TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Proloog

De Franse Marine Nationale was net voor de Tweede wereldoorlog, na de Royal Navy, de US Navy, de Keizerlijke Japanse Marine en de Italiaanse Regia Marina de grootste ter wereld. Tussen de twee wereldoorlogen in had Frankrijk een grote vloot opgebouwd om de dreiging van de groeiende Duitse en vooral Italiaanse marines het hoofd te kunnen bieden. In 1934 kondigde de Regia Marina aan twee slagschepen van de Littorio-klasse te bouwen met een primaire bewapening van 38cm kanonnen. De Franse zeemacht reageerde meteen door voorbereidingen te treffen voor de bouw van slagschepen met eenzelfde kaliber hoofdbewapening. Dit zouden de slagschepen van de Richelieu-klasse worden.


De Richelieu kort na de modernisering in New York, 1943. Bron: Courtesy of Michael W. Pocock

De slagschepen van de Richelieu-klasse werden een doorontwikkeling van de kleinere Dunkerque-klasse, de Dunkerque en de Strasbourg en net als bij deze klasse bevond de hoofdbewapening zich geheel voor de opbouw van de dekhuizen en het brugcomplex. Dit was afgekeken van de Britse HMS Nelson-klasse slagschepen en was gedaan om gewicht te besparen. De bepantsering van twee vierdubbeltorens legde minder gewicht in de schaal dan die van vier gewone dubbeltorens. Het nadeel van een dergelijke opstelling was dat door één gelukkige treffer van een tegenstander de helft van de primaire bewapening uitgeschakeld kon worden. Dit nadeel woog echter niet op tegen het grote voordeel dat bestond uit het feit dat de slagschepen van de Richelieu-klasse hun Italiaanse opponenten met de gehele primaire bewapening konden aanvallen terwijl zijzelf slechts een klein doel vormden.

De Fransen hadden liever slagschepen gebouwd met 40,6cm kanonnen, maar dan zouden de nieuwe schepen niet voldoen aan de beperkingen van het Vlootverdrag van Washington. Dit verdrag, om de wapenwedloop na de Eerste Wereldoorlog in te perken, was mede door de Fransen ondertekend en een van de voorwaarden was dat er geen nieuwe slagschepen gebouwd mochten worden met een grotere waterverplaatsing dan 35.000 ton. Kanonnen van 40,6cm vereisten schepen van minimaal 45.000 tot 55.000 ton. Uiteindelijk werden de schepen van de Richelieu-klasse iets groter dan 35.000 ton, maar tegen de tijd dat het eerste schip van de klasse in dienst werd gesteld, was de Tweede Wereldoorlog al uitgebroken en waren alle beperkingen van eerdere vlootverdragen overboord gegooid.

De Marine Nationale bestelde in eerste instantie twee Richelieu-klasse slagschepen, maar de bouwwerven zouden er nog twee bouwen als antwoord op de Duitse slagschepen van de Bismarck-klasse. Op het moment dat Duitse troepen in juni 1940 Frankrijk onder de voet liepen, was de Richelieu net in dienst gesteld, maar nog niet operationeel. Het onvoltooide slagschip week uit naar Dakar, Senegal. De Jean Bart was nog in staat van afbouw en werd op 11 juni 1940 naar Casablanca, Marokko, gestuurd om aan de Duitsers te ontkomen. De kiel van de Clemenceau werd op 17 januari 1939 gelegd nadat de bouwhelling vrijgekomen was na de tewaterlating van de Richelieu, maar de bouw werd gestaakt in juni 1940. Aan de bouw van de Gascogne werd nooit begonnen.

