Na de machtsovername door de nazi’s in 1933 begon een proces van 'Gleichschaltung (gelijkschakeling) van alle Duitse maatschappelijke organisaties. Van vakbonden via veteranenorganisaties tot en met de vereniging evangelische maagden[1] ontkwam geen enkele organisatie aan gedwongen aanpassing of werd bij weigering tot medewerking opgeheven. Das Deutsche Rote Kreuz (DRK), onderdeel van het Internationale Rode Kruis (IRK), zag zich als een van de eerste maatschappelijke neutrale organisaties klaargestoomd om Gleichgeschaltet te worden in het nieuwe Derde Rijk.
Gelijkschakeling betekende dat het DRK gepolitiseerd werd en in tijden van oorlog actief onderdeel van de Wehrmacht zou worden. Daarnaast zou het medewerking gaan verlenen aan de uitvoering van de nazi-(rassen)politiek. Enkele voorbeelden hiervan: de T-4 Aktion (op het adres Tiergasse 4 in Berlijn werd een begin gemaakt met de moord op mensen met fysieke- en mentale beperkingen), de concentratiekampen en het zogenaamde programma Lebensborn. Het programma Bron van leven dat moest zorgen voor een puur arisch nageslacht. Naast een medische opleiding ontvingen de medewerkers en vrijwilligsters van het DRK een ideologische scholing. Dit betekende dat het DRK in de periode 1933 – 1945 van een onpartijdige organisatie, zoals destijds (1863) door Rode Kruis oprichter Henri Dunant werd voorgestaan, veranderde in een organisatie die verre van onpartijdig was.
Na Hitlers machtsgreep kwamen de verhoudingen tussen het DRK en het Internationale Rode Kruis (IRK) onder toenemende spanning te staan. Dit leidde in de loop van de tijd tot lastige keuzes voor het IRK. Het IRK bevond én bevindt zich immers regelmatig in situaties waarin zij gedwongen wordt een moreel standpunt in nemen.[2] Tijdens de Tweede Wereldoorlog kan het gemilitariseerde nationaalsocialistische DRK dan ook beschouwd worden als een Auxiliary unit (een ondersteunende eenheid) in dienst van de Duitse Wehrmacht.[3] In dit artikel wordt de organisatie, propaganda en de toetreding van vrijwilligers- en vrijwilligsters in het DKR wat nader onder de loep genomen.
Door de constante propaganda die het straatbeeld beheerste en tijdens grootschalige bijeenkomsten bouwden de nazi’s aan steun voor hun plannen.
Daarnaast verankerden zij dit in wetgeving. Financiën vormden een belangrijk onderdeel bij de Gleichschaltung. Door middel van straatcollectes werden spenden (donaties) gevraagd. In ruil voor zo’n spende ontving men een propagandakaart of een speldje. Zo werd er behalve voor het DRK, voor alle maatschappelijke gelijkgeschakelde organisaties gecollecteerd.[4]
Het DKR, ooit de oudste nationale hulporganisatie ter wereld,[5] vormde samen met vergelijkbare organisaties uit andere Europese landen het IRK. Na de Eerste Wereldoorlog en het verdrag van Versailles dat elke connectie tussen de gekortwiekte Reichswehr en het DRK verbood, bekommerde de organisatie zich uitsluitend nog om de sociale zorg, het verlenen van eerste hulp bij calamiteiten en regulier werk in de hospitalen en instellingen. Na de machtsovername werden de in deelstaten georganiseerde DRK-afdelingen omgevormd tot een strak geleide nationaalsocialistische medische hulporganisatie die, in plaats van op gelijkheid, op basis van raciale verschillen ging opereren. Sluipenderwijs werden de (internationale) humanitaire IRK-uitgangspunten weggezuiverd en omgevormd in nationaalsocialistische zin. Uiterlijk was dit te zien aan het nieuwe grijze eenheidsuniform en de introductie van het hakenkruis dat boven het rode kruis kwam te staan.
Het DRK werd met de benoeming van een nieuwe president, de SS-Gruppenführer dr. Ernst Grawitz, in 1936 in feite een complete nazi-organisatie. Onder zijn algemene verantwoording werden onder meer gruwelijke experimenten op concentratiekampgevangenen uitgevoerd. Ernst Grawitz pleegde in 1945 zelfmoord om aan arrestatie te ontkomen. Hij werd onder meer beschuldigd van misdaden tegen de menselijkheid en zou ongetwijfeld de doodstraf hebben gekregen.[6]
Het DRK bestond aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog uit twee onderdelen.
De reguliere (professionele) DKR bestaande uit gediplomeerde (beroeps)verpleegsters (Schwesterinnen), verplegers, artsen en hulpkrachten.
Het tweede, non-reguliere onderdeel, werd gevormd door de zogenaamde Helferinnen/ Schwester-helferinnen georganiseerd in Bereitschaften. De Bereitschaften waren stand-by teams die bij calamiteiten hulp verleenden.
Het verloop van de oorlog zorgde voor het verdwijnen van de verschillen tussen de reguliere DKR en de vrijwillige Helferinnen en Schwester-helferinnen. Naarmate de oorlog vorderde en de situatie aan het Oost- en het Westfront verslechterde, raakten de verschillen tussen diverse DRK-onderdelen ondergeschikt aan het frontverloop.
