Toen de Tweede Wereldoorlog in het voorjaar van 1940 in volle hevigheid losbarstte, bleef ook België niet buiten schot. Het Belgische leger was niet opgewassen tegen de Duitse Blitzkrieg en gaf zich na 18 dagen van strijd over. De regering was gevlucht naar Londen, terwijl koning Leopold III ervoor koos om in zijn land te blijven. België werd voortaan bestuurd door de Militärverwaltung onder leiding van Alexander von Falkenhausen, maar parallel bleef ook de Belgische overheid in de vorm van het comité van de secretarissen-generaal mee het land besturen.
In de zomer van 1942 werd in België begonnen met het deporteren van de Joden. Omdat Mechelen ideaal was gelegen tussen Brussel en Antwerpen, de steden waar de meeste Joden woonden én omdat de stad beschikte over een kazerne werd hier het SS-Sammellager Mecheln ingericht. De Dossinkazerne, zoals deze plaats in de volksmond wordt genoemd, werd de draaischijf van de deportaties van de Joden uit België naar de concentratiekampen. Hier werden ze bijeengebracht en op treinen naar het Oosten gezet. Meer dan 25 267 Joden werden gedeporteerd.
In de jaren dertig kwam Centraal-Europa steeds meer in de greep van Duitsland. De Anschluss van Oostenrijk werd verwezenlijkt en ook Sudetenland werd geannexeerd. De andere mogendheden lieten zonder veel protesten begaan. Dat gebeurde echter niet toen Duitsland op 1 september 1939 Polen binnenviel. Twee dagen later verklaarden de Fransen en Britten Duitsland de oorlog. De Tweede Wereldoorlog was begonnen. België bleef niet buiten schot: op 10 mei 1940 werd België aangevallen. Het Belgisch leger was niet opgewassen tegen de Duitse aanvalskracht en kreeg de ene mokerslag na de andere toegediend. Na een veldtocht van achttien dagen besliste koning Leopold III om te capituleren.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog had de gewone man in de straat er geen idee van welke verzetsbewegingen er allemaal bestonden. Er werd in het algemeen gesproken over de "Witten" of de "Witte Brigade". Hiermee werd duidelijk gemaakt dat het om tegenstanders van de Duitsers en hun medestanders ging, die de "Zwarten" werden genoemd. Pas na afloop van de oorlog bleek er ook in werkelijkheid een verzetsbeweging te hebben bestaan die de naam "Witte Brigade" droeg. Deze beweging, die heel wat onderwijs- en stadspersoneel in haar rangen telde, had haar zwaartepunt in de streek rond Antwerpen. Later ontstonden er ook kernen in Gent, Lier, Aalst, Brussel, het Waasland, de kuststreek en zelfs in Wallonië.