De PRESIDENT: Wil iemand van de raadslieden van beklaagden vragen stellen aan deze beklaagde?
Dr. RUDOLF DIX (raadsman van Hjalmar Schacht): Weet u, beklaagde dat Schacht, voordat hij door de Geallieerden gevangen werd genomen, in een concentratiekamp heeft gezeten?
KALTENBRUNNER: Ja.
Dr. DIX: Hoe lang wist u dat al?
KALTENBRUNNER: Sinds zijn vrouw mij een brief schreef waarin ik meen dat zij me vroeg een verzoek in te dienen zodat zij haar echtgenoot vrij kon krijgen.
Dr. DIX: En wanneer was dat ongeveer?
KALTENBRUNNER: Ik neem aan rond Kerstmis 1944.
Dr. DIX: Weet u of heeft u een vermoeden wie de suggestie deed om Schacht in een concentratiekamp op te sluiten?
KALTENBRUNNER: Ik geloof dat op dezelfde dag dat ik deze brief van de vrouw van Schacht per koerier naar het kantoor van Hitler’s adjudant stuurde ik bericht kreeg van meen ik Fegelein of een van Hitler’s adjudanten dat Hitler in deze zaak geraadpleegd moest worden. Enige tijd later vernam ik dat Schacht op bevel van Hitler was gearresteerd omdat hij ervan werd verdacht te hebben samengewerkt met Goerdeler of in ieder geval een van de aanstichters was van het plan tot hoogverraad en de moordaanslag op Hitler op 20 juli 1944.
Dr. DIX: Ik heb een brief, die ik kort geleden ontving, geschreven door een voormalig kampgevangene die door Obersturmbannführer Stawitzky is verteld .... Kent u hem?
KALTENBRUNNER: Nee.
Dr. DIX: Hij was de laatste commandant van Kamp Flossenburg. In deze brief wordt mij gemeld dat deze Stawitzky hem had verteld dat hij bevel had gekregen Schacht te vermoorden, samen met de andere speciale gevangenen zoals Canaris enzo. Weet u iets over een bevel voor het vermoorden van Schacht?
KALTENBRUNNER: Nee.
Dr. DIX: Acht u het mogelijk dat Stawitzky misschien op eigen initiatief tot een dergelijke stap zou hebben besloten?
KALTENBRUNNER: Nee.
Dr. DIX: Als ik uw antwoord juist begrijp kon een dergelijke instructie alleen maar van het hoogste niveau afkomstig zijn, met andere woorden ofwel van Hitler ofwel van Himmler?
KALTENBRUNNER: Ja, dat kunt u aannemen. Voor zover het Schacht betreft kan het alleen maar een bevel van Hitler zelf geweest zijn.
Dr. DIX: Dank u.
Dr. RUDOLF MERKEL (raadsman voor de
Gestapo): Ik wil enkele vragen aan de beklaagde stellen. Beklaagde, in de Aanklacht wordt gesteld dat in de jaren 1943 tot 1945 de
Gestapo ongeveer 40.000 tot 50.000 leden telde. Wat kunt u zich hierover herinneren?
KALTENBRUNNER: Ik geloof dat dat aantal wat aan de hoge kant is.
Dr. MERKEL: Hoe hoog schat u het aantal dan?
KALTENBRUNNER: Ik zou eerder zeggen 35.000 tot 40.000.
Dr. MERKEL: Ongeveer hoeveel Gestapo ambtenaren waren er actief in de bezette gebieden?
KALTENBRUNNER: Dat kan ik u zelfs niet bij benadering zeggen maar ik meen een aantal van 800 te hebben gehoord voor bij voorbeeld het bezette gebied in Frankrijk.
Dr. MERKEL: Weet u aan wie deze ambtenaren in de bezette gebieden ondergeschikt waren?
KALTENBRUNNER: In de bezette gebieden aan de commandant van de SIPO die zelf weer ondergeschikt was aan de HSSPF in het bezette gebied.
Dr. MERKEL: Weet u of in de kantoren van de commandanten van de SIPO en SD, ambtenaren van de KRIPO, dat wil zeggen ambtenaren van de recherche taken uitvoerden met een staatspolitioneel karakter?
KALTENBRUNNER: Dat is mogelijk.
Dr. MERKEL: Hoe groot was ongeveer het aantal Gestapo ambtenaren die in het Oosten waren toegewezen aan de
Einsatzgruppen A tot G?
KALTENBRUNNER: Dat weet ik niet.
Dr. MERKEL: Kunt u me vertellen of deze ambtenaren, als ze aan de
Einsatzgruppen waren toegewezen niet langer onder het gezag van de Gestapo vielen en opereerden als speciale eenheden binnen de Einsatzgruppen en taken uitvoerden waarmee de Gestapo zelf niets te maken had?
KALTENBRUNNER: Dat kan men wel aannemen, denk ik. Voor persoonlijke zaken werd nog gezorgd, dat wil zeggen, hun salarissen werden normaal uitbetaald maar de bevoegdheid orders te geven was zeker anders.
Dr. MERKEL: Hoe was de Gestapo ongeveer opgebouwd, dat wil zeggen gezien hun functies. Allereerst, ambtenaren met uitsluitend bestuurlijke taken.
KALTENBRUNNER: Tenminste 20 procent.
Dr. MERKEL: Ambtenaren met specifieke Gestapo taken?
KALTENBRUNNER: Een zelfde aantal; want het grootste deel bestond in ieder geval uit het lagere personeel, dat wil zeggen technisch personeel ......
Dr. MERKEL: Dat wilde ik u net vragen. Technisch personeel, verbindingsmensen, telexisten, chauffeurs en kantoorpersoneel, hoeveel waren er dat in totaal?
KALTENBRUNNER: De eerste groep is ongeveer 20 procent, de besturende groep en het zogeheten uitvoerende personeel ook ongeveer 20 procent; de resterende 60 procent valt in twee ongeveer even grote groepen van elk 30 procent, het technisch ondersteunende personeel en het kantoorpersoneel.
Dr. MERKEL: Vertelt u mij in een korte zin de doelen en taken van de Gestapo.
KALTENBRUNNER: Dat is hier al herhaaldelijk uitgelegd. De Staatspolitie had als belangrijkste functie, net als in alle andere landen, de bescherming van de Staat tegen aanvallen van binnen uit.
Dr. MERKEL: De Aanklager beweert dat lidmaatschap van de Gestapo vrijwillig was. Wat kunt u daarop zeggen?
KALTENBRUNNER: Ik denk dat die bewering op geen enkele wijze gehandhaafd of gestaafd kan worden. Ik zou willen zeggen dat de officiële staf die in 1933 al bestond alleen maar samengesteld kon worden uit ambtenaren die destijds al politieambtenaar waren.
Dr. MERKEL: Hoe kwamen ze bij de Gestapo?
KALTENBRUNNER: Daartoe kregen ze bevel.
