Dr. EGON KUBUSCHOK (Raadsman van Beklaagde Von Papen): Ik vraag toestemming voor Beklaagde Von Papen om bij de zittingen van morgenochtend en morgenmiddag afwezig te zijn. Ik heb een redelijk lang overleg met hem nodig voor het voorbereiden van zijn verdediging dat ik op een andere manier niet kan hebben. Dr. Flexner zal hen gedurende de zittingen vervangen.
De PRESIDENT: Ja.
BODE: (Kolonel Charles W. Mays): Met welnemen van het Tribunaal wordt gemeld dat Beklaagde Göring afwezig is.
De PRESIDENT: Zoals ik vanmorgen zei, het Tribunaal wordt vanmiddag om 16:00 uur geschorst.
Dr. SERVATIUS: Vanmorgen zijn we tot aan de inspecties gekomen maar ik zou graag terug willen komen op een vraag.
U zei dat het hoofd van de fabriek verantwoordelijk was voor de arbeiders. Gold dat ook voor krijgsgevangenen- en
concentratiekampen?
SAUCKEL: Nee, de Wehrmacht, of dat deel van de Wehrmacht onder welks gezag deze krijgsgevangenen vielen, was verantwoordelijk voor de krijgsgevangenen. Op dezelfde manier waren, voor zover ik weet, de
concentratiekampen uitsluitend verantwoordelijk voor hun bewoners, zelfs als zij werkten.
Dr. SERVATIUS: U vormde een Amt IX als Rijksinspectieafdeling binnen het Reichsarbeitsministerium. Wat waren de bijzondere taken van deze afdeling?
SAUCKEL: Ik had die inspectie afdeling opgezet, die daarvoor binnen het Reichsarbeitsministerium niet bestond, omdat ik de gelijkheid en de uitvoering van de contracten binnen het gehele Reich wilde verzekeren en ook in de bezette gebieden waar Duitse ondernemingen werkten en contracten werden uitgevoerd; ook om de eenvormige administratieve regelingen te controleren en bovendien om te zien of mijn bevelen met betrekking tot voeding, huisvesting, behandeling en zorg werden nageleefd en in welke mate er veranderingen nodig waren. Dit alles was ook opgenomen in een richtlijn die ik aan die afdeling stuurde.
Dr. SERVATIUS: Wat was de positie van de Centrale Afdeling Inspectie binnen het DAF – de Centrale Afdeling Inspectie voor de zorg voor buitenlandse arbeiders?
SAUCKEL: De Centrale Afdeling Inspectie van het DAF had tot taak toezicht te houden op het welzijn van de buitenlandse arbeiders in de kampen in Duitsland om er voor te zorgen dat ze werden gevoed en dergelijke op de voorgeschreven wijze.
Dr. SERVATIUS: Als er misbruik voorkwam, rapporteerde de Afdeling Inspectie dat aan u of wie kreeg het rapport?
SAUCKEL: Een overeenkomst tussen de Führer, het DAF, Dr. Ley en mij werd als supplement toegevoegd aan het besluit betreffende de vorming van de Centrale Afdeling Inspectie en die stelde dat waar het een vraag betrof over condities in kampen, moest de Centrale Afdeling Inspectie rechtstreeks contact opnemen met de betrokken Rijksafdelingen of met de arbeidsinspectie binnen het Reichsarbeitsministerium om de toestanden te verbeteren, terwijl gevallen van tekorten of een teveel aan arbeiders en dergelijke aan mij moesten worden gemeld.
Dr. SERVATIUS: Volgens deze overeenkomst werden uw rechten dus beperkt?
SAUCKEL: Ja.
Dr. SERVATIUS: Dat is document 1913-PS dat is ingediend. Het is een overeenkomst tussen Sauckel en Dr. Ley van 20 september 1943. Het is bewijsstuk USA-277. Het is document nummer 41 in het Engelse documentenboek. Ik zal er slechts naar verwijzen zonder eruit te citeren.
(tot de getuige) Welke andere soorten toezichthoudende instanties bestonden er? Ik denk aan de Fransen.
SAUCKEL: Nou, nadat ik in dienst kwam werden er mensen aangesteld om op te treden als contactpersonen voor de buitenlandse arbeiders. Deze mensen hadden, met toestemming van het DAF het recht om kampen te bezoeken, met de arbeiders zelf te praten en hun klachten aan te horen. Er was een bijzondere overeenkomst gesloten met de Franse regering in samenwerking met de Reichsaussenminister.
Dr. SERVATIUS: Dat is document Sauckel-31. Dat staat op pagina 79 van de Engelse tekst in Documentenboek Sauckel nummer 1: “Frans agentschap voor de zorg van in het Reich tewerkgestelde Fransen.”
Dit is een circulaire van Sauckel, gedateerd 30 april 1942. Ik dien het document zelf in, dat in dit boek zit. Ik citeer:
“Ik breng de volgende brief van het Aussenministerium van 10 april 1942 onder uw aandacht:
“De Reichsregierung heeft de Franse regering laten weten dat zij instemt met de volgende regeling betreffende de zorg voor Franse vrijwillige arbeiders in Duitsland:
“Naast het al bestaande bureau voor krijgsgevangenen zal in Berlijn een agentschap voor Franse arbeiders worden opgericht onder leiding van Ambassadeur Scapini. De Reichsregierung zal een gebouw ter beschikking stellen om dit agentschap te huisvesten. Het agentschap mag in vier andere steden bijkantoren oprichten.
“Het agentschap heeft tot taak te zorgen voor het welzijn van de Franse arbeiders in Duitsland. Het zal toezien op de naleving van de contracten die voor de aangenomen arbeiders zijn opgesteld. Het mag voorstellen van werknemers aanhoren en doorsturen naar de bevoegde instanties en ervoor zorgen dat onbevredigende toestanden worden verholpen. Het is bevoegd om certificaten van en referenties over arbeiders te verstrekken ter indiening bij de Franse autoriteiten.” Ik sla een alinea over:
“Bovendien wordt aan het hoofd van de Franse vertegenwoordiging diplomatieke onschendbaarheid verleend bij het uitvoeren van zijn taken, alsmede vrijstelling van Duitse rechtspraak en dwang door de politie.” Tot zover het citaat.
(tot de beklaagde) Hoe werkte dat bureau eigenlijk met u samen?
SAUCKEL: Dat bureau werkte in feite samen met het DAF en met mij. De vertegenwoordiger van dat bureau nam in Frankrijk deel aan de onderhandelingen met de Franse regering. Het bureau werd later gewijzigd in die zin dat de zorg voor burgerarbeiders werd overgenomen door M. Brunedon in plaats van M. Scapini die alleen de zorg voor de krijgsgevangenen had.
Dr. SERVATIUS: Het was dus alleen een wisseling van personeel?
SAUCKEL: Ja, het was alleen een wisseling van personeel. Ik sprak regelmatig met deze heren en handelde overeenkomstig hun wensen.
Dr. SERVATIUS: Wat deed de Centrale Afdeling Inspectie van Ostarbeiter?
SAUCKEL: De Centrale Afdeling Inspectie van Ostarbeiter was een bureau onder de Rijkscommissaris voor de Bezette Gebieden in het Oosten.
Dr. SERVATIUS: Hoe werkte dat bureau?
SAUCKEL: Dat werkte op dezelfde manier als het Franse bureau met dit verschil dat het een Duitse organisatie was en onder Duitse leiding stond. Het genoot het vertrouwen van de Ostarbeiter die als bondgenoten voor ons werkten.
Dr. SERVATIUS: Kreeg u ook klachten uit die hoek?
SAUCKEL: Nee, behalve die gevallen die Rosenberg aan mij meldde en die ik met hem besprak. Er werd daar voor alles gezorgd.
Dr. SERVATIUS: Nu kom ik aan de kwestie van de handhaving van arbeidsdiscipline. Welke soorten regelingen waren er om de arbeidsdiscipline te handhaven – stiptheid en goed werk? Welke regelingen bestonden er?
SAUCKEL: In Duitsland waren de regelingen voor het handhaven van de arbeidsdiscipline een zaak van de fabrieken zelf. Elke fabriek had zijn regelingen die in normale tijden waren overeengekomen tussen de leiding, de voorlieden en de ondernemingsraden. Deze raad kon disciplinaire maatregelen nemen in de vorm van boetes. Tijdens de oorlog was de arbeidsdiscipline strenger geworden want vanwege de schaarste aan arbeiders was het niet mogelijk het ontslagrecht van werkgever en werknemer te handhaven. De Duitse arbeider en de Duitse fabrieken stonden dus onder oorlogsrecht. Om dit te handhaven vaardigde ik later op voorstel van de Reichsverteidigungsrat Decreet nummer 13 uit. Dat besluit, dat hier is ingediend, voorziet ten eerste in diverse vormen van bestraffing binnen de industrie voor inbreuken op arbeidsregels, lijntrekkerij en ongeoorloofde afwezigheid.
Dr. SERVATIUS: Dat is document Sauckel-23 in het Documentenboek Sauckel; in de Engelse tekst nummer 1 pagina 62. Getuige heeft de belangrijkste punten daaruit genoemd. Ik verwijs er nu slechts naar.