Definitielijst

Eerste Wereldoorlog
Ook wel Grote Oorlog genoemd, conflict dat ontstond na een groei van het nationalisme, militarisme en neo-kolonialisme in Europa en waarbij twee allianties elkaar bestreden gedurende een vier jaar durende strijd, die zich na een turbulent begin, geheel afspeelde in de loopgraven. De strijdende partijen waren Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland aan de ene kant (de Triple Entente), op den duur versterkt door o.a. Italië en de Verenigde Staten, en Duitsland, Bulgarije, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk aan de andere kant (de Centrale Mogendheden of Centralen). De strijd werd gekenmerkt door enorme aantallen slachtoffers en de inzet van vele nieuwe wapens (vlammenwerpers, vliegtuigen, gifgas, tanks). De oorlog eindigde met de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland en zijn bondgenoten in 1918.
kaliber
De inwendige diameter van de loop van een stuk geschut, gemeten bij de monding. De lengte van de loop wordt vaak aangegeven in het aantal kalibers. Zo is bv de loop van het kanon 15/24 24 ×15 cm lang.
slagschip
Zwaar gepantserd oorlogsschip met geschut van zeer zwaar kaliber.
Vlootverdrag van Washington
Een op 6 februari 1922, door de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Japan, Frankrijk en Italië, ondertekend verdrag waarin de landen elkaar beperkingen oplegden betreffende het aantal, grootte en bewapening van de belangrijkste typen oorlogsschepen om een nieuwe wapenwedloop te voorkomen.

Ontwerp

Om adequaat te kunnen reageren op de Italiaanse Littorio-klasse slagschepen, moest de Franse marine snel met een ontwerp komen voor de Richelieu-klasse. Daarom werd ervoor gekozen om het ontwerp van de Dunkerque-klasse slagschepen op te schalen van zo’n 25.000 ton naar 35.000 ton standaard waterverplaatsing. Dit zou voldoende moeten zijn om de schepen uit te rusten met kanonnen met een kaliber van 38cm en toch binnen de beperkingen van het Vlootverdrag van Washington te blijven. Als secondaire batterij had de Franse admiraliteit een grote voorkeur voor zogenaamde multipurpose kanonnen van 15cm. Deze kanonnen zouden door hun grote elevatiehoek zowel tegen oppervlakte- als tegen luchtdoelen ingezet kunnen worden. Het bezwaar was echter dat er dan teveel van deze kanonnen geplaatst zouden moeten worden om als efficiënte luchtafweerbatterij te kunnen dienen. De ontwerpers stelden minder 15cm kanonnen voor zonder grote elevatiemogelijkheden, die aangevuld zouden worden met een batterij 7,5cm luchtafweerkanonnen, maar ook dat zou gewichtsproblemen opleveren.

De impasse werd verbroken door het toepassen van Sural ketels (Sural stond voor suralimenté of hogedruk). Deze ketels waren veel compacter dan de gewone Indret-ketels die bij de Dunkerque-klasse toegepast waren. Hierdoor konden drie ketels naast elkaar in één ketelruim staan zodat er in plaats van drie slechts twee van deze ruimen nodig waren. Omdat de machinekamers van slagschepen zwaar bepantserd werden, scheelde dit vijf meter gordelbepantsering. Verder werd deze bepantsering onder een andere hoek geplaatst, zodat deze teruggebracht kon worden van 360mm naar 330mm. Door de gewichtsbesparing konden drie torens met elk drie 15cm multipurpose kanonnen toegepast worden. Om aan de luchtafweereisen te voldoen werden nog eens twaalf 10cm en acht 3,7cm luchtafweerkanonnen en 24 stuks 13,2mm Hotchkiss mitrailleurs aan boord geplaatst.

Door de hoofdbewapening in zijn geheel voor het brugcomplex te plaatsen, was de gehele opbouw van de Richelieu-klasse slagschepen relatief compact. Hierdoor was het onbebouwde voorschip in verhouding lang wat de zeewaardigheid en de snelheid van de schepen sterk ten goede kwam. De machinerie van vier moderne Parsons tandwielaangedreven stoomturbines en zes Sural Indret-ketels kon 155.000 pk genereren en de schepen een maximale snelheid van 32 knopen geven terwijl het olieverbruik te overzien was. De actieradius van de schepen bedroeg bijna 10.000 zeemijlen bij een kruissnelheid van vijftien knopen. Bij een topsnelheid van dertig knopen was het bereik maximaal 3.500 zeemijl. Op het achterschip was ruimte voor een hangaar van 37,5meter lang voor vier Loire 130 drijvervliegtuigen, die met behulp van twee katapulten gelanceerd konden worden. Een grote kraan kon de toestellen weer aan boord hijsen.

