Titel: | Het Niemann Album - Foto’s van vernietigingskamp Sobibor |
Schrijver: | Cüppers, M. e.a. |
Uitgever: | Verbum |
Uitgebracht: | 2020 |
Pagina's: | 380 |
ISBN: | 9789493028357 |
Omschrijving: | In Mein Kampf (1925) had Adolf Hitler een uitgebreid hoofdstuk opgenomen over eugenetica en rassenhygiëne. Nadat Hitler in 1933 aan de macht kwam, werden in de ‘Wet voor de Preventie van Nakomelingen met een Erfelijke Ziekte’ negen aandoeningen gedefinieerd die geacht werden erfelijk en dus ongewenst te zijn: zwakzinnigheid, schizofrenie, epilepsie, erfelijke blindheid, erfelijke doofheid, de ziekte van Huntington, manische depressiviteit, ernstige aangeboren afwijkingen en erfelijk alcoholisme. Onder deze wet werden in nazi-Duitsland tussen 1931 en 1941 ongeveer 100.000 verstandelijk gehandicapten in instituten omgebracht en werden minstens een half miljoen mensen verplicht gesteriliseerd. In totaal werden meer dan 200.000 geesteszieken vermoord. Het programma hiervoor heette Aktion T4, vernoemd naar het adres Tiergartenstraße 4 in Berlijn waar de Gemeinnützige Stiftung für Heil und Anstaltspflege ("Stichting voor Algemeen Nut voor Institutionele Zorg)" was gevestigd. Minister van Propaganda Joseph Goebbels verwoordde het uitgangspunt van dit beleid kernachtig: ‘Ons vertrekpunt is niet de individu: we voeden niet de hongerigen, laven niet de dorstigen, kleden niet de naakten. Voor ons voortbestaan hebben we gezonde mensen nodig.’ Vooral onder invloed van Alfred Rosenberg, de zeer antisemitische nazi-ideoloog, werd de inhoud van dat beleid steeds meer toegespitst op de Joodse bevolking. Vanaf 1935 werd de Duitse eugenetische politiek steeds racialer, wat het duidelijkst naar voren kwam met de zogenaamde ‘Rassenwetten van Neurenberg’, waarmee de bewegingsvrijheid van de Joodse bevolking steeds verder werd ingeperkt. Aanvankelijk werd nog gedacht ‘de Joodse kwestie’ met emigratie en verbanning te kunnen oplossen. In juli 1941, vlak nadat Duitsland de Sovjet-Unie had aangevallen, droeg Hermann Göring de verantwoordelijkheid over de uitvoering van de ‘Endlösung der Judenfrage’ over aan Reinhard Heydrich. Deze belegde op 20 januari 1942 de Wannseeconferentie, waar de logistiek werd besproken van het plan om ruim 11.000.000 Joden om te brengen, waarvan volgens de nazi-statistieken 2.284.000 zich bevonden in het Generalgouvernement in Polen. De eerste stap bestond uit het inzetten van Einsatzgruppen, die in de bezette gebieden opereerden en op grote schaal Joden, Roma en Sovjetfunctionarissen vermoordden. Vanaf juni 1941 tot medio 1943 werden ten minste een miljoen Joden op deze manier vermoord. Dat proces ging de nazi’s echter niet snel genoeg, waarna de Aktion Reinhard de volgende stap was. Onder de eindverantwoordelijkheid van Odilo Globocnik, de chef van de politie en SS in het district Lublin van het bezette Polen, werd overgestapt op de systematische vernietiging van de Poolse Joden. Hiervoor werden in bezet Polen drie vernietigingskampen opgezet: Belzec, Sobibor en Treblinka II. Naar deze kampen werden eerst de Joden uit de Poolse getto's getransporteerd en onmiddellijk na aankomst vermoord door vergassing met koolmonoxide. Later kwamen ook Joden uit andere landen hier terecht. Daarnaast werden in deze drie vernietigingskampen ook zigeuners, Poolse verzetsmensen en Russische krijgsgevangenen omgebracht. In de jaren 1942 en 1943 zouden hier ongeveer twee miljoen mensen worden