er nog meer kunnen noemen maar ik wil er slechts op wijzen dat zelfs in gevallen waarin beslissingen moesten worden genomen, zoals bijvoorbeeld het overplaatsten van een ambtenaar of het ontslaan van een medewerker, de Chef van het OKW geen beslissing nam. Deze bevoegdheden waren gedelegeerd aan de bevelhebbers in aanvulling op de macht die ze al eerder hadden en die uit de bevoegdheid van de Minister van Oorlog waren gehaald. Er waren nog wel andere gebieden die de Führer voor zichzelf opeiste. Ook sommige andere gebieden binnen het OKW waren in de loop van de volgende jaren beperkt in hun taken door de opheffing van het Wirtschaft und Rüstungsamt.
De functie Minister voor Bewapening werd gecreëerd vanwege de opheffing van het Amt Ausland Abwehr, de contra-spionagedienst waarvan alleen de afdeling voor de bescherming van de troepen bij de Wehrmacht bleef, al het andere werd overgedragen enzovoorts.
Mijn bevoegdheden omvatten het volgende: Het was mijn taak om in alle gevallen Hitler's beslissing te verkrijgen op alle principiële kwesties waarmee deze ministeriële sectie zich bezig hield. Ik was alleen vrij van de noodzaak zo te handelen in lopende zaken of wanneer er volledige overeenstemming tussen de betrokken personen was over ministeriële of administratieve kwesties en de afdelingen van de Wehrmacht binnen mijn departement. In een dergelijk geval was een beslissing door Hitler niet nodig. Ik moet - samenvattend - nogmaals benadrukken dat het OKW zelf geen bevoegdheden had en dat men alleen maar kan zeggen dat Hitler in feite fungeerde als Opperbevelhebber van de Wehrmacht, zoals hij alle functies van de Minister van Oorlog in zich verenigd had om koste wat kost een tussenpersoon uit te schakelen. Met andere woorden, er mocht niemand tussen hem en de bevelhebbers van de afdelingen van de Wehrmacht staan.
De PRESIDENT: Ik schors de zitting tot 14:00 uur.

Definitielijst

divisie
Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
Eerste Wereldoorlog
Ook wel Grote Oorlog genoemd, conflict dat ontstond na een groei van het nationalisme, militarisme en neo-kolonialisme in Europa en waarbij twee allianties elkaar bestreden gedurende een vier jaar durende strijd, die zich na een turbulent begin, geheel afspeelde in de loopgraven. De strijdende partijen waren Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland aan de ene kant (de Triple Entente), op den duur versterkt door o.a. Italië en de Verenigde Staten, en Duitsland, Bulgarije, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk aan de andere kant (de Centrale Mogendheden of Centralen). De strijd werd gekenmerkt door enorme aantallen slachtoffers en de inzet van vele nieuwe wapens (vlammenwerpers, vliegtuigen, gifgas, tanks). De oorlog eindigde met de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland en zijn bondgenoten in 1918.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Infanterie
Het voetvolk van een leger (infanterist).
Luftwaffe
Duitse luchtmacht.
OKM
Ober Kommando der Kriegs Marine. Het Duitse opperbevel over de Kriegsmarine.
regiment
Onderdeel van een divisie. Een divisie bestaat uit een aantal regimenten. Bij de landmacht van oudsher de benaming van de grootste organieke eenheid van één wapensoort.
Reichswehr
Duitse leger in de tijd van de Weimarrepubliek.

Afbeeldingen

Wilhelm Keitel, chef van het Oberkommando der Wehrmacht. Bron: Harvard Law School Library.