Bovenop het brugcomplex, de gepantserde commandotoren en in de enkele torenmast bevonden zich vijf vuurleidingsystemen met acht meter brede afstandsmeters en een veertien meter brede stereoscopische afstandsmeter voor de primaire batterij. Verder bevond zich op het achterschip nog een afstandsmeter voor de secondaire batterij en beschikte elke 38cm en 15cm toren over een eigen afstandsmeter voor manueel gebruik. In de commandotoren bevond zich nog een dubbele afstandsmeter voor gebruik door een eventuele eskadercommandant.


Het originele ontwerp van de Richelieu in 1936. Bron: P. Kimenai

Definitielijst

kaliber
De inwendige diameter van de loop van een stuk geschut, gemeten bij de monding. De lengte van de loop wordt vaak aangegeven in het aantal kalibers. Zo is bv de loop van het kanon 15/24 24 ×15 cm lang.
Vlootverdrag van Washington
Een op 6 februari 1922, door de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Japan, Frankrijk en Italië, ondertekend verdrag waarin de landen elkaar beperkingen oplegden betreffende het aantal, grootte en bewapening van de belangrijkste typen oorlogsschepen om een nieuwe wapenwedloop te voorkomen.

Klasse-overzicht en technische gegevens

Klasse overzicht


BouwwerfOp stapel gezetTe water gelatenIn dienst gesteld
RichelieuArsenal de Brest te Brest22 oktober 193517 januari 19391 april 1940, 10 oktober 1943
Jean BartAteliers et Chantiers de Penhoët te Saint-Nazaire12 december 19366 maart 19408 januari 1949
ClemenceauArsenal de Brest te Brest17 januari 1939--
CascogneAteliers et Chantiers de Penhoët te Saint-Nazaire---

Technische gegevens

Grootste lengte:247,85 meter
Grootste breedte:33,08 meter
Diepgang:9,9 meter
Waterverplaatsing standaard:37.250 ton
Waterverplaatsing volbeladen:44.700 ton
Machine-installatie:4 x Parsons geared stoomturbines, 6 x Indret ketels (Jean Bart 6 x AC de la Loire ketels)
Machinevermogen:155.000 pk
Aantal schroeven:4 schroeven
Bunkercapaciteit:5.800 ton stookolie
Maximale snelheid:32 knopen
Actieradius:9.500 zeemijlen bij 15 knopen, 3.500 zeemijlen bij 30 knopen
Bemanning:1.570 koppen
Bepantsering:330mm gordel-, 430mm toren-, 340mm commandotoren- en 170mm dekbepantsering
Primaire bewapening:2 x 4 38cm 45 Medèle (Mle) kanonnen
Secundaire bewapening:3 x 3 15cm 50 Mle multipurpose kanonnen
Luchtafweer:12 x 10cm en 8 x 3,7cm kanonnen en 24 x 13,2mm Hotchkiss mitrailleurs
Boordvliegtuigen:4 x Loire 130 drijvervliegtuigen


Details van de opbouw van de Richelieu. Bron: Learning History

Richelieu

De bouw van de Richelieu verliep traag, maar dat was vrij normaal in vredestijd. In de loop van 1939 leek een oorlog met nazi-Duitsland steeds realistischer te worden met als gevolg dat de werf Arsenal de Brest opdracht kreeg om de bouw te versnellen. De eerste turbinetesten vonden plaats op 14 januari 1940 en een week later werd de primaire batterij voltooid. Op 1 april werd het slagschip in dienst gesteld door commandant Capitaine de vaisseau Marzin en twee weken later begonnen de proefvaarten. Op 13 juni voerde de Richelieu een snelheidstest uit en er werd een snelheid gemeten van 32,6 knopen. Op diezelfde dag en de volgende dag werden de kanonnen succesvol getest en op 15 juni 1940 werd het nieuwe slagschip overgenomen van de werf. Nog diezelfde dag werden olie en munitie geladen en kreeg de Richelieu goudreserves van de Banque de France en 250 kadetten van de École Navale aan boord. Er was geen tijd meer om de bemanning op volle sterkte te brengen, want de volgende morgen vroeg week het schip uit naar Dakar, Senegal. Het slagschip werd begeleid door de torpedobootjagers Fougueux en Frondeur en ondanks ketel- en roermotor problemen kwam de Richelieu op 23 juni behouden aan in de havenstad in Frans West-Afrika.