vermoord. Belzec was operationeel tot maart 1943, Treblinka werd in augustus 1943 ontmanteld en Sobibor bestond tot november 1943. Johann Niemann (Völlen, 4 augustus 1913 - Sobibor, 14 oktober 1943) was vanaf het begin bij dat hele vernietigingsproces betrokken. Zijn vader was boer en melkrijder in Völlen, een dorp in het noordelijke Emsland, dat aan het begin van de vorige eeuw erg dunbevolkt was en een van de armste streken van Duitsland. De meer dan honderd dorpen en gehuchten in het gebied waren slechts over onverharde veld- en zandwegen te bereiken. Als melkrijder moest hij met paard en wagen bij alle boerderijen in de streek de volle melkbussen ophalen en afleveren bij de melkfabriek, een kilometer of tien verderop. Vaak moest een van de negen kinderen daarbij helpen. Johann kwam na de lagere school in 1927 in de leer bij de plaatselijke schilder, die toen al een overtuigd nationaalsocialist was. Ook zijn vader, een veteraan van de Eerste Wereldoorlog, stond bepaald niet afkerig tegen de NSDAP, die bij de Rijksdagverkiezingen van 1932 in Völlen op iets meer dan 50% van de stemmen mocht rekenen. In september 1931 was Johann Niemann al lid geworden van de nationalistische beweging, een maand later sloot hij zich aan bij de plaatselijke afdeling van de Sturmabteilung (SA). In dezelfde maand trok hij met de plaatselijke SA-club naar Braunschweig, waar ruim 100.000 mensen bij een massabijeenkomst Adolf Hitler hartstochtelijk toejuichten. De bijeenkomst werd ook gekenmerkt door gewelddadige confrontaties tussen de SA-stormtroepen en communisten. In de daaropvolgende jaren zou Niemann meermaals bij soortgelijke confrontaties betrokken zijn. Direct na de machtsovername door Hitler op 30 januari 1933 werd besloten in het afgelegen Emsland een aantal concentratiekampen op te richten. Drie daarvan (Börgermoor, Neusustrum en Esterwegen) waren in het begin detentiekampen waar politieke tegenstanders werden vastgehouden met als doel een afschrikwekkend effect te bewerkstelligen. Vanaf de zomer van 1933 tot medio 1936 zouden hier ongeveer tienduizend personen door het nazibewind worden ‘heropgevoed’. Vanaf 1934 werd kamp Esterwegen steeds meer bevolkt door Joodse gevangenen, ‘maatschappelijke randfiguren’ en criminelen. Voor de bewaking werden SA’ers geworven. In mei 1934 trad de dan twintigjarige Johann Niemann op vrijwillige basis als SA-bewaker in dienst van kamp Esterwegen. Het zou het begin zijn van een gewelddadige carrière. Ruim een maand later moest Niemann opnieuw een belangrijke maatschappelijke beslissing nemen. Tijdens de Nacht van de Lange Messen (30 juni - 2 juli 1934) werd de hele SA-top door leden van de Schutzstaffel (SS) van Heinrich Himmler vermoord. Niemann moest kiezen tussen lid blijven van de SA die nu veel van haar macht had ingeleverd of overstappen naar de SS, waar hij waarschijnlijk betere carrièreperspectieven zou hebben. Niemann besloot tot dat laatste en was vanaf oktober 1934 lid van de SS-Totenkopfsturmbann Ostfriesland. Door de SS werden de Duitse kampen heringericht volgens het zogenaamde Dachauer-model dat door kamcommandant Theodor Eicke was ingevoerd. Het SS-bewakingspersoneel werd nu volgens strenge militaire normen opgeleid en beoordeeld: strikte discipline, dril, onvoorwaardelijke gehoorzaamheid en strenge straffen. Voor de gevangenen betekende het een praktijk van voortdurend geweld en volstrekte willekeur. Niemann scheen perfect in dat profiel te