SAUCKEL: Deze maatregelen voor het handhaven van arbeidsdiscipline binnen de industrie begonnen met een waarschuwing en gingen verder met een boete of verlies van een dag- of weekloon.
Dr. SERVATIUS: Wat gebeurde er in het geval van grove overtredingen?
SAUCKEL: Als die niet konden worden behandeld door de comitées van het DAF moesten gevallen van voortdurend en hardnekkig wangedrag aan de politie worden gemeld.
Dr. SERVATIUS: Deze wet gold voor buitenlanders zowel als voor Duitsers?
SAUCKEL: Ja, die gold voor Duitsers en buitenlanders.
Dr. SERVATIUS: En wat gebeurde er in geval van criminele activiteiten?
SAUCKEL: Die moesten ook aan de politie worden gemeld. De arbeidsinstanties hadden geen bevoegdheid in crimininele en vergelijkbare gevallen.
Dr. SERVATIUS: Aan wie werden de klachten gezonden als regels niet correct werden toegepast; ik bedoel, als er in plaats van een boete lijfstraffen waren opgelegd?
SAUCKEL: Dit soort klachten werden naar het DAF gestuurd of naar de contactpersonen voor buitenlandse arbeiders.
Dr. SERVATIUS: Werden dergelijke gevallen ooit aan u gemeld?
SAUCKEL: Die werden niet aan mij gemeld want die vielen niet onder mijn verantwoordelijkheid.
Dr. SERVATIUS: Wat waren heropvoedingskampen voor kampen?
SAUCKEL: Dat waren instellingen van de Reichsführer SS.
Dr. SERVATIUS: Wie werden in deze kampn opgesloten?
SAUCKEL: Degenen die door de autoriteiten waren bestraft voor inbreuken op arbeidsdiscipline die niet volgens de regels van de fabriek afgehandeld konden worden.
Dr. SERVATIUS: Waren die hetzelfde als concentratiekampen?
SAUCKEL: Nee, naar mijn mening, nee. Deze heropvoedingskampen stonden niet onder toezicht van het Reichsarbeitsministerium en ook niet onder het mijne. Het waren instellingen van de politie.
Dr. SERVATIUS: U weet uit dit proces dat er een aanzienlijk aantal arbeiders in feite in concentratiekampen terecht kwam. Hoe kunt u dat verklaren?
Ik zal u document 1063-PS, bewijsstuk USA-219 overhandigen. Dit is een brief van 17 december 1942; in het Engelse documentenboek is dat nummer 28 van het dossier Slavenarbeid. Het is een brief, gemerkt “Geheim”, verzonden door de Chef van de SS en de SD aan alle SS bureau’s, in elk geval niet aan u. Ik citeer:
“Vanwege redenen waarop vanwege de oorlog hier niet verder kan worden ingegaan, heeft de Reichsführer-SS en hoofd van de Duitse politie op 14 december 1942 bevel gegeven dat uiterlijk eind januari 1943 tenminste 35.000 gevangenen die in staat zijn om te werken naar concentratiekampen moeten worden gestuurd. Om dit aantal te bereiken moeten de volgende maatregelen worden genomen: 1. Vanaf nu (tot 1 februari 1943) moeten Ostarbeiter en gevluchte buitenlandse arbeiders of zij die hun contract hebben verbroken ..... op de snelst mogelijke manier naar het dichtstbijzijnde concentratiekamp worden vervoerd .......
De PRESIDENT: De getuige kent dit document blijkbaar.
Dr. SERVATIUS: Kent u dat document?
SAUCKEL: Ik heb dat document hier pas voor het eerst gezien.
Dr. SERVATIUS: U hebt het nog niet doorgelezen?
SAUCKEL: Ik heb een uittreksel hier pas voor het eerst in Neurenberg gezien.
Dr. SERVATIUS: Dan wil ik uw aandacht vestigen op de desbetreffende passage. Wilt u onderaan de pagina kijken. Daar staat het volgende:
“In gevallen waar nodig moet aan niet direct betrokken bureau’s duidelijk worden gemaakt dat elk van deze maatregelen een onontbeerlijke maatregel van de SIPO is en in individuele gevallen moet de specifieke reden worden meegedeeld zodat klachten kunnen worden voorkomen of tenminste geëlimineerd.
Wat wist u van dit besluit?
SAUCKEL: Mij was niets bekend over dat besluit. Het verklaart vele zaken waarover wij ons verbaasden. Het lijkt een brief te zijn van Gruppenführer Müller en tot mijn verbazing wordt duidelijk vermeld dat andere bureau’s –en dat kan alleen maar slaan op mijn bureau’s en die van Speer- meegedeeld moet worden dat deze maatregelen noodzakelijke maatregelen van de SIPO zijn. Dat was regelrechte fraude met de bedoeling ons te misleiden.
Dr. SERVATIUS: Wat verstaat u onder ......
De PRESIDENT: Voordat u van dit document afstapt, ik begreep dat beklaagde heeft gezegd dat arbeiders naar deze werkkampen werden gestuurd wegens overtreding van arbeidsregels. Dat zei u toch, niet waar?
SAUCKEL: Als arbeiders in de fabrieken, ondanks herhaalde waarschuwingen en boetes, geen verbetering toonden of overtredingen bleven plegen werden ze door de fabrieken, niet door mij, aangegeven bij een politiebureau. Voor zover ik weet had dit politiebureau een overeenkomst met de Reichsjustizminister op grond waarvan ....
De PRESIDENT: Ik vroeg u waar zij heen werden gezonden toen u zei dat ze naar werkkampen werden gezonden wegens overtreding van arbeidsregels en om geen enkele andere reden. Zei u dat?
SAUCKEL: Om geen andere reden; wegens overtredingen of criminele activiteiten.
De PRESIDENT: Hoe verklaart u dan de eerste woorden in alinea 1 van dit document:
“Vanaf nu moeten alle Ostarbeiter naar het dichtstbijzijnde concentratiekamp worden gestuurd ....
SAUCKEL: Er staat hier, in de Duitse tekst, Edelachtbare: “Vanaf nu, tot 1 februari 1943 moeten Ostarbeiter en gevluchte buitenlandse arbeiders of zij die hun contract hebben verbroken of die niet behoren tot Geallieerde, bevriende of neutrale landen, op de snelst mogelijke manier naar het dichtstbijzijnde concentratiekamp worden vervoerd met inachtneming van de noodzakelijke formaliteiten als vermeld onder figuur 3.
Dat is het eigenmachtige besluit van dat bureau waarover ik niets wist.
Dr. SERVATIUS: Wat verstaat u onder “uitroeing door arbeid”?
SAUCKEL: Ik heb de uitdrukking “uitroeing door arbeid” hier in de rechtszaal voor het eerst gehoord. Een dergelijke opvatting was noodzakelijkerwijs volkomen in strijd met de belangen waarvoor ik in mijn positie stond.
Dr. SERVATIUS: Had u iets te maken met tewerkstelling van bewoners van concentratiekampen?
SAUCKEL: Ik had niets te maken met tewerkstelling van bewoners van concentratiekampen en ik vertelde mijn collega’s ook dat we niets te maken wilden hebben met de inzet van dat soort arbeiders. Ik had niets te maken met strafmaatregelen van welke aard dan ook.
Dr. SERVATIUS: Wie zette bewoners van concentratiekampen aan het werk in de bewapeningsindustrie?
SAUCKEL: Ik kan u dat uit eigen ervaring niet zeggen want ik had er niets mee te maken en nam nooit deel aan besprekingen met dit als onderwerp.
Dr. SERVATIUS: Er is hier beweerd dat u het Nacht und Nebelbefehl gebruikte om arbeiders naar Duitsland te krijgen.
SAUCKEL: Ik kende het Nacht und Nebelbefehl niet eens. Ik hoorde er hier pas over. Het had niets te maken met de toewijzing van arbeid of met mijn taken.
Dr. SERVATIUS: Wat betreft de inzet van Joodse arbeiders?
SAUCKEL: Ik had niets te maken met de inzet van Joodse arbeiders. Dat was uitsluitend de taak van de Reichsführer SS.
Dr. SERVATIUS: Ik dien document R-91 in. Dat is bewijsstuk USA-241 en document RF-347. Het zit niet in de documentenboeken. Het is een brief van het hoofd van de SIPO en SD, Müller, aan de Reichsführer SS, veldhoofdkwartier, gedateerd 16 december 1942. Er staat hier en ik citeer:
“In verband met de gestegen toewijzing van mankracht aan de KL” –dat moet waarschijnlijk KZ (Konzentrationslager, Vert.) zijn – “die volgens bevel moet plaatsvinden voor 30 januari 1943, kan in de Joodse sector de volgende procedure worden toegepast: totaal aantal 45.000 Joden.”
Dan volgt er een meer gedetailleerde specificatie en er staat onder andere aan het einde: “3.000 Joden uit bezet Nederland,” en verder: “het aantal van 45.000 omvat ook diegenen die niet tot werken in staat zijn.”
Wat had u met die brief te maken?
