Op 5 mei 1945 was Nederland grotendeels bevrijd. Op enkele Waddeneilanden en in enkele dorpen werd op 7 mei nog gevochten tussen de Waffen-SS en Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS). De Duitsers hadden alle wapens ingeleverd en al het rollend materieel, vliegtuigen en schepen waren door de geallieerden in beslag genomen. De geallieerden waren nu heer en meester in het luchtruim. Dat luchtruim werd nu op grote schaal gebruikt om voedsel te droppen boven de uitgehongerde gemeenten van Noord- en Zuidwest-Nederland. Bij weinigen is bekend dat ruim een maand later de Luftwaffe nog een operationele missie uitvoerde in het Oostzee-gebied, een missie waarmee veel vrouwen en kinderen werden gered.
Op 4 mei 1945 accepteerde de Britse veldmaarschalk Bernard Montgomery de onvoorwaardelijke militaire overgave, door groot-admiraal Hans-Georg von Friedeburg en generaal Hans Kinzel, van alle Duitse strijdkrachten in Holland, in Noordwest-Duitsland inclusief de Friese eilanden en Helgoland en alle andere eilanden, in Sleeswijk-Holstein en in Denemarken.
Op 7 mei 1945 capituleerde Alfred Jodl te Reims in naam van alle Duitse troepen, zowel van het Westelijk als het Oostelijk front. De capitulatie zou op 8 mei, om 23.01 uur ingaan. Nog voor dat tijdstip ondertekende Wilhelm Keitel in Berlijn nog eens apart een capitulatiedocument. Op het moment van ingaan was het in Moskou al 9 mei en die datum zou later in de Sovjet-Unie en Rusland worden gevierd.
De capitulatie betrof aan het Oostfront zo'n anderhalf miljoen man. Troepen die daartoe in staat waren, gaven zich meestal niet over maar vluchtten naar het westen. Op Koerland en op Bornholm zouden belangrijke eenheden zich pas later overgeven. Heeresgruppe Mitte in Bohemen, deed een wat grotere vluchtpoging en gevechten met het Tsjechische verzet duurden in Praag tot 11 mei.
Eisenhower sloot op 9 mei om 00.00 uur de westerse linies voor Duitsers die van het oostfront naar het westfront probeerden te komen. Er was nu geen doorkomen meer aan. De enige weg die nog open lag om vanuit het oosten naar het westen te komen was via de Oostzee. Voor de zeeredding en het bergen van schepen en vliegtuigen, lag daar sinds 20 oktober 1944 Seenotgruppe 81/Ostsee (SNG 81) gestationeerd op het Fliegerhorst Bug auf Rügen. Deze basis bevond zich op een landtong op het schiereiland Wittow bij Dranske. Verdeeld over verschillende haventjes aan de Oostzeekust beschikte het 81ste over dertig Fl.B. (Flugbetriebs)-boten in Swinemünde (Seenotflottille 81), vier vliegtuigbergingsschepen (twee bekend: Greif en Boelcke), circa 24 vliegboten van het type Dornier Do 24 T.1, één Arado Ar 196 A-3 en twaalf zoek- en begeleidingsvliegtuigen, type Messerschmitt 410 B (in Parow, Stralsund). Ook een aantal voertuigen behoorden tot het arsenaal. Het aantal manschappen van de Seenotdienst op deze locatie bedroeg ruim duizend. Commandant van deze eenheid was Flugkapitän Karl Born.
Het bevel aan Born luidde: ‘U dient met alle beschikbare middelen gereed te staan om evacuatievluchten in het Oostzeegebied voor te bereiden in samenwerking met de Kriegsmarine. De tijd tussen januari en mei 1945 verliep chaotisch. Op 13 januari 1945 begon het Russische offensief tegen Oostpruisen. Midden januari werd in de strategisch belangrijke stad Pillau (Baltiyjsk) de catastrofe duidelijk merkbaar toen een enorme vluchtelingenstroom uit het oosten zonder ophouden de stad vulde, en dat ging maar door, het Rode Leger was niet meer te stoppen.In de nacht van 5 op 6 mei werd het 81ste Seenotstaffel, Seenotflottille, Such- und Schutzstaffel en Flugsicherungsboote met haar bestand, geëvacueerd naar Guldborg in Denemarken, aan de ‘veilige’ westzijde van de demarcatielijn, 12 graden oost.. Gehoopt werd op de coulante houding van de Britten.