Middagzitting 1

De PRESIDENT: Dr. Nelte, Hoewel het Tribunaal echt heeft gezegd dat zij om 14.00 uur Dr. Horn zou aanhoren, wenst zij het verhoor van Beklaagde Keitel niet te onderbreken als u daar nu mee verder wilt gaan. Het is uw zaak te beslissen wat u wilt doen.
Dr. NELTE: Dr. Horn stemt erin toe dat ik nu verder ga met het verhoor van Keitel.
De PRESIDENT: Prima.
Mr. DODD: Geacht Tribunaal, om het Tribunaal te helpen heb ik ervoor gezorgd dat de eerste verklaring van Raider, waarnaar vanmorgen door Dr., Nelte werd verwezen, op 4 januari door Kolonel Taylor is ingediend als Bewijsstuk USA-531 (Document nummer 3702-PS); en de tweede verklaring van Raider waarnaar Dr. Nelte verwees door Kolonel Taylor op 5 januari is ingediend als Bewijsstuk USA-533 (Document nummer 3707-PS).
De PRESIDENT: Dank u.
Dr. NELTE: Meneer de President, Mr. Dodd is zo vriendelijk geweest mij een aantal exemplaren van het pamflet, “Grondslagen voor de Organisatie van de Duitse Strijdkrachten” ter beschikking te stellen zodat ik die bij het Tribunaal kan indienen. Dat zal ik nu doen.
(hij wendt zich tot beklaagde.) U hebt het laatst verklaard dat op 4 februari 1938 een deel van de bevoegdheden van het Ministerie van Oorlog is overgedragen aan afdelingen van de Strijdkrachten en een deel naar het Opperbevel van de Wehrmacht. In het genoemde decreet staat aangaande deze zaak:
“Het OKW behartigt gelijktijdig de belangen van het Reichskriegsministerium. De Chef van het OKW zal volgens mijn bevel het gezag uitoefenen dat de Reichskriegsminister eerst had.”
Vertelt u mij in het kort op welke gebieden dit van toepassing was. Ik zal zelf aan het Tribunaal een schema overleggen dat al ter vertaling naar de vertaalafdeling is gestuurd. Ik weet echter niet of het Tribunaal de vertaling al heeft.
KEITEL: De ministeriële functies die werkelijk zijn overgedragen aan het OKW werden door een aantal bureaus uitgeoefend. Ik zal de belangrijkste nu opnoemen en hun functie aangeven.
Allereerst een paar woorden over de Wehrmachtführungsstab die als onderdeel van het OKW daaraan ondergeschikt was op dezelfde wijze als de andere afdelingen van het OKW, maar op een hoger niveau dan de andere afdelingen. Zoals de naam al aangeeft, was de Wehrmachtführungsstab een orgaan van het Opperbevel van de Führer waarmee hij regelmatig –ik mag wel zeggen het meest- persoonlijk samenwerkte. De staf had geen ministeriële bevoegdheden.
Dan was er het Allgemeines Wehrmachtsamt dat zich voornamelijk bezig hield met ministeriële en administratieve zaken. Men zou het bijna een ministerie van oorlog op kleine schaal kunnen noemen.
Dan het Amt Ausland Abwehr dat in grote trekken ministerieel was maar tot op zekere hoogte een hulp bij operationele zaken.
Dan het Wirtschafts und Rüstungsamt waarbij ik moet opmerken dat in 1940 deze afdeling werd opgeheven en er slechts een klein Wehrwirtschaftsamt overbleef dat zich voornamelijk bezig hield met kwesties van bevoorrading met alle verbruiksgoederen die de strijdkrachten nodig hadden zoals brandstof, kolen, benzine enzovoorts en die ik hier niet verder hoef te noemen.
Dan een belangrijk onderdeel, het Wehrmachtersatzamt, kort gezegd Werving, een centrale dienst die voornamelijk was opgezet om zich bezig te houden met personeelszaken binnen het OKW.
Dan de Juridische afdeling, de Budgetafdeling en een aantal andere afdelingen die niet genoemd hoeven te worden.
Op deze afdelingen werden de ministeriële functies van het OKW uitgeoefend. Ik zou willen ....
De PRESIDENT: Dr. Nelte, ik denk dat het Tribunaal de verschillen heeft opgemerkt die de beklaagde heeft gemaakt tussen de Generale Staf van het Opperbevel en de positie van het OKW maar moet het Tribunaal echt ingaan op al die bijzonderheden?
Dr. NELTE: Ik ben klaar met de behandeling van dit gedeelte.
De PRESIDENT: Prima.
Dr. NELTE: Ik wil nog één vraag stellen ...
De PRESIDENT: Voordat u met dit document, dit schema dat u aan het Tribunaal hebt voorgelegd klaar bent, wilt u daar een bewijsstuk van maken?
Dr. NELTE: Ik zou het als bewijsstuk willen indienen. U krijgt er ook een vertaling van.
De PRESIDENT: Als dat zo is, welk nummer geeft u het? U moet al uw bewijsstukken nummeren.
Dr. NELTE: Geeft u het alstublieft het nummer Keitel-1(a).
De PRESIDENT: Wie heeft dit opgesteld?
Dr. NELTE: Wij hebben het voorbereid en de technische afdeling van de Aanklager heeft het gekopieerd. De Aanklager is ook in het bezit van dit schema.
De PRESIDENT: Hebt u de beklaagde gevraagd, de juistheid ervan te bevestigen?
Dr. NELTE: Veldmaarschalk, wilt u alstublieft naar dit schema kijken en bevestigen of het juist is?
KEITEL: Ja, ik erken het schema .....
GEN. RUDENKO: Meneer de President, de Aanklager heeft dit schema niet ontvangen. Daarom wil de Aanklager zich, alvorens er conclusies uit te trekken, vertrouwd maken met dit schema.
De PRESIDENT: Hebt u er meerdere kopieën van, Dr. Nelte?
Dr. NELTE: Ze kunnen direct worden gehaald en uitgedeeld. Dan zou ik het Tribunaal willen verzoeken een beslissing uit te stellen totdat het schema in voldoende aantallen is uitgedeeld.
KEITEL: Ik erken dit document als juist. Het bevat niet de kleine veranderingen die soms plaatsvonden tijdens de vorming van het OKW tot aan de periode die ik heb genoemd; veranderingen die werden veroorzaakt door de reorganisatie van het bewapeningsministerie enzovoorts maar het toont wel de manier waarop het gedurende de laatste jaren in feite functioneerde.
De PRESIDENT: Gaat u verder, Dr. Nelte.
Dr. NELTE: Om een eind te maken aan deze groep van vragen zou ik het volgende willen zeggen: Is het juist dat als gevolg hiervan, alle orders van Keitel, alle besluiten van Keitel die door de Aanklager zijn ingediend in werkelijkheid orders van de Führer waren, met andere woorden orders als uitdrukking van de wil van de Führer, gebaseerd op zijn instructies en bevelen?
KEITEL: Ja, dat is de juiste omschrijving van de samenvatting van het getuigenis die ik zojuist heb afgelegd. Ik zou nogmaals samenvattend willen verklaren, zoals ik aan het begin al heb verklaard, dat ik de verantwoordelijkheid voor deze orders voor zover daaraan mijn naam verbonden is, op mij neem en op mij genomen heb want de situatie was als volgt: ik kende natuurlijk de inhoud van de orders die ik uitvoerde. Ik herken natuurlijk mijn handtekening op de documenten die aan mij zijn overlegd en daarom erken ik die documenten als authentiek. Ik mag eraan toevoegen dat voor zover ik militaire of andere bezwaren tegen de orders had ik die natuurlijk zeer krachtig uitte en geprobeerd heb te voorkomen dat orders die ik controversieel vond niet werden gegeven. Maar ik moet naar beste eer en geweten verklaren dat wanneer de uiteindelijke beslissing door Hitler was genomen, ik die orders uitvaardigde en doorgaf zonder die, zou ik bijna zeggen op enigerlei manier te controleren.
Dr. NELTE: Meneer de President, voordat ik aan de volgende fase van mijn ondervraging toekom, zou ik het volgende willen verklaren:
De Aanklager heeft Keitel’s betrokkenheid bij de vele misdaden die hier zijn beschreven afgeleid uit diverse feiten, feiten die niet altijd met elkaar in verband en met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht. De Aanklager heeft gesteld dat hij een krachtige en belangrijke stafofficier was. Zo staat het in de Aanklacht. Daarna heeft de Aanklager gesteld dat hij een instrument was zonder eigen wil en dat de relatie tussen hem en Hitler een intieme was. U zult begrijpen dat wanneer beklaagde deze zaken wil verduidelijken of er tegen wil protesteren, hij de relatie tussen zichzelf en Hitler zal moeten uitleggen.
De PRESIDENT: Dr. Nelte, dat is wat beklaagde heeft gedaan. Hij heeft zijn relatie met Hitler uitgelegd en als u die verder wilt toelichten zult u hem verdere vragen moeten stellen.
Dr. NELTE: Ik wilde hem alleen maar laten spreken over de privé relatie met Hitler. Tot dusverre hebben we ons alleen bezig gehouden met de zakelijke relatie.
(hij wendt zich tot de beklaagde) Wilt u ons iets vertellen over de samenwerking tussen u en Hitler? Ik wil u vragen het zo beknopt mogelijk te houden en ons alleen de hoogst nodige feiten te vermelden maar tegelijkertijd ons een juist beeld te schetsen.
KEITEL: De samenwerking kan alleen maar gekenschetst worden als een tussen een hoge militaire meerdere en zijn ondergeschikte. Met andere woorden, dezelfde betrekkingen die ik in mijn militaire loopbaan altijd heb gehad met opperofficieren bij wie ik lid van hun staf was. De relatie tussen Hitler en mijzelf steeg nooit uit boven deze strikt militaire en soldatenrelatie. Het was natuurlijk mijn recht en mijn plicht mijn mening te geven. Hoe moeilijk dat was kan alleen maar worden beoordeeld door iemand die weet hoe Hitler na enkele woorden de neiging had de hele discussie naar zich toe te trekken en het onderwerp vanuit zijn standpunt uitputtend te behandelen. Het was daarna natuurlijk erg moeilijk om weer op het onderwerp terug te komen. Ik mag zeggen dat ik vanwege mijn diverse hoge staffuncties zeer gewend was aan de omgang met hoge omes, als ik die uitdrukking mag gebruiken. Ik was echter in het geheel niet gewend aan de omstandigheden die ik hier tegenkwam. Die verbaasden mij en brachten mij regelmatig in een staat van grote onzekerheid. Dat kan men begrijpen als men weet dat Hitler op het gebied van militaire zaken, als ik me zeer voorzichtig moet uitdrukken, een man was met verreikende plannen voor hervorming waarmee ik met mijn 37 jaar dienst als militair van de oude school werd geconfronteerd.
Dr. NELTE: Was dat tijdens de oorlog ook zo of hebt u het over de tijd voor de oorlog?
KEITEL: Gedurende de oorlog werden deze tegenstellingen door de gebeurtenissen wat afgevlakt zodat de actualiteit sterk werd beïnvloed door de ernst van de situatie. Daarom gebeurden deze zaken niet in die vorm.
Aan de andere kant was de toestand zo dat Hitler bij zijn gesprekken over de situatie altijd een redelijk grote kring van ongeveer 20 personen om zich heen had en sprekend in militaire termen uitte hij overvloedig beschuldigingen, bezwaren en kritiek, als regel tegen personen die niet aanwezig waren. Ik speelde dan uit principe de rol van de afwezige persoon omdat die zich niet kon verdedigen. Het resultaat was dat de beschuldigingen en de kritiek dan op mij werden gericht en mijn training als soldaat dwong me uiteindelijk me te beheersen want het is ongepast om in tegenwoordigheid van jonge ondergeschikten, zoals die daar aanwezig waren, tegen een meerdere in te gaan, hem weerstand te bieden of te proberen hem tegen te spreken. Weerstand tegen een meerdere of personen, ongeacht rang, was voor de Führer ondraaglijk. Men kon dan slechts proberen hem over deze zaken onder vier ogen te spreken.
Dr. NELTE: Had u de indruk dat u Hitler’s vertrouwen genoot?