In de onderhandelingen over een Franse capitulatie werd opgenomen dat de Franse oorlogsschepen zich naar havens in Vichy-Frankrijk zouden begeven en zich onder Duitse en Italiaanse controle moesten stellen. Nog voor de capitulatie kreeg Churchill van de Franse minister van marine, Admiraal Darlan, zijn erewoord dat hij de Franse vloot nooit in Duitse handen zou laten vallen. Op 22 juni 1940 werd de Franse capitulatie ondertekend in dezelfde treinwagon in Versailles, waarin de Duitse capitulatie in 1918 werd vastgelegd. Op 24 juni meldde de Britse regering dat zij zeer teleurgesteld was dat Frankrijk zich onder dergelijke vernederende voorwaarden overgegeven had. Frankrijk had zich niet gehouden aan de verdragsrechtelijke verplichtingen aan Groot-Brittannië, die aparte vredesverdragen met Nazi-Duitsland verboden. Daarom achtten de Britten zich ook niet meer verplicht zichzelf aan de afgesloten verdragen met Frankrijk te houden.

De Franse vloot bleef een groot potentieel gevaar voor de Britten. Zij wisten alleen dat de Duitsers de controle hadden over de Franse oorlogsschepen en in hun ogen betekende dit, dat die aan de Kriegsmarine konden worden toegevoegd. Zij wisten niet dat de Duitsers weinig interesse in de Franse schepen hadden omdat zij niet bij machte waren de tientallen schepen te bemannen. De controle die in het vredesverdrag genoemd werd betekende voor de Duitsers en de Fransen dan ook niet meer dan de bevoegdheid de vloot te inspecteren. De Britten konden het hier echter niet bij laten en besloten dat alle Franse oorlogsschepen onder Britse operationele controle moesten worden gebracht of vernietigd moesten worden. Zo ook de Richelieu die in Senegal lag. Deze actie zou vanaf 3 juli 1940 plaatsvinden onder codenaam operatie Catapult.


De Richelieu achter torpedonetten in Dakar, 1941. Bron: Courtesy of Michael W. Pocock

Het Britse onderdeel van operatie Catapult, dat de Franse schepen in Dakar moest neutraliseren bestond uit het vliegdekschip HMS Hermes (95) en de kruisers HMS Australia en HMS Dorshetshire. Tijdens de aanval op de Richelieu werd het slagschip aan stuurboord, ter hoogte van de schroefas, getroffen door een torpedo die afgeworpen was door een Fairey Swordfish-dubbeldekker van de Hermes. De schade kon gerepareerd worden, maar de Britten vonden het voldoende dat het Franse slagschip voorlopig uitgeschakeld was.

In augustus 1940 lanceerde Winston Churchill operatie Menace. Dit was een poging om Frans West-Afrika aan geallieerde zijde te krijgen door een invasie door de Vrije Fransen, ondersteund door de Royal Navy, onder commando van Charles de Gaulle. Churchill hoopte dat de Vichy-Fransen en de Vrije Fransen geen onderling gevecht aan zouden gaan en dat de Richelieu aan geallieerde zijde zou komen. Op 23 september 1940 brak er een gevecht uit te Dakar toen de Vrije Fransen de haven aanvielen. Ze werden echter onder vuur genomen door de Richelieu. Het slagschip HMS Barham en de slagkruiser HMS Resolution openden het vuur op het Franse slagschip dat beantwoord werd door de Franse kustbatterijen. Zowel de Richelieu als enkele Britse kruisers liepen schade op door granaten en HMS Resolution kreeg een torpedotreffer te verwerken van de Franse onderzeeboot Bévéziers. De Slag bij Dakar werd afgebroken.

Gedurende 1941 en 1942 werden er reparaties uitgevoerd aan boord van de Richelieu, maar het werk verliep bijzonder langzaam omdat er nauwelijks of geen reserveonderdelen waren. Op 8 november 1942 landden Anglo-Amerikaanse troepen in Frans Noord-Afrika (operatie Torch) en als antwoord bezetten de Duitsers Vichy-Frankrijk. Amiral de la flotte François Darlan, de bevelhebber van de Franse oorlogsvloot en één van de kopstukken van het Vichy-regime, liep over naar de geallieerden en het gros van de Franse strijdkrachten volgde hem. Ook de Richelieu kwam aan geallieerde zijde zodat het slagschip in de Verenigde Staten gemoderniseerd kon worden. Op 30 januari 1943 verliet het Franse slagschip Dakar onder begeleiding van de kruiser Montcalm. Op 11 februari arriveerden de Franse schepen in New York en de Richelieu werd opgenomen in Dock No. 5 van de Brooklyn Navy Yard.