passen, want in de volgende tweeënhalf jaar in kamp Esterwegen maakt hij enkele keren promotie. Toen in juli 1936 kamp Esterwegen werd opgedoekt, verhuisden de gevangenen naar kamp Sachenhausen bij Berlijn. Niemann verhuisde met hen mee. Op 1 mei 1938 maakte hij daar een verdere promotie die inhield dat hij werd opgenomen in de commandostaf. Niet langer was hij nu belast met de buitenbewaking van het kamp, maar met de interne bewaking. Deze bewakers konden rechtstreeks terreur uitoefenen op de gevangenen. In oktober 1939 kwam een eind aan zijn dienstverband in Sachenhausen. Aansluitend kwam Niemann nu in dienst van NS-Ordensburg Vogelsang, een van de NSDAP-opleidingskampen voor ‘de kruisridders van het nationaalsocialisme’. Daarna werd hij overgeplaatst naar de kanselarij van de Führer om te worden ingewijd in de euthanasieplannen. Hij beloofde er onder strikte geheimhouding te gaan werken aan die plannen, die onder de naam Aktion T4 berucht zouden worden. Acht jaar nadat hij in Ostfriesland als eenvoudig schildersleerling lid van de partij was geworden, werd nu door hooggeplaatste personen een beroep op hem gedaan uitvoering te geven aan een belangrijke, geheime Rijksaangelegenheid, samen met vooraanstaande artsen en machtige personen in de nazi-hiërarchie. Nog voor Kerstmis 1939 kwam hij aan in Samariterstift Schloss Grafeneck, waar vanaf 18 januari 1940 in het kader van Aktion T4 werd begonnen met de systematische moord op mensen met een geestelijke beperking of psychische stoornis. Hiervoor was in een garage een gecamoufleerde gaskamer als doucheruimte ingericht. Op 13 december 1940 werden in Grafeneck de laatste slachtoffers vermoord. In totaal zouden er in 1940 10.654 mensen zijn vermoord. Johann Niemann werkte hier in die periode als ‘stoker’, de eufemistische benaming voor de SS’ers die de slachtoffers uit de gaskamers moesten slepen en in de verbrandingsovens stoppen. Vanwege de hier door hem opgedane expertise (de inrichting van dergelijke moordinstellingen, de organisatie van dat moordproces) werden Niemann en een klein groepje andere experts daarna aangesteld bij het opzetten van andere ‘euthanasie’-instellingen. Aansluitend zou Niemann werkzaam zijn in de moordinrichtingen Brandenburg an der Havel en Bernburg. Daarna werd Niemann ingezet in Belzec en Sobibor, waar de in de ‘euthanasie-instellingen’ gehanteerde methoden op zeer grootschalige manier werd toegepast. Johann Niemann is dan niet langer een anonieme ‘stoker’, maar was na een aantal promoties inmiddels opgeklommen tot plaatsvervangend commandant van Sobibor. Dat zijn naam verder onbekend is gebleven komt niet alleen door het zeer geringe aantal overlevenden van dit oord, maar ook doordat Niemann bij een opstand van de Joodse gevangenen op 14 oktober 1943 werd vermoord. Degenen die ooit een film over deze opstand hebben gezien, herkennen hem als de ijdele SS’er die te paard bij de kledingbarak aankwam om een mooie leren jas te gaan passen en daarbij op vakkundige wijze door een bijlslag de schedel werd gespleten. De 29-jarige plaatsvervangend commandant krijgt een staatsbegrafenis, waarvoor zelfs enkele leden van Hitlers Rijkskanselarij vanuit Berlijn komen overvliegen naar de begraafplaats in Chelm. Niemann hield gedurende zijn carrière een aantal fotoalbums bij, die na zijn overlijden bij zijn echtgenote terechtkwamen. Deze echtgenote, Henriëtte Niemann-Frey (1921-1980), gaf na de oorlog onderdak aan de