KEITEL: Dat kan ik niet beamen. Ik moet eerlijk toegeven dat Hitler’s vertrouwen in mij niet zonder beperkingen was en vandaag weet ik maar al te goed dat er vele zaken waren waarover hij nooit openlijk met mij heeft gesproken en waarover hij mij nooit in vertrouwen heeft genomen. Het was een feit dat Hitler zeer wantrouwend stond tegenover de oude of oudere generaals. Voor hem waren zij producten van een oude en verouderde school en in dit opzicht was hij voor ons oude soldaten een man die nieuwe revolutionaire ideeën in de Wehrmacht bracht en die ook wilde opnemen in de Wehrmachtopleiding. Dit leidde vaak tot ernstige crises. Daar hoef ik denk ik niet over uit te weiden. Het echte kwaad echter was dat dit gebrek aan vertrouwen hem deed geloven dat ik met de legergeneraals achter zijn rug samenspande en dat ik hen steunde tegen hem. Misschien was dat het gevolg van mijn gewoonte voor hen op te komen omdat zij zichzelf niet konden verdedigen. Bij verschillende gelegenheden leidde dat tot uiterst heftige en ernstige meningsverschillen.
Dr. NELTE: Veel zal afhangen van de verklaring hoe uw samenwerking met Hitler moet worden gewaardeerd, in het bijzonder in welke mate u kon worden beschouwd als zijn medewerker of adviseur. Kunt u mij vertellen of Hitler zijn plannen met u besprak op een manier die gebruikelijk is bij een intensieve samenwerking?
KEITEL: In het algemeen moet ik dat ontkennen. Het strookte op geen enkele wijze met Hitler’s vreemde houding en persoonlijkheid om er dergelijke adviseurs op na te houden, dat wil zeggen als u een adviseur beschouwt als iemand die advies geeft in de zin van het aandragen van laten we zeggen, grote aantallen militaire ideeën op grond van lange ervaring als officier, maar niet in de zin van een adviseur die helpt een beslissing te formuleren, zulke verreikende beslissingen als die hier ongetwijfeld worden bedoeld. In principe gingen weken en maanden van nauwgezette beschouwing aan een dergelijke beslissing vooraf.
Gedurende die tijd moest men assisteren door het verkrijgen van documenten, maar waar het het belangrijkste punt betrof, de beslissing zelf, duldde Hitler geen enkele invloed. Daarom, zo vreemd als het mag klinken, luidde het definitieve antwoord altijd: “Dit is mijn beslissing en die staat vast.” Dat was de aankondiging van zijn beslissing.
Dr. NELTE: Maar wanneer diverse departementen bevoegd waren voor deze besluiten, waren er dan geen algemene bijeenkomsten?
KEITEL: Nee, ik kan me niet herinneren dat ook maar één van de echt belangrijke beslissingen van na 1938 ooit is geformuleerd als resultaat van gezamenlijk overleg tussen bijvoorbeeld politici, militairen of andere ministers want het was Adolf Hitler’s eigen manier om, als regel onder vier ogen, met elk departement en met elke chef van een departement te spreken, van hem te horen wat hij wilde weten en dan een of ander onderdeel te vinden dat hij kon gebruiken bij de uitwerking van zijn plannen. De zaken verliepen niet zoals zou blijken uit documenten hier met notulen van bijeenkomsten van generaals, van vergaderingen en overeenkomstige zaken met een presentielijst. Een dergelijke bijeenkomst had nooit het karakter van een overleg. Daar kon geen sprake van zijn. Eerder, de Führer had een bepaalde gedachte en als hij om bepaalde redenen dacht wij tegen dat idee waren, zelfs maar in gedachten, gebruikte hij dat als reden om zijn gedachten in grote kring zonder enige discussie te verduidelijken. Met andere woorden, op deze bijeenkomsten die in documenten hier als conferenties worden aangeduid, was er nooit enig overleg. Ik moet eraan toevoegen dat zelfs de uiterlijke vorm die dit soort zaken aannamen zo was dat de hoogste bevelhebber, het militaire voorbeeld volgend, een aantal generaals bijeenriep, iedereen nam plaats, de Führer verscheen, sprak en ging weg. In een dergelijke situatie zou niemand een opening hebben kunnen vinden om iets te zeggen. Om het in één woord samen te vatten, ik overdrijf zeker niet, het was als het geven van een bevel, maar geen conferentie.
Dr. NELTE: Om met een ander onderwerp te beginnen, de Aanklager heeft beweerd dat u lid was van de Reichsregierung. Wat hebt u daarop te zeggen?
KEITEL: Ik was nooit lid van de Reichsregierung en ik was ook nooit lid van het Kabinet. Ik moet ook verklaren dat ik nooit minister ben geworden maar zoals staat vermeld in het decreet van 1938, “hij heeft de rang van een Reichsminister,” niet “hij is Reichsminister.” De uitdrukking “minister” is gewoon bedoeld om de rang van minister aan te duiden en daar was een goede reden voor. Ik hoef alleen maar te benadrukken wat ik vanmorgen heb gezegd: het was niet de bedoeling dat iemand een functie zou bekleden met het gezag van een minister tussen Hitler en de Wehrmacht, en de diverse afdelingen van de Wehrmacht. Ik moet de vraag die regelmatig bij de Aanklager is gerezen, verduidelijken dat “hij de rang van minister had;” door dat te zeggen voordat het decreet was uitgevaardigd, vroeg ik of ik te maken kreeg met de staatssecretarissen of met de ministers en Hitler zei: “Als u op mijn bevel te maken heeft met andere Rijksministers dan kunt u dat natuurlijk alleen maar in de rang van minister, niet op het niveau van een staatsstecretaris.” Dat is de verklaring voor de uitdrukking “Hij heeft de rang van minister” in het decreet.
Dr. NELTE: Voerde u op het hoofdkwartier overleg met andere belangrijke en gezaghebbende personen als Von Ribbentrop, Rosenberg, Speer, Sauckel en zo?
KEITEL: Ministers of speciale gevolmachtigden bezochten het hoofdkwartier volgens een schema dat maar zelden leidde tot de gelijktijdige aanwezigheid van verschillende van hen. Over het algemeen was het zorgvuldig geregeld zodat voor ieder een bepaalde tijd was gereserveerd. Als regel werd ik er natuurlijk over ingelicht dat “de Minister van Buitenlandse Zaken er is,” of “Minister Speer is er,” of “de Algemeen Gevolmachtigde voor de Arbeitseinsatz Sauckel is er.” Ik werd er echter alleen maar bijgeroepen wanneer het ging om zuiver militaire kwesties die de Führer met deze heren onder vier ogen had besproken en ik zou er voorbeelden van kunnen geven. Zoals echter onlangs al is vermeld tijdens de ondervraging van staatssecretaris Steengracht zou het onjuist zijn te geloven dat deze heren die naar het hoofdkwartier kwamen een klein of select kabinet vormden. Hitler onderhield zich met deze ambtenaren en functionarissen elk apart, gaf hem zijn bevelen en stuurde hem weg. Het gebeurde soms dat deze heren me op de terugweg bezochten, voornamelijk om me wat vragen te stellen of kleine dingen te vragen die ik voor hen kon doen, met instructies om mij te informeren over een beslissing of met de opdracht een bevel door te geven aan die militaire afdelingen die moesten worden ingelicht.
Dr. NELTE: Ter afsluiting zou ik willen weten of de uitdrukking “intiem” die in de Aanklacht wordt gebezigd juist is als beschrijving van de relatie tussen u en Hitler, privé of zakelijk?
KEITEL: Ik vond het woord “intiem” in de Aanklacht en vroeg me af, “Waar komt deze opvatting vandaan?” Om eerlijk te zeggen, heb ik er maar één antwoord op en dat is dat niemand mij ooit één enkel woord heeft horen zeggen over de feitelijke en voortdurende moeilijkheden die ik had. Ik zweeg daar met opzet over. Intieme relaties zijn volgens mijn definitie van “intiem” –ik weet niet of in Engelse vertaling het woord “intimate” hetzelfde uitdrukt als het Duitse “intim” –relaties waarin vertrouwen en een open discussie normaal zijn maar die bestonden niet. Ik heb dat al gekenmerkt. Intimiteit was niet Hitler’s houding tegenover de generaals, tot welke oudere generatie ik ook behoorde. Afgezien van de zeer formele betrekkingen die soms weken aanhielden en waarin zelfs de uiterlijke vorm nauwelijks in acht werd genomen –ik wil daarover hier niet in bijzonderheden treden- bereikte de relatie nooit een punt waar die kon worden beschouwd als die van een naaste adviseur of naaste medewerker zoals ik dat had ervaren in mijn staffuncties bij het leger. Ik moet zeggen dat ik van mijn kant trouw en loyaal ben geweest en altijd mijn plichten op die manier heb gedaan. Ik moet echter ook zeggen dat van een oprechte en persoonlijke relatie, gebaseerd op onderling begrip en vertrouwen nooit sprake is geweest. Het was altijd correct; maar het was militair en zakelijk en ging daar nooit bovenuit.
Dr. NELTE: Bij besluit van 4 februari 1938 werd een Geheime Kabinetsraad ingesteld. Volgens de inhoud van dat besluit wordt u verondersteld lid te zijn geweest van die kabinetsraad. Om tijd te besparen wil ik u alleen maar vragen: Bevestigt u naar eigen weten de verklaring, afgelegd door Reichsmarschall Göring dat de Geheime Kabinetsraad alleen voor de schijn werd ingesteld, dat de leden van de Geheime Kabinetsraad nooit werden aangesteld en dat die nooit bijeen kwamen?
KEITEL: Daar kan ik alleen maar op zeggen: “Ja, nooit.”
Dr. NELTE: Ik kom nu aan de kwestie van de Reichsverteidigungsrat. Op de zitting van 23 november heeft de Aanklager materiaal ingediend als bewijs voor de herbewapening en de actieve deelname van de Wehrmacht in het voorbereiden van een agressieve oorlog, waaronder Document EC-177, dat werd aangeduid als “Vergadering van de Reichsverteidigungsrat van 22 mei 1933.” Ik moet zeggen dat ik de vertaling uit de notulen heb gehaald en ik ben er niet zeker van of de uitdrukking “Reichsverteidigungsrat” juist vertaald is. In de notulen staat vermeld dat het een vergadering van het werkcomité was. Te uwer informatie wil ik opmerken dat de Reichsverteidigungsrat verondersteld werd een soort ministerieel orgaan te zijn en dat er bovendien een werkcomité bestond.
Er is een tweede document ingediend, EC-405 betreffende een vergadering van hetzelfde orgaan op 7 mei 1934 en een derde document, 2261-PS betreffende het Reichsverteidigungsgesetz van 1935 en de gelijktijdige benoeming van Dr. Schacht tot Allgemein Bevollmächtigte für Kriegswirtschaft.
U bent ongetwijfeld actief geweest in zaken betreffende de nationale verdediging. Deze documenten worden ook als bewijsmateriaal tegen u ingediend. Ik vraag u daarom te verklaren of men zich op deze bijeenkomsten, waaraan u deelnam en die u leidde, zich ook bezig hield met voorbereidingen op oorlog en herbewapening.
KEITEL: Vanaf het prille begin, zolang we aan deze zaken werkten met een comité van deskundigen waaruit al het andere ontstond, heb ik persoonlijk aan deze zaken deelgenomen en ik mag mezelf de oprichter noemen van dat comité van ministeriële deskundigen dat was opgezet om samen te werken met het Kriegsministerium. Als hoofd van de Afdeling Organisatie van het Leger, in de winter van 1929-1930, dat is drie jaar voordat Hitler aan de macht kwam, vormde ik dat comité en stelde het persoonlijk samen nadat de Kanselier –ik meen dat het Brüning was- en de Pruisische en Reichsinnenminister Severing erin hadden toegestemd. Ik zou eraan willen toevoegen dat er altijd een vertegenwoordiger van Minister Severing aanwezig was om erop toe te zien dat er niets gebeurde dat strijdig zou kunnen zijn met het Verdrag van Versailles. Dit werk was zeer moeilijk omdat geen enkele Reichsminister en geen enkel hoofd van een departement officieel verplicht was de wensen van het Nationale Ministerie van Defensie uit te voeren; dit was geheel vrijwillig. Als gevolg daarvan vorderde het werk met horten en stoten. In dit comité van deskundigen, dat misschien twee of drie keer per jaar bijeen kwam, hielden we ons bezig met, als ik het in het kort mag zeggen, de steun die het Civiele Departement kon leveren teneinde het kleine leger van 100.000 soldaten vrij te maken voor zuiver militaire taken; natuurlijk beperkten we ons daarbij tot de verdediging van onze grenzen zoals vastgelegd in het Verdrag van Versailles: “Verdediging van de grenzen.” Ik zou de discussies wel uit mijn hoofd kunnen herhalen want behalve tijdens de periode tussen 1933 en 1935 heb ik elk van deze bijeenkomsten zelf geleid, dat wil zeggen als gespreksleider, niet als voorzitter. Ik kan u echter nu verwijzen naar het “Handboek voor Mobilisatie van Burgerlijke Autoriteiten” dat het resultaat van dit werk was en waarover ik het later zal hebben. Misschien kan het nu worden ingediend. We hielden ons alleen maar bezig met verdedigingsvraagstukken, zoals de bescherming van onze grenzen en vanwege de duidelijkheid wil ik er hier graag enkele noemen. De Wehrmacht moest de vrijheid hebben eigendommen van de spoorwegen en de posterijen, seinhuizen en radiostations te beschermen en de grensposten te bemannen met veiligheidseenheden waarvoor de douane verantwoordelijk moest zijn. Telegraaf- en zeeverbindingen met Oost-Pruisen zouden ook moeten worden verbeterd.