De Richelieu bij aankomst in New York, de mast is afgetopt om onder de bruggen door de kunnen. Bron: Courtesy of Michael W. Pocock

De Richelieu na de modernisering in New York. Bron: Courtesy of Michael W. Pocock

2.000 Amerikaanse arbeiders stortten zich in drie ploegen op het Franse schip, zeven dagen per week, vijf maanden lang. In die tijd werden drie van de acht primaire kanonnen vervangen, de schade die het slagschip in Dakar had opgelopen definitief gerepareerd en de hangaar en de katapulten voor de drijvervliegtuigen verwijderd. Verder werd de Franse luchtafweerbatterij vervangen door 56 40mm Bofors en vijftig 20mm Oerlikon luchtafweermitrailleurs, die grotendeels op het vrijgekomen achterdek werden geplaatst. In de mast werden moderne Amerikaanse radars geplaatst en de originele Anschütz gyrokompassen werd vervangen door exemplaren van Sperry. Bovendien kregen de stoomturbines, de ketels, de schroefassen en de schroeven zelf groot onderhoud en werd er een degaussingkabel geïnstalleerd. Om de radarapparatuur en de luchtafweermitrailleurs te bedienen kwamen er 360 bemanningsleden meer aan boord. Bovendien was de waterverplaatsing met ruim 2.000 ton opgelopen. Toch kon de Richelieu tijdens de proefvaarten in september 1943 een maximale snelheid bereiken van 31,5 knopen. Op 14 oktober 1943 was het slagschip volledig operationeel.

De Richelieu kwam als onderdeel van de British Home Fleet onder Brits operationeel bevel. In Scapa Flow, Schotland, werd het Franse slagschip uitgerust met een Britse Type 284 vuurleidingradar. In de winter van 1943-1944 leed de Kriegsmarine steeds meer verliezen en werd de noodzaak voor een sterke Britse thuisvloot steeds kleiner. Daarom werd besloten de Richelieu over te plaatsen naar de British Eastern Fleet. Op 10 april 1944 arriveerde het Franse slagschip in Trincomalee, Ceylon. In het voorjaar en de zomer van 1944 was de Britse Oostelijke Vloot betrokken bij aanvallen op Nieuw Guinea, Sabang en Soerabaja in Nederlands Oost-Indië. Verder hielden de Britten Japanse oorlogsschepen bezig in de Indische Oceaan zodat de aandacht afgeleid werd van de grootschalige Amerikaanse invasies in de Pacific. In het najaar ging de Richelieu naar Casablanca in Frans Marokko voor onderhoud.

Na de onderhoudsperiode in Marokko vertrok de Richelieu op 23 januari 1945 naar Gibraltar waar het slagschip een nieuwe verflaag kreeg. Na enkele proefvaarten en schietoefeningen kwam het Franse slagschip op 20 maart weer aan in Trincomalee. De Richelieu werd ingedeeld bij de nieuw gevormde British East Indies Fleet. In het voorjaar en de zomer van 1945 was de Richelieu betrokken bij aanvallen op Japanse stellingen op Sumatra, de Nicobaren en de Andamanen en bij de Britse herovering van Rangoon, de hoofdstad van Brits Birma. In juli vertrok de Richelieu naar Durban in Zuid-Afrika voor onderhoud en het slagschip was pas weer operationeel na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945.


De Richelieu kort na de Tweede Wereldoorlog. Bron: Courtesy of Michael W. Pocock

Gedurende de rest van 1945 was de Richelieu nog betrokken bij het herstellen van het Franse gezag in Frans Indochina, maar begin 1946 kwam het slagschip aan in Cherbourg voor onderhoud en reparatie. Gedurende 1946 en 1947 opereerde de Richelieu in de Franse thuiswateren. Op 29 mei 1948 arriveerde de Richelieu in Brest voor groot onderhoud, maar de Franse marine had geldgebrek en besloten werd de Richelieu buiten dienst te stellen en de middelen te gebruiken voor het afbouwen van de Jean Bart. Op 1 april 1949 werd de Richelieu in reserve genomen en op 1 januari 1950 begon dan eindelijk het grote onderhoud aan het schip. Tijdens deze periode, die tot 24 oktober 1951 zou duren, werden onder andere alle primaire en secondaire kanonlopen vervangen en kregen de stoomturbines en ketels groot onderhoud.