SAUCKEL: Ik heb hier net voor het eerst over die brief gehoord. Ik wist er van tevoren niets van en ik kan alleen maar benadrukken dat deze transporten en deze procedure niets met mijn werk te maken hadden en dat ik er ooit iets mee te maken heb gehad.
Dr. SERVATIUS: Dan hebben we hier document L-61 dat is ingediend. Dat is bewijsstuk USA-177; in het Engelse dossier over slavenarbeid is het document nummer 6. Het document staat in de eerste lijst documenten die aan de Aanklager ter beschikking is gesteld en was aangeduid als een oorspronkelijke brief van Sauckel waarin deportatie van Joden wordt toegegeven.
Wilt u die brief altublieft voor uzelf doorlezen en uw mening geven in hoeverre u iets te maken had met de deportatie van Joden? Ik zal in het kort de inhoud weergeven. Er staat in die brief van 26 november 1942:
“Volgens een afspraak met de Chef van de SIPO en SD moeten van nu af aan Joden die nog werken ook worden geëvacueerd uit het het territorium van het Reich en vervangen worden door Polen die uit het Generaalgouvernement zijn gedeporteerd.”
De brief eindigt met:
“Ik breng vorenstaand afschrift onder uw aandacht. Voor zover dit de verwijdering betreft van Joden die in uw gebied werkzaam zijn verzoek ik u de nodige maatregelen te nemen in overleg met de bevoegde bureau’s van de Chef van de SIPO en SD.” Dan staat er: “Getekend: Fritz Sauckel.”
Wilt u alstublieft uw mening geven met betrekking tot deze brief?
SAUCKEL: Mag ik met betrekking tot dit document zeggen dat het al aan mij is getoond tijdens de voorbereidende verhoren? Ik heb het maar even in handen gehad en toen het in de loop van het proces nogmaals aan mij werd getoond ontdekte ik dat het geen origineel document was dat ik heb getekend. Mijn naam is er met de schrijfmachine onder gezet.
Ten tweede lijkt het me erg vreemd dat deze brief, die ik word verondersteld te hebben getekend, niet is gedateerd door mijn kantoor. Mijn kantoor was, zoals uit talloze documenten blijkt, in Berlijn aan de Mohrenstrasse. Deze brief is gedateerd door het bureau in de Saarlandstrasse.
Voor zover het de inhoud betreft moet ik zeggen dat ik op geen enkel moment een persoonlijke regeling of afspraak met de SIPO en de SD had in de zin van die brief; ik wist ook niets van die brief af en kan hem me nu ook niet herinneren. Het enige in die brief dat juist is, is dat ik verplicht was het verlies aan mankracht in de Duitse industrie binnen twee weken aan te vullen – of het nou Joden, soldaten of anderen waren. Het is mogelijk dat deze brief van het kantoor in de Saarlandstrasse afkomstig is, van een ondergeschikt bureau. Verder kan ik er niets over zeggen.
Dr. SERVATIUS: Hoe komt het dan dat de brief eindigt met “Getekend, Fritz Sauckel?”
SAUCKEL: Dat begrijp ik niet. Als het een authentiek afschrift zou zijn, zou dat getekend moeten zijn.
De PRESIDENT: Hebt u het origineel?
Dr. SERVATIUS: Nee, ik heb het origineel niet. Het is door de Aanklager ingediend en bevindt zich als bewijsmateriaal in de dossiers van het Tribunaal.
SAUCKEL: Het aanhangsel behandelt gebeurtenissen die ook plaatsvonden voordat ik in dienst kwam, met andere woorden, voordat ik in dienst kwam hadden al deze gebeurtenissen al zo’n beetje plaatsgevonden.
Dr. SERVATIUS: Had u enige weet van wat er met de Joden zou gebeuren?
SAUCKEL: U bedoelt ..... ?
Dr. SERVATIUS: De Endlösung
SAUCKEL: Nee, daar had ik geen weet van. Het zou mijn taak veel gemakkelijker hebben gemaakt en ik zou veel minder problemen hebben gehad als al deze mensen, voor zover zij tot werken in staat waren op een meer redelijke manier in de Arbeitseinsatz waren ingeschakeld. Ik wist absoluut niets van deze Endlösung en die was vokomen in strijd met mijn belangen.
Dr. SERVATIUS: Met betrekking tot de kwestie van lonen, wie was verantwoordelijk voor de regeling van de lonen?
SAUCKEL: Gedurende mijn diensttijd was ik verantwoordelijk voor het regelen van de lonen.
Dr. SERVATIUS: Wat voor lonen werden er uitbetaald. Laat de Ostarbeiter maar even buiten beschouwing.
SAUCKEL: In principe werd aan alle buitenlandse arbeiders het loon betaald dat bij contract was overeengekomen tussen de contactpersonen en de regeringen en die waren in overeenstemming met de loonschalen die als wettig werden gezien in de diverse Duitse gebieden.
Dr. SERVATIUS: Hoe stond het met de zogeheten Ostarbeiter?
SAUCKEL: Waar het de Ostarbeiter betrof, toen ik in dienst kwam ontdekte ik dat onder de bestaande regelingen het merendeel van hun loon werd ingehouden als belasting ten gunste van het Reich. Dat was in overeenstemming met een besluit van de Reichsverteidigungsrat.
Dr. SERVATIUS: Was u daar tevreden over of ondernam u stappen om de toestanden te verbeteren?
SAUCKEL: Uit de documenten kan worden opgemaakt – met andere woorden, uit de besluiten die ik gedurende mijn zittingsperiode heb uitgevaardigd – dat deze regelingen, die ik onaanvaardbaar vond, stap voor stap werden verbeterd, voor zover ik tenminste in staat was de tegenstand te overwinnen, totdat in 1944 de Ostarbeiter op het zelfde peil stond als de Duitse arbeider. De eerste verbetering werd in juni 1942 doorgevoerd toen de lonen werden verdubbeld, de tweede in 1943 en de laatste in maart 1944 bij Decreet nummer 11.
Dr. SERVATIUS: Ik verwijs hier naar de volgende documenten die ik niet zal voorlezen: Document Sauckel-50, in het Documentenboek Sauckel, pagina 137; Document Sauckel-52, in het Documentenboek Sauckel 2, pagina 143; Document Sauckel-58, in het Documentenboek Sauckel 2, pagina 156 en tenslotte Document Sauckel-58(a), in het Documentenboek Sauckel 2, pagina 161. Ik dien het origineel in als een geheel: “Regelingen betreffende de inzet van Ostarbeiter.”
De PRESIDENT: Dr. Servatius, ik heb van de beklaagde begrepen dat hij net zei dat document L-61 was opgesteld voordat hij de leiding van de Arbeitseinsatz op zich nam.
Dr. SERVATIUS: Dat behandelt zaken die al bestonden voor hij in dienst kwam en die vrijwel voltooid waren tegen de tijd dat deze brief werd opgesteld – dat wil zeggen dat die toestand al bestond.
De PRESIDENT: Er staat niets in dat document dat dat aantoont, niet waar?
Dr. SERVATIUS: Het kan worden opgemaakt uit de datum.
De PRESIDENT: De datum is 26 november 1942.
Dr. SERVATIUS: Het aanhangsel verwijst naar een besluit van 27 maart 1942. Het tweede aanhangsel, als we verder terug gaan, is een aanhangsel van 21 januari 1942 waarin die kwestie ook behandeld wordt. Wat ik hier geciteerd heb was alleen de laatste brief, de allerlaatste brief.
De PRESIDENT: Ik begrijp het. We hebben dus niet het gehele document voor ons.
Dr. SERVATIUS: Ik zal het indienen.
(tot de beklaagde) Betreffeende de lonen van Ostarbeiter, kregen de Ostarbeiter enige vergoeding naast hun loon?
SAUCKEL: De Ostarbeiter kregen, als resultaat van mijn inspanningen vergoedingen in de vorm van premies voor goed werk en een Kersttoelage, op dezelfde manier als Duitse arbeiders en bovendien was er een afspraak met het Ministerie voor het Oosten op grond waarvan de gezinnen van Ostarbeiter op aanvraag een bedrag van 130 roebel ontvingen.
Dr. SERVATIUS: Ik verwijs hier naar enkele documenten. Dit zijn document Sauckel-22, in het Engelse boek, deel I, pagina 9; een Decreet, document Sauckel-54 betreffende premies, dat staat in deel II, pagina 151 en document Sauckel-57 betreffende Kersttoelagen, deel II, pagina 155.
(tot de getuige) Wat bleef er contant over voor de Ostarbeiter?
SAUCKEL: Toen ik met mijn werk begon – voor de regelingen die door mij werden ingevoerd – bleef er voor de Ostarbeiter, na aftrek van uitgaven voor huisvesting en voeding ongeveer 4,60 Mark over, als men als gemiddelde een tarief van 60 pfennig per uur neemt voor een gemiddelde Duitse arbeider in een Duitse fabriek. Dat zelfde nettoloon van een arbeider, het “Freibetrag” zoals dat werd genoemd, werd in juni 1942, nadat ik de gelegenheid had gehad deze zaak te bekijken, verhoogd met ongeveer 100 procent tot 9.10 Mark. Mag ik nog zeggen dat het voor een Duitse arbeider op hetzelfde loonpeil volslagen onmogelijk zou zijn geweest meer over te houden om te sparen als men zijn belastingen en sociale lasten bekijkt, zijn uitgaven voor huur, verwarming en voeding. Dat was het principe dat door de Reichsverteidigungsrat was vastgelegd voor de betaling van deze werkkrachten. Dat was niet mijn wens. Echter, al in maart of april 1943 werd het loon van de Russische arbeider, alweer dankzij mijn tussenkomst, verhoogd naar ongeveer 12 Mark en in de lente van 1944 verhoogd naar ongeveer 18 Mark.