Ik wil u niet met dit alles vermoeien. Het waren allemaal defensieve maatregelen met het oogpunt de weinige soldaten vrij te maken voor zuiver militaire taken want voor echte militaire operaties hoef ik u niet te vertellen wat we met een leger van slechts 100.000 man hadden kunnen doen. Vraagstukken die hier bovenuit rezen werden door het comité nooit behandeld. De manier waarop wij werkten was deze: ik vroeg de deskundigen hun wensen kenbaar te maken aan de hoofden van departementen of staatssecretarissen en dan te proberen de hoofden van departementen over te halen de taken van ons over te nemen zodat we konden zeggen: dat werd door anderen gedaan en daarover hoeven we ons niet druk te maken. Ik kan u verzekeren dat operationele kwesties, vraagstukken over strategie, bewapening, bevoorrading met oorlogsmateriaal in dit comité nooit werden besproken. Het waren slechts vraagstukken van organisatorische aard betreffende overname van functies die normaal gesproken door soldaten moesten worden vervuld maar die we over wilden dragen aan de burgerlijke autoriteiten.
Nu wat betreft de bijeenkomst van 22 mei 1933 die hier al enkele malen besproken is. Het stond al in de kop van de notulen die we voor ons hebben: “Bevoegdheid –tot nu toe de Reichswehrminister, nu de Reichsverteidigungsrat”- dat heb ik net uitgelegd. Tot nu toe Reichswehrminister voor het comité, vrijwillige deelname van de ministers van andere departementen, nu een verplichte activiteit van de hoofden van de departementen; dat is de groep van ministers die de titel “Verteidigungsrat” kregen. Ik zal dat duidelijker uitdrukken zodat er geen misverstand over kan ontstaan. Ieder lid van het comité vertegenwoordigde een ministerie. De minister, aan wie het lid van het comité verantwoording schuldig was vormde samen met zijn collega’s de Reichsverteidigungsrat, zoals door ons voorzien. Zij waren de Raad en wij het Comité. Vandaar, “tot nu toe de Reichswehrminister,” nu, zou men kunnen zeggen zoals ik het net heb uitgedrukt, waren de andere ministers verplicht het te doen.
In paragraaf 3 werden in het bijzonder de werkplannen genoemd. Deze plannen zijn de voorloper van het Handboek voor Mobilisatie, de laatste fase terwijl de werkplannen van rond 1933 de tussenfase waren. Dan wat betreft de afsluitende woorden op de bijeenkomst van 22 mei 1933, waaraan hier door de Aanklager speciaal belang is gehecht en die betrekking hebben op de noodzaak van geheimhouding –de passage waar ik volgens de notulen heb gezegd dat niets wat zou kunnen leiden tot bezwaren op de Ontwapeningsconferentie moest blijven rondslingeren op bureaus op de ministeries– dat is juist. Ik heb dat inderdaad gezegd en ik heb het gezegd omdat deskundigen mij vertelden dat zij afgezien van een kleine houten kist of een bureaulade die niet op slot kon, zij geen enkele plek hadden om iets te bewaren. Von Blomberg, Reichskriegsminister destijds, die in Genève gedurende twee jaar de Ontwapeningsconferentie had bijgewoond, had me voor deze bijeenkomst dit strikte bevel gegeven om dit te benadrukken want in Genève werd men omringd door een zeer groot aantal agenten die er alleen maar op wachtten om te kunnen bewijzen dat er ondanks de onderhandelingen over ontwapening, dingen gaande waren die gezien konden worden als een inbreuk op het Verdrag van Versailles. Dat is wat ik over dit document heb te zeggen.
Dr. NELTE: Ik heb u nu het Mobilisatieboek voor het Burgerlijk Bestuur gegeven. Het is Document 1639-PS. Het is ingediend om te bewijzen dat er agressieve oorlogen werden voorbereid. Wilt u ons de bedoeling van dit boek uitleggen?
KEITEL: Ik heb al gezegd dat in een eerdere fase, gedurende de jaren 1932-1933, de individuele ministeries zogeheten werkplannen hadden die aangaven wat er gedaan moest worden als er iets gebeurde wat hun deelname aan de verdediging van het land noodzakelijk maakte. In de loop der jaren werden er natuurlijk nieuwe taken aan toegevoegd en dat leidde uiteindelijk tot dit Handboek voor Mobilisatie voor de Civiele Autoriteiten en het Civiele Bestuur; bestudering daarvan zou zeker niets aantonen wat te maken zou kunnen hebben met strategische operaties of andere voorbereidingen op oorlog. Aan de andere kant ben ik niet in een positie om te bewijzen dat alles wat in dit boek staat nooit van nut kon zijn voor militaire operaties die konden voortkomen uit een plan voor een agressieve oorlog. Veel maatregelen, men zou bijna kunnen zeggen de meeste maatregelen zouden in het geval van een mobilisatie op het eerste gezicht niet aangeven of het om een defensieve maatregel ging of een maatregel die nodig of onmisbaar is voor agressieve actie. Dat kan niet worden vastgesteld. Maar ik meen dat ik kan zeggen, omdat ik mij zo intensief heb bezig gehouden met dit werk, misschien meer dan met enig ander, dat er geen enkele reden was de burgerlijke deskundigen –dat waren hoge adviseurs van de regering- te belasten met strategische of operationele voorbereiding. Ik denk niet dat het nodig is te bewijzen dat dergelijk werk niet op hun terrein lag. Ik heb dit mobilisatieboek hier doorgelezen en bestudeerd. Ik zal u niet vermoeien met het citeren van punten van zuiver defensieve aard. Ik zou ze kunnen opnoemen: blokkades, versterking van de grensverdediging, verwoestingen, afsluiten van spoorwegen en dergelijke zaken, dat staat allemaal in het boek. Een van de belangrijkste thema’s die we, als ik mij goed herinner, tijdens vier of vijf van deze bijeenkomsten bespraken was de kwestie van evacuatie, dat wil zeggen het afvoeren van waardevol oorlogsmateriaal en mensen uit gebieden dicht bij de grens zodat in geval van oorlog met het buurland, deze niet in handen van de vijand zouden vallen. Dit vraagstuk van evacuatie was een van de moeilijkste want de mate waarin men iets kan afvoeren, dat wil zeggen wat kan men afvoeren, is misschien een van de moeilijkste beslissingen om te nemen.
Ik wil nog een ding zeggen over de Reichsverteidigungsrat als aanvulling op de ideeën die ik al eerder heb geuit. Tot aan 1938 is er geen enkele bijeenkomst van de Reichsverteidigungsrat geweest, met andere woorden, de ministers aan wie de leden van het comité ondergeschikt waren kwamen nooit bijeen, zelfs niet eenmaal. Ik zou dat hebben moeten weten, hoewel we tijdens de kabinetsbijeenkomst, ik meen al in maart 1933, een besluit aannamen om deze ministers verantwoordelijk te maken voor een Reichsverteidigungsrat die zich met deze zaken zou bezig houden en hen te verplichten deze taken over te nemen als hun noodzakelijke bijdrage aan de verdediging van het Reich en natuurlijk om de maatregelen te financieren. Dat was het belangrijkste doel, voor andere zaken kwam de Reichsverteidigungsrat nooit bijeen.
Dr. NELTE: In feite zijn de ingediende notulen over de periode ’33 – ’38 van de vergaderingen van het werkcomité. Maar u weet dat ongeveer acht dagen geleden twee documenten zijn ingediend die blijkbaar de notulen zijn van bijeenkomsten van de Reichsverteidigungsrat. Eén bijeenkomst heeft vermoedelijk plaatsgevonden in november 1938 en de tweede in maart 1939. Helaas zijn deze documenten niet aan mij overlegd maar ik heb ze bekeken en u hebt ze ook gezien. Kunt u ons uitleggen hoe deze notulen, deze bijeenkomsten tot stand kwamen en wat ze betekenen?
KEITEL: Ik wil alleen maar een aantal aanvullende woorden toevoegen aan de verklaring die Reichsmarschall Göring al heeft afgelegd. In december 1938 werd het Reichsverteidigungsgesetz aangenomen dat al in 1935 was opgesteld, een “ijskastwet” dat wil zeggen een wet die nog niet openbaar gemaakt is en waarvoor wijzigingen noodzakelijk waren; de reden was dat het Reichsverteidigungsgesetz van 1935 opgesteld was door de Reichskriegsminister, Opperbevelhebber Von Blomberg die niet langer in functie was. Ik was destijds bij Reichsmarschall Göring om dit met hem te bespreken en een nieuwe grondslag voor deze wet te vinden die tot dan toe nog niet was gepubliceerd. Deze wet uit de herfst van 1938 bevatte vergeleken met de oude wet een aantal aanvullende bepalingen en misschien kan ik er later bijzonderheden over geven. Onder andere was ook volgens deze wet Göring de vertegenwoordiger van de Führer, een functie die eerder vervuld werd door de Reichskriegsminister en die ik niet kon uitoefenen. Deze conferentie in november 1938, om het even terug te halen, was door Reichsmarschall Göring bijeen geroepen om deze wet, die nog niet openbaar was gemaakt en ook niet openbaar gemaakt zou worden, te presenteren aan een grote kring leden van ministeries. Er waren misschien 70 of meer mensen aanwezig aan wie de Reichsmarschall in de vorm van een toespraak doel en essentie van de wet uitlegde. Er was afgezien van die toespraak geen discussie en er was destijds geen sprake van een bijeenkomst van de Reichsverteidigungsrat. U hebt me onlangs ook het tweede document getoond van een bijeenkomst van de Reichsverteidigungsrat zoals dat werd genoemd en zoals ook vermeld is in de kop van de notulen van de zomer van 1939.
Dr. NELTE: Nee, maart 1939.
KEITEL: Dat is hier genoemd en ik denk dat het de tweede bijeenkomst van de Reichsverteidigungsrat was. Dat kan ik uitleggen. Dit is wat er gebeurde: ik riep het comité bijeen en gaf Reichsmarschall Göring natuurlijk de agenda en de namen van de personen die aanwezig zouden zijn. Reichsmarschall Göring zei me dat hij zelf zou komen en omdat hij andere zaken wenste te bespreken zou hij het aantal aanwezigen dienovereenkomstig uitbreiden. Deze conferentie had dus een agenda die ik had voorbereid voor het comité en er werden ook concrete vragen ter discussie gesteld. Het is echter opmerkelijk dat volgens de presentielijst, volgens de aantallen, de Reichsverteidigungsrat werd vertegenwoordigd door een zeer klein aantal personen, bijna door niemand hoewel er ongeveer 40 tot 50 mensen aanwezig waren. De Reichsverteidigungsrat zelf was een orgaan dat bestond uit 12 mensen en het behoeft geen verdere uitleg dat gezien de vorm waarin deze conferenties plaatsvonden, men niet kon zeggen dat het hier om een voltallige vergadering van de Reichsverteidigungsrat ging, gebaseerd op een vastomlijnde agenda maar dat er twee vergaderingen waren, waarvan ik de redenen en de inhoud hier al heb beschreven.
(de zitting werd geschorst.)