Dr. MERKEL: Op bevel of overgeplaatst?
KALTENBRUNNER: Er bestond in die tijd al een Staatspolitie; zeker, die werd destijds geen staatspolitie genoemd maar de Afdeling Politieke Politie.
Dr. MERKEL: Het personeelsbestand van de Staatspolitie werd later blijkbaar aangevuld, net als het personeel van ieder ander staatsdepartement, in overeenstemming met de regels van de Wet voor Werknemers van de Duitse Overheid?
KALTENBRUNNER: Zeer zeker, ja.
Dr. MERKEL: Gold het Führerbefehl nummer 1 betreffende geheimhouding ook voor dienstuitoefening binnen het RSHA? U moet dat zeker weten – dat niemand meer over een zaak mocht weten dan absoluut noodzakelijk voor zijn functie. Gold deze regel ook binnen de afdeling Gestapo?
KALTENBRUNNER: Dit decreet gold niet alleen voor de Wehrmacht maar ook voor het gehele binnenlandse bestuur, voor alle administratieve diensten en was in alle kantoren door het hele Reich aangeplakt. We waren binnen de politie dus natuurlijk zeer punctueel bij het opvolgen van dit bevel.
Dr. MERKEL: Weet u iets over het decreet van 1 oktober 1944 op grond waarvan de Zollgrenzschütz, die eerst onder het Reichsfinanzministerium ressorteerde overgeheveld werd naar Amt IV – de Gestapo – binnen het RSHA?
KALTENBRUNNER: De Zollgrenzschütz werd meen ik in september overgeheveld naar Himmler en los gemaakt uit het Reichsfinanzministerium, op bevel van Hitler in de herfst van 1944.
Dr. MERKEL: Weet u hoeveel personeel bij deze overplaatsing was betrokken?
KALTENBRUNNER: In het begin telde de Zollgrenzschütz 50.000 leden. Ik denk dat het er destijds 10.000 minder waren omdat de Wehrmacht regelmatig mensen wierf, dat wil zeggen jongere mensen werden in de strijdkrachten opgenomen.
Dr. MERKEL: Kunt u in een zin de taak van de Zollgrenzschütz omschrijven?
KALTENBRUNNER: Zoals de naam al aangeeft moest de Zollgrenzschütz de financiële onafhankelijkheid van het Reich garanderen met beschermende maatregelen aan de grens.
Dr. MERKEL: Kan men zeggen dat al die geschatte 40.000 ambtenaren vrijwillig naar de Gestapo overgingen?
KALTENBRUNNER: Nee, op bevel.
Dr. MERKEL: De Grenzpolizei verschilt van de Zollgrenzschütz. Weet u dat die al in 1935 deel uitmaakte van de Gestapo?
KALTENBRUNNER: Ja. Müller was Hoofd Grensinspecteur van het Reich.
Dr. MERKEL: Beschijft u in een zin de taken van de Grenzpolizei.
KALTENBRUNNER: De Grenzpolizei controleerde paspoorten aan de grens, op luchthavens, stations, snelwegen. De hele gebruikelijke grenscontrole was aan haar toevertrouwd.
Dr. MERKEL: Was die taak verschillend van die van in de jaren voor 1935? Was er iets veranderd?
KALTENBRUNNER: Nee.
Dr. MERKEL: Verschilden de taken van die van grenspolitie in andere landen?
KALTENBRUNNER: Nee, dat is niet waar.
Dr. MERKEL: Hoe waren de betrekkingen tussen de leden van de Gestapo, haar ambtenaren en haar werknemers en de SS? Kwamen ze veelal vrijwillig bij de SS of ging dat op basis van een bevel?
KALTENBRUNNER: Vrijwillige toetreding moet betrekkelijk zeldzaam zijn geweest. Ik weet dat Himmler later, waar het promoties betrof, meer terughoudend was wanneer de ambtenaar niet tot de SS behoorde. Om die reden meldde men zich, zij het niet vanuit innerlijke overtuiging dan wel met de wens om promotie te maken.
Dr. MERKEL: Het merendeel meldde zich dus om deze reden?
KALTENBRUNNER: Ja, het was gebaseerd op het promotiestelsel van Himmler.
Dr. MERKEL: Hadden leden van de Gestapo, in het bijzonder de hogere ambtenaren enige mogelijkheid om hun posten te verlaten wanneer ze dat wilden?
KALTENBRUNNER: Nee.
Dr. MERKEL: Een groot deel van de leden van de Gestapo bestond uit de zogeheten Notdienstverpflichtete. Wilt u die term kort aan het Tribunaal uitleggen?
KALTENBRUNNER: Dat geldt niet voor die ambtenaren die bestuurlijke taken hadden. Waar het het andere personeel betreft waren er meer van dat soort, zeker naarmate de oorlog voortduurde want de verliezen liepen zeer hoog op, net als in andere afdelingen van de politie en de Wehrmacht. Tegen het einde kon het aantal personeelsleden dus alleen maar op peil gehouden worden door het werven van Notdienstverpflichtete. Dat geldt in ieder geval voor het technische en adminstratieve personeel.
Dr. MERKEL: Sloten deze Notdienstverpflichtete zich vrijwillig bij de Gestapo aan?
KALTENBRUNNER: Ze hadden in deze kwestie niets te zeggen. Na overleg met de bevoegde arbeidsbureau’s werden ze in Notdienstfuncties geplaatst overal waar het Reich er bevel voor gaf.
Dr. MERKEL: Wat gebeurde er met leden van de Gestapo die zich bij ondervragingen te buiten gingen aan excessen of zich buitenlandse bezittingen toeeigenden?
KALTENBRUNNER: Dezelfde regels werden gehanteerd die voor alle organisaties golden die ondergeschikt waren aan Himmler. Ze hadden hun eigen SS- en politierechtbanken. Ik kan dit stelsel in een zin omschrijven door te zeggen dat de straffen veel zwaarder waren dan bij civiele rechtbanken.
Dr. MERKEL: Iemand heeft gezegd dat hij voor een overtreding, het wegnemen van enkele onbelangrijke zaken van een gevangene langdurig in de gevangenis moest zitten. Was dat een gebruikelijke en rechtvaardige straf?
KALTENBRUNNER: Ja.
Dr. MERKEL: Weet u wie er werden afgevoerd naar het concentratiekamp van de SS, Danzig-Matzkau?
KALTENBRUNNER: Iedereen die door een SS- en politierechtbank tot gevangenisstraf was veroordeeld werd in het concentratiekamp van de SS, Danzig-Matzkau opgesloten, dat eerder een strafkamp werd genoemd dan een concentratiekamp.
Dr. MERKEL: Kon een lid van de Gestapo, in het bijzonder iemand met een hoge rang, een concentratiekamp bezoeken?
KALTENBRUNNER: Alleen met uitdrukkelijke toestemming van Poihl of Glücks.