De PRESIDENT: Ik denk niet dat we dit tot in detail hoeven te weten. Er ligt geen aparte aanklacht tegen de beklaagde dat hij zijn arbeiders niet betaalde, niet waar? Ik bedoel, hij zegt dat hij ze betaalde en we hoeven het bedrag niet te weten.
Dr. SERVATIUS: Meneer de President. De beschuldiging van slavenarbeid is geuit en dat is in de regel onbetaalde arbeid. In het Franse verslag, RF-22 wordt een verlies van 77 miljard genoemd dat waarschijnlijk door Frankrijk is geleden vanwege het gebruik van haar arbeidskrachten. Het is interessant om tenminste ..
De PRESIDENT: Het gaat u toch niet om de details, wel?
Dr. SERVATIUS: (tot de beklaagde) Wat hebt u te zeggen over de mogelijkheden voor het overmaken van deze lonen?
SAUCKEL: Ik moest eerst de mogelijkheden scheppen voor het overmaken van lonen, want de enige echte stimulans voor een buitenlandse arbeider om in Duitsland te gaan werken was dat hij zijn gezin thuis kon ondersteunen door een gedeelte van zijn inkomen naar zijn vaderland over te maken. Dat gebeurde op basis van overeenkomsten met de president van de Deutsche Reichsbank. Hijzelf heeft daarover getuigenis afgelegd.
Dr. SERVATIUS: Betreffende de kwestie van de lonen, verwijs ik naar document 021-PS dat hier is ingediend als F-44. Het zit in geen van beide documentenboeken. Het is gedateerd 2 april 1943. Het toont aan hoe tarieven werden berekend en handelt over de verbetering van de lonen van Ostarbeiter. Ik ga er niet tot in bijzonderheden uit citeren maar onderzoek zal uitwijzen dat hier serieuze pogingen werden ondernomen om te komen tot een verbetering en gelijkschakeling.
(tot de beklaagde) Wat was de duur van een arbeidscontract?
SAUCKEL: De duur van die arbeidscontracten hing af van overeenkomsten die met de betrokken regeringen waren gemaakt.
Voor de westelijke en zuidelijke landen bedroeg de looptijd 6 of 9 maanden of een jaar. Wat betreft de Oostelijke landen en de Ostarbeiter; toen ik in functie kwam voorzagen de bestaande regelingen in een looptijd van onbepaalde duur. Omdat ik een begrensde periode, ondanks de grotere afstanden nodig vond, slaagde ik er hier uiteindelijk ook in een tijdslimiet van twee jaar te bereiken.
Dr. SERVATIUS: Was het de bedoeling om deze mankracht na het einde van de oorlog te blijven gebruiken en moesten deze buitenlandse arbeiders in Duitsland blijven? Ik stel die vraag omdat de Franse Aanklager de volgende passage aanhaalde uit het boek “Werken voor Europa”, bewijsstuk RF-5, pagina 23:
“Een groot percentage buitenlandse arbeiders zal zelfs na de overwinning in ons land blijven en dan zullen zij, opgeleid in constructiewerkzaamheden, de projecten die door de oorlog zijn onderbroken voortzetten en voltooien.”
Hieruit werd geconcludeerd dat dwangarbeid zelfs na de oorlog moest worden voortgezet.
SAUCKEL: Dat was geheel of gedeeltelijk de mening van de schrijver van dat artikel, maar ik meen dat er ook werd genoemd dat de arbeiders naar huis zouden terugkeren en daar, ten behoeve van hun eigen land, de kennis en vaardigheden zouden toepassen die zij hadden opgedaan tijdens hun werk in Duitsland. Ik had niet in het minst de bedoeling om buitenlandse arbeiders na de oorlog in Duitsland te houden en ik elk geval kon ik dat niet hebben gedaan. In tegendeel, ik gaf zelfs bevel om een kaartsysteem van buitenlandse arbeiders aan te leggen, een centraal register, nauwkeurig bijgehouden op grond waarvan het mogelijk zou zijn om in geval van een gunstige afloop van de oorlog deze arbeiders naar hun vaderland te kunnen terugsturen en er gegevens over te hebben.
Dr. SERVATIUS: Als ik u goed begrepen heb, was het geen kwestie van de arbeiders gedwongen hier te houden maar om ze hier te houden door werving?
SAUCKEL: Ja, er werd mij niet gemeld dat een groot aantal buitenlandse arbeiders uit eigen vrije wil in Duitsland zouden willen blijven. Dat is maar een veronderstelling.
Dr. SERVATIUS: Hoe stond het met dwangarbeid? Wat was de looptijd van die contracten?
SAUCKEL: Er was geen verschil in betaling of looptijd tussen vrijwillig en gedwongen werk, of zoals we het in het jargon van het besluit noemden: ‘Dienstverpflichtungen.’ Dit gold voor alle landen. Als een Fransman die dwangarbeid deed een contract had voor 6 of 9 maanden had hij hetzelfde recht op terugkeer als de vrijwillige arbeider om na 6 of 9 maanden terug te keren. Het was mogelijk die periode te verlengen.
Dr. SERVATIUS: in welke gevallen werd het contract verlengd?
SAUCKEL: Het contract werd verlengd als de arbeider uit vrije wil zijn diensten wilde blijven aanbieden of in een noodgeval of bij een tekort aan mankracht in een bepaalde fabriek dat een verlenging rechtvaardigde. Dat moest dat worden geregeld met de bevoegde instanties.
Dr. SERVATIUS: Naast burgerarbeiders werden er ook krijgsgevagenen in Duitsland ingezet?. Wat had u met het gebruik van die mankracht te maken?
SAUCKEL: Het gebruik van krijgsgevangenen was erg ingewikkeld want het moest gebeuren in overeenstemming met de generaal die de leiding had over het Kriegsgefangenenwesen. Deze zogenaamde methode van verplaatsing bezorgde mij grote moeilijkheden. Sta mij toe het uit te leggen.
Daar waren de Geneefse Conventie, of de Haagse Conventie op grond waarvan krijgsgevangenen niet mochten worden ingezet in de bewapenings- of de munitieindustrie. Wanneer we het echter hadden over krijgsgevangenen die in de bewapeningsindustrie werkten, bedoelden we dat zoveel Duitse vrouwen of arbeiders overgeplaatst werden naar fabrieken waar de Geneefse Conventie het gebruik van krijgsgevangenen verbood en dat krijgsgevangenen hun plaatsen innamen. Dat gebeurde in overleg met het Kriegsgefangenenwesen.
Dr. SERVATIUS: En wie zag erop toe dat de Geneefse Conventie werd nageleefd?
SAUCKEL: De generaal belast met de leiding over het Kriegsgefangenenwesen en wijzelf, of het bestuur van de Arbeitseinsatz hielden zich aan de bepalingen van de Geneefse Conventie en stelden herhaaldelijk een overzicht samen van werk waarvoor krijgsgevangenen niet konden worden gebruikt. Ook tijdens mijn zittingsperiode, in 1943 en 1944 werd een speciale editie van dit overzicht gepubliceerd en dat is te vinden in het zogenaamde Blauwe Boek.
Dr. SERVATIUS: Zijn u gevallen bekend waarin krijgsgevangenen in strijd met de Geneefse Conventie werden gebruikt?
SAUCKEL: Er werden bepaalde afspraken gemaakt met de Franse regering voor zover het vrijwilligers betrof en deze golden in zekere mate ook voor Ostarbeiter.
Dr. SERVATIUS: Wie was verantwoordelijk voor huisvesting, voeding en verzorging van krijgsgevangenen?
SAUCKEL: De bureau’s van de generaal met de leiding over het Kriegsgefangenenwesen waren uitsluitend verantwoordelijk.
Dr. SERVATIUS: Is het u bekend dat er miljoenen krijgsgevangenen waren omgekomen tegen de tijd dat u in dienst kwam?
SAUCKEL: Het was mij bekend geworden voordat ik in dienst kwam dat een groot aantal krijgsgevangenen omkwamen tijdens de zogenaamde omsingelingsgevechten in het Oosten. Deze gevechten duurden lang en vanwege onze enorme transportproblemen konden we de gevangenen niet vervoeren en ze werden in een staat van volledige uitputting op het slagveld achtergelaten. Dat is alles wat ik daarover weet.
Dr. SERVATIUS: Bij het begin van uw werkzaamheden had u te maken met krijgsgevangenen, niet waar? Wat ontdekte u toen of wat deed u?
SAUCKEL: Ik ontdekte dat sommige Russische krijgsgevangenen sterk ondervoed waren.