Definitielijst

Arbeitseinsatz
Gedwongen tewerkstelling in Duitsland. Circa 11 miljoen Europese burgers werden in dit kader opgeroepen om dwangarbeid te verrichten in het Derde Rijk. Niet te verwarren met de Arbeidsdienst, een organisatie opgericht als nationaal-socialistisch vormingsinstituut voor Nederlandse jongeren.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Mobilisatie
Een leger in staat van oorlog brengen, dus eigenlijk de overgang van vredestoestand naar oorlogstoestand. Het Nederlandse leger werd gemobiliseerd op 29 augustus 1939.

Middagzitting 2

De PRESIDENT: Dr. Nelte, het Tribunaal meent dat u wat moet voortmaken met de beklaagde. Het Tribunaal herinnert zich dat u een paar dagen geleden vroeg een verklaring te mogen indienen betreffende het bewijsmateriaal van beklaagde en in uw documentenboek bevindt zich een verklaring. U hebt al deze zaken in de verklaring veel uitvoeriger behandeld dan u zou hebben gedaan als u de verklaring had voorgelezen en we hopen dat u het bewijsmateriaal voortaan korter zult behandelen.
Dr. NELTE: Meneer de President, ik heb alles in het werk gesteld zo kort en beknopt mogelijk te zijn in mijn vraagstelling maar bewijsmateriaal is natuurlijk altijd subjectief. De beklaagde is helaas degene die het meest genoemd wordt tijdens dit Proces en hij heeft er natuurlijk belang bij die zaken op te helderen die hij van belang acht voor het zo duidelijk mogelijk presenteren van zijn zaak.
De PRESIDENT: Wel Dr. Nelte, ik denk niet dat het nodig is de zaak nog verder te bespreken; maar het Tribunaal heeft zijn wens kenbaar gemaakt.
Dr. NELTE: Voor zover ik daartoe in staat ben, Meneer de President zal ik aan uw wens gehoor geven.
(hij wendt zich tot de beklaagde) Veldmaarschalk Keitel, u hebt ons zojuist een uitleg gegeven over de Reichsverteidigungsrat en het Rijks Defensie Comité. U bent zich er waarschijnlijk van bewust dat we ons niet zo lang kunnen en moeten bezig houden met de vraag of beslissingen werden genomen door de Reichsverteidigungsrat of het Rijks Defensie Comité. We stellen belang in wat er werkelijk gebeurde en of deze zaken de beschuldigingen van de Aanklager rechtvaardigen. In dit verband vraag ik u mij te vertellen of de zaken die u in de Reichsverteidigungsrat besprak en voorbereidde de verdenking rechtvaardigen dat u het voeren van een agressieve oorlog overwoog?
KEITEL: Ik ben me er volledig van bewust dat we ons niet bezig moeten houden met de formaliteit of het nu de Raad of het Comité was, want de Raad was een orgaan van ministers terwijl het Comité een orgaan van lagere deskundigen was. We moeten ons bezig houden met wat er feitelijk gebeurde en wat er werd gedaan. Behalve in het jaar 1934 tot aan de herfst van 1935 toen ik bij die gesprekken niet aanwezig was, en daarom niet kan instaan voor ieder woord dat er gezegd is, moet ik stellen dat er niets over de planning van oorlogen, de voorbereiding op oorlogen, de operationele of strategische gereedheid voor oorlog of de gereedheid in bewapening ooit werd besproken.
Dr. NELTE: De Aanklagers hebben u aangemerkt als een lid van het Driemancollege waaruit ze hebben afgeleid dat u speciale bevoegdheden had om te handelen binnen de Duitse Rijksregering. Ik overleg u Document 2194-PS. In dit document vindt u in het Reichsverteidigungsgesetz van 1938, Lid 5 sub 4 de oorsprong van deze term die op zich niet officieel is.
KEITEL: Het Reichsverteidigungsgesetz van 1938 voorzag in een Algemeen Gevolmachtigde voor het Bestuur om de omvang van het orgaan te beperken. De Reichsinnenminister zou dit ambt moeten bekleden en verder, op grond van Lid 5, sub 4 zou het Opperbevel van het Leger voorrang moeten krijgen bij de Staatsspoorwegen en de Staatspostdienst want in geval van een mobilisatie moet transport mogelijk zijn en de diensten voor het overbrengen van berichten moeten beschikbaar zijn, zoals in alle landen het geval is.
Het Driemancollege is een concept waarvan ik tot nu toe nooit heb gehoord. Het heeft vermoedelijk betrekking op de Algemeen Gevolmachtigde voor het Bestuur, de Algemeen Gevolmachtigde voor Economie en de Chef van het OKW. Het verwees naar deze drie. Daar kan geen twijfel over bestaan want in het verlengde van het Reichsverteidigungsgesetz werden die al verondersteld een aantal decreten in een lade klaar te hebben liggen om te worden gepubliceerd wanneer deze wet openbaar werd gemaakt en elk van de drie moest op zijn eigen terrein de nodige voorbereidingen treffen. Het concept van het Driemancollege vond zijn oorsprong in het recht van deze gezagsdragers deze functies te bekleden.
Dr. NELTE: De Aanklagers beweerden daarna op grond van Document 2852-PS dat u lid was van de Raad van Ministers voor de Verdediging van het Rijk. Werd u minister vanwege uw lidmaatschap van de Reichsverteidigungsrat?
KEITEL: Om te beginnen mag ik misschien enkele woorden zeggen over deze Ministerraad, in zoverre dat het Reichsverteidigungsgesetz, de Reichsverteidigungsrat en het Comité voor Rijksverdediging verdwenen op grond van de wet betreffende de Raad van Ministers voor de Rijksverdediging, dat wil zeggen, die werden nooit gepubliceerd en werden nooit van kracht. De Raad van Ministers voor de Rijksverdediging werd opnieuw ingesteld op 1 september 1939 en dit maakte alle papieren voorbereidingen van het Reichsverteidigungsgesetz, de Reichsverteidigungsrat en het Comité voor Rijksverdediging van nul en gener waarde en ervoor in de plaats kwam iets nieuws, een orgaan. Dit orgaan, de Raad van Ministers voor de Rijksverdediging vormde nu het kleine oorlogskabinet dat, als ik het zo mag zeggen, voorheen de Reichsverteidigungsrat had moeten zijn met zijn beperkte aantal leden. Er werd dus een nieuwe grondslag gelegd en de nodige nieuwe besluiten werden door de Raad van Ministers voor de Rijksverdediging uitgevaardigd, nadat deze was gevormd en officieel erkend.
Ik werd in deze Raad van Ministers benoemd of liever gezegd, ik kreeg er een zetel in. Ik noem de reden liever niet, dat was geheel privé. Het was een compensatie voor de oppositie tegen deze zaken –ik was nooit actief in deze Raad van Ministers voor de Rijksverdediging, maar ik was er lid van; het was niet nodig actief te zijn want op puur militair vlak, dat wil zeggen voor de zaken die de Wehrmacht rechtstreeks aangingen, vaardigde de Führer zelf, buiten de Raad om, met zijn eigen handtekening de nodige besluiten uit en de omweg via de Raad in Berlijn was dus niet nodig; naar mijn mening moet ik ontkennen dat ik door deze benoeming minister werd. Ik kreeg op geen enkele wijze de bevoegdheid de functies van een minister uit te oefenen. Ik was slechts vertegenwoordiger van de Wehrmacht in deze Raad.
Dr. NELTE: Uw naam staat echter wel onder de vele wetten en besluiten die werden uitgevaardigd. Hoe verklaart u de ondertekening van die wetten?
KEITEL: Ja, ik heb inderdaad een aantal besluiten getekend, uitgevaardigd door de Raad van Ministers omdat die aan mij werden overlegd door het secretariaat, dat wil zeggen het hoofd van de Rijkskanselarij, Minister Lammers, met een verzoek om te tekenen. Toen ik naar de noodzaak vroeg dit te doen kreeg ik het formele antwoord van Lammers dat andere Rijksdepartementen dan zouden kunnen zien dat de Wehrmacht niet was gepasseerd bij deze wetten en besluiten. Daarom staat mijn handtekening eronder. Het betekent dat ook de Wehrmacht zich aan deze wetten en besluiten moet houden. Daarom had ik geen moeite met het zetten van mijn handtekening.
Dr. NELTE: De Aanklagers beschuldigen u er verder van een politieke generaal geweest te zijn. Ongetwijfeld verscheen u bij diverse officiële gelegenheden. Kunt u deze beschuldiging weerleggen en ons vertellen hoe die ontstond?
KEITEL: Ik begrijp heel goed dat functies van ministeriële aard die mij noodzakelijkerwijs regelmatig in contact brachten met Rijksministers –gedurende een oorlog staat op een of andere manier alles in verband met de Wehrmacht- dat die contacten zouden kunnen aangeven dat ik in die zaken een politieke functie uitoefende. Dezelfde conclusie kan uit andere gebeurtenissen worden getrokken. Met andere woorden, mijn aanwezigheid bij staatsbezoeken en overeenkomstige gelegenheden, zoals vermeld in vele documenten, kan de indruk wekken dat ik politieke functies uitoefende of er op een of andere wijze bij was geroepen om zulke functies uit te oefenen. Geen van beide is juist; niet met betrekking tot interne ministeriële functies, noch met betrekking tot het buitenlandse beleid. Er waren natuurlijk een groot aantal zaken die met de ministeries geregeld moesten worden, de technische ministeries. De Wehrmacht moest er deel van uit maken en had een stem in bijna alle besluiten die door de burgerministeries werden uitgevaardigd. Dit werk werd uiteraard gedaan in Berlijn. Het feit dat ik bij de Führer in zijn hoofdkwartier moest blijven, hield me daar weg en dat betekende dat mijn diensten, de diensten binnen het OKW deze kwesties over het algemeen nogal zelfstandig met de Rijksdepartementen en hun deskundigen moesten regelen. Zo kon het natuurlijk gebeuren dat er besluiten werden opgesteld waarvoor mijn advies en de toestemming van de Führer vereist was, het laatste werd via mij verkregen en in dit opzicht was ik dus de persoon die de wensen en verlangens van de bevelhebbers van de afdelingen van de Wehrmacht bijeen bracht en ze, om zo te zeggen onder een gemeenschappelijke Wehrmacht noemer bracht. Door deze activiteiten raakte ik natuurlijk betrokken bij het centrale apparaat van dit werk maar ik geloof niet dat deze betrokkenheid de term "politiek generaal" bij de militaire Staf van de Führer rechtvaardigt.
Dr. NELTE: Wat kunt u ons vertellen met betrekking tot het buitenlandse beleid en de vergaderingen waarin dit beleid werd besproken?
KEITEL: Met betrekking tot het gebied van het buitenlandse beleid zou ik slechts willen benadrukken wat de voormalige Reichsaussenminister al heeft gezegd over samenwerking met de leiders van de Wehrmacht. Zo er al werd samengewerkt -twee van de leidende partners gingen ieder hun eigen weg- dan stond het buitenlands beleid aan de ene kant en de Wehrmacht aan de andere kant, in het bijzonder onder invloed van de Führer zelf die geen samenwerking wenste en tegen de onderlinge uitwisseling van ideeën was. Hij hield ons in strikt gescheiden kampen en wenste slechts met ieder afzonderlijk te werken. Ik moet dat zeer sterk benadrukken. Ter afronding, dit gold voor alle departementen die naar het hoofdkwartier kwamen, met andere woorden, alles werd apart met hen besproken en ze verlieten het hoofdkwartier ook afzonderlijk.
Er waren contacten met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zoals staatssecretaris Von Steengracht heeft verklaard; contacten met betrekking tot kwesties van internationaal recht of, in verband daarmee, kwesties betreffende krijgsgevangenen, communicatie met de beschermende instanties en kwesties die Von Steengracht in gedachten had kunnen hebben toen hij zei: "Het hele werkterrein van een attaché ligt bij de Wehrmacht," want alle rapporten die door militaire attachés in neutrale en bevriende landen aan de bevelhebbers van de Wehrmacht werden gestuurd, liepen via het Ministerie. Ze kwamen daar allemaal binnen en we ontvingen ze allemaal daar vandaan. Het was heel normaal dat tijdens de oorlog voor nieuws van bijzonder belang afzonderlijke contacten nodig waren want we klaagden er vaak over dat sommige rapporten ons niet op tijd bereikten vanuit het Ministerie en dat onze ambtenaren ze rechtstreeks wilden laten versturen en niet langs een omweg. Ik moet echter benadrukken dat er op geen enkel ander gebied sprake was van samenwerking en ook niet op het gebied van strategie binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Dr. NELTE: Ongeveer tien dagen geleden is door de Aanklagers Document D-665 ingediend. Dit document heeft als titel: "Ideeën van de Führer betreffende de Waffen-SS," gedateerd 6 augustus 1940. In dit document staat een passage van het OKW waarin het volgende staat vermeld:
"De Chef van het OKW heeft in dit verband besloten dat het alleen maar wenselijk is dat de ideeën van de Führer zoveel mogelijk publiciteit moeten krijgen."
Kent u dit document?
KEITEL: Ja, ik heb het document gelezen toen het werd ingediend en ik herinnerde me het. Om de oorsprong van dit document te verklaren moet ik in het kort het volgende zeggen: Na de oorlog in Frankrijk wilde Hitler de SS, de eenheden van de Waffen-SS, een onafhankelijke status geven of ze omvormen tot volledige troepeneenheden. Tot die tijd waren ze onderdeel van infanterie eenheden geweest, toegevoegd aan diverse landmachtformaties. Nu zouden deze groepen omgevormd moeten worden tot onafhankelijke en volledig uitgeruste eenheden en zouden dus onafhankelijke formaties worden. Dit veroorzaakte grote opschudding binnen de landmacht en leidde tot grote ontevredenheid onder de generaals. Dat zou wijzen op concurrentie binnen de landmacht en het breken van de aan de landmacht gedane belofte dat "er slechts één wapendrager in Duitsland zal zijn en dat is de Wehrmacht." Men vroeg: "Waar zal dit toe leiden?" Destijds vroeg de Opperbevelhebber van het leger Hitler’s belangrijkste adjudant naar informatie over deze revolutionaire zaak en Generaal Schmundt schreef toen, met Hitler’s toestemming, de passage die in dit document is vermeld.