Tijdens het grote onderhoud van de Richelieu onderkende de Franse marine het feit dat het slagschip verouderd was. Vooral de luchtafweerbatterij voldeed niet meer in het beginnende tijdperk van de straalvliegtuigen. Om de luchtafweerbatterij te moderniseren, zou ook het gehele vuurleidingsysteem vervangen moeten worden en daar was geen geld voor. Daarom werd besloten het schip te gebruiken als opleidingschip voor kanonniers en luchtafweerschutters. In februari 1956 viel het doek voor de Richelieu als varende eenheid definitief en het slagschip werd opgelegd in Brest. Alle 40mm en 20mm mitrailleurs werden van boord gehaald en het vaartuig deed alleen nog maar dienst als accommodatieschip. Op 30 september 1967 werd de Richelieu afgeschreven en verwijderd uit het Franse marineregister. Op 16 januari 1968 werd het afgedankte slagschip voor sloop verkocht aan Cantieri Navali Santa Maria te Genua, Italië. Voordat het schip Brest verliet werden de 38cm kanonnen van boord gehaald waarna sleepboten de Richelieu naar La Spezia sleepten waar het schip in de loop van 1968 onder de Italiaanse slopershamer verdween.

Definitielijst

capitulatie
Overeenkomst tussen strijdende partijen met betrekking tot de overgave van een land of leger.
geallieerden
Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
invasie
Gewapende inval.
Kriegsmarine
Duitse marine, naast de Heer en de Luftwaffe onderdeel van de Duitse Wehrmacht.
kruiser
Snelvarend oorlogsschip van 8000-15000 ton, geschikt voor diverse taken als verkenning, verkenningsafweer en konvooibescherming.
nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
operatie Menace
Ook bekend als de Slag om Dakar, 23 tot 25 september 1940. Geallieerde poging de strategische havenstad Dakar (in voormalig Frans West-Afrika) te veroveren op het Vichy-Franse bewind. Na hevig verzet zag met af van verdere actie en bleef Dakar in Vichy handen.
operatie Torch
Geallieerde amfibische landingen in Marokko en Algerije op 8 November 1942. Voorgaande namen van Torch zijn (zie) Gymnast en Super-Gymnast.
slagschip
Zwaar gepantserd oorlogsschip met geschut van zeer zwaar kaliber.
torpedo
Oorlogswapen, met van een explosieve lading voorzien sigaarvormig lichaam met een voortstuwings- en besturingsmechanisme, bestemd om na lancering via het water zijn weg te zoeken naar vijandelijke schepen en deze door een onderwaterexplosie uit te schakelen.

Jean Bart

De bouw van de Jean Bart verliep traag omdat de werf Ateliers et Chantiers de Penhoët een tekort aan arbeiders had. Dit kwam vooral doordat de prioriteit lag op de afbouw van het Dunkerque-klasse slagschip Strasbourg. Toen dit schip op 16 september 1938 in dienst werd gesteld, en de spanning tussen Frankrijk en Duitsland toenam, werd er meer aandacht gegeven aan de Jean Bart. Op 6 maart 1940 werd het nieuwe slagschip te water gelaten, maar van een normale afbouw kon geen sprake zijn door de Duitse inval in juni van dat jaar. De werf kreeg opdracht om koste wat kost het schip op eigen kracht te kunnen laten varen en 3.500 arbeiders werden op het project gezet. In een maand tijd werden drie ketels, twee turbines, twee turbogenerators en twee pompen geïnstalleerd. Op 6 en 7 juni werden de twee buitenste schroefassen en de bijbehorende schroeven geplaatst en nog geen week later draaiden de ketels proef. Er was geen tijd om het schip te bewapenen en daarom werden tijdelijk enkele 9cm kanonnen van de nettenlegger Gladiateur en zes 13,2mm mitrailleurs aan boord geplaatst.