Born besefte dat dit de laatste uren of dagen weleens konden zijn van de Duitse Marine en Luftwaffe en wilde zoveel mogelijk doen om burgers, met name vrouwen en kinderen uit handen te houden van de naderende Russen. Hij kreeg hierin medewerking van collega militairen. Het plan was om midden april zoveel mogelijk Do 24’s, motorboten en voertuigen naar de positie Guldborg-Sund, 25 kilometer ten westen van de demarcatielijn, te evacueren. Van daaruit kon men zich gaan richten op de redding van burgers uit de ingesloten gebieden aan de Oostzee. Het was alleen de vraag, hoe was de situatie in Guldborg. Was de brug nog heel, kon men onderkomens inrichten? Een luitenant van het 8ste was bereid dit te gaan onderzoeken. Met een reddingboot slaagde men er in de Oostzee over te steken en na vier dagen was de luitenant weer terug in Bug. Vlakbij de brug bevond zich een hotel dat gebruikt kon worden door de manschappen van het 81ste, de brug bleek nog onbeschadigd en werd bewaakt door de SS. Nu konden er plannen gemaakt worden voor de oversteek. Brandstof moest mee en maaltijden en persoonlijke verzorgingsartikelen voor de duur van zes tot acht weken. Eén plan kon niet verwezenlijkt worden, namelijk het overvaren naar Guldborg van het vlaggenschip van de Duitse opleidingsvloot, de Horst Wessel.
Het zeilschip lag met schade voor anker bij Greifswald. Het was de bedoeling om dit prachtige zeilschip in te zetten als hospitaalschip. Het wachten was nu op het ‘uur X’, de langverwachte evacuatie naar Denemarken. Ondertussen werden de mannen van de zeereddingsdienst, burgers en Kriegsmarine, vermaakt met pianomuziek van de bekende Walter Gieseking.Op 30 april 1945 werd het bericht op Bug ontvangen dat Hitler en zijn vrouw Eva Braun zelfmoord hadden gepleegd. Wat nu? Wie werd zijn opvolger en hoe zat het met de ‘totale Kapitulation’. Grossadmiral Karl Dönitz nam het roer over en werd staatshoofd van nazi-Duitsland. Op deze zelfde dag kreeg Born het bevel: ‘nach eigenem Ermessen zu handeln’. Duidelijk, ze konden nu gaan.
Het duurde niet lang voordat de eerste vluchtelingen in twee 'Flugbetriebsboote' uit Stralsund op Bug arriveerden. De Duitse bemanning was dronken en werd te voet teruggestuurd naar de plaats van vertrek, Strelasund aan de Oostzee. Ook sloeg de drank en paniek toe in de legeringsgebouwen op Bug, zo erg zelfs dat men Born dreigde dood te schieten. Nog net op tijd kon dit voorkomen worden door een Staffelkapitän van Seenotstaffel 81. Op straat, tussen de woningen, werd een arts doodgeschoten door een luitenant van de Luftwaffe. De arts weigerde de Hitlergroet te brengen. De luitenant was een piloot van een Blohm & Voss BV 138 vliegboot en werd gearresteerd. Niet lang waarschijnlijk want als een haas ging de luitenant er met de BV 138 vandoor. Tijdens de start rookte één van de motoren en de vliegboot verloor hoogte en crashte in het duingebied van Kaap Arkona. Alle twaalf tot veertien Duitse inzittenden kwamen om het leven. Zij waren al op de vlucht voor de Russen, want die kwamen steeds dichterbij.
Het was voor Born nu zaak om medestanders te vinden voor de vlucht naar het Deense Guldborg. Een luitenant en nog een paar officieren waren bereid mee te gaan. De eerste paar passagiers kwamen ook al vragen of zij mee mochten, dit waren twee echtgenotes van officieren van de Luftwaffe. Er mochten ook familieleden mee van het personeel van de SNG 81. Wie niet in aanmerking kwam voor de vliegreis, ging per vliegtuig of Fl.B. boot naar Kopenhagen. Naar Zweden vluchten was geen optie. Bekend was dat dit land drieduizend Duitse soldaten wilde uitleveren aan de Russen. Er moest nu snel gehandeld worden. Op 4 mei troffen verkenners van de Wehrmacht al Russen aan in de nabijheid van Bug. Nu was dat een reden dat iedereen wel weg wilde van het schiereiland. Een dag later gaf Born het bevel om met alle vliegklare vliegboten en schepen te vertrekken naar Guldborg. Alle administratie en tactische middelen werden vernietigd. In de vroege ochtend stegen de vliegboten op en vlogen op golftophoogte de Oostzee over naar de Guldborg Sund. Tijdens de vlucht werd er radiostilte in acht genomen om de kans voor ontdekking te voorkomen.