Ik ging zelf naar de Führer met deze kwestie om hem ronduit te vertellen dat het leger dit beschouwde als een belediging. Hij besloot de kwestie via zijn belangrijkste adjudant af te handelen omdat die kwestie niets te maken had met het Opperbevel van de Wehrmacht. Deze aankondiging werd toen door het leger zelf gedaan om de verhitte gemoederen te kalmeren. Mijn eigen opmerking dat er in dit geval ook geen bezwaar bestond tegen de grootst mogelijke publiciteit werd gemaakt om Generaal Von Brauchitsch tevreden te stellen die uitdrukkelijk had geëist deze aankondiging aan iedere eenheid te mogen uitdelen om het leger nogmaals te verzekeren dat de troepen in kwestie politietroepen waren die onder alle omstandigheden ervaring moesten opdoen in de actieve dienst omdat ze anders door het thuisfront niet als troepen zouden worden erkend. Zo gebeurde dat en als mij vandaag wordt gevraagd naar mijn mening over deze zaak kan ik in het kort zeggen: Ik dacht destijds ook dat er een grens aan deze zaken gesteld moest worden; ik meen dat 10 procent het aantal was dat werd genoemd. Met de ontwikkeling van gebeurtenissen in verband met het opzetten van nieuwe formaties in 1942, verloren deze troepen, geselecteerd op fysieke en racistische gronden het oorspronkelijke karakter van een elite. Het feit kon niet worden ontkend dat er aanzienlijke druk werd uitgeoefend, zelf was ik erg bang dat dit instrument -de Waffen-SS- dat uitgegroeid was tot een sterkte van meer dan 20 divisies een nieuw leger zou worden met een andere ideologie. We hadden ernstige bedenkingen op dit gebied, in het bijzonder omdat wat we nu voor ons zagen niet langer een elite was in elke betekenis van de term en omdat we zelfs zagen dat officieren, onderofficieren en manschappen vanuit deze eenheden naar de Wehrmacht werden overgeplaatst. Het waren niet langer de uitverkoren vrijwilligers. Ik denk niet dat er nog iets aan toegevoegd hoeft te worden.
Dr. NELTE: De Aanklagers hebben Document L-211 bij mij ingediend. Het heeft als titel: "Oorlogsoperaties als organisatorisch probleem," en bevat de opmerkingen van het OKW over het memorandum van de Opperbevelhebber van het Leger betreffende de organisatie van de leiding van de Wehrmacht. Dit document is ingediend om te bewijzen dat het OKW en u, als chef van het Opperbevel van de Wehrmacht, er ideeën op nahielden die agressie aanmoedigden en die u in deze studie hebt uitgedrukt. Wat kunt u zeggen over de beschuldiging die op deze studie is gebaseerd?
KEITEL: Deze studie werd aan mij tijdens mijn inleidende verhoor overhandigd en zo werd ik aan het bestaan ervan herinnerd. In dit verband moet ik ook een korte beschrijving geven van de achtergrond. Het is niet overdreven te zeggen dat in het begin van de jaren twintig, kort na het einde van de Eerste Wereldoorlog een grote hoeveelheid studies zijn geproduceerd, ik denk wel in alle landen die aan de oorlog hadden deelgenomen, over de meest effectieve organisatie en coördinatie op het hoogste niveau van de strijdkrachten. Ik schreef zelf ook over dat onderwerp en ik kende de gangbare meningen in de Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk. Destijds hield iedereen zich bezig met de kwestie van die organisatie en Von Blomberg zei dat hij de voorkeur gaf aan de achtste oplossing, zeven waren er al verworpen.
In dit verband ontstond een strijd, aangevoerd door het Opperbevel van het leger en de Generale Staf van het leger die voortdurend het idee van een gecombineerd operationeel oppercommando van de Wehrmacht bestreden en eisten dat het uiteindelijke gezag in handen moest liggen van de Generale Staf van het leger, zoals het daarvoor geweest was.
Toen het Oppercommando van de Wehrmacht werd gevormd en Von Blomberg verdwenen was achtte het leger dat moment het juiste om met hernieuwde felheid in de aanval te gaan. Het gevolg was een memorandum van de Opperbevelhebber van het Leger, geschreven door Generaal Beck en het antwoord daarop is de studie die hier is genoemd. Omdat ik meewerkte aan het opstellen van dit antwoord kan ik instaan voor de twee mannen die er verantwoordelijk voor waren, namelijk Generaloberst Jodl en ikzelf want dat waren de enige twee die eraan gewerkt hebben. Ik kan zeggen dat we destijds niet werden gemotiveerd door een of ander dringend probleem of door enig voorbereidend werk van de generale staf maar alleen door het feit, als ik dat zo mag zeggen, dat van die vele memoranda en studies naar de meest effectieve methode, die welke wij opgesteld hadden het meest praktische leek.
De PRESIDENT: Dr. Nelte, spreekt het document niet voor zich? Hij zei dat hij eraan heeft meegewerkt, maar dat het niet over oorlog ging dus dat is alles wat hoeft te worden gezegd. Het document spreekt dus voor zich.
Dr. NELTE: Maar hij mag toch wel enkele ideeën verduidelijken die in dit document staan? Bovendien, Meneer de President, met betrekking tot deze vraag heb ik de vrijheid genomen de verklaring uit het Documentenboek 2: "Opperbevel van de Wehrmacht en Generale Staf" in te dienen dat getekend is door zowel Beklaagde Keitel als door de heer Jodl. Het is bij u ingediend onder Nummer 2 van Documentenboek 2.
De PRESIDENT: Is dat de verklaring van 8 maart?
Dr. NELTE: 29 maart, Meneer de President.
De PRESIDENT: De eerste in het boek, of waar staat het?
Dr. NELTE: Nee, in het tweede deel.
De PRESIDENT: Maar op welke pagina?
Dr. NELTE: De pagina’s zijn niet doorlopend genummerd, er staat een inhoudsopgave en daarin vindt u het als nummer twee.
De PRESIDENT: Citeert u nu uit L-211? Bent u daar klaar mee?
Dr. NELTE: Deze verklaring hoort bij L-211.
De PRESIDENT: Ik meende dat getuige zei dat hij heeft meegewerkt aan de studie, L-211 en dat die niet over oorlog ging. U zou het daarbij kunnen laten.
Dr. NELTE: Ik meen, Meneer de President, dat het in dit Proces van belang is te horen wat de beklaagden te zeggen hebben over documenten die hen zouden beschuldigen. De uitleg die Beklaagde Keitel wil geven van Document L-211, is opgenomen in de verklaring die ik heb ingediend in Documentenboek 2.
De PRESIDENT: Als datgene wat hij wenst te zeggen opgenomen is in de verklaring had hij er niet over ondervraagd hoeven worden; de verklaring had moeten worden voorgelezen.
Dr. NELTE: De verhouding in lengte tussen zijn gesproken verklaring en de schriftelijke is ongeveer 1 op 10. Hij heeft slechts een korte samenvatting gegeven van het antwoord dat hij wilde geven. De schriftelijke verklaring is langer en daarom dacht ik het voorlezen ervan achterwege te kunnen laten als hij ons een korte samenvatting zou geven van de belangrijkste punten waarmee we ons hier bezig houden.
De PRESIDENT: U en ik geven een andere betekenis aan het woord samenvatting.
Dr. NELTE: Mag ik doorgaan, Meneer de President?
De PRESIDENT: Ja, gaat u verder.
Dr. NELTE: Ik kom nu toe aan de kwestie van de herbewapening en de diverse gevallen, Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije enozovoorts. Ik zou u willen vragen naar de beschuldiging van de Aanklager dat u hebt deelgenomen aan het beramen van en het voorbereiden op oorlogen van agressie. Opdat we elkaar goed begrijpen en zodat u de juiste antwoorden kunt geven, moet helder zijn wat er wordt bedoeld met een oorlog van agressie. Wilt u ons uw visie op dit onderwerp geven?
KEITEL: Als soldaat moet ik zeggen dat de term ‘Oorlog van agressie’ zoals die hier wordt gebruikt wat mij betreft geen betekenis heeft; we hebben geleerd hoe we moeten aanvallen, hoe we ons moeten verdedigen en hoe we ons moeten terugtrekken. Volgens mijn persoonlijke mening als militair echter is het concept ‘oorlog van agressie’ een zuiver politiek concept en geen militair. Ik bedoel dat wanneer de Wehrmacht en haar soldaten een instrument van de politici waren, zij naar mijn oordeel niet gerechtigd zijn te beslissen of te oordelen of deze militaire operaties al dan niet een oorlog van agressie vormen. Ik denk dat ik mijn visie kan samenvatten door te zeggen dat militairen niet de bevoegdheid moeten hebben deze vraag te beantwoorden en zich niet in een positie bevinden dit te doen; dat deze beslissingen niet de taak van de soldaat zijn maar uitsluitend van de staatsman.
Dr. NELTE: Dan bedoelt u te zeggen, en dit geldt ook voor alle betrokken commandanten en afdelingen, dat de vraag of een oorlog al of niet een oorlog van agressie is, of die gevoerd moet worden voor de verdediging van een land, met andere woorden, of een oorlog rechtvaardig is of niet, die vraag lag niet op uw terrein van professioneel overleg en beslissingen?
KEITEL: Nee, dat is wat ik wil uitdrukken want ....
Dr. NELTE: Wat u geeft is een uitleg. Maar u bent niet alleen soldaat, u bent ook een mens met een eigen mening. Als er in uw professionele hoedanigheid feiten onder uw aandacht werden gebracht die aan schenen te geven dat een voorgenomen operatie niet rechtvaardig was, hebt u daar niet over nagedacht?
KEITEL: Ik meen dat ik naar waarheid kan zeggen dat ik gedurende de hele duur van mijn militaire loopbaan, om zo te zeggen ben opgevoed in het oude traditionele concept dat men niet over deze vraag discussieerde. Natuurlijk heeft ieder zijn eigen mening en zijn eigen leven maar in de uitoefening van zijn professionele functies als soldaat en als officier heeft men dit eigen leven afgezworen, opgegeven. Daarom kon ik destijds of later niet zeggen dat ik mijn bedenkingen had over kwesties van zuiver politieke aard, want ik huldigde het standpunt dat een soldaat het recht heeft, vertrouwen te hebben in zijn regeringsleiders en in overeenstemming daarmee is hij gebonden zijn plicht te doen en te gehoorzamen.
Dr. NELTE: Laat ons nu de kwesties afzonderlijk behandelen. Wist u van Hitler’s plannen, eerst met betrekking tot herbewapening en later met betrekking tot enige vorm van agressie, zoals de Aanklager het noemt? Ik denk in hoofdzaak aan de periode tussen 1933 en 1938.
KEITEL: Het was me duidelijk toen Hitler Kanselier werd, dat wij soldaten ongetwijfeld een andere positie in het Reich zouden innemen onder nieuwe leiding en dat de militaire factor zeker anders gezien zou worden dan eerder het geval was geweest. Daarom verwelkomden wij heel eerlijk en openlijk het feit dat er aan het hoofd van de Reichsregierung een man stond die vastberaden was een tijdperk te bewerkstelligen dat ons zou bevrijden van de toen heersende erbarmelijke omstandigheden. Zoveel moet ik toegeven dat ik het plan en de bedoeling verwelkomde om destijds zo veel mogelijk te herbewapenen, zo ook de ideeën die in die richting wezen. In elk geval, in 1933 al, aan het einde van de zomer legde ik mijn functies in het Ministerie van Oorlog neer. Ik was twee jaar in actieve dienst en kwam pas terug toen we onze militaire onafhankelijkheid hadden teruggewonnen en we openlijk herbewapenden. Daarom, gedurende mijn afwezigheid volgde ik die zaken niet. In elk geval, in de periode tussen 1935 en 1938, toen ik chef onder Von Blomberg was, zag ik en maakte natuurlijk ook alles mee wat er in het kader van de herbewapening gebeurde en alles wat op dit gebied door het Ministerie van Oorlog werd gedaan om de afdelingen van de Wehrmacht te helpen.
Dr. NELTE: Wist u dat de bezetting van het Rijnland in de gedemilitariseerde zone, het opnieuw vestigen van militaire onafhankelijkheid, de invoering van de dienstplicht, de opbouw van de Luftwaffe en de uitbreiding van het aantal Wehrmacht divisies in strijd was met het Verdrag van Versailles.
KEITEL: De tekst van het Verdrag van Versailles, voor zolang die werd geacht voor ons bindend te zijn, stond deze zaken natuurlijk niet toe. Ik mag wel zeggen dat het Verdrag van Versailles zeer nauwkeurig door ons werd bestudeerd om er gaten in te vinden, die ons in staat stelden zonder in strijd met het Verdrag te handelen, maatregelen te nemen zonder ons schuldig te maken aan het schenden van het Verdrag. Dat was de dagtaak van het Rijks Verdedigings Comité.
Vanaf 1935 lag de situatie geheel anders en na mijn terugkeer als Chef, onder Von Blomberg, moet ik eerlijk bekennen dat ik niet langer enige bedenking koesterde of het Verdrag van Versailles nu geschonden werd of niet want wat er werd gedaan gebeurde openlijk. We kondigden aan dat we 36 divisies zouden vormen. Er werd heel openlijk gediscussieerd en ik zag niets wat wij soldaten op een of andere wijze als schending van het Verdrag zouden kunnen zien. Het was ons allemaal duidelijk en het was onze wil alles te doen om ons van de territoriale en militaire ketenen van het Verdrag van Versailles te bevrijden. Ik moet eerlijk zeggen dat iedere soldaat of officier die niet net zo over deze zaken dacht, in mijn ogen waardeloos zou zijn. Als men soldaat was werd dat als vanzelfsprekend aangenomen.
Dr. NELTE: Gedurende dit Proces is een order, C-194 ingediend waar uw handtekening onder staat. Het betreft luchtverkenningen en bewegingen van U-boten ten tijde van de bezetting van het Rijnland. Deze order leidt tot de gevolgtrekking dat u deel hebt gehad aan de bezetting van het Rijnland. In welke hoedanigheid tekende u dit bevel?
KEITEL: Het bevel toont al de toekomstige inleidende zin: "De Opperbevelhebber van de Wehrmacht, Minister Von Blomberg, heeft na rapporten te hebben ontvangen bevolen ....." Ik gaf in deze vorm een instructie, die ik van Generaal Von Blomberg had gekregen, door aan de Opperbevelhebber van de Luftwaffe en ik herinner me dat het de invoer van controlemaatregelen betrof gedurende de dagen waarop de drie bataljons de gedemilitariseerde zone binnentrokken.
Dr. NELTE: Hebt u, tot aan uw benoeming als Chef van het OKW, van Hitler zelf of uit andere bronnen vernomen dat er plannen bestonden die, in tegenstelling tot Hitler’s bekende verzekeringen de vrede te bewaren, alleen met geweld konden worden uitgevoerd, met andere woorden, door een oorlog?
KEITEL: In deze periode totdat de eerste praktische maatregelen werden genomen in het geval Oostenrijk, kan ik me niet herinneren iets te hebben geweten van een programma, of het opstellen van een programma of van verreikende plannen die een aantal jaren besloegen. Ik moet ook zeggen dat we zo druk bezig waren met de omvorming van dit kleine leger van zeven divisies tot een uitgebreide troepenmacht van twee of drie maal de oorspronkelijke sterkte, nog afgezien van de opbouw van een luchtmacht die helemaal geen materiaal had, dat in die jaren een bezoek aan onze kantoren zou hebben aangetoond dat we ons volledig bezig hielden met organisatorische zaken en vanwege de manier waarop Hitler werkte, zoals ik vandaag heb omschreven, mag het overduidelijk zijn dat we niets van dat alles wisten.
Dr. NELTE: Had u voor 4 februari 1938 persoonlijk contact met Hitler?
KEITEL: In de jaren tussen 1938 en 1938, als chef onder Von Blomberg, heb ik de Führer drie keer ontmoet. Hij zei nooit ook maar één woord tegen me en dus kende hij me niet. Als hij al iets over me had geweten had hij dat alleen van de heer Von Blomberg kunnen weten. Ik had geen enkel contact met Hitler persoonlijk of via andere vooraanstaande personen in de Partij of in de politiek. Mijn eerste gesprek met hem vond plaats eind januari voordat ik in deze functie werd benoemd.
Dr. NELTE: Hebt u iets gehoord van een bijeenkomst of vergadering met Hitler in november 1937? Ik bedoel een conferentie waarin Hitler, zoals wordt beweerd, zijn testament openbaar maakte?