De gemiddelde DRK-vrijwilligsters werden vooral achter de fronten ingezet, ondersteund door personeel uit de DRK-Bereitschaften zoals chauffeurs, koks, administratief- en technisch geschoolden. De mannelijke vrijwilligers werden overigens niet vrijgesteld van Wehrdienst als zij de dienstplichtige leeftijd bereikten werden zij opgeroepen.
Naast de Bereitschaften was de medische dienst van de Wehrmacht, de Sanitäter of hospitaal-soldaten, aan de fronten actief. Zoals hierboven verteld, verwaterde de verschillen tussen de genoemde eenheden verplegenden steeds meer. Revalidatiecentra bijvoorbeeld werden vaak door Helferinnen gerund.
Bovengenoemde wetgeving uit december 1937, zorgde er bovendien voor dat alle DRK-medewerkers (medisch)Wehrmacht personeel in tijd van oorlog mochten ondersteunen of vervangen. Zodoende werd het mogelijk Wehrmacht personeel in Feldlazaretten (veldhospitalen) en vergelijkbare instellingen te vervangen door DRK-vrijwilligers om zo de Sanitäter vrij te maken voor dienst elders.Personeelsgebrek werd tijdens de oorlog een steeds nijpender probleem voor de Duitse Wehrmacht. De voortduurde verliezen namen uiteindelijk enorme proporties aan.
Om ervoor te zorgen dat het aantrekkelijk werd, vooral voor jonge beroepskrachten en vrijwilligsters, om onder oorlogsomstandigheden bij het DRK ingezet te worden, werd het beroep van verpleegster gelijkgesteld aan dat van jonge mannen die vrijwillig als officier bij de Wehrmacht dienden. Zij kregen bijvoorbeeld officiersprivileges bij treinreizen en andere zaken.
Met een constante stroom aan propaganda- en wervingscampagnes probeerde het DRK zich dan ook van voldoende personeel te voorzien.
Dit was opmerkelijk voor een ideologie waarbij voor de vrouw de belangrijkste taken waren weggelegd in het huishouden en het achtereenvolgens baren en opvoeden van kinderen om zodoende de voorwaarden te scheppen waaronder de man de staat en de natie kon dienen.
De militaire verliezen tijdens de winter van 1942/1943 maakte het noodzakelijk om van de ideologische stelling af te wijken en vrouwen te gaan mobiliseren. Vanaf januari 1943 werden alle vrouwen vanaf 17 tot en met 45 jaar, die geen kinderen hadden, verplicht zich te melden om ingezet te worden ten behoeve van de Arbeitseinsatz (gedwongen tewerkstelling).[7]
Een andere oplossing om het personeelsgebrek te bestrijden was het werven van personeel in het bezette Europa. Andere vrijwillige auxilliaries (hulpkrachten) werden vrijwel sinds het begin van de oorlog in de bezette gebieden aangeworven. Het NSKK(Nationalsozialistisches Kraftfahrerkorps), de Organisation Todt en de Technische Nothilfe(Technische Noodhulp) gingen het DRK voor. De werving van vrouwelijk personeel uit de bezette gebieden ging bij voorkeur uit naar ‘raszuivere’ buitenlandse krachten, zoals Vlaamse, Nederlandse en Scandinavische vrijwilligsters. Dit uitgangspunt werd onder druk van situatie echter meer en meer losgelaten.
In Nederland betekende de "kruistocht tegen het bolsjewisme" in 1941 het startschot voor de NSB, om de oprichting van het SS-Freiwilligen Legion Niederlände te ondersteunen. De NSB’er dr. J. Sierts Galjart vond dat er ook een medisch onderdeel naar het Oostfront mee moest en wilde in samenwerking met het Nederlandse Rode Kruis een medische colonne opzetten. Het Nederlandse Rode Kruis voelde hier weinig voor, want dit zou haar neutraliteit natuurlijk in gevaar brengen. Duitse druk zorgde ervoor dat de colonne er toch kwam. De colonne kreeg weliswaar een neutrale naam, de Nederlandsche Ambulance, maar was in feite de Sanitätsdienst van het SS-Freiwilligen Legion Niederlände. Hiervoor meldde zich vrijwilligsters aan. Die vrijwilligsters belandden uiteindelijk niet alleen aan het Oostfront, maar aan alle fronten waar het Duitse leger werd ingezet.
De DRK-vrijwilligsters die zich voor de Nederlandsche Ambulance of later in de oorlog aanmeldden, werden na opleiding en stage voorzien van identiteitspapieren en een identiteitsplaatje.
De buitenlandse DRK-vrijwilligsters droegen in de regel het Duitse Schwester-uniform en waren herkenbaar aan een stoffen insigne dat op de rechtermouw hun nationaliteit aangaf.
Overigens gold ook voor Duitse DRK-vrijwilligsters dat zij een stoffen driehoekig insigne in zwart/wit op de rechter bovenarm droegen. Hierop was te zien uit welke Gau de vrijwilligsters afkomstig waren.[10] Bij nadere bestudering van foto’s uit deze periode blijkt echter dat het Gau- of nationaliteitssymbool niet altijd gedragen werd. Dit laatste zal ongetwijfeld te maken hebben gehad met de steeds chaotischer wordende situatie aan het einde van de oorlog.
Afsluitend kan geconstateerd worden dat een internationaal gezelschap DRK- vrijwilligsters zich aansloot om voor de Duitse zaak te strijden om zo hun steentje bij te dragen aan het nazi-regime.