In 1936 startte het Duitse Ministerie voor Luchtvaart (Reichsluftfahrtministerium) een programma voor de vervanging van het verouderde maritieme toestel Heikel He 50 als katapultvliegtuig voor aan boord van de schepen van de Kriegsmarine. De eisen omschreven een verkenningsvliegtuig met één of twee drijvers, twee bemanningsleden en een vermogen van tussen de 800 en 900 pk. Arado kwam hiervoor met het ontwerp van de Arado Ar 196. Het toestel zou de belangrijkste één motorige verkenner van de Kriegsmarine worden
Toen in 1933 de Luftwaffe een maritieme verkenner zocht voor het gebruik aan boord van schepen, werd gekozen voor de Heinkel He 60, waarvan in 1935 al werd geconstateerd dat deze onvoldoende voldeed aan de wensen van het Reichsluftfahrtministerium. De opvolger werd de Heinkel He 114 die echter maar weinig verbetering opleverde waarna gevraagd werd aan diverse bedrijven om met een ontwerpvoorstel te komen. Dornier, Gotha, Arado en Focke-Wulf kwamen met een ontwerp, Heinkel haakte af.
Van alle inzendingen mochten Arado en Focke Wulf ieder een prototype bouwen. Focke Wulf kwam met de Focke Wulf Fw 62 dubbeldekker en Arado met de 196. Ontwerper Walter Blume was gekomen met een geheel uit metalen buis opgebouwde ééndekker, met metalen vleugels en twee drijvers. De romp was aan de voorzijde bekleed met metalen platen en aan de achterzijde overtrokken met linnen. De cockpit was voorzien van een dicht dak met twee openschuifbare delen voor de piloot en voor de waarnemer. De Arado 196 was niet veel beter dan het ontwerp van Focke Wulf, maar waarschijnlijk door het modernere uiterlijk werd toch voor de Arado gekozen.
Voordat met de productie werd begonnen, zouden vijf prototypen de revue passeren voordat het definitieve ontwerp tot stand kwam. Voorts zouden er vijf series worden geproduceerd waarvan de derde serie en de vijfde serie de meest gebouwde werden.
Arado Ar 196 V1 |
1 prototype Ar 196 A |
Arado Ar 196 V2 |
1 prototype Ar 196 A |
Arado Ar 196 V3 |
1 prototype Ar 196 B |
Arado Ar 196 V4 |
1 prototype Ar 196 B |
Arado Ar 196 V5 |
1 prototype Ar 196 B |
Arado Ar 196 V6 |
1 prototype Ar 196 C |
Arado Ar 196 A-0 |
10 trainingstoestellen |
Arado Ar 196 A-1 |
20 boordtoestellen schepen |
Arado Ar 196 A-2 |
85 kustverkenningstoestellen |
Arado Ar 196 A-3 |
103 kustverkenningstoestellen |
Arado Ar 196 A-4 |
15 boordtoestellen schepen |
Arado Ar 196 A-5 |
297 kustverkenningstoestellen |
Arado Ar 196 B-0 |
3 toestellen met middendrijver |
Arado Ar 196 C |
1 prototype op basis A-5 |
Arado E.380 |
niet gebouwd project ter
verbetering |
In november 1938 was het eerste voorserie-exemplaar, de Ar 196 V1 klaar. Het toestel met Werknummer 2589, kreeg kenteken D-IEHK[1]. De eerste vlucht op 1 juni 1937 werd uitgevoerd met een BMW 132D motor van 880pk en een tweebladige propeller vanaf de Plauer See. Het prototype werd op 16 juli 1937 afgedragen aan de Erprobungsstelle Travemünde. In maart 1938 ging het toestel terug naar Arado vanwege een recordvlucht waarbij het toestel een BMW 132SA motor ontving, een volledig gesloten cockpit en diverse aerodynamische verbeteringen. Voor zover bekend heeft deze vlucht echter nooit plaatsgevonden.[2]
Kort daarop volgde het tweede exemplaar, de 196 V2, Werknummer 2590, kenteken D-IHQI[3]. Dit toestel werd vooral gebruikt voor het uittesten van wapens en vloog in september 1937 voor het eerst. De V2 werd het uitgangsmodel voor de A-serie toestellen.
Om de bruikbaarheid bij zware golfslag met ene enkele midden drijver te testen, werden de V3 en V4 bij Arado gebouwd. Beide toestellen hadden een grote centrale drijver en twee kleinere stabilisatie drijvers. De Arado Ar V3, Werknummer 2591 en kenteken D-ILRE[4], vloog vanaf september 1937. Een eerste katapultstart wed met dit toestel op 19 februari 1938 uitgevoerd. Vanaf juni 1938 opereerde de V3 vanaf de lichte-kruiser Leipzig (1931).