Op 11 juni kreeg commandant Capitaine de vaisseau Pierre-Jean Ronarc’h opdracht om met het incomplete schip uit te wijken naar Casablanca. De getijdestroom was op de 19e het gunstigst dus de commandant koos die datum om uit te varen. Drie sleepboten trokken de Jean Bart door de haastig uitgebaggerde vaargeul naar open water waarna de turbines opgestart werden. Eenmaal op zee werd het schip begeleid door twee torpedobootjagers en met een vaart van 24 knopen bereikten de drie schepen op 22 juni de havenstad in Frans Marokko.

De Jean Bart ontkwam aan de Britse aanvallen op de Franse vloot gedurende operatie Catapult omdat de Britten wisten dat het slagschip nog onbewapend was. Gedurende 1940 werd er met de weinige middelen die er in Casablanca aanwezig waren, getracht het slagschip af te bouwen. Het werk vorderde echter bijzonder traag. Het schip kreeg de beschikking over zestien 13,2mm en zeventien 8mm mitrailleurs ter verdediging tegen luchtaanvallen en er werd een drietal geïmproviseerde afstandsmeters geïnstalleerd. In april 1942 werd de luchtafweerbatterij van de Jean Bart uitgebreid met vier 3,7cm en vier nieuwe 9cm kanonnen en in juni volgde eenzelfde aantal. Vanaf april was ook de voorste 38cm toren afgebouwd en op 19 mei volgden de eerste tests. De afstandsmeters werkten niet goed dus werd er gebruik gemaakt van observatieposten aan boord en op twee plaatsen op de wal, die visuele waarnemingen radiografisch doorgaven.

Op 8 november 1942 startte operatie Torch, de geallieerde invasie van Frans Noord-Afrika. De landingen bij Casablanca werden ondersteund door het slagschip USS Massachusetts, de vliegdekschepen USS Ranger en USS Suwannee en drie zware kruisers. De Fransen konden hier een lichte kruiser, negen torpedobootjagers, enkele onderzeeboten, een kustbatterij en de onvoltooide Jean Bart tegenover zetten. Om te voorkomen dat de Franse schepen de invasievloot zouden aanvallen, begonnen de Massachusetts en twee van de zware kruisers de haven van Casablanca te beschieten terwijl SBD Dauntless duikbommenwerpers van USS Ranger de oorlogsschepen die daar aangemeerd lagen, aanvielen. De Jean Bart werd door een bom en een near miss getroffen en liep meteen significante schade op. De Amerikanen hadden gehoopt dat de Franse schepen zich snel zouden overgeven en zich aan geallieerde zijde zouden scharen, maar de Jean Bart beantwoordde de Amerikaanse aanval met 38cm granaten. De Massachusetts richtte vervolgens haar 40,6cm kanonnen op het Franse slagschip en scoorde snel meerdere treffers.


Grote schade aan de Jean Bart na de geallieerde luchtaanvallen tijdens operatie Torch. Bron: Wikipedia

De Jean Bart had behoorlijke schade opgelopen, maar op 10 november was haar 38cm toren weer operationeel. Het Franse slagschip beschoot de zware kruiser USS Augusta waarna USS Ranger negen duikbommenwerpers en acht F4F Wildcat jachtvliegtuigen lanceerde, die het Franse schip in de haven aanvielen. De jachtvliegtuigen dwongen de Franse luchtafweerschutters dekking te zoeken zodat de bommenwerpers hun dodelijke lading af konden werpen. Twee directe treffers veroorzaakten branden en brachten de Jean Bart aan de kade aan de voorzijde tot zinken in de ondiepe haven. Er vielen 22 doden aan boord van het Franse slagschip. Op 11 november tekenden de Franse troepen in Noord-Afrika een wapenstilstand en liepen de Franse strijdkrachten massaal over naar de geallieerde zijde.

De Vrije Fransen hadden verwacht dat de Jean Bart, net als haar zusterschip Richelieu, in de Verenigde Staten afgebouwd zou kunnen worden, maar de Amerikanen vonden dat een te groot en kostbaar project. Hun werven waren al overbelast en het aanpassen van het Franse ontwerp was huns inziens niet rendabel. Daarom bleef het Franse slagschip de gehele oorlog in Casablanca waar langzaam maar zeker de schade hersteld werd.