Bij Gedser werd de kustlijn van Denemarken gepasseerd en even later de onzichtbare demarcatielijn. Nog steeds hadden zij geen weerstand van de gevreesde Russen ondervonden. Even later werd de landing bij de brug van Guldborg ingezet.
Van de SS-troepen die de brug bewaakten was niemand meer aanwezig. De vliegboten gingen voor anker en de bemanning zocht naar een onderkomen. Born vond dit zelf in een hotel vlakbij de haven en had daar vandaan een goed uitzicht over een pier en de haven. Het commandocentrum werd gevestigd in het bergingsschip BP 41.Op 6 mei ging Born op zoek naar geallieerde militairen om conform de afspraken te capituleren. Hij had de beschikking over een meegevoerde auto en was van plan de Britten over te halen met zijn manschappen (350 soldaten, vijftien officieren en burgerpersoneel) naar Schleswig of Kiel te reizen. Maar eerst werd er onderling overlegd met enkele Luftwaffe-officieren aan boord van de Fl.B.-boot 308. Het merendeel van de manschappen stond achter de plannen van Born, maar niet iedereen. Plots kwam er een verstekeling tevoorschijn uit de machinekamer van de boot. Een gepensioneerde marineofficier die het gesprek tussen de officieren had meegeluisterd. Hij kwam met raad. Zo overtuigend dat de rest van de zogenaamde ‘dwarsliggers’ ook luisterde en meewerkte aan de plannen van Born. De marineofficier vertrok met stille trom van boord en is nooit meer gezien.
Op 7 mei vertrokken enkele officieren onder leiding van Born met een wit geschilderde Rode Kruis-auto naar Kopenhagen. Op de 'Seefliegerhorst' aangekomen bleek de basis verlaten, op enkele militairen na. Medegedeeld werd dat geen enkele Duitser meer een auto, schip of vliegtuig mocht besturen. Te voet diende men af te reizen naar Schleswig-Holstein. Het gerucht ging ook dat de Russen al in Gedser geland waren, in de westelijke sector nota bene. In Guldborg wist men te vertellen dat het hier om zes Russische militairen ging die contact op moesten nemen met de Allied Control Council van Kopenhagen. Wel werden er vijandelijkheden gemeld op het eiland Bornholm in de Oostzee waar Russische parachutisten waren geland. Op 8 mei werd het bericht ontvangen dat de oorlog voorbij was. Alle boten en vaartuigen lagen op de ankerplaatsen te wachten op de komst van de Britten. Na de dramatische en chaotische evacuatie transporten van de laatste weken was er nu rust ingetreden.
De volgende dag, om 10.30 uur kwam het volgende bericht binnen via de radio: ‘het doen van een opgave van alle aanwezige schepen en vliegtuigen; overdracht aan de geallieerden van alle vliegtuigen en de toestand hiervan; over het afgeven van boten en schepen kwam nog een nader bevel; Duitse militairen werden vooralsnog niet vrijgelaten’. Even later volgde bericht dat de vliegtuigen onklaar gemaakt dienden te worden. Born reageerde niet direct op het bevel, maar pas twee dagen later, waarin hij mededeelde in Guldborg te beschikken over vijftien Dornier Do 24 vliegboten, één Arado Ar 196 en elf boten (BP41, TP6, 308, 504, 517, 527, 537, 532, 542, 5003 en 5503). In het nabijgelegen Saksöbing over de Greif, Gunther Plüschow, 303, 418, 441 en 434. Bij Rødby lag de boot 518 en voor Hela de 545.
