Bergen-Belsen werd op 15 april 1945 bevrijd door Britse troepen. Het was niet het eerste kamp dat werd bevrijd, maar waarschijnlijk wel het bekendste op dat moment. De gruwelijke taferelen van Bergen-Belsen die Britse legerfotografen vastlegden, gingen gauw de hele wereld rond en gaven een beeld van het wrede naziregime. Pas met deze beelden drong het werkelijke karakter van de concentratiekampen door tot wereld. Bergen-Belsen groeide uit hét voorbeeld van de nazi-kampen. We zullen echter zien dat dit niet helemaal met de werkelijkheid strookt.
In feite bestaat de plaats Bergen-Belsen niet. Belsen is een klein dorpje, terwijl Bergen een iets grotere stad was met 13 000 inwoners. Beiden liggen ongeveer op zestig kilometer ten noordoosten van Hannover. Tussen beide plaatsen werd vanaf 1935 een kazerne met oefenterrein voor de Duitse Wehrmacht aangelegd. Het werd een moderne kazerne voor de Panzertruppenschule met goed uitgeruste slaapplaatsen, kantines, keukens, enz. Om de arbeiders die de kazerne bouwden onderdak te geven, werd een Lager met ongeveer dertig barakken opgericht.
Tijdens de meidagen van 1940 werd de voormalige oefenplaats gebruikt als krijgsgevangenenkamp, waarin ongeveer 600 Belgische en Franse soldaten werden ondergebracht. Een jaar later kreeg het zijn eerste officiële naam: Stalag 311 (XI C). Enkele weken na de start van operatie Barbarossa, de Duitse aanval op de Sovjet Unie, kwamen de eerste gevangenentransporten aan in Bergen-Belsen. Tegen juli 1941 zaten er reeds zo'n 21 000 Russische krijgsgevangenen opgesloten. Zij leefden in erbarmelijke omstandigheden: gewoon in open lucht omringd door prikkeldraad, zonder enige sanitaire voorzieningen. Het gevolg was dat tegen februari 1942 meer dan 18 000 gevangenen waren omgekomen. Velen overleden aan de gevolgen van dysenterie, maar het was vooral de tyfusepidemie van november 1941 die het merendeel van de slachtoffers eiste. Tegelijkertijd werden enkele honderden Sovjetcommissarissen naar Sachenhausen gedeporteerd en, in overeenstemming met Hitlers richtlijnen, geëxecuteerd.
In april 1943 werd Bergen-Belsen overgenomen door de SS.
De SS had heel andere bedoelingen met het kamp. Reichsführer-SS Heinrich Himmler had een plan van het Ministerie van Buitenlandse Zaken overgenomen, waarin werd beoogd om in het buitenland geïnterneerde Duitsers te ruilen tegen Joden. In de richtlijnen van het Reichssicherheitshauptamt (RSHA) van 31 augustus 1943 werd duidelijk gemaakt wie in aanmerking kwam voor detentie in dit kamp: "1. Juden, die verwandtschaftliche oder sonstige Beziehungen zu einflußreichen Personen im feindlichen Ausland haben; 2. Juden, die unter Zugrundelegung eines günstigen Schlüssels für einen Austausch gegen im feindlichen Ausland internierte oder gefangene Reichsangehörige in Frage kommen; 3. Juden, die als Geiseln und als politische oder wirtschaftliche Druckmittel brauchbar sein können; 4. Jüdische Spitzenfunktionäre." Dus enkel Joodse topfunctionarissen, Joden met belangrijke connecties in het buitenland of degenen met een Brits of Amerikaans paspoort, met een paspoort uit één van de neutrale landen (zoals Zweden, Spanje) of met een Palestinacertificaat (machtiging om naar Palestina te emigreren) konden hier worden ondergebracht. Bergen-Belsen was voortaan een Zivilinternierungslager. Toen echter bleek dat kampen met dergelijke benaming konden worden geïnspecteerd door het Rode Kruis of internationale comités, werd de officiële naam in juni 1943 veranderd in "Aufenthaltslager Bergen-Belsen".
Een deel van het kamp werd nog door de Wehrmacht gebruikt, vooral als militair hospitaal.