Dr. MERKEL: Gold dat ook voor de HSSPF voor de kampen die zich binnen hun district bevonden?
KALTENBRUNNER: Dat kan ik niet met zekerheid zeggen. In elk geval neem ik aan dat ze deze bezoeken ook moesten aanvragen.
Dr. MERKEL: Weet u van de zogeheten “harde ondervraging”? Wordt die ook in andere landen toegepast?
KALTENBRUNNER: Ik was president van de Internationale Recherche Commissie en in deze hoedanigheid was ik in de gelegenheid over dit onderwerp te spreken tijdens een bijeenkomst in de herfst van 1943. Uit deze conferentie en ook uit het lezen van de buitenlandse pers gedurende een aantal jaren maakte ik op dat het politie systeem van elk land ook gebruik maakt van nogal harde manieren van ondervraging.
Dr. MERKEL: Kon een Gestapo ambtenaar .....
De PRESIDENT: Wat er tijdens een of andere internationale politievergadering gebeurde lijkt voor deze zaak van geen enkel belang te zijn.
Dr. MERKEL: Ik wilde hem alleen maar vragen of deze “harde ondervraging” niet alleen in Duitsland maar ook in andere landen werd toegepast.
De PRESIDENT: Daar bemoeien wij ons niet mee.
Dr. MERKEL: De “harde ondervraging” wordt echter in de akte van beschuldiging tegen de Gestapo gebruikt, Meneer de President.
(tot de getuige) Kon een Gestapo offcier, bij het ten uitvoer leggen van een bevel tot preventieve hechtenis met beperkte duur, lijfstraffen, of zelfs de executie van een gevangene overwegen bij zijn plaatsing in het kamp?
KALTENBRUNNER: Absoluut niet wanneer het een opsluiting van beperkte duur betrof.
Dr. MERKEL: Gold de zogeheten procedure voor onderzoek naar de reden van gevangenisstraf ook voor bewoners van de
concentratiekampen?
KALTENBRUNNER: Ieder geval van preventieve hechtenis werd onderzocht, in tijd van oorlog twee maal, in vredestijd natuurlijk vaker .......
Dr. MERKEL: Een laatste kwestie .....
KALTENBRUNNER: ..... maar dit onderzoek was niet alleen een zaak voor de Gestapo. Het moest uitgevoerd worden door de kampcommandant die verslag uit moest brengen over het gedrag van de gevangene. Dit verslag moest door de kampcommandant worden overhandigd aan de Inspectie voor de
Concentratiekampen. Daarna moest de Gestapo over de zaak beslissen.
Dr. MERKEL: De Aanklager heeft een aanzienlijke hoeveelheid bewijsmateriaal opgevoerd over mishandelingen en martelingen tijdens ondervragingen die plaats vonden in bezette Westerse landen, in het bijzonder in Frankrijk, Nederland, België, Noorwegen. Bestonden er in dit verband instructies van het RSHA om martelingen toe te passen?
KALTENBRUNNER: Nee, zeker niet.
Dr. MERKEL: Hoe verklaart u dan het feit dat deze mishandelingen plaats vonden?
KALTENBRUNNER: Ik heb niets gehoord over dergelijke mishandelingen waarvan de Gestapo wordt beschuldigd. Naar mijn mening betreft het alleen uitwassen door individuele personen. Een daartoe strekkend decreet is zeer zeker nooit uitgevaardigd.
Dr. MERKEL: Weet u dat in de bezette gebieden leden van de ondergrondse en ook criminelen zich voordeden als leden van de Gestapo om hun taken te vergemakkelijken?
KALTENBRUNNER: Dat is herhaaldelijk beweerd maar ik kan me niet herinneren daar ooit nauwkeurige rapporten over gezien te hebben.
Dr. MERKEL: Dank u Meneer de President, ik heb verder geen vragen
Dr. Carl HÄNSEL (raadsman voor de SS): Beklaagde, in 1932 trad u, volgens uw getuigenis, toe tot de Oostenrijkse SS.
KALTENBRUNNER: Ja.
Dr. HÄNSEL: Was er verschil tussen de Oostenrijkse en de Duitse SS of was het een vergelijkbare groep?
KALTENBRUNNER: Er bestond een zekere organisatorische overeenkomst die slechts na de Anschluss van kracht werd. Tot aan de Anschluss onderscheidde de SS in Oostenrijk zich nauwelijks van de Partei of van de SA zelf.
Dr. HÄNSEL: Noemt u in een getal de sterkte van de Oostenrijkse SS waartoe u behoorde; allereerst voor de Anschluss in 1938 en daarna in de periode waarin u lid werd. Hoe ontwikkelde zich dat ongeveer, in getallen uitgedrukt?
De PRESIDENT: U gaat te snel.
Dr. HÄNSEL: Vond de groei van de Oostenrijkse SS waartoe u behoorde in 1938 plaats net als in 1932?
KALTENBRUNNER: Ik meen dat op het moment van de Anschluss het ledental maximaal 7.500 bedroeg.
Dr. HÄNSEL: Speelde die groep de rol van een vijfde colonne in Oostenrijk? Is een “vijfde colonne” wat u betreft eigenlijk wel een begrip?
KALTENBRUNNER: Ja, een “vijfde colonne” werd een begrip voor me door verklaringen van de vijand maar om de Oostenrijkse SS een vijfde colonne te noemen is totaal verkeerd. De Oostenrijkse SS had nooit de taak van een inlichtingen- of en sabotageeenheid of iets dergelijks.
Dr. HÄNSEL: Bestond er binnen de Oostenrijkse SS, waarvan u lid was, ook maar het geringste plan om de annexatie van Oostenrijk door Duitsland met geweld tot stand te brengen of moest dit gebeuren door een volksraadpleging, met legale maatregelen?
KALTENBRUNNER: Er bestond binnen de SS geen plan tot annexatie door geweld en dit strookt ook niet met de politieke ontwikkeling. De noodzaak voor een dergelijke stap heeft nooit bestaan, want de beweging voor Anschluss was zonder druk van buitenaf op zich beslist al sterk genoeg.
Dr. HÄNSEL: Er is beweerd dat SS Standarte 86 ..... Dat moet die in Wenen geweest zijn.....
KALTENBRUNNER: U bedoelt de Dolfuss Putsch?
Dr. HÄNSEL: Juist. Kunt u me daar iets over vertellen? Hadden de taken van dit korps iets te maken met de moord op de Oostenrijkse kanselier?
KALTENBRUNNER: Ik vind van niet. Ik moet zeggen dat dit korps later niet het nummer 86 had maar 89. Bovendien was de groep die op 25 juli 1934 de kanselarij binnendrong geen groep van de SS maar een groep voormalige leden van het Oostenrijkse leger die wegens Nationaalsocialistische activiteiten uit het leger ontslagen waren.