KEITEL: Ik heb tijdens het inleidende verhoor al onder ede verklaard dat ik hier niets van wist en dat ik een document, notulen of verslag van deze bijeenkomst pas voor het eerst tijdens dit Proces heb gezien. Ik denk dat het gaat om het dossier Hossbach en ik herinner me niet dat Von Blomberg me wat voor instructie dan ook heeft gegeven, na deze conferentie voorbereidende stappen te nemen. Dat is niet het geval.
Dr. NELTE: Wist u van Hitler’s bedoelingen met betrekking tot territoriale vraagstukken?
KEITEL: Ja, ik moet dat bevestigend beantwoorden. Ik hoorde ervan en ik wist ook uit openbare politieke discussies dat hij voorstelde een aantal territoriale vraagstukken, die het gevolg waren van het Verdrag van Versailles op een of andere manier, geleidelijk, vroeger of later op te lossen. Dat is waar.
Dr. NELTE: En wat dacht u van de verwezenlijking van deze territoriale doelen, ik bedoel de manier waarop die moesten worden bereikt?
KEITEL: Destijds zag en beoordeelde ik die zaken alleen maar op grond van waartoe we in militair opzicht in staat waren. Ik kan alleen maar zeggen dat toen ik in 1935 het leger verliet, nog geen enkele van de 24 divisies bestond die gevormd moesten worden. Ik beschouwde dit alles niet vanuit het standpunt van een politiek doel maar met de nuchtere overdenking: Kunnen we iets bereiken met een aanval en het voeren van oorlog als we de militaire middelen niet tot onze beschikking hebben. Als gevolg hiervan draaide voor mij in dit verband alles om de herbewapeningprogramma’s die tussen 1943 en 1945 afgerond moesten zijn, dat voor de Marine in 1945. Daarom hadden we 10 jaar om een sterke Wehrmacht op te bouwen. Daarom beschouwde ik deze vraagstukken niet als dringend zelfs niet wanneer die langs politieke weg onder mijn aandacht kwamen want ik achtte het onmogelijk deze plannen te realiseren anders dan door onderhandelingen.
Dr. NELTE: Hoe verklaart u de algemene richtlijnen van juni 1937 ter voorbereiding op mobilisatie?
KEITEL: Dit document is in feite een instructie voor mobilisatie die in algemene termen is gehouden en die in lijn was met ons traditionele beleid van de Generale Staf voor de oorlog en voor de Wereldoorlog, de eerste, dat in principe iets dergelijks van te voren moest worden voorbereid. Naar mijn mening had dit niets te maken met welk politiek plan van Hitler dan ook want destijds was ik al Chef Staf onder Von Blomberg en Generaal Jodl was destijds Chef van de Nationale Defensie Divisie. Het klinkt misschien wat arrogant te zeggen dat we zeer tevreden waren dat we eindelijk de Wehrmacht elk jaar begonnen te vertellen wat die op intellectueel en theoretisch gebied te doen had. Tijdens de voormalige training voor de Generale Staf, die ik voor de Wereldoorlog volgde, was het belangrijkste doel van deze instructies dat de studiebezoeken van de Generale Staf een mogelijkheid zouden bieden voor een grondige theoretische uitwerking van de problemen. Zo was de vroegere training van de Grote Generale Staf. Ik weet niet meer of in dit verband Von Blomberg zelf deze opvallende ideeën bedacht over mogelijke complicaties of mogelijke militaire gebeurtenissen of dat hij misschien beïnvloed was door de Führer.
Het is wel zeker dat Hitler dit document nooit gezien heeft. Het was het interne werk van de Generale Staf van de Wehrmacht.
Dr. NELTE: Maar hierin vindt u een verwijzing naar een "Fall Otto" en u weet dat dit de kwestie Oostenrijk betrof.
KEITEL: Natuurlijk herinner ik me Fall Otto, waarvan de naam aangaf dat het om Otto von Habsburg ging. Er moeten geruchten geweest zijn –er waren natuurlijk geruchten- over een voorgenomen herinvoering van de monarchie en in dat geval zou een interventie, eventueel een gewapende interventie moeten plaats vinden. De Führer, Adolf Hitler wenste een herinvoering van de monarchie in Oostenrijk te voorkomen. Dit kwam later weer ter sprake in verband met de Anschluss. Ik denk dat ik dat nu kan overslaan en er misschien later op terugkomen. In elk geval geloofden we dat op basis van de overwegingen van het leger bepaalde voorbereidingen werden getroffen waardoor Fall Otto werkelijkheid zou worden want het codewoord luidde: "Fall Otto wordt van kracht."
Dr. NELTE: Bedoelt u te zeggen dat er op basis van deze algemene richtlijn geen concrete bevelen werden gegeven met betrekking tot Fall Otto?
KEITEL: U bedoelt de Anschluss begin februari?
Dr. NELTE: Wat zegt u?
KEITEL: Ik kan hier alleen maar verklaren wat ik ondervond toen Hitler me naar het Leger stuurde. Ik ging Generaal Beck’s kantoor binnen en zei: "De Führer eist dat u onmiddellijk verslag aan hem uitbrengt en hem inlicht over de voorbereidingen die al getroffen zijn voor een mogelijke invasie van Oostenrijk," en Generaal Beck zei toen: "we hebben niets voorbereid, er is niets gedaan, helemaal niets."
Dr. NELTE: De Aanklagers beweren dat u deelnam aan de voorbereiding van de actie tegen Oostenrijk zoals die in maart 1938 werd uitgevoerd. Ik heb de richtlijn betreffende Fall Otto hier, C-102.
Kunt u nog steeds bevestigen dat het hele geval geïmproviseerd was?
KEITEL: Ik herinner me dat dit bevel pas werd uitgegeven aan de Opperbevelhebber van het Leger en de andere opperbevelhebbers toen de hele actie al aan de gang was. Het was allemaal geïmproviseerd en dit moest de schriftelijke vastlegging worden van de zaken die al in praktijk werden gebracht. Bevelen over wat er moest gebeuren en wat er in feite werd gedaan op de morgen van 12 maart, toen we Oostenrijk binnenvielen, werden alleen mondeling gegeven.
Dr. NELTE: Ik moet nu teruggrijpen op de gebeurtenissen die aan de kwestie Oostenrijk voorafgingen. U weet dat in het dagboek van Generaal Jodl staat vermeld: "Schuschnigg tekent onder de meest sterke politieke en militaire druk." Op welke manier nam u deel aan deze conferentie met Schuschnigg die op de Obersalzberg plaats vond?
KEITEL: Mag ik aan mijn vorige antwoord nog toevoegen dat we hieruit kunnen opmaken dat de invasie plaatsvond op de morgen van 12 maart en dat het bevel laat op de avond van de 11de werd uitgegeven. Daarom heeft dit document geen wezenlijke invloed op deze zaak. Een dergelijk bevel kan niet worden uitgewerkt tussen 10 uur ‘s avonds en 6 uur de volgende morgen.
Wat betreft mijn deelname op de Obersalzberg op 10 of 11 februari kan ik het volgende zeggen:
Het was de eerste officiële gelegenheid waaraan ik deelnam. Op de avond van 4 februari verliet Hitler Berlijn. Hij droeg mij op om op 10 februari naar de Obersalzberg te komen. Daar, op die dag, vond de bijeenkomst plaats, die hier al vaak is besproken, met de Oostenrijkse Federale Kanselier Schuschnigg. Kort nadat ik aankwam –ik had geen idee waarom ik ontboden was- kwam Generaal Von Reichenau aan uit München en de Generaal van de Luftwaffe, Sperrle zodat wij drie generaals aanwezig waren toen om ongeveer 10:30 uur de heer Schuschnigg arriveerde met de heer Von Papen. Omdat ik nog nooit een dergelijke conferentie of een politieke vergadering of bijeenkomst had meegemaakt, wist ik niet waarom ik er was. Ik moet u dit eerlijk vertellen anders begrijpt u het niet. In de loop van de dag werd de reden voor de aanwezigheid van de drie vertegenwoordigers van de Wehrmacht mij natuurlijk duidelijk. In zeker opzicht vertegenwoordigden zij een militaire, in elk geval een militaire demonstratie –ik kan dat gerust zo noemen. Tijdens het inleidende verhoor en ook tijdens latere gesprekken werd mij naar het belang gevraagd van het feit dat ‘s middags mijn naam ineens werd geroepen en ik bij de Führer moest komen. Ik ging naar hem toe in zijn kamer. Het klinkt misschien vreemd voor mij te zeggen dat ik toen ik binnenkwam dacht dat hij me een richtlijn zou geven maar hij zei: "Helemaal niets." Hij gebruikte de woorden: "gaat u zitten." Toen zei hij: "Ja, de Federale Kanselier wenst een kort onderhoud te hebben met zijn Minister van Buitenlandse Zaken Schmidt; ik heb helemaal niets anders." Ik kan u alleen maar verzekeren dat er tegen mij geen woord gezegd werd over een politieke actie, afgezien van het feit dat de heer Schuschnigg ‘s avonds pas wegging en dat er verder onderhandeld zou worden.
Wij generaals zaten in de voorkamer en toen ik ‘s avonds, kort voor mijn vertrek, de aanwijzing kreeg om berichten te verspreiden dat we bepaalde maatregelen namen ter mobilisatie, waarover u hier in een document bent ingelicht, toen werd het me volkomen duidelijk dat deze dag tot doel had gehad de onderhandelingen op de spits te drijven door de introductie van militaire vertegenwoordigers, en de richtlijn om berichten te verspreiden diende om de druk op de ketel te houden, zoals hier is aangetoond.
Na terugkeer in mijn appartement in Berlijn bespraken we, in tegenwoordigheid van Goebbels en Canaris de berichten die moesten worden verspreid en die Canaris daarna vanuit München uitzond. Ten slotte, om deze zaak af te ronden kan het van belang zijn te benadrukken dat het hoofd van de Inlichtingendienst in het Oostenrijkse Federale Ministerie, Lahousen die hier in de rechtszaal is geweest, Jodl heeft verteld en later mij toen hij in dienst van de Wehrmacht kwam dat: "we ons niet door die bluf hebben laten misleiden." En ik heb ongetwijfeld Jodl een reden gegeven voor de notitie in zijn dagboek, zelfs al is die wat scherp gesteld want ik was natuurlijk onder de indruk van deze eerste ervaring.
Dr. NELTE: Wat is uw visie op de maatregelen tegen Oostenrijk?
KEITEL: Er hoeft verder niets meer te worden gezegd over de verdere ontwikkeling van deze kwestie. Die is hier al tot in bijzonderheden behandeld. Op de dag dat de troepen binnenvielen vloog ik met Hitler naar het front. We reden over de snelweg via Braunau naar Linz. We bleven daar overnachten en reden door naar Wenen. En om het bescheiden te zeggen, het is waar dat we in ieder dorp zeer enthousiast werden ontvangen en het Oostenrijkse Federale leger marcheerde zij aan zij met de Duitse soldaten door de straten waar wij doorheen kwamen. Er werd geen schot gelost. Aan de andere kant, de enige formatie die een bepaalde militaire betekenis had was een pantsereenheid op weg van Passau naar Wenen en die met slechts een paar voertuigen in Wenen aankwam. Deze divisie was ter plaatse voor de parade op de volgende dag. Dat is het zeer nuchtere beeld dat ik gezien heb.
Dr. NELTE: Nu komen we toe aan de kwestie Tsjecho-Slowakije. Wanneer besprak Hitler de kwestie Tsjecho-Slowakije voor het eerst met u en zijn bedoelingen daarmee?
KEITEL: Ik denk zes tot acht weken na de inval in Oostenrijk, na de Anschluss tegen eind april. De Anschluss vond ongeveer midden maart plaats en dit had ook de vorm van een soort plotseling bevel, op een avond naar de Reichskanzlei te komen waar de Führer mij de zaak uitlegde. Dit resulteerde in de bekende richtlijn voor Fall Grün. De geschiedenis hiervan is allemaal bekend uit de dossiers Schmundt die ik tijdens het inleidende verhoor allemaal heb geïdentificeerd. Destijds gaf hij mij de eerste aanwijzingen op een wat gehaaste manier. Het was mij niet mogelijk vragen te stellen omdat hij Berlijn onmiddellijk wenste te verlaten. Dit was de basis voor de vragen betreffende de voorwaarden waaronder een op oorlog lijkende actie tegen Tsjecho-Slowakije zou kunnen of moeten ontstaan.
Dr. NELTE: Had u de indruk dat Hitler Tsjecho-Slowakije wilde aanvallen?
KEITEL: In elk geval luidden de instructies die hij me die avond gaf dat er voorbereidingen voor een militaire actie moesten worden getroffen, met al het voorbereidende werk waarvoor de Generale Staf verantwoordelijk was. Hij drukte zich zeer nauwkeurig uit hoewel hij uitdrukkelijk vermeldde dat de datum geheel open was en dat het voorlopig niet zijn bedoeling was. Dit waren zijn woorden: "Voorlopig is het niet mijn bedoeling ..."
Dr. NELTE: Werd er in dit verband verschil gemaakt tussen het Sudetenland en geheel Tsjecho-Slowakije?
KEITEL: Ik denk dat we die avond tijdens dat korte overleg dat helemaal niet bespraken. De Führer besprak politieke aspecten nooit met mij; hij droeg me alleen op de noodzakelijke militaire maatregelen te overwegen. Hij zei niet of hij tevreden zou zijn met het Sudetenland of dat we door de Tsjecho-Slowaakse linie van fortificaties heen moesten breken. Dat was destijds het probleem niet. Maar hoe dan ook –als de problemen moesten worden opgelost door een oorlog te beginnen- dan moest die oorlog worden voorbereid; als het tot een conflict met het Tsjechische leger zou komen, dat wil zeggen een echte oorlog, dan moest dat worden voorbereid.
Dr. NELTE: U weet dat het verslag van het gesprek tussen Hitler en Generaal Keitel, waarvan twee versies bestaan, spreekt van de noodzaak van een bliksemactie in het geval van een incident. In de eerste versie staat achter het woord ‘incident,’ de zin ‘bijvoorbeeld de moord op de Duitse minister’, volgend op een demonstratie tegen Duitsland. In de tweede versie staat achter het woord ‘incident’ alleen maar ‘bijvoorbeeld actie in geval van een incident.’ Wilt u alstublieft uitleggen waaraan deze notitie, die geen verslag is in de strikte zin van het woord, kan worden toegeschreven?
KEITEL: Ik heb de notities van Schmundt hier voor het eerst gezien. We hebben die destijds niet ontvangen als document om mee te werken. Het is geen verslag. Dit zijn notities die later door een adjudant zijn gemaakt. Ik wil de correctheid of de juistheid ervan niet in twijfel trekken want mijn geheugen staat mij niet toe mij de precieze woorden te herinneren die destijds werden gebruikt. De vraag die hier echter als belangrijk wordt beschouwd, de moord op de Duitse minister in Praag, is iets waar ik nog nooit van heb gehoord, al was het alleen maar omdat niemand ooit zoiets gezegd heeft. Er werd gezegd dat het zou kunnen gebeuren dat er een minister werd vermoord waarop ik vroeg, welke minister, of iets dergelijks. Toen zei Hitler, zoals ik me het herinner, dat de oorlog van 1914 ook met een moord begon in Sarajevo en dat zulke dingen konden gebeuren. Ik kreeg destijds op geen enkele wijze de indruk dat er een oorlog moest worden begonnen met een provocatie.
Dr. NELTE: Daarover moet u mij meer vertellen.
De PRESIDENT: Misschien is het beter de zitting nu te schorsen.
(het Tribunaal werd verdaagd tot 4 april 1946 om 10:00 uur.