De Arado Ar 196 V4, Werknummer 2592, kenteken D-OVMB[5] was wederom een toestel voor het uittesten van de bewapening, dit keer de vleugelbewapening. Tevens werd met dit toestel het gebruik als kustverkenner uitgewerkt in tegenstelling tot dat van een boordvliegtuig. Op 8 december 1938 ging het toestel verloren door motorbrand na een mislukte landing.
Ter vervanging van de verongelukte V4 werd de Arado Ar 196 V5 in gebruik genomen met Werknummer 196.0090 en kenteken D-IPDB, wat eigenlijk een A-2 was uit de serie Werknummer 0032–0116 van de Arado-Werk in Warnemünde.
Uit de Arado Ar 196 A-3 serie met Werknummer 0132–0211 van de Arado-Werk in Warnemünde, werd Werknummer 196.0191 gebruikt als prototype voor een geplande Arado Ar 196 C-serie. De eerste vlucht vond plaats op 23 september 1941. Het toestel werd gekenmerkt door grotere drijvers en een zwaardere bewapening. Op 7 oktober 1941 werd het toestel afgeleverd aan de Erprobungsstelle Travemünde, maar de bouw van de C-serie werd op 14 juli 1942 voor onbepaalde tijd uitgesteld.
In november 1937 kon Arado de bouwplannen voor serieproductie voorleggen aan het Reichsluftfahrtministerium (RLM) en in februari 1938 werd de opdracht ontvangen om 10 toestellen te bouwen in de A-0 serie[6]. Alle toestellen werden bij Arado in Brandenburg an der Havel gebouwd waarbij de eerste op 18 oktober 1938 werd afgeleverd. In april 1939 waren alle toestellen geleverd. De toestellen waren gelijk aan de V1 en V2 met ter aanvulling ophangpunten voor bommen en een MG 15 machinegeweer achter in de cockpit. De toestellen waren uitgerust met een BMW 132K motor van 960pk. In feite waren het toestellen die vooral bedoeld waren om de piloten, die met de Ar 196 moesten gaan vliegen, te trainen. Ze waren nog niet geschikt om met een katapult te worden afgeschoten.
Vanaf juni 1939 volgden de volgende 20 toestellen die speciaal bestemd waren voor de schepen van de Kriegsmarine[7]. Ze waren dan ook extra versterkt om te kunnen worden gelanceerd met een boord katapult. De gevoerde bewapening bestond nog alleen uit de beweegbare mitrailleur achter in de romp en men had de mogelijkheid twee bommen van 50 kg mee te voeren. Deze versie werd gestationeerd op onder ander de schepen Admiral Scheer, Admiral Hipper, Prinz Eugen, Graf Spee, Deutschland, Gneisenau en Scharnhorst.[8] Ze werden in dienst gesteld bij de Bordfliegerstaffel 1./196 en Bordfliegerstaffel 5./196. Er werd in deze serie één variant onderscheiden, de Arado Ar 196 A-1/U1, een doelsleper voor oefeningen met luchtafweer van schepen. De toestellen werden later vervangen door de verbeterde Arado Ar 196 A-4.[9]
Ondertussen waren ook de kustpatrouillewatervliegtuigen aan vervanging toe en daar de Ar 196 goed beviel werd een speciale versie hiervoor ontworpen. Naast de beweegbare mitrailleur werd er rechtsvoor aan de zijkant van de romp een vaste 7,92 MG 17 mitrailleur aangebracht en in iedere vleugel nog een 20 mm kanon[10]. Het toestel werd iets zwaarder, maar verder veranderde er niets aan de specificaties. Het RLM bestelde op 5 september 1938 een honderdtal van deze toestellen. Vanaf november 1939 werden deze afgeleverd. Tot maart 1941 werden uiteindelijk 85 toestellen met Werknummers 0032 tot en met 0116 geleverd die vooral bij de Küstenfliegergruppen werden ingezet.