Dr. SERVATIUS: Wat deed u?
SAUCKEL: Samen met de generaal die de leiding had over het Kriegsgefangenenwesen regelde ik voor al die krijgsgevangenen – voor zover ik weet en mij herinner waren er toen ongeveer 70.000 binnen het Reich – dat ze bij Duitse boeren werden ondergebracht om op krachten te komen. De boeren waren verplicht deze krijgsgevangenen tenminste drie maanden te voeden zonder hen aan het werk te zetten. Als compensatie kregen de boeren de verzekering dat deze krijgsgevangenen bij hen zouden blijven en tot het einde van de oorlog voor ze zouden werken.
Dr. SERVATIUS: Kregen krijgsgevangenen in de loop van de oorlog de status van vrije arbeider?
SAUCKEL: Ja. Voor zover het Franse arbeiders betrof heb ik ervoor gezorgd dat ze alleen maar met instemming van de Franse regering tewerkgesteld mochten worden. Deze overeenkomsten werden bereikt met steun van de Duitse Ambassadeur in Parijs. Over de aantallen werd onderhandeld in overeenstemming met de instructies die mij door de Führer en de Reichsmarschall waren gegeven. Het eerste contingent bestond uit 250.000 Franse arbeiders en 150.000 vaklieden.
Ter compensatie voor het gebruik van deze vrijwilige arbeiders – ik leg de nadruk op vrijwillig – werden 50.000 Franse krijgsgevangenen die boer waren ook werkelijk teruggestuurd naar de Franse regering om de Franse landbouw te verbeteren. Dat was de eerste overeenkomst.
Dr. SERVATIUS: Wat was de Relève?
SAUCKEL: De Relève was een overeenkomst tussen de Franse regering en mijn dienst op grond waarvan voor elke drie Franse arbeiders die naar Duitsland kwamen, een Franse krijgsgevangene door de Führer werd vrijgelaten en naar huis gestuurd.
Dr. SERVATIUS: En wie bracht deze overeenkomst tot stand?
SAUCKEL: Deze overeenkomst werd gesloten op basis van een gesprek tussen de Franse premier en mij. Ik was een groot voorstander van deze overeenkomst omdat ik tijdens de Eerste Wereldoorlog zelf vijf jaar achter prikkeldraad heb gezeten.
Dr. SERVATIUS: Maakte dat het makkelijker voor de gevangenen? Keerden ze naar huis terug?
SAUCKEL: Ja, ze keerden terug.
Dr. SERVATIUS: En hoe reageerde de burgerbevolking daarop? Meer in het bijzonder, hoe voelden de arbeiders die naar Duitsland moesten zich?
SAUCKEL: Dit was een daad van kameraadschap en volgens de rapporten die ik ontving was de stemming gunstig.
Dr. SERVATIUS: In werkelijkheid waren er dus in plaats van een krijgsgevangene drie gevangen arbeiders?
SAUCKEL: Nee. Deze arbeiders konden zich vrijelijk in Duitsland bewegen, op dezelfde manier als de andere Franse arbeiders en de Duitse bevolking.
Dr. SERVATIUS: Kwamen ze voor onbepaalde tijd naar Duitsland?
SAUCKEL: Nee, ze bleven overeenkomstig de looptijd van hun contract, net als alle andere arbeiders.
Dr. SERVATIUS: Wat was de gemiddelde looptijd van een contract?
SAUCKEL: Negen maanden.
Dr. SERVATIUS: Het resultaat was dus dat na negen maanden de krijgsgevangenen, net als de andere arbeiders, naar huis konden?
SAUCKEL: Ja, deze voortdurtende uitwisseling vereiste nieuwe aantallen en nieuwe overeenkomsten met de Franse regering want er was altijd vervanging nodig.
Dr. SERVATIUS: Werden deze onderhandelingen onder een zekere druk gevoerd?
SAUCKEL: Nee, ik verzoek u hierover getuigen te horen. Ze werden op vrije diplomatieke basis gevoerd.
Dr. SERVATIUS: Tot op welke hoogte werd deze Relève uitgevoerd? Was dat op erg grote of op kleine schaal?
SAUCKEL: Die werd uitgevoerd op basis van 250.000 arbeiders die naar Duitsland moesten.
Dr. SERVATIUS: De Franse Aanklager heeft in een rapport van zijn regering gesteld dat alleen zwakken en zieken, die toch niet konden werken, werden teruggestuurd. Wat hebt u daarop te zeggen.
SAUCKEL: Voor zover ik weet werden Franse soldaten die krijgsgevangen waren teruggestuurd. Het terugsturen en de selectie van die soldaten was niet mijn taak maar die van het Kriegsgefangenenwesen. Ik acht het mogelijk dat ook zieke soldaten op deze manier naar huis werden gestuurd als ze dat wilden. Maar het was zeker niet de bedoeling alleen zieke of oudere soldaten terug te sturen, maar soldaten in het algemeen. Dat was de basis van die overeenkomst.
Dr. SERVATIUS: Er was een tweede methode die werd gekozen, de verbeterde status die de Fransen de “transformation” noemden. Wat voor een regeling was dat?
SAUCKEL: De verbeterde status was een derde overeenkomst die de bepaling inhield dat Franse krijgsgevangenen in Duitsland dezelfde contracten en dezelfde status kregen als alle andere Franse burgerarbeiders.
Dr. SERVATIUS: Als er Franse arbeider naar Duitsland kwam? De verhouding daarvoor was 1 op 1?
SAUCKEL: 1 op 1.
Dr. SERVATIUS: Moesten deze Franse arbeiders zich voor onbepaalde tijd binden of gold hier ook een tijdslimiet?
SAUCKEL: Precies dezelfde als die voor de Relève gold.
Dr. SERVATIUS: Werd deze verbetering in status door de Franse soldaten toegejuicht of keurden ze hem af?
SAUCKEL: Ze keurden hem niet af maar juichten hem toe al naar gelang de opvatting van de individuele soldaat. Een groot aantal wees hem af; anderen accepteerden hem graag want door deze maatregelen kregen de arbeiders hoge lonen en alle vrijheden die buiten het prikkeldraad golden. Ik zag zelf hoe een heel kamp deze nieuwe status accepteerde. Hen was gezegd dat de poort en het prikkeldraad zouden verdwijnen, de gevangenisregels opgeschort en de bewaking afgeschaft.
Dr. SERVATIUS: Konden deze gevangenen die arbeiders waren geworden ook naar huis terugkeren?
SAUCKEL: Mijn documenten tonen aan dat ze naar huis mochten.
Dr. SERVATIUS: Kregen ze verlof?
SAUCKEL: Ja, dat kregen ze. Velen van hen keerden terug en een even groot aantal niet.
Dr. SERVATIUS: Ik zou willen verwijzen naar Document RF-22, Duitse tekst, pagina 70 van het verslag van de Franse regering. Dit document toont aan en bevestigt dat de gevangenen verlof kregen om naar huis te gaan bij het begin van deze ‘transformation’ en ik citeer: “De ongelukkige mannen keerden echter niet terug en daarom werd deze methode verlaten.
(tot de beklaagde) Hebt u gehoord van het idee, “indirecte dwangarbeid”?
SAUCKEL: Nee, legt u het mij maar uit.
Dr. SERVATIUS: (tot het Tribunaal) In het Franse verslag staat het argument dat arbeiders die in Frankrijk in de bewapeningsindustrie werkten, dit deden ten behoeve van Duitsland. Sauckel was hier op geen enkele manier mee verbonden. Dit Franse verslag, dat uitvoerig ingaat op de economische kant van de Arbeitseinsatz, stelt dat het goed werkte volgens een goed doordacht en flexibel systeem en in eerste instantie verliepen de onderhandelingen vriendelijk. De maatregelen werden toen strenger in overeenstemming met de omstandigheden.
(tot de beklaagde) Was er een definitief plan? Moest u bepaalde instructies opvolgen of welk systeem werd aanvaard?
SAUCKEL: Sta mij toe dit uit te leggen. Een plan van het soort dat u net omschreef heeft nooit bestaan. Het enige waar ik naar toe werkte was het programma dat ik opstelde en dat in het bezit van het Tribunaal is; een programma waar ik achter sta en waarvoor ik alle consequenties en verantwoordelijkheden op mij neem, zelfs voor mijn ondergeschikten. Dit programma werd volgens mijn decreten, die ook in volledige vorm beschikbaar zijn, uitgevoerd. De ontwikkelingen in de oorlog stonden mij niet toe volledige aandacht te schenken aan de omstandigheden die nu, achteraf, helder lijken. We stonden zelf in het midden van een stroom gebeurtenissen naarmate de oorlog voortduurde en we hadden geen tijd om ons over deze zaken het hoofd te breken.
Dr. SERVATIUS: Wat waren “Sperrbetriebe” en de “Ausnahmebetriebe” in Frankrijk?
SAUCKEL: De Sperrbetriebe waren fabrieken die het resultaat waren van een afspraak tussen Reichsminister Speer en ik meen de Franse Minister van Economische Zaken, Bichelonne. Het waren fabrieken die gedeeltelijk voor de Duitse bewapeningsindustrie en gedeeltelijk voor de Duitse burgerindustrie werkten en die vielen niet onder mijn dienst.