voortvluchtige Nederlandse oorlogsmisdadiger Jan Hayo Klimp en had daarna een relatie met hem. Klimp was in 1951 uit Veenhuizen ontsnapt. Hij werd pas in 1978 in Völlen ontdekt en sloeg toen op de vlucht. Na haar overlijden bleven de albums binnen de familie. In 2015 schonk een neef van de weduwe deze privéverzameling, die bestond uit meer dan driehonderd foto's, aan de onderwijsorganisatie Stanisław Hantz. In januari 2020 verscheen een boek met deze foto’s, ruim voorzien van artikelen die het gehele leven van Niemann beschrijven plus alle sinistere oorden waar hij in de jaren 1934-1943 verbleef, de opstand in vernietigingskamp Sobibor en het leven van Henriette Niemann. Laatsgenoemde profiteerde blijkens de grote stortingen op verschillende spaarbankboekjes behoorlijk mee van het moordenaarswerk van haar echtgenoot. Er is een enorme discrepantie tussen het geschreven woord in de artikelen en de sfeer die uit de foto’s naar voren komt. De artikelen beschrijven in detail de gruwelijke praktijken in de diverse moordinstellingen waar Niemann zijn beestachtige werk deed, terwijl de foto’s op die locaties de indruk wekken dat de man voortdurend vakantiereisjes had en gezellige dagen had met zijn vriendelijk lachende collega’s. Toppunt is de reis die hij, samen met andere SS’ers en een aantal Trawniki’s, op uitnodiging van Hitlers rijkskanselarij maakte naar Berlijn en Potsdam. Een bus vol massamoordenaars op schoolreisje. Deze fraaie Nederlandse uitgave geeft een indrukwekkend beeld van de twee verschillende werelden waarin Duitse oorlogsmisdadigers als Niemann met groot gemak leefden. Alsof het de normaalste zaak ter wereld was om overdag duizenden mannen, vrouwen en kinderen de gaskamers in te jagen en ’s avonds, na een dag hard werken, met de collega’s te ontspannen in de kroeg en een lieve brief aan de echtgenote te schrijven. Het album is verder bijzonder omdat nu eindelijk een groot aantal foto’s ter beschikking is gekomen van Sobibor, waarvan tot op heden maar een enkele foto bekend was. Op een paar van die foto’s schijnt de Oekraïense bewaker Iwan Demjanjuk te staan. Een indrukwekkende uitgave. |
Beoordeling: | Zeer goed |
Vanaf een wachttoren gemaakte overzichtsfoto van Lager I, met op de achtergrond het Vorlager in de vroege zomer van 1943. Naast de barak bij de linkerrand van de foto en op de voorgrond tussen de stapels brandhout zijn twee Joodse dwangarbeiders te zien. Bron: Het Niemann Album / Uitgeverij Verbum.
Geposeerde portretopname van Niemann te paard gezeten in de zomer van 1943. Op de achtergrond een woonbarak van de Trawniki’s (Vorlager 14). Links onderaan is de houten rand herkenbaar van de Rampe van Sobibor, waar de deportatietreinen aankwamen. Bron: Het Niemann Album / Uitgeverij Verbum.
Dachsel, Reichleitner, Niemann, waarschijnlijk Schulze, Bauer, de beide kokkinnen en de douanebeambte (v.l.n.r.). Op de tafel staan fraaie kristallen glazen die waarschijnlijk aan vermoorde Joden hebben toebehoord. Alcohol speelde een hoofdrol in het dagelijks leven van de Duitsers. Bron: Het Niemann Album / Uitgeverij Verbum.
Trawniki’s in het voorjaar van 1943 op het exercitieterrein voor Lager III. Vooraan in het midden liggend waarschijnlijk Ivan Demjanjuk, staand aan weerszijden de beide Gruppenwachmänner en in het midden de Zugwachmann. Op de achtergrond zijn de daken van twee gebouwen van het moordgedeelte van het kamp herkenbaar. Bron: Het Niemann Album / Uitgeverij Verbum.