Ik ken de zaak niet tot in bijzonderheden. Het toenmalige hoofd van de Oostenrijkse politie, Dr. Skubl die voor zover ik weet door het Tribunaal voor een andere zaak is opgeroepen, moet u daarover nauwkeurige informatie kunnen geven. Ik verzoek u hem over deze zaak te ondervragen.
Dr. HÄNSEL: Probeert u zich de intocht van de troepen op 11 maart 1938 te herinneren. Wat voor soort troepen trokken binnen, volgens uw herinnering. Ik vraag u, waren het SS eenheden of andere eenheden? Waren het landmachteenheden? Waren het SS Verfügungstruppen? Wat herinnert u zich?
KALTENBRUNNER: Volgens mijn herinnering waren het allereerst Wehrmachteenheden, de Luftwaffe natuurlijk en er was een regiment
Waffen-SS, ik kan me niet herinneren welk, vermoedelijk de Standarte Deutschland, die deelnamen aan de intocht.
Dr. HÄNSEL: Kunt u de grootte van de Wehrmacht en de Standarte Deutschland ongeveer vergelijken?
KALTENBRUNNER: De Standarte Deutschland telde destijds misschien 2.800 man. Wat de Wehrmacht betreft, ik weet niet hoeveel eenheden eraan deelnamen.
Dr. HÄNSEL: Om het verband te leggen en volgens uw opvatting, hoe groot was de totale sterkte was de SS? Ik zal het u iets gemakkelijker maken. Ik heb een rapport gezien waarin staat dat in de loop van de tijd 750.000 tot 1 miljoen man lid geweest is van de SS. Is een dergelijk aantal juist?
KALTENBRUNNER: 1 miljoen is zeker te hoog. Alle afdelingen van de SS samen, daaronder de Allgemeine SS en de
Waffen-SS, inclusief leden van de SS bij de diverse politieactiviteiten, telden ongeveer 720.000 tot 750.000 man. Van dat aantal zijn tenminste 320.000 tot 350.000 in de strijd gevallen. Deze verliezen kunnen wat hoger liggen dan ik juist zei maar ik denk dat u een nauwkeuriger aantal kunt krijgen van een van de beklaagden die lid was van de Wehrmacht. Ik weet het niet precies.
Dr. HÄNSEL: Hoeveel man uit dit totale aantal waren naar uw weten verbonden aan concentratiekampen, dat wil zeggen het toezicht, het bestuur enzovoorts. Kunt u me een aantal noemen van degenen die eraan verbonden waren?
KALTENBRUNNER: Die vraag verrast me en ik kan hem niet direct beantwoorden. Ik zou pen en papier moeten hebben om een berekening te kunnen maken.
Dr. HÄNSEL: Kunt u, naar uw weten ....
KALTENBRUNNER: Het is natuurlijk maar een klein percentage, een heel klein deel van het totale aantal.
Dr. HÄNSEL: Hadden die leden van de SS – het aantal is niet belangrijk – die niet verbonden waren aan de leiding over de concentratiekampen enig idee van de toestanden of van het bestuur of de gebeurtenissen die in de kampen plaats vonden?
KALTENBRUNNER: Zeker niet.
Dr. HÄNSEL: Hoe bent u daar zo zeker van?
KALTENBRUNNER: Uit eigen ervaring weet ik dat Himmler en zijn organisatie de concentratiekampen achter een ijzeren gordijn verborgen hielden.
Dr. HÄNSEL: Werden de ambtenaren van de dienst waarvan u het hoofd was, bij voorbeeld het RSHA, alleen of voornamelijk uit de SS gerekruteerd?
KALTENBRUNNER: Nee, helemaal niet. De verhouding tussen leden van de SS en zij die er geen lid van waren was ongeveer 20 op een, als ik alleen kijk naar de vertrouwensmannen en de staf van de SD binnen Duitsland.
Dr. HÄNSEL: Op iedere 100 ambtenaren waren er dus vijf die uit de SS kwamen?
KALTENBRUNNER: Ja.
Dr. HÄNSEL: Bestonden er volgens u regels die de lichamelijke mishandeling van kampbewoners verboden en waren deze regels bekend bij de SS?
KALTENBRUNNER: Die werden in druk verspreid, met andere woorden, stonden in bijna iedere uitgave van de Reichsführer SS en het hoofd van de Duitse politie. Elke SS man wist dat deze regels wet waren en dat ze zwaar werden gestraft als er mishandeling werd gemeld of er duidelijk sprake van was.
Ik weet niet in hoeverre en in welke staat het SS strafkamp Danzig-Matzgau in handen van de vijand is gevallen maar ik ben ervan overtuigd dat allen die daar vast hebben gezeten u informatie kunnen geven over deze strenge straffen in verband met mishandelingen die wellicht hebben plaats gevonden.
Dr. HÄNSEL: Heren Rechters, ik heb verder geen vragen.
De PRESIDENT: Wenst de Aanklager een kruisverhoor af te nemen?
KOLONEL JOHN H. AMEN, (assistent aanklager namens de Verenigde Staten): Beklaagde, teneinde de duur van dit verhoor zoveel mogelijk te bekorten wil ik er zeker van zijn dat we elkaar goed begrijpen met betrekking tot uw positie tot een aantal specifieke onderwerpen.
Nu, allereerst, u geeft toe dat u de titel had Chef van het RSHA en Chef van de SIPO en de SD vanaf eind januari 1943 tot het einde van de oorlog. Is dat juist?
KALTENBRUNNER: Ja, dat geldt met de beperkingen die ik gisteren noemde met betrekking tot mijn bevoegdheden binnen de Gestapo en de SIPO.
KOL. AMEN: En wanneer u het over die beperkingen heeft, bedoelt u die vermeende schikking met Himmler. Is dat juist?
KALTENBRUNNER: Het was geen vermeende schikking met Himmler maar een vaststaand feit vanaf de eerste dag dat ik de taak had een centrale inlichtingendienst in het Reich op te zetten en dat hij het gezag over de andere sectoren zou houden.
KOL. AMEN: Goed, in elk geval geeft u toe dat u die titel had maar u ontkent dat u sommige bevoegdheden had. Correct?
KALTENBRUNNER: Ja.
KOL. AMEN: En deze titel die u had was dezelfde die Heydrich, die op 4 juni 1942 stierf eerst had. Is dat juist?
KALTENBRUNNER: Ja.
KOL. AMEN: Er veranderde niets aan die titel?
KALTENBRUNNER: Nee.
KOL. AMEN: En u getuigde dat u de verantwoordelijkheid op u neemt voor alle dingen die u zelf deed of zelf van afwist. Dat is juist, niet waar?