Dr. SERVATIUS: Hoe groot was het aantal arbeiders dat uit het buitenland naar Duitsland werd gehaald?
SAUCKEL: Het aantal arbeiders dat uit het buitenland naar Duitsland werd gehaald bedroeg, volgens nauwkeurige schattingen en de cijfers van de afdeling statistiek van het Reichsarbeitsministerium, ongeveer 5 miljoen.
Dr. SERVATIUS: Bepaalde u hoe deze arbeiders moesten worden ingezet en hoeveel er naar Duitsland gehaald moesten worden?
SAUCKEL: Nee, dat kon ik niet bepalen want ik vertegenwoordigde de Duitse economie niet en zelf kon ik de behoeften van de Duitse bewapening en landbouw niet bepalen.
Dr. SERVATIUS: Afgezien van de reguliere aantallen die u moest leveren werden er zogenaamde programmaorders door de Führer uitgevaardigd. Is dat waar?
SAUCKEL: Ja, want de Führer stelde het bewapeningsprogramma op, voor zover ik weet.
Dr. SERVATIUS: U hebt me over uw programma’s verteld. Ik zal de aantallen oplezen en misschien kunt u die bevestigen.
Het eerste programma in april 1942: de eis was 1.6 miljoen, 1.6 miljoen werden er geleverd; het hele aantal bestond uit buitenlanders.
Het tweede programma in september 1942: 2 miljoen en 2 miljoen werden geleverd waarvan 1 miljoen, slechts de helft, buitenlanders.
In 1943 was de eis 1 miljoen en er werd 1 miljoen geleverd, het volledige aantal bestond uit buitenlandse arbeiders.
Dan het laatste programma op 4 januari 1944, de Führer eiste 4 miljoen en aan de eis werd slechts met 0.9 miljoen voldaan.
SAUCKEL: Mag ik u corrigeren. Het aantal moet zijn, aan de eis met slechts 3 miljoen voldaan.
Dr. SERVATIUS: De eis luidde 4 miljoen, slechts aan voldaan met 3 miljoen. En hoeveel daarvan waren buitenlanders?
SAUCKEL: 0.9 miljoen.
Dr. SERVATIUS: 0.9 miljoen buitenlanders. Hoeveel arbeiders kwamen daarvan uit het Oosten, hoeveel uit het Westen en hoeveel uit andere gebieden?
SAUCKEL: Ik kan u zonder gegevens en statistieken de precieze aantallen natuurlijk niet geven, maar over het algemeen zou ik zeggen dat het aandeel voor iedere groep misschien 30 procent is; het percentage Ostarbeiter lag zeker iets hoger.
Dr. SERVATIUS: En hoe werden de eisen vastgesteld?
SAUCKEL: Door opgave van de werkgevers.
Dr. SERVATIUS: En welke waren die werkgevers?
SAUCKEL: Dat waren het Wirtschaftsministerium, het Rüstungsministerium, het Ministerium für Landwirtschaft, diverse bedrijven, de Reichsbahn, de mijnen en dergelijke; allemaal grote ondernemingen.
Dr. SERVATIUS: En bij wie dienden zij hun eisen in?
SAUCKEL: Gewoonlijk werd de eis gelijktijdig bij de Führer en bij mij ingediend of aan de wervingsbureau’s waarvoor in het Vierjarenplan voorzien was.
Dr. SERVATIUS: Waren het verlaagde eisen als hun eisen moesten worden gecontroleerd of waren het de originele eisen?
SAUCKEL: Ik heb net gezegd dat het verschilde. De eisen werden aan mij gestuurd en op het zelfde moment bijna altijd aan de Führer omdat de Führer deze eisen moest goedkeuren.
Dr. SERVATIUS: En wat was de positie van het Centraal Planbureau?
SAUCKEL: Het Centraal Planbureau was een instantie waar boven alles, voor zover ik weet, de hoeveelheden voor de grondstoffen werden vastgesteld maar waar ook vraagstukken rond werk en mankracht werden besproken.
Dr. SERVATIUS: Kon u bevelen krijgen van het Centraal Planbureau?
SAUCKEL: Ja, de eisen die aan mij gestuurd werden moest ik zien als bevelen want de Führer had mij belast met de plicht aan de eisen van de oorlogseconomie te voldoen.
Dr. SERVATIUS: Was u zelf lid van het Centraal Planbureau?
SAUCKEL: Nee, ik werd er alleen maar bijgeroepen wanneer er gesproken moest worden over het gebruik van mankracht.
Dr. SERVATIUS: Wat was de relatie tussen uw dienst en die van Speer?
SAUCKEL: Mijn dienst moest aan de eisen van Speer voldoen.
Dr. SERVATIUS: Had Speer zijn eigen apparaat voor het leiden van de arbeid?
SAUCKEL: Ja, hij moest dat hebben binnen zijn ministerie en hij had het ook. Dat was belangrijk.
Dr. SERVATIUS: Kon u voldoen aan alle eisen die aan u gesteld werden?
SAUCKEL: Nee.
Dr. SERVATIUS: Raakten uw arbeidsreserves uitgeput?
SAUCKEL: Volgens mijn overtuiging, ja want al in 1943 – en dat was een van de redenen voor mijn manifest – wees ik erop dat de economische problemen van de bezette gebieden zeer ernstig waren en aangepakt en opgelost moesten worden om chaos te voorkomen.
Dr. SERVATIUS: Welke arbeidsreserves bleven er in Duitsland over?
SAUCKEL: In Duitsland was na 1943 geen bruikbare arbeidsreserve meer aanwezig. Er werden vele discussies gevoerd rond dit probleem maar de arbeid waar de meeste vraag naar was waren vaklieden, mijnwerkers en arbeiders voor de zware industrie.
Dr. SERVATIUS: En welke arbeidsreserve kon er uit Frankrijk worden gehaald?
SAUCKEL: Ik moet zeggen dat vanuit ons standpunt en volgens onze beoordeling betreffende economische kwesties en kwestie van arbeidskrachten, er een groot potentieel aan mankracht en zeer grote reserves in de bezette gebieden waren.
Dr. SERVATIUS: Bedoelt u dat in vergelijking de economische macht van Duitsland verder uitgeput was dan die van de bezette gebieden?
SAUCKEL: Dat kan ik misschien duidelijk maken door een vergelijking met de Eerste Wereldoorlog. In de Eerste Wereldoorlog werden er 10 tot 12 miljoen Duitsers gemobiliseerd voor werk. In deze oorlog werden er ongeveer 25 miljoen gebruikt en meer dan de helft daarvan waren vrouwen. Ik moet eraan toevoegen dat vrouwen die Rode Kruiswerk of ander welzijnswerk deden niet zijn opgenomen in mijn statistieken. Die werden in andere landen wel opgenomen.
Dr. SERVATIUS: Ik heb een afsluitende vraag: Als u uw werk als Algemeen Gevolmachtigde voor de Arbeitseinsatz vanuit het standpunt van vandaag bekijkt, wat zou u dan willen zeggen over het gebruik van buitenlandse arbeiders in het algemeen?
SAUCKEL: Het is erg moeilijk voor mij die vraag te beantwoorden. Ikzelf en het hele Duitse volk waren van mening – en moesten dat zijn – dat deze oorlog door het Duitse volk noch gewenst, noch veroorzaakt was en om eerlijk te zijn moet ik de Parij ook noemen. Ons standpunt was dat we onze plicht moesten doen jegens ons volk.
Dr. SERVATIUS: Het is niet de bedoeling dat u een uitleg in brede zin geeft maar dat u zich beperkt tot de algemene aspecten van de Arbeitseinsatz en ons vertelt of u vandaag de dag uw activiteiten gerechtvaardigd vindt of niet.
SAUCKEL: Vanuit het oogpunt van oorlogstoestand en de Duitse economie, zoals ik mijn Arbeitseinsatz zag en probeerde uit te voeren, vond ik dat gerechtvaardigd en bovenal onvermijdelijk; want Duitsland en de landen die wij bezetten vormden een economisch geheel dat niet kon worden opgesplitst. Zonder een uitwisseling van Oostelijke en Westelijke arbeidskrachten had Duitsland zelfs nog geen dag kunnen overleven. Het Duitse volk werkte zelf tot de uiterste grens van zijn kunnen.
Dr. SERVATIUS: Ik beëindig hiermee mijn verhoor van beklaagde.
Dr. ALFRED THOMA (Raadsman van Beklaagde Rosenberg): Getuige, probeerde het Ministerie voor de Bezette Gebieden in het Oosten vaak het aantal arbeiders te verlagen dat door u werd geëist?
SAUCKEL: Niet alleen het Ministerie voor de Bezette Gebieden in het Oosten probeerde dat maar ik probeerde zelf ook het uiterste te doen door te overleggen met de Führer en de werkgevers.
Dr. THOMA: Ik wil u een aantal vragen stellen met betrekking tot document nummer 054-PS, dat de wantoestanden beschrijft bij de werving en het transport van Ostarbeiter. Ondernam u persoonlijk stappen om een eind te maken aan de wantoestanden die hier worden genoemd?