Om het kamp voor te bereiden op de komst van duizenden Joden werden 500 gevangenen uit Natzweiler en Buchenwald naar Bergen-Belsen gevoerd. Zij vormden het Aufbaukommando dat het kamp moest uitbreiden en de sanitaire voorzieningen moest verbeteren. Er werd ook een klein crematorium gebouwd. In juli 1943 kwamen de eerste Joodse gevangenen aan in het kamp. De gevangenen werden echter niet zomaar bijeengezet: er bestonden verschillende afdelingen. Deze afdelingen werden van elkaar gescheiden door hoge prikkeldraadomheiningen, die elk contact tussen de verschillende afdelingen onmogelijk moesten maken.
Er was het gewone gevangenenkamp, met onder meer het Aufbaukommando. Omdat de meeste gevangenen als gevolg van de erbarmelijke levensomstandigheden waren omgekomen, werd dit commando in februari 1944 opgedoekt. Voortaan werden vele verzwakte gevangenen, die niet bekwaam waren om arbeid te verrichten, uit andere kampen naar dit kampgedeelte gestuurd. Bergen-Belsen werd door SS-Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt (SS-WVHA) als een "onproductief" kamp beschouwd (er bestond geen algemene arbeidsplicht), zodat het een goed idee leek om degenen die niet langer als "economisch nuttig" werden beschouwd erheen te sturen. Wie echter in dit deel van het kamp werd geplaatst was wel onderworpen aan een arbeidsplicht. Bergen-Belsen is officieel nooit een concentratiekamp geweest, maar dit Häftlingslager werd wel bestuurd als dusdanig: de gevangenen liepen rond in de gestreepte tenues, werden gefolterd en mishandeld door de Kapo's. Op 27 maart 1944 kwam het eerste transport aan: 1 000 gevangenen uit de ondergrondse V1-wapenfabriek in Nordhausen.
Daarnaast was er het Sternlager, met 4 000 voor uitwisseling voorziene Joden (de Austauschjuden). Mannen en vrouwen werden er gemengd ondergebracht en mochten hun burgerkleding houden. Ze moesten deze wel voorzien van een Jodenster. De grootste groep werd hier gevormd door de Nederlanders afkomstig uit kamp Westerbork. Het leven was er aanzienlijk beter: de gezinnen mochten samenblijven en ze moesten niet werken. Shmuel Huppert, die samen met zijn moeder als Austauschjude in Bergen-Belsen verbleef, zei hierover: "Het leven was in zeker opzicht redelijk. Redelijk in de zin dat we drie dekens kregen, zodat we het niet koud hadden en dat we iets te eten hadden. Het was niet veel, maar we konden overleven. We werkten niet. Ik leerde schaken in Bergen-Belsen en schaak nog altijd. Maar het belangrijkste was dat we bij elkaar waren, dat ik nooit werd gescheiden van mijn moeder."
In het Neutralenlager kwamen meerdere honderden Joden, afkomstig uit de neutrale landen. De omstandigheden waren ook hier draaglijk; de gevangenen werden niet ingedeeld bij de arbeidscommando's en er was meestal voldoende voedsel. De afdeling werd bestuurd door een Joodse raad onder leiding van een Joodse voorzitter.
Poolse Joden met Latijns-Amerikaanse paspoorten of Palestinacertificaten werden in het Sonderlager geplaatst. Zij werden zeker gescheiden gehouden van de andere gevangenen, omdat zij over de SS-misdaden in het oosten konden vertellen. De meeste mensen werden uiteindelijk naar Auschwitz gedeporteerd.
In juli 1944 werd het Hongarenkamp opgericht. Hierin zaten 1 683 Hongaarse Joden die Himmler wilde uitwisselen tegen geld en goederen. Deze groep had ook een eigen bestuur, werd niet ingedeeld bij de arbeidscommando's en hoefde niet deel te nemen aan de appels.