KALTENBRUNNER: Ja. Ik zou er iets aan willen toevoegen, mijn titel werd verlengd op 14 februari 1944 toen de militaire inlichtingendienst van het
OKW, Amt Abwehr door Hitler onder Himmler werd geplaatst. Toen raakte mijn titel van Chef de hele centrale rijksinlichtingendienst bekend bij andere departementen. En ik zou misschien ook kunnen toevoegen dat de hoedanigheid van een man of zijn taken binnen een inlichtingendienst die niet alleen een groot land als het Reich omvatte maar zich ook naar het buitenland uitstrekte niet openbaar worden gemaakt. Ik mag verwijzen naar Engeland waar het hoofd van de geheime dienst ......
KOL. AMEN: Beklaagde wilt u proberen zich te beperken tot het waar mogelijk beantwoorden van mijn vragen met ja of nee en slechts een korte uitleg willen geven want we komen vanzelf aan al die andere zaken toe. Wilt u dat proberen?
KALTENBRUNNER: Ja, goed.
KOL. AMEN: Wist u zelf iets of had u zelf iets te maken met wreedheden die gedurende de oorlog in concentratiekampen werden begaan?
KALTENBRUNNER: Nee.
KOL. AMEN: En daarom aanvaardt u voor dit Tribunaal geen verantwoordelijkheid voor dergelijke wreedheden. Is dat juist?
KALTENBRUNNER: Nee, ik aanvaard in dat opzicht geen enkele verantwoordelijkheid.
KOL. AMEN: En in dit verband, een getuigenis die hier is afgelegd door bijvoorbeeld Hollriegel over hoe u executies in Mauthausen bijwoonde, dat ontkent u. Is dat juist?
KALTENBRUNNER: Mij is gisteren al verteld over de getuigenis van Hollriegel. Ik beschouw de verklaring dat ik ooit een gaskamer heb gezien, al of niet in werking, als vals en onjuist.
KOL. AMEN: Heel goed. U had persoonlijk geen kennis van en zelf deed u niets tegen het programma voor de uitroeing van de Joden, behalve dat u er tegen was. Is dat juist?
KALTENBRUNNER: Nee, behalve dat ik er tegen was. Vanaf het moment dat ik de feiten kende en mij ervan had overtuigd, maakte ik er bezwaar tegen bij Hitler en Himmler en het eindresultaat was dat het beëindigd werd.
KOL. AMEN: En daarom aanvaardt u geen verantwoordelijkheid voor alles wat er gebeurde in verband met het programma voor de uitroeing van de Joden, niet waar?
KALTENBRUNNER: Ja.
KOL. AMEN: En geldt hetzelfde voor het programma van dwangarbeid?
KALTENBRUNNER: Ja.
KOL. AMEN: En hetzelfde geldt, niet waar, voor de vernietiging van het getto van Warschau?
KALTENBRUNNER: Ja.
KOL. AMEN: En hetzelfde geldt voor de executie van 50 vliegers in verband met Stalag Luft III?
KALTENBRUNNER: Ja.
KOL. AMEN: En hetzelfde geldt voor de diverse bevelen met betrekking tot het executeren van vijandelijke vliegers, correct?
KALTENBRUNNER: Ja.
KOL. AMEN: En vanzelfsprekend ontkende u alles in de loop van uw ondervragingen voor dit Tribunaal, niet waar?
KALTENBRUNNER: Ja.
KOL. AMEN: En u blijft ontkennen?
KALTENBRUNNER: Ja. Maar waar het de inleidende verhoren betreft, mag ik tijdens het kruisverhoor nog een verklaring afleggen?
KOL. AMEN: Goed, als we er aan toe komen, laat u het ons maar weten.
Is het wel of niet een feit dat de Gestapo, Amt IV, RSHA rapporten opstelde over concentratiekampen die ter ondertekening aan u werden overlegd en dan doorgegeven aan Himmler?
KALTENBRUNNER: Nee, ik herinner me dergelijke rapporten niet. De normale weg was dat Müller direct aan Himmler rapporteerde.
KOL. AMEN: Ontkent u ook ....?
KALTENBRUNNER: Ik zou willen toevoegen dat er natuurlijk bepaalde zaken bestonden waarover ik om diverse redenen moest worden ingelicht, bijvoorbeeld de grote binnenlandse politieke gebeurtenis, de aanslag van 20 juli 1944 natuurlijk; in dergelijke gevallen werd ik ingelicht maar niet door Amt IV maar door ....
KOL. AMEN: Ik heb het over de algemene gang van zaken, niet over specifieke uitzonderingen, begrijpt u?
KALTENBRUNNER: Ja.
KOL. AMEN: U ontkent ook dat Müller, als Chef van Amt IV altijd met u overlegde met betrekking tot belangrijke documenten?
KALTENBRUNNER: Ja. Ik ontken het niet alleen maar de feiten spreken het ook tegen. Hij had directe volmachten van Himmler. Hij had geen reden deze zaken tevoren met mij te bespreken.
KOL. AMEN: Ik verzoek dat document L-50 aan beklaagde wordt getoond. Dat wordt bewijsstuk USA-793. (Het document wordt aan beklaagde overhandigd).
De PRESIDENT: Is dit al eerder ingediend?
KOL. AMEN: Nee, Edelachtbare, ik heb begrepen van niet.
(tot de beklaagde) Tussen haakjes, kende u Kurt Lindow, die op 2 augustus 1945 deze verklaring heeft afgelegd?
KALTENBRUNNER: Nee.
KOL. AMEN: Hoewel hij tot 1944 een ambtenaar van het RSHA was? Laten we alleen alinea 2 en 4 lezen. Ik wil niet teveel tijd van het Tribunaal in beslag nemen door alinea 1 en 3 te lezen. Alinea 2 luidt als volgt:
“Op basis van zowel algemene ervaringen als individuele gevallen kan ik bevestigen dat de Gestapo (Amt IV) rapporten schreef over de praktijken van de bestuurders van de concentratiekampen en dat die rapporten door de Chef van Amt IV aan de Chef van de SIPO werden gegeven die ze ter ondertekening aan Reichsführer SS Himmler overhandigde.”
KALTENBRUNNER: Mag ik daar direct op antwoorden? Het kan misschien belangrijk zijn om ook alinea 1 te lezen.
KOL. AMEN: Maakt u het alstublieft zo kort mogelijk.
KALTENBRUNNER: Alinea 1 schijnt belangrijk te zijn om te lezen want in alinea 1 staat dat getuige Lindow van 1938 tot 1940 op de afdeling werkte waar dergelijke rapporten werden geschreven. Van 1940 tot 1941 was hij bij de contraspionnage; in 1942 en 1943 werkte hij bij de sectie ter bestrijding van het Communisme en later werkte hij bij de sectie onderwijs. Ik geloof daarom dat zijn getuigenis in alinea 2, dat hij de gewoonte van de Gestapo kende, via de Chef van Amt IV via de Chef van de SIPO rapporten over gebeurtenissen in concentratiekampen naar Himmler te sturen, alleen juist is voor de periode 1938 tot 1940. Afgaand op zijn eigen getuigenis heeft hij geen persoonlijke ervaringen over latere perioden.