SAUCKEL: Ja natuurlijk. Ondervraagt u alstublieft daar getuigen over.
Dr. THOMA: Hebt u gemerkt dat dit document handelt over de stad en de regio Charkow in de Oekraïne en weet u dat dit hele district nooit onder het burgerlijk bestuur van het Ministerie voor de Bezette Gebieden in het Oosten heeft gestaan?
SAUCKEL: Ja, dat weet ik en ik heb getuigd dat dit rapport niet aan mij is gestuurd maar naar een bureau van het Leger. Dit bureau had zijn eigen arbeidsafdeling die er direct ondergeschikt aan was.
Dr. THOMA: Hebt u in dit verslag in het bijzonder de volgende alinea op de eerste pagina opgemerkt:
“a) Met enkele uitzonderingen zijn de Oekraïners die in het Reich tewerk zijn gesteld als individuele arbeiders in bijvoorbeeld kleine handelsondernemingen, op boerderijen ...
SAUCKEL: Wilt u mij alstublieft zeggen waar dat staat?
Dr. THOMA: Op pagina 1, de laatste alinea: “Afgaand op de gesprekken met de heren en na het lezen van de rapporten, kan in het algemeen worden gezegd ... “
SAUCKEL: Welk document? Er zijn diverse documenten.
Dr. THOMA: Ik bedoel natuurlijk 054-PS.
SAUCKEL: Welk?
Dr. THOMA: Ik denk dat het de eerste, tweede, derde alinea, de tweede alinea is.
SAUCKEL: Ja, ik heb het gevonden.
Dr. THOMA: Er staat hier dat de Oekraïners die als individuele arbeider in het Reich te werk waren gesteld, “zeer tevreden waren met de condities.” Maar b) Aan de andere kant klagen de Oekraïners die in kampen leven zeer veel ......”
Is dat juist?
SAUCKEL: Ja. In mijn getuigenis heb ik de passage geciteerd waarin de schrijver van de brief zei dat dit slechts het geval was tijdens de eerste paar maanden, want ik liet onmiddellijk de kampen inspecteren en verbeteren. Ik ging zelfs zo ver dat ik de Reichsarbeitsminister nieuwe kampregels liet uitvaardigen, alles als gevolg van deze klacht.
Dr. THOMA: Hebt u persoonlijk bij diverse gelegenheden de bezette gebieden in het Oosten bezocht en gesproken met de bestuurlijke autoriteiten daar; bijvoorbeeld in Riga, Kovno en Zhitomir?
SAUCKEL: Ik sprak niet alleen met de bestuurlijke autoriteiten daar maar ik heb dit manifest in Rusland opgesteld en het daar laten publiceren en alles wat in dat manifest staat is op dezelfde manier aan die autoriteiten meegedeeld.
Dr. THOMA: Ja. Maar is het juist dat u de bijzondere urgentie van het Führerbefehl benadrukte?
SAUCKEL: Dat was mijn taak, daarvoor was ik daar.
Dr. THOMA: Dat is vanuit wettelijk standpunt niet juist want uw eigenlijke gezag kwam van Göring als gedelegeerde voor het Vierjarenplan.
SAUCKEL: Ja, dat is juist. Het officiële kanaal liep van de Führer via Göring naar het Vierjarenplan, dat was de volgorde.
Dr. THOMA: Wanneer u dus zei dat het een bevel van de Führer deed u dat om er bijzondere nadruk op te leggen?
SAUCKEL: Nee, dat was niet mijn bedoeling. De Führer droeg mij op, Doctor om het verlies aan Duitse soldaten aan te vullen. Dit waren instructies die ik direct van de Führer had gekregen of van Göring op basis van de behoeften van de werkgever.
Dr. THOMA: Werd u een schriftelijk bevel gestuurd?
SAUCKEL: Ja, schriftelijke bevelen werden ook uitgegeven.
Dr. THOMA: Van Hitler persoonlijk?
SAUCKEL: Ja, van Hitler en van Göring; van beide.
Dr. THOMA: Herinnert u zich een afspraak met Rosenberg te hebben gemaakt dat Ostarbeiter in Duitsland, na hun vertrek naar hun eigen land een stuk grond moesten krijgen zodat zij niet in het nadeel waren, vergeleken met de mensen die waren gebleven?
SAUCKEL: Ja, dat werd door Rosenberg en mijzelf afgesproken; dat is juist.
Dr. THOMA: Werd dit in feite ook uitgevoerd?
SAUCKEL: In hoeverre dit werd uitgevoerd kan ik niet zeggen. Dat was een taak van het Ministerie voor de Bezette Gebieden in het Oosten. Ik neem aan dat het zo ver mogelijk werd uitgevoerd.
Dr. THOMA: Herinert u zich dat Rosenberg voortdurend pleitte voor het afschaffen van het zogeheten Ostarbeiterembleem.
SAUCKEL: Rosenberg, zowel als ik zelf pleitten voor afschaffing van het Ostarbeiterembleem. Er is een brief van de Reichsführer SS waarin dit wordt geweigerd; maar ik weet zeker dat we er eind 1943 of begin 1944 in slaagden dit Ostarbeiterembleem af te schaffen en dat werd vervangen door een nationaal embleem zoals de andere buitenlanders dat droegen.
Dr. THOMA: Waarom moest dit Ostarbeiterembleem worden afgeschft?
SAUCKEL: Dit Ostarbeiterembleem moest om verschillende redenen worden afgeschaft maar bovenal om het demoraliserende effect bij de Ostarbeiter weg te nemen door het dragen van een discriminerend embleem.
Dr. THOMA: ik heb nog een vraag. U zei dat u zich niet herinnerde klachten te hebben ontvangen behalve die welke u met Rosenberg besprak. Nu werden er voortdurend talloze klachten onderzocht door de Zentralstelle für Ostarbeiter, samen met het DAF. Bracht het DAF hierover verslag aan u uit?
SAUCKEL: Het DAF rapporteerde dat het in overeenstemming met mijn decreten, een eind had gemaakt aan de wantoestanden en de slechte condities waar die ook maar werden aangetroffen. Dat was zijn taak. Om deze wantoestanden te verhelpen moest het DAF zich niet tot mij wenden maar tot de afdeling arbeidsinspectie van het Reichsarbeitsministerium wiens taak dat was.
Dr. THOMA: Verzekerde u er zich van of deze inspectie afdeling de wantoestanden beëindigde?
SAUCKEL: Ik zette daar mijn eigen inspectie afdelingen op, zoals genoemd door Dr. Servatius. Echter de afdeling arbeidsinspectie was de enige afdeling die de wettelijke bevoegdheid had dwangmaatregelen op te leggen en die stond onder toezicht van de Reichsarbeitsminister die de volledige bevoegdheid had.
Dr. THOMA: ik heb verder geen vragen. Dank u.
De PRESIDENT: Wat is dat voor een embleem waar u het over had?
SAUCKEL: Het Ostarbeiterembleem of badge bestond uit een blauw gerand vierkant met daarop in blauw de tekst “Ost”. De Reichsführer SS gaf eerst bevel dat het op de rechterborst moest worden gedragen; later op de mouw. Nog later was ik erbij betrokken, dit veranderd te krijgen in een nationaal embleem – blauw denk ik of iets dergelijks – net als de Russische kleuren omdat de mensen dat zelf wilden.
Dr. OTTO NELTE (Raadsman van Beklaagde Keitel): Meneer Sauckel, Beklaagde Keitel en het
OKW worden door de Aanklager beschuldigd van de deportatie van burgers met als doel arbeidskrachten te mobiliseren. U werd voor het begin van dit Tribunaal ook hierover verhoord of het
OKW en Keitel als Chef van het OKW deelnamen aan het bijeenhalen, het rekruteren en het inlijven van mensen in de bezette gebieden.
Een aantal zaken die niet duidelijk waren en in het verslag staan zijn door uw getuigenis opgehelderd. In het bijzonder met uw antwoord op de laatste vraag van mijn collega Dr. Thoma heeft u duidelijk gemaakt dat de gezagslijn als volgt liep: de Algemeen Gevolmachtigde voor de Arbeitseinsatz, het Vierjarenplan – Göring – en de Führer. Is dat correct?
SAUCKEL: Over het algemeen genomen ja.
Dr. NELTE: Mij interesseert het om te bepalen of in dit officiële kanaal ook het OKW was opgenomen of de Führer in een andere hoedanigheid dan Opperbevelhebber van de Wehrmacht.
SAUCKEL: Ik ben zelf geen soldaat geweest en ik ben niet in bijzonderheden op de hoogte van de organisatie van het OKW en het OKH. Het was voor een leek vaak moeilijk onderscheid te maken tussen die twee. Het is waar dat het OKH verantwoordelijk was voor het rekruteren van arbeiders in de bezette landen die onder controle van legergroepen stonden. Daarom moesten arbeidsreglementen voor de bezette gebieden, die onder gezag van het Leger vielen, door de Generale Staf uitgevaardigd worden in de vorm van wetten of richtlijnen.