Type: | Arado Ar 196 A-2 |
|
Taak: |
Watervliegtuig / Verkenner |
|
Bemanning: |
2 |
|
Spanwijdte: |
12,44 meter |
|
Vleugeloppervlakte: |
28,50 m2 |
|
Lengte: |
10,96 meter |
|
Hoogte: |
? meter |
|
Gewicht: |
Leeggewicht: 2214 kg Max. gewicht: 3250 kg |
|
Motor: |
1 × BMW 132K 960 pk |
|
Snelheid: |
Max. snelheid: 320 km/u Kruissnelheid: 286 km/u |
|
Bereik: |
1.015 kilometer |
|
Plafond: |
5.550 meter |
|
Bewapening: |
2x 20-mm-MG FF (vleugels) 1x 7,92-mm-MG 17 (neus) 1x 7,92-mm-MG 15 (achterste cockpit) 2x 50-kg bommen |
|
Productie: |
85 |
Dit is uiteindelijk de meest gebouwde versie. Vanaf 1941 werd de A-3 met sterkere bewapening en versterkte constructie, in grote aantallen gebouwd. Het was een verbeterde versie van de A-2. Vanaf december 1940 werd dit type gebouwd bij Arado-Werk Warnemünde, waar 80 stuks werden gebouwd met de Werknummers 0132 tot en met 0211. Vanaf 1942 werden 23 toestellen in St.Nazaire bij de Franse SNCA gebouwd. Het type werd tot maart 1943 geproduceerd. Net als bij de A-2 werd ook hier een doelsleepvariant gemaakt, de Arado Ar 196 A-3/U1.[11]
Type: | Arado Ar 196 A-3 |
|
Taak: |
Watervliegtuig / Verkenner |
|
Bemanning: |
2 |
|
Spanwijdte: |
12,40 meter[12] |
|
Vleugeloppervlakte: |
28,40 m2[13] |
|
Lengte: |
11,00 meter[14] |
|
Hoogte: |
4,45 meter[15] |
|
Gewicht: |
Leeggewicht: 2.335 kg[16] Max. gewicht: 3.303 kg[17] |
|
Motor: |
1 × BMW 132K 970 pk (723kW)[18] |
|
Snelheid: |
Max. snelheid: 310 km/u[19] Kruissnelheid: 255 km/u |
|
Bereik: |
1.070 kilometer[20] |
|
Plafond: |
7.020 meter[21] |
|
Bewapening[22]: |
2x 20-mm-MG FF (vleugels) 1x 7,92-mm-MG 17 (neus) 1x2 7,92-mm-MG 15 (achterste cockpit) 2x 50-kg bommen |
|
Productie: |
103 |
Doordat de bewapening van de A-3 uitstekend beviel werd besloten de A-1 toestellen aan boord van de schepen te vervangen door de nieuwe A-4. In feite is de A-4 hetzelfde als de A-3 maar dan geschikt om met een katapult te worden afgeschoten. De drijvers werden aangepast om een grotere hoeveelheid brandstof te kunnen meenemen en zo de reikwijdte te vergroten. De Arado-Werk in Warnemünde produceerde 15 toestellen met Werknummers 0117 tot en met 0131. De doelsleepvariant voor oefeningen met luchtafweergeschut, werd aangeduid met A-4/U1.
De laatste serieproductie van de A serie was de A-5. Deze werd geproduceerd tussen 1941 en augustus 1944 en werd de meest geproduceerde variant. De A-5 kreeg echter een verbeterde radio-installatie en een nieuwe beweegbare mitrailleur voor de waarnemer, een dubbelloops 7,92 mm MG81Z. In maart 1944 eindigde de productie bij de Arado-Werk in Warnemünde en tot augustus 1944 liep de productie nog door bij Fokker in Amsterdam, die 69 toestellen produceerde.
De Arado Ar 196 A-2 toestellen met Werknummer 2519, 2520 en 2521 werden uitgerust met een centrale drijver. De Ar 196 B-02 Werknummer 2520, werd begin 1939, samen met Werknummer 2523 (dubbele drijvers) geleverd aan het 10. Staffel, (See) Lehrgeschwader 2 te Travemünde voor operationele testen. De drie Ar 196 B0 toestellen Ar 196 B-01, Ar 196 B-02 en Ar 196 B-03 werden in 1940 en 1941 getest op hun bruikbaarheid en werden vervolgens geleverd aan het Bordfliegerstaffel 1/196 in Wilhelmshaven om operationeel te worden getest. Ondanks tevredenheid werden er geen verdere toestellen in de Ad 196 B serie gebouwd.
Het prototype V6 werd ontwikkeld om te dienen als prototype voor de Arado Ar 196 C serie. Naast aerodynamische verbeteringen zou dit toestel uitgerust worden met als boordwapen de MG 151. Op basis van een toestel uit de A-5 serie werd een toestel gefabriceerd en uitgetest, de V6. In oktober 1941 werd echter besloten de productie van een C serie te schrappen.
Voor de toekomst van boorvliegtuigen, werd op basis van het Arado Ar 196 C ontwerp een project opgezet, de Arado Ar E.380. Met een betere bepantsering en sterkere bewapening werd vanaf 1942 een studie uitgevoerd om de AR 196 te verbeteren en met een Argus As 411 motor uit te rusten. Door de ontwikkelingen tijdens de oorlog werd geen verdere uitwerking aan de plannen gegeven.
Van de meer dan 500 geproduceerde toestellen, bestaan nog slechts drie complete exemplaren.[23] De eerste is de Arado Ar 196A-3 (Werk-Nummer 75526), in het Bulgaarse museum in Plovdiv, tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikt door de Bulgaarse marine. Een tweede toestel, Arado Ar 196A-5 (Werk-Nummer 623167), is te zien in het National Air and Space Museum in San DIego. Dit toestel is afkomstig van de Duitse Zware-kruiser Prinz Eugen. Het derde toestel, de Arado Ar 196A-5 (Werk-Nummer 623183) is van het US Naval Aviation Museum in Pensacola. Een framewerk van een Arado Ar 196A-2 werd door Noorwegen opgevist bij het wrak van de Blücher en is tentoongesteld in het museum in Sola.