KOL. AMEN: Met andere woorden, hij vertelt niet de waarheid zoals die was toen u actief was in het RSHA, correct?
KALTENBRUNNER: Daar heb ik niets over gelezen. Hij houdt vol dat ....
KOL. AMEN: Ik vestig uw aandacht op twee alinea’s. We hebben 2 al behandeld en we gaan nu 4 lezen:
“Naar mijn weten had geen enkel afdelingshoofd of ambtenaar van het RSHA met tekenbevoegdheid het recht van tekenen in fundamentele zaken van bijzonder politiek belang zonder toestemming van de Chef van de SIPO, zelfs niet gedurende zijn tijdelijke afwezigheid. Uit mijn eigen ervaring kan ik bovendien verklaren dat in het bijzonder de Chef van Amt IV, Müller erg terughoudend was met het tekenen van documenten betreffende kwesties van algemene aard van waarschijnlijk groter belang en dat hij in de meeste gevallen documenten van een dergelijke aard opzij legde tot de terugkeer van de Chef van de SIPO waarbij helaas vaak veel tijd verloren ging.” Getekend: Kurt Lindow.
KALTENBRUNNER: Ja, ik wil twee dingen verklaren. Allereerst, deze bewering is volkomen tegenstrijdig met de getuigenis van diverse getuigen die het hebben gehad over de uitzonderlijke macht en onafhankelijkheid die Müller had.
Ten tweede, de beschrijving van Lindow geldt voor de periode waarin Heydrich actief was, de tijd dus tussen 1938 en 1940 waarin Lindow ervaring kon opdoen. Maar dit geldt niet voor de periode waarin Himmler directe bevelen aan Müller gaf. Dat was Himmler’s privilege want mijn taken waren zo uitgebreid dat het voor een man bijna onmogelijk was het werk te doen dat ik deed.
KOL. AMEN: Ik wil er nu niet teveel tijd aan besteden, beklaagde maar de alinea’s die ik aan u heb voorgelezen bevestigen de getuigenis van Ohlendorf voor dit Tribunaal, niet waar?
KALTENBRUNNER: De getuigenis van Ohlendorf is mij gisteren door mijn raadsman getoond. Maar de getuigenis, zoals gegeven door Ohlendorf laat ons meen ik ook duidelijk zien dat elk uitvoerend bevel, zelfs voor preventieve hechtenis – en hij gebruikte de term “tot de laatste wasvrouw aan toe” – de directe toestemming van Himmler vereiste die deze bevoegdheid alleen maar aan Müller kon overdragen. Hij voegde er echter aan toe dat hij niet wist of mijn gezag te lijden had onder dergelijke beperkingen en of ik misschien een dergelijke macht niet bezat maar hij kon dat niet met zekerheid zeggen. De rest van zijn getuigenis is in tegenstrijd met de bewering dat ik zulke ruime bevoegdheden had.
KOL. AMEN: We weten allemaal wat de getuigenis van Ohlendorf was. Ik wil u alleen maar vragen of u de getuigenis van Ohlendorf aanvaardt. U hebt ons in de loop van de verhoren verteld dat u het meeste contact had met Ohlendorf en dat u erop vertrouwde dat hij, eerder dan uw andere medewerkers de waarheid zou spreken; is dat niet juist?
KALTENBRUNNER: Ik kan me die laatste verklaring niet herinneren. De eerste verklaring, dat hij een van mijn belangrijkste medewerkers was, is gerechtvaardigd en wordt bewezen door het feit dat hij binnen Duitsland hoofd van de inlichtingendienst was, die een deel van mijn inlichtingendienst werd. Alle binnenlandse politieke rapporten, rapporten over de hele Duitse samenleving kreeg ik voornamelijk van dit Amt III, naast het nieuws van andere departementen waar ik zelf voor zorgde.
KOL. AMEN: Kort na Pasen 1934 zat u in hechtenis in Kamp Kaisersteinbruch?
KALTENBRUNNER: Welk jaar zei u?
KOL. AMEN: 1934.
KALTENBRUNNER: Ja, van 14 januari tot begin mei.
KOL. AMEN: Heeft u ooit, in gezelschap van andere SS functionarissen Kamp Mauthausen geïnspecteerd?
KALTENBRUNNER: Met andere SS’ers, nee. Volgens mijn herinnering ging ik er alleen heen en moest mij daar bij Himmler melden die, zoals ik gisteren verklaarde, een inspectiereis door zuid-Duitsland maakte.
KOL. AMEN: En u ging alleen naar de steengroeve? Correct?
KALTENBRUNNER: Ja.
KOL. AMEN: Kende u Karwinski, staatssecretaris in de kabinetten van Dolfuss en Schuschnigg van september 1933 tot oktober 1935. Karwinski?
KALTENBRUNNER: Ik ontmoette Karwinski een keer. Ik denk dat hij ons bezocht in Kamp Kaisersteinbruch tijdens onze hongerstaking. Anderszins heb ik hem nooit ontmoet. Het kan zijn dat een van zijn vertegenwoordigers ons bezocht. Dat kan ik niet zeggen.
KOL. AMEN: Ik verzoek dat document 3843-PS, dat wordt bewijsstuk USA-794 aan beklaagde wordt getoond. Ik zou het Tribunaal willlen zeggen dat dit bewijsstuk nogal grove taal bevat maar ik meen, gezien de beschuldigingen tegen deze beklaagde, het toch mijn plicht is dit voor te lezen.
(het document werd aan beklaagde overhandigd) Als u pagina 3 wilt opslaan, beklaagde.
KALTENBRUNNER: Op pagina 3 staan maar een paar regels. Mag ik het hele document eerst lezen, alstublieft?
KOL. AMEN: Dat zou te lang duren beklaagde. Ik stel alleen belang in de alinea die op pagina 3 van de Engelse tekst staat en begint met: “Kort na Pasen ......” Hebt u dat?
KALTENBRUNNER: Ja.
KOL. AMEN: “Kort na Pasen 1934 kreeg ik bericht dat de gevangenen in Kamp Kaisersteinbruch in hongerstaking waren gegaan. Daarop ging ik er zelf heen om mij van de situatie op de hoogte te stellen. Terwijl er betrekkelijke rust en discipline in de meeste barakken heersten, was het in een van de barakken erg onrustig. Ik merkte op dat een man duidelijk de leider van de opstand leek. Dat was Kaltenbrunner, destijds advocaat in opleiding die was gearresteerd vanwege illegale activiteiten in Opper Oostenrijk. Terwijl alle andere barakken hun hongerstaking opgaven na een gesprek dat ik met vertegenwoordigers van de gevangenen had, volhardde de barak onder Kaltenbrunner in de hongerstaking.