Dr. NELTE: U bedoelt waarschijnlijk de Kwartiermeester-generaal van het Leger?
SAUCKEL: De kwartiermeester-generaal stond, voor zover ik weet, net onder de opperbevelhebber van het Leger.
Dr. NELTE: En hiermee bedoelt u te zeggen dat het OKW en Beklaagde Keitel geen bevoegdheden hadden betreffende het bijeenhalen, het rekruteren en het inlijven van mankracht in de bezette gebieden?
SAUCKEL: Hij had in dit opzicht geen bevoegdheden. Ik kwam met Veldmaarschalk Keitel in contact omdat de Führer mij herhaaldelijk opdroeg Veldmaarschalk Keitel te vragen zijn orders aan de legergroepen per telefoon of in de vorm van richtlijnen door te geven.
Dr. NELTE: En hoe staat het met de kwestie van de toewijzing van arbeiders? Had het OKW en in het bijzonder Beklaagde Keitel als Chef van het OKW enige bevoegdheid betreffende de toewijzing van arbeiders in het vaderland?
SAUCKEL: Nee, want de arbeiders werden ingezet in die economische sectoren waarvoor zij waren gevraagd en ze hadden met het OKW helemaal niets te maken.
Dr. NELTE: Dank u wel.
De PRESIDENT: Wil een van de Aanklagers een verhoor afnemen?
M. JACQUES B. HERZOG (Assistent Aanklager voor de Republiek Frankrijk): Beklaagde Sauckel, u sloot zich in 1925 aan bij de Nationaalsocialistische Partij, niet waar? Is dat juist?
SAUCKEL: Ik sloot mij al in 1923 voor het eerst bij de Nationaalsoacialistische Partij aan als gewoon lid. Toen de Partij in 1925 werd gereorganiseerd werd ik opnieuw lid.
M. HERZOG: Maar u had het Nationaalsocialistische beleid al ondersteund vanaf 1921, niet waar?
SAUCKEL: Vanaf 1921 ondersteunde ik een Duits beleid. In 1921 was ik nog geen lid van de Partij. Ik kende de Partij en stond sympathiek tegenover haar ideeën; dat is misschien de juiste manier om het te zeggen.
M. HERZOG: Hield u vanaf die tijd geen toespraken ten gunste van het Nationaalsocialisme?
SAUCKEL: Vanaf ongeveer medio 1921 hield ik toespraken ten gunste van Duitsland, niet in het bijzonder voor de Partij en alleen op kleine schaal, op kleine bijeenkomsten en zoals mijn geweten mij ingaf.
M. HERZOG: U was Gauleiter, lid van de Landrat, Innenminister en Gouverneur van Thüringen. Is het juist dat u in deze hoedanigheid de Nazificatie van uw Gau bewerkstelligde?
SAUCKEL: Ik was minister-president van Thüringen vanaf augustus 1932 en ik was ook Innenminister.
M. HERZOG: Ik stel u de vraag nogmaals: Is het juist dat u in deze hoedanigheid de Nazificatie van uw Gau bewerkstelligde?
SAUCKEL: Nazificatie is een term waarmee ik niet vertrouwd was en die ik ook niet juist achtte. Ik wierf leden voor de Nationaalsocialistiche Partij en ondersteunde die.
M. HERZOG: U was Obergruppenführer van de organisatie SS, niet waar?
SAUCKEL: Ik begrijp het niet helemaal. Van de SS?
M. HERZOG: U was toch Obergruppenführer van de SS?
SAUCKEL: Ik heb tijdens mijn voorbereidende ondervraging al verklaard dat ik honorair Obergruppenführer van de SS was. Ik heb zelf nooit in de SS gediend, noch heb ik ooit enige functie binnen de SS uitgeoefend.
M. HERZOG: Wanneer werd u Obergruppenführer van de SS?
SAUCKEL: Voor zover ik mij herinner werd ik in 1934 Obergruppenführer van de SS.
M. HERZOG: En dat bleef u tot wanneer?
SAUCKEL: Tot aan het einde.
M. HERZOG: Onder de documenten die u in uw documentenboek hebt gepresenteerd, bevindt zich document Sauckel-95. Ik zal de volgende passage op pagina 252 van de Franse vertaling voorlezen:
“Mijn beste landgenoten, onze prachtige SA en SS, tijdens een hele decade vervolgd en uitgemaakt voor het uitvaagsel van het Duitse volk, hebben deze revolutie uitgevoerd, gesteund en gevoed met een onwankelbaar principe ..... “ Is het juist .......
De PRESIDENT: Waaruit citeert u?
M. HERZOG: Uit document Sauckel-95, in het documentenboek van beklaagde. Document Sauckel-95 werd gisteren door de geleerde raadsman voor de verdediging ingediend, pagina 252 van de Franse vertaling. Het zit in het derde documentenboek van beklaagde.
De PRESIDENT: Ja, gaat u verder.
M. HERZOG: Ik stel de vraag nogmaals en ik citeer:
“Mijn beste landgenoten, onze prachtige SA en SS, tijdens een hele decade vervolgd en uitgemaakt voor het uitvaagsel van het Duitse volk, heeft deze revolutie uitgevoerd, gesteund en gevoed met een onwankelbaar principe ..... “ Bevestigt u deze uitspraak?
SAUCKEL: Ja, maar ik verzoek dat mij het document tijdens het verhoor wordt getoond zodat ik mijn standpunt tot in bijzonderheden kan bepalen.
M. HERZOG: Dit document is uit uw eigen documentenboek genomen, dat u zelf hebt ingediend.
SAUCKEL: Ja, ik herinner het me goed.
M. HERZOG: Waren de
Neurenberger wetten betreffende de Joden in overeenstemming met uw overtuigingen?
SAUCKEL: Ik had geen invloed op wetgeving zoals die uitmondde in de
Neurenberger wetten. Het is mijn overtuiging dat ieder volk en ieder ras het recht heeft op zijn eigen bestaan en voor zichzelf respect en bescherming te eisen. Wat ik voor mijn eigen volk eis en heb geëist is precies het zelfde.
M. HERZOG: Zag u erop toe dat de Neurenberger wetten strikt werden toegepast in de Gau Thüringen?
SAUCKEL: De Neurenberger wetten konden in Thüringen alleen maar worden toegepast zover mijn gezag reikte om medewerkers te benoemen of te ontslaan; en natuurlijk was het op grond van de Duitse wetgeving mijn plicht om de wet uit te voeren. De uitvoering van deze wetten door mij betekenden geen misbruik of enig andere onmenselijke behandeling.
M. HERZOG: Keurde u Hitler’s idee over Lebensraum goed?
SAUCKEL: De Führer schreef in zijn boek (Mein Kampf, Vert.) over Lebensraum. De vraag In hoeverre ik wel of niet met hem instemde kan naar mijn mening niet behandeld worden door dit Tribunaal want ik had geen invloed op hoe de Führer zelf het woord Lebensraum moest uitlegggen.
De PRESIDENT: Het Tribunaal is van mening dat u de vraag moet beantwoorden, of u het nu wel of niet eens bent met de Lebensraumdoctrine.
SAUCKEL: Ik ben niet volledig op de hoogte van de uitspraken die de Führer deed over de Lebensraumdoctrine. Ik zou willen benadrukken dat ik er nooit aan dacht, Lebensraum in verband te brengen met het voeren van oorlogen, of agressieve oorlogen; ik heb het idee ook niet bevorderd maar het idee van Lebensraum kan misschien het beste worden geïllustreerd door het feit dat de bevolking van Europa in de laatste 100 jaar met een factor drie is toegenomen, van 150 miljoen naar 450 miljoen.
M. HERZOG: Was u wel of geen voorstander van de theorie van de Lebensraum? Antwoordt u met ja of nee.
SAUCKEL: Ik stemde niet in met de theorie over Lebensraum als die te maken zou hebben met agressieve oorlogen.
M. HERZOG: Keurde u Hitler’s theorie over het Herrenvolk goed?
SAUCKEL: Ik zou talloze bewijzen kunnen geven dat ik persoonlijk altijd geweigerd heb, het idee van een Herrenvolk te benadrukken en heb dat ook in mijn toespraken gezegd. Persoonlijk ben ik veel meer geïnteresseerd in vaardigheden dan in een idee over een superras.
M. HERZOG: U dacht dus niet dat het buitenlands beleid van Duitsland had moeten worden gevoerd op basis van deze twee theorieën; de theorie over de Lebensraum aan de ene kant en de theorie over het superras aan de andere kant?
SAUCKEL: Ik heb tegenover mijn raadsman al verklaard dat ik mij niet bezig hield met buitenlands beleid en ik er ook niet over was ingelicht omdat ik niet bedreven ben in kwesties van buitenlands beleid.
M. HERZOG: In tegendeel, keurde u al die maatregelen van buitenlands beleid goed en had u er geen deel aan?
De PRESIDENT: Misschien kan ik beter de zitting nu schorsen en kunt u uw vraag morgen herhalen.
(de zitting wordt verdaagd tot 30 mei 1946 om 10:00 uur.)
Zie ook: Verhoor Sauckel 1, Verhoor Sauckel 3 en Verhoor Sauckel 4