Er arriveerde een Deense officier in Guldborg die verlangde dat Born meeging naar het geallieerde hoofdkwartier in Saksöbing om de overgave van de Duitse troepen te regelen. Vervolgens ontvingen de Duitse militairen instructies omtrent de ontwapening van personeel, vliegtuigen en boten. Het Deense verzet voerde alle wapens af naar Masnedsund. Verder dienden alle hakenkruis motieven verwijderd te worden van uniformen en transportmiddelen. Hiervoor in de plaats kwam een Rode Kruis-embleem. Omdat de Dorniers nog in vliegende staat verkeerden stelde Born aan de Deense officier voor een groot aantal vluchtelingen in Guldborg, dit waren voornamelijk Duitsers, over te vliegen naar Schleswig. De Denen hadden hier geen problemen mee en na enig aarzelen en overleg, de Britten ook niet. In samenwerking met officieren van de RAF werd een evacuatieplan opgesteld dat inhield dat er in vier formaties gevlogen zou worden. Zo konden in totaal 450 Duitse oorlogsslachtoffers per vliegboot overgebracht worden naar Schleswig.
Al met al betekende dit dat de Luftwaffe na de wapenstilstand nog éénmaal een operationele vlucht zou uitvoeren, alleen nu onder bevel van de Royal Air Force. Het transport zou worden begeleid door zestien Hawker Typhoons van het 175 en 184 Squadron van RAF No.83 Group. Degene die niet meekonden met een vlucht zouden volgen met een boot. Op 18 juni was het zover. Klokslag 09.45 uur deelde Karl Born via de radio mee, dat om 12.00 uur alle vijftien Dorniers en één Arado vlieggereed zouden liggen. Behoudens de Duitse bemanning bevond zich aan boord van elke Dornier een bewapende Deense militair. Tien minuten voor vertrektijd cirkelden de Typhoons boven de geankerde Do 24’s, nu echter met een andere opdracht dan maanden daarvoor. Elke tien minuten stegen er vier Dorniers op afgeladen met vluchtelingen.
Na een korte vlucht arriveerden alle toestellen behouden op de Schlei bij Schleswig.
Hier stond reeds een staf met medisch personeel gereed om de vluchtelingen op te vangen. Hauptmann Born ankerde zijn Dornier nabij een kleine houten pier, waar een Wingcommander zijn komst reeds afwachtte. Born overhandigde zijn vliegersdolk als symbool van overgave van zijn groep.In goede verstandhouding mocht Born afscheid nemen van zijn bemanning, voordat hij in gevangenschap werd afgevoerd. Enkele dag later arriveerden ook de vaartuigen met de rest van de evacués, hetgeen officieel het einde betekende van 'Seenotgruppe 81'.
Voordat Karl Born Schleswig in gevangenschap verliet, had hij op bevel van de Britten een complete vliegtuigbemanning aan de Britten ter beschikking moeten stellen om RAF-crews te instrueren op het vliegen met een Do 24. Van de vijftien werden er naderhand drie overgevlogen naar Engeland en de anderen gebruikt als schietschijf op de Schlei. De meeste zijn gedurende de strenge winter van 1945/1946 op hun ligplaatsen bij Schleswig door het kruiende ijs in elkaar gedrukt. Ooggetuigen berichtten, dat personeel van de RAF er op uit werd gestuurd grote gaten in de rompen te slaan om ze alsnog te laten zinken. Zeker tot 1949 lagen verschillende wrakken in half gezonken toestand in de Schlei.
Overzicht van de vliegtuigen die deelnamen aan de laatste operatie op 18 juni 1945:
Type: | Werknummer: | Registratie: | RAF: |
Do 24T.3 Do 24T.3 Do 24T.3 Do 24T.3 Do 24T.3 Do 24T.3 Do 24T.3 Do 24T.3 Do 24T.3 Do 24T.3 Do 24T.3 Do 24T.3 Do 24T.3 Do 24T.3 Do 24T.3 Ar 196 |
0068 0097 1006 1009 1034 1035 1072 1103 1135 1137 3296 3346 3348 3350 3435 0285 |
VH+SH DJ+ZW M6+CL M6+DL M6+EL W4+CH DT+HE P7+MN CM+RC KT+MP W4+EH KT+MT VH+JM T3+HM |
AIR MIN.114/VN865AIR AIR MIN.116/VN870 |
Opmerking:
De identiteit van de derde RAF Do 24 is niet bekend, wel dat het waarschijnlijk de VM483/AIR MIN.116 geweest is. Eén van de vijftien Dorniers was afkomstig van 'Kampfgeschwader 200', waar het omgebouwd was voor de vernietiging van de brug over de Oder.