Lees ook: Verhoor Keitel 2, Verhoor Keitel 3, Verhoor Keitel 4, Verhoor Keitel 5, Slotverklaring Keitel, Vonnis Keitel.

Definitielijst

Anschluss
Duitse term voor aansluiting waarmee de annexatie van Oostenrijk door Nazi-Duitsland in 1938 (12 maart) wordt bedoeld. Hiermee ging Oostenrijk deel uitmaken van het Groot-Duitse Rijk.
Divisie
Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
Eerste Wereldoorlog
Ook wel Grote Oorlog genoemd, conflict dat ontstond na een groei van het nationalisme, militarisme en neo-kolonialisme in Europa en waarbij twee allianties elkaar bestreden gedurende een vier jaar durende strijd, die zich na een turbulent begin, geheel afspeelde in de loopgraven. De strijdende partijen waren Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland aan de ene kant (de Triple Entente), op den duur versterkt door o.a. Italië en de Verenigde Staten, en Duitsland, Bulgarije, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk aan de andere kant (de Centrale Mogendheden of Centralen). De strijd werd gekenmerkt door enorme aantallen slachtoffers en de inzet van vele nieuwe wapens (vlammenwerpers, vliegtuigen, gifgas, tanks). De oorlog eindigde met de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland en zijn bondgenoten in 1918.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
ideologie
Het geheel van beginselen en ideeën van een bepaald stelsel.
infanterie
Het voetvolk van een leger (infanterist).
invasie
Gewapende inval.
Luftwaffe
Duitse luchtmacht.
mobilisatie
Een leger in staat van oorlog brengen, dus eigenlijk de overgang van vredestoestand naar oorlogstoestand. Het Nederlandse leger werd gemobiliseerd op 29 augustus 1939.
Rijnland
Duitstalig na WO I gedemilitariseerd gebied aan de rechteroever van de Rijn dat door Hitler bezet werd in 1936.

Informatie

Vertaald door:
Arnold Palthe
Geplaatst op:
12-11-2007
Laatst gewijzigd:
27-12-2018
Feedback?
Stuur het in!

Gerelateerde thema's

Gerelateerde personen

Bronnen

International Military Tribunal, Nuremberg 1947.