“Ik ontmoette Kaltenbrunner weer in Mauthausen toen ik ernstig ziek was en met enkele honderden andere ernstig zieke personen, waarvan velen stervende, op rottend stro lag. De gevangenen, die aan hongeroedeem en de meest ernstige darmziekten leden, lagen hartje winter in onverwarmde barakken. De meest primitieve sanitaire faciliteiten ontbraken. De toiletten en wasruimten waren maandenlang onbruikbaar. De ernstig zieke mensen moesten hun behoefte in jampotten doen. Het smerige stro werd wekenlang niet ververst zodat er een stinkende vloeistof ontstond waarin wormen en maden rondkropen. Er was geen medische verzorging en er geen medicijnen. De situatie was zo ernstig dat er iedere nacht 10 tot 20 personen stierven. Kaltenbrunner liep met een prachtig gevolg van hoge SS functionarissen door de barakken, zag alles, moet alles hebben gezien. We hadden de illusie dat deze onmenselijke toestanden nu zouden worden verbeterd maar ze hadden blijkbaar Kaltenbrunner’s goedkeuring want daarna gebeurde er niets.”
Is dit waar of niet waar, beklaagde?
KALTENBRUNNER: Ik kan dit document, dat duidelijk is ingebracht om mij te verrassen, op elk punt bestrijden.
KOL. AMEN: Ik vraag u eerst te verklaren of het waar of niet waar is.
KALTENBRUNNER: Het is niet waar en ik kan elk detail weerleggen.
KOL. AMEN: Houdt u het zo kort mogelijk.
KALTENBRUNNER: Het is mij niet mogelijk, meneer de Aanklager, dit in een kortere tijd te weerleggen dan waarin u het hebt voorgelezen. Ik moet ieder woord weerleggen waarmee ik wordt beschuldigd. Karwinski houdt hier vol .....
KOL. AMEN: Een ogenblik. Misschien wilt u wachten totdat ik u twee andere bewijsstukken heb voorgelezen die over ongeveer hetzelfde gaan. U kunt dan misschien over alle drie gelijktijdig een verklaring afleggen. Is dat goed?
KALTENBRUNNER: Zoals u wenst.
KOL. AMEN: Ik verzoek dat document 3845-PS, bewijjsstuk USA-795 aan beklaagde wordt getoond.
(het document wordt aan beklaagde overhandigd) U hebt meen ik al ontkend dat u in het crematorium in Mauthausen bent geweest, correct?
KALTENBRUNNER: Ja.
KOL. AMEN: Kent u Tiefenbacher, Albert Tiefenbacher?
KALTENBRUNNER: Nee.
KOL. AMEN: Als u het document heeft zult u zien dat hij van 1938 tot 1 mei 1945 in Kamp Mauthausen zat en dat hij gedurende drie jaar als lijkendrager in het crematorium van Mauthausen heeft gewerkt. Ziet u dat?
KALTENBRUNNER: Ja.
KOL. AMEN: Kijkt u op de onderste helft van de eerste pagina, daar vindt u de vraag:
“Herinnert u zich Eigruber?”
Antwoord: “Eigruber en Kaltenbrunner kwamen uit Linz.”?
Vraag: “Zag u hen ooit in Mauthausen?”
Antwoord: “Ik zag Kaltenbrunner zeer vaak.”
Vraag: “Hoe vaak?”
Antwoord: “Hij kwam zo af en toe en liep door het crematorium.”
Vraag: “Hoe vaak ongeveer?”
Antwoord: “Drie of vier keer.
Vraag: “Steeds wanneer hij langs kwam, hoorde u hem iets tegen iemand zeggen?”
Antwoord: “Als Kaltenbrunner kwam moesten de meeste gevangenen verdwijnen. Slechts bepaalde personen werden aan hem voorgesteld.”
Is dat waar of niet waar?
KALTENBRUNNER: Dat is volkomen onjuist.
KOL. AMEN: Ik laat u nu het derde document zien en dan kunt u een korte verklaring afleggen. Ik verzoek dat document 3846-PS, bewijsstuk USA-796 aan beklaagde wordt getoond.
(het dcument wordt aan beklaagde overhandigd.)
Ik vraag u, beklaagde, herinnert u zich ooit een demonstratie te hebben bijgewoond van drie executiemethoden tegelijk in Mauthausen? Drie manieren van executie?
KALTENBRUNNER: Nee, dat is niet waar.
KOL. AMEN: Kent u Johann Kanduth die deze verklaring aflegt?
KALTENBRUNNER: Nee.
KOL. AMEN: U kunt uit de verklaring opmaken dat hij in Linz woonde; dat hij van 21 maart 1939 tot 5 mei 1945 gevangen zat in Mauthausen; dat hij naast zijn werk in de keuken vanaf 9 mei ook in het crematorium werkte en dat hij de installatie voor het verbranden van de lichamen bediende. Als u nu de tweede pagina wilt opslaan, bovenaan:
“Vraag: Hebt u ooit gezien dat Kaltenbrunner een bezoek bracht aan Mauthausen?
“Antwoord: Ja.
“Vraag: Herinnert u zich wanneer dat was?
“Antwoord: In 1942 en 1943.
“Vraag: Kunt u iets nauwkeuriger zijn, de maand misschien?
“Antwoord: Ik weet de datum niet.
“Vraag: Herinnert u zich alleen dit ene bezoek in 1942 of 1943?
“Antwoord: Ik herinner me dat Kaltenbrunner er drie keer is geweest.
“Vraag: In welk jaar?
“Antwoord: Tussen 1942 en 1943.
“Vraag: Vertelt u ons in het kort wat u dacht over deze bezoeken van Kaltenbrunner die u beschreef. Anders gezegd, wat zag u, wat deed u en wanneer zag u of hij wel of niet aanwezig was bij dergelijke executies?
“Antwoord: Kaltenbrunner werd vergezeld door Eigruber, Schulz, Ziereis, Bachmeyer, Streitwieser en nog een paar anderen. Kaltenbrunner ging lachend de gaskamer in. Daarna werden de mensen uit de bunker gehaald om te worden geëxecuteerd en dan werden alle drie de methoden van executie gedemonstreerd; ophanging, een nekschot en vergassen. Nadat het stof was verdwenen moesten we de lichamen weghalen.
“Vraag: Wanneer zag u die drie methoden van executie? Waren het slechts demonstraties of reguliere executies?
“Antwoord: Ik weet niet of het reguliere executies waren of slechts demonstraties. Tijdens deze executies waren behalve Kaltenbrunner ook de Bunkerführer, Hauptscharführer Seidel en Düssen ook aanwezig. Laatstgenoemde bracht de mensen dan naar beneden.
“Vraag: Weet u of deze executies voor die dag waren aangekondigd, waren het alleen maar demonstraties of werden deze executies alleen maar opgevoerd voor het plezier van de bezoekers?
“Antwoord: Ja, deze executies waren voor die dag aangekondigd.
“Vraag: Hoe wist u dat ze voor deze dag waren aangekondigd? Vertelde iemand u over deze aangekondigde executies?