De Jean Bart tijdens een proefvaart na herstel. Bron: Courtesy of Michael W. Pocock

Begin 1945 begon Frankrijk na te denken over een naoorlogse vloot. De meeste oorlogsschepen waren verloren gegaan door ze door hun eigen bemanning tot zinken te laten brengen in de haven van Toulon in november 1942. Daarom werd besloten de Jean Bart af te bouwen als slagschip naar voorbeeld van de Richelieu. In maart 1946 werd de Jean Bart opgenomen in een droogdok in Brest waar het slagschip definitief gerepareerd werd. Het afbouwen van het schip duurde lang en pas op 8 januari 1949 kon het in dienst gesteld worden. Op dat moment was het slagschip, alhoewel het ontwerp gemoderniseerd was, al verouderd. Haar luchtafweerbatterij en de bijbehorende radarapparatuur werden aangepast en pas op 1 mei 1955 was de Jean Bart compleet, tien jaar nadat de Tweede Wereldoorlog beëindigd was. Tijdens de oorlog was al gebleken dat slagschepen door de tijd ingehaald waren en de Jean Bart speelde eigenlijk geen enkele rol van betekenis meer in de naoorlogse Franse marine. Het slagschip werd dan ook vooral gebruikt als opleidingsschip.


De Jean Bart na de Tweede Wereldoorlog. Bron: Courtesy of Michael W. Pocock

Op 1 augustus 1957 werd de Jean Bart buiten dienst gesteld en in reserve genomen. Op 1 januari 1961 werd het slagschip opgelegd en fungeerde in Toulon als accommodatieschip. Na negen jaar, op 10 februari 1970, werd de Jean Bart verwijderd uit het marineregister en op 21 mei van dat jaar voor sloop verkocht naar Brégaillon, vlakbij Toulon. In het zicht van haar thuishaven werd het slagschip in de loop van 1970 en 1971 ontmanteld.

Definitielijst

invasie
Gewapende inval.
kruiser
Snelvarend oorlogsschip van 8000-15000 ton, geschikt voor diverse taken als verkenning, verkenningsafweer en konvooibescherming.
operatie Torch
Geallieerde amfibische landingen in Marokko en Algerije op 8 November 1942. Voorgaande namen van Torch zijn (zie) Gymnast en Super-Gymnast.
Ranger
Amerikaanse benaming voor een speciaal opgeleide soldaat (vergelijkdaar met commando).
slagschip
Zwaar gepantserd oorlogsschip met geschut van zeer zwaar kaliber.

Epiloog

De Franse slagschepen van de Richelieu-klasse werden gebouwd om tijdens een oorlog met Italië en/of Duitsland tegenpartij te kunnen geven aan de Italiaanse en Duitse slagschepen, maar ze waren niet op tijd operationeel. Toen die oorlog, waarop de Franse marine geanticipeerd had, eenmaal uitgebroken was, konden de Richelieu en de Jean Bart alleen maar vluchten. De Richelieu speelde tijdens de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog nog een rol in de tweede aanvalslinie, maar de Jean Bart kwam er helemaal niet aan te pas. Ook na de oorlog speelden de slagschepen geen rol van betekenis meer. Slagschepen waren door de snelle ontwikkeling van gevechtsvliegtuigen en vliegdekschepen niet meer de offensieve kernen van een oorlogsvloot en alle landen die nog dergelijke schepen in de vaart hadden, namen ze snel op in de reservevloten. Dat de Fransen toch zoveel van hun beperkte middelen in de afbouw van de Jean Bart staken, mag als een raadsel gezien worden. De investering werd in elk geval op geen enkele moment rendabel.

In het artikel over de Amerikaanse slagschepen van de Iowa-klasse is een tabel opgenomen waarin de belangrijkste klassen slagschepen tijdens de Tweede Wereldoorlog met elkaar vergeleken worden. Uit deze tabel blijkt dat de Franse slagschepen van de Richelieu-klasse, na de Amerikaanse slagschepen van de Iowa-klasse en de Amerikaanse slagschepen van de South Dakota-klasse, het beste uit de verf komen. Vooral op het gebied van primaire bewapening, bepantsering, onderwaterbescherming en operationele factoren waren de Richelieu’s zeer goed te noemen. De originele luchtafweer daarentegen was onder de maat. Omdat de Richelieu-klasse schepen gebouwd waren om vooral de Italiaanse slagschepen te kunnen weerstaan, die veel slechter scoorden op vrijwel alle factoren, was het Franse ontwerp geslaagd.