“Antwoord: Hauptscharführer Roth, de leider van het crematorium liet me altijd op zijn kantoor komen en zei tegen mij: “Kaltenbrunner komt vandaag en we moeten alles klaar maken voor de executes in zijn bijzijn. Dan moesten we de ovens schoonmaken en opstoken.
KALTENBRUNNER: Mag ik antwoord geven?
KOL. AMEN: Is dat waar of niet waar, beklaagde?
KALTENBRUNNER: Onder ede wil ik plechtig verklaren dat geen enkel woord van deze verklaringen waar is. Ik zou met het eerste document willen beginnen.
KOL. AMEN: Heeft u gemerkt, beklaagde, dat geen van deze verklaringen in Neurenberg zijn afgenomen maar dat het lijkt alsof ze allemaal buiten Neurenberg zijn opgenomen in verband met een heel andere zaak of onderzoek. Hebt u dat gemerkt?
KALTENBRUNNER: Nee, maar het is niet van belang voor zover het de getuigenis zelf betreft. Mag ik nu met dit document beginnen?
KOL. AMEN: Ja, gaat uw gang.
KALTENBRUNNER: Getuige Karwinski beweert dat hij mij in 1934 in Kamp Kaisersteinbruch heeft gezien in verband met de hongerstaking. Hij noemt de barak waarin ongeregeldheden plaatsvonden waarbij een lange man, ik zelf, aanwezig was. Volgens hem was ik daar opgesloten vanwege mijn illegale activiteiten in Oostenrijk. Voor zover het deze verklaringen tot nu toe betreft, zijn die volkomen verkeerd.
Allereerst zat ik daar niet gevangen vanwege Nationaalsocialistische activiteiten. Het arrestatiebevel, dat we schriftelijk hadden gekregen – dat moet meneer Karwinski hebben geweten want hij was toen Oostenrijk’s Staatssecretaris voor Veiligheid – stelde letterlijk dat we werden gearresteerd om te voorkomen dat we Nationaalsocialistische activiteiten zouden ontplooien. Ik was toen niet beschuldigd van een of andere verboden activiteit. Dan verder, toen Karwinski kwam was de hongerstaking al de negende dag ingegaan. We hadden geen ......
KOL. AMEN: Mag ik u even onderbreken, beklaagde. Ik ben er volledig tevreden mee als u getuigt dat deze verklaringen vals zijn. Als het u schikt ben ik volledig tevreden met dat antwoord. Ik heb geen uitleg nodig van al deze alinea’s wanneer we op geen enkele manier kunen verifiëren wat u zegt.
KALTENBRUNNER: Meneer de Aanklager, ik kan me er niet mee tevreden stellen als aan het Hoge Tribunaal en aan de hele wereld ellenlange getuigenissen en documenten worden getoond waarvan u beweert dat ze de waarheid bevatten en die mij op de meest ernstige wijze belasten. Ik wil de mogelijkheid hebben om met meer dan ja of nee te antwoorden. Ik kan niet net als een of andere hardvochtige crimineel ....
De PRESIDENT: U kunt hem beter laten uitspreken. We willen er niet over redetwisten. Vooruit maar, levert u commentaar op het document.
KALTENBRUNNER: Karwinski arriveerde op de achtste dag van de hongerstaking. Hij kwam onze barak niet binnen maar wij werden op draagbaren naar het administratiegebouw van dit Oostenrijkse gevangenkamp gebracht. Geen van ons was zelfs nog in staat om te lopen. En voor dit feit zijn er nog een groot aantal getuigen, 490 gevangenen die met mij in dit kamp zaten. Karwinski sprak met ons in dit administratiegebouw en stelde dat wanneer de hongerstaking beëindigd werd, de regering bereid om vrijlating van alle gevangenen te overwegen. We waren daar gevangen gezet zonder een misdaad te hebben gepleegd en daarvoor al had de regering drie maal de belofte gedaan dat we zouden worden vrijgelaten maar had deze beloften nooit gehouden.
Daarom eisten we een schriftelijke verklaring van Karwinski, hetzij getekend door hem, hetzij door de federale kanselier. We wilden deze verklaring zodat we de belofte konden geloven, dan zouden we de staking onmiddellijk beëindigen. Hij weigerde. De staking werd voortgezet en we werden overgebracht naar een ziekenhuis in Wenen. Op de 11de dag werd de hongerstaking beëindigd want zelfs het verstrekken van water werd op die dag verboden. Dat zijn de feiten – en niet dat we ongeregeldheden veroorzaakten.
De PRESIDENT: Toen ik zei dat u uw opmerkingen kon maken bedoelde ik niet dat u verder kon gaan met het geven van de bijzonderheden over de hongerstaking.
KALTENBRUNNER: Edelachtbare, ik wilde er alleen maar op wijzen dat wat door getuige is verklaard onjuist is – dat ik de leider van de opstand was en dat ik nog in mijn barak was. Ik moest op een draagbaar het hele kamp door worden gedragen, niemand van ons kon toen nog lopen.
Punt 2: Ik heb keer op keer later met de neef van Karwinski gesproken. Zijn neef had de leidng van de afdeling sociale verzekeringen in Linz. Hij vertelde mij dat zijn neef, de getuige die hier wordt genoemd, nooit in Mauthausen is geweest, dat hij in
Dachau zat vanaf de eerste dag van zijn detentie. Er is verschil of het Mauthausen of
Dachau was want hij was daarheen gestuurd als voormalig lid van de Oostenrijkse regering die misdaden tegen Nationaalsocialisten had gepleegd. Hij werd gearresteerd door het toen al bestaande RSHA, ik meen onder Heydrich in Berlijn en niet door een of andere Oostenrijkse instantie. Ik zag deze man later ook nooit meer. Ik heb ook nooit Dachau bezocht. Het zou daarom gemakkellijk vast te stellen zijn of deze man vanaf het begin van zijn detentie in Dachau zat of in Mauthausen. Als hij in Dachau zat, zoals ik beweer, dan is al het andere een leugen. Als hij in Mauthausen had gezeten moet eerst worden bewezen of hij me niet verwart met iemand anders. Het eerste bewijs, of hij zich in de persoon vergist heeft, is niet aan mij. Als de Aanklager probeert uit te vinden of hij vanaf het begin in Dachau was – want ik weet dat hij in Dachau zat, hij werd in Innsbrück gearresteerd toen hij naar Zwitserland probeerde te vluchten – had zijn neef mij dat laten weten toen hij me vroeg namens hem te bemiddelen. Ik kon niet bemiddelen want de man werd rechtstreeks naar Dachau afgevoerd via Innsbrück- Mittenwald. Hij bevond zich dus als toenmalig staatssecretaris voor veiligheid van de Oostenrijkse regering volledig buiten mijn invloedssfeer.
De PRESIDENT: Ik schors de zitting.
(de zitting werd verdaagd tot 14:00 uur.)