Begin augustus 1944 werd er op het open terrein achter het Sternlager een tentenkamp opgericht, waar duizenden vrouwen moesten verblijven. Eerst kwamen de vrouwentransporten overwegend uit Polen (Warschau); later kwamen duizenden vrouwen uit Auschwitz en Birkenau aan. Onder hen bevond zich ook Anne Frank, die het kamp niet zou overleven. Nadat een hevige herfststorm in november 1944 de meeste tenten had vernield, werden de vrouwen ondergebracht in nieuw opgerichte barakken. De meeste vrouwen bleven echter niet lang in Bergen-Belsen. De SS stuurde hen naar andere plaatsen om te gaan werken. Ze kwamen vooral terecht in de satellietkampen van Buchenwald en Flossenbürg.
Datum: | Kampafdeling: | Definitie: | 1944 | Häftlingslager I | Afdeling waar de verzwakte gevangenen uit andere kampen die niet meer konden werken, werden opgevangen |
Sternlager | Afdeling waarin de zogenaamde Austauschjuden, de joden die in aanmerking voor uitwisseling kwamen, verbleven | |
Neutralenlager | Hier werden de Joden uit de neutrale landen ondergebracht | |
Sonderlager | Afdeling voor Poolse Joden met Latijns-Amerikaanse paspoorten of Palestinacertificaten | |
Ungarnlager | Opgericht in juli 1944 voor Hongaarse Joden die Himler wilde ruilen voor geld en goederen | |
Zeltlager | Opgericht in augustus 1944 om de groeiende transporten van vrouwen uit Polen en Auschwitz op te vangen | |
Kriegsgefangenenlazarett | Aanvankelijk opgericht om de ergste zieken onder te brengen; in januari 1945 opgeheven en vervangen door een groot Frauenlager | |
1945 | Häftlingslager II | Omdat Häftlingslager I te klein werd, werd vanaf 1945 een deel van het Sternlager gebruikt om de groeiende stroom van gevangenen op te vangen |
De bedoeling van Aufenthaltslager Bergen-Belsen was dus Joden te verzamelen en hen uit te wisselen. Toch hebben amper zes groepen ooit de vrije wereld bereikt, waarvan slechts twee echt onderdeel van een uitwisselingsactie vormden. In juni 1944 werden meer dan tweehonderd Joden per trein naar Istanboel gebracht, waar ze werden ingeruild tegen in Israël geïnterneerde Duitsers. Iets gelijkaardigs gebeurde een half jaar later, in januari 1945, toen 136 Amerikaanse Joden aan Zwitserland werden overgedragen.
Omdat de nadruk steeds meer kwam te liggen op het opvangen van arbeidsongeschikte gevangenen van andere concentratiekampen, werd Bergen-Belsen vanaf half 1944 door de SS beschouwd als een Erholungslager, een herstellingskamp. De kans op herstel was echter zeer klein, want de SS vond het niet nodig het kamp te voorzien van voldoende voedsel en medische verzorging. Het is dan ook niet verwonderlijk dat van de 4 000 mensen die in 1944 naar Bergen-Belsen waren gestuurd bijna de helft gestorven was voor het jaar om was. Zonder enige geneeskundige verzorging bedroeg de levensverwachting van de gevangenen, onder wie veel vrouwen, vaak maar enkele dagen of weken.
De leiding bij het kamp lag bij SS-Hauptsturmführer Adolf Haas. Hij had daarvoor de leiding gehad over het concentratiekamp Niederhagen/Wewelsburg nabij Paderborn. Hij werd in december 1944 vervangen door Josef Kramer. Ook hij had al een KZ-geschiedenis achter de rug. In 1940 werkte hij als adjudant van Rudolf Höss in Auschwitz, waarna hij zelf commandant werd in Natzweiler. In mei 1944 keerde hij terug naar Auschwitz, maar na de evacuatie van het kamp werd hij tot kampcommandant van Bergen-Belsen aangesteld.
Met de aanstelling van Josef Kramer als kampcommandant werd de overgang naar een gewoon concentratiekamp voltooid, hoewel dat nooit officieel door een naamswijziging werd bevestigd. Op dat moment zaten er ongeveer 15 000 gevangenen opgesloten. De komst van Kramer betekende het begin van de echte hel van Bergen-Belsen. Het is aan deze periode dat het kamp zijn bekendheid te danken heeft. De benoeming van Kramer tot kampcommandant betekende, samen met de afschaffing van de privileges voor de Austauschjuden en de vloedgolf van nieuwe gevangenen, het begin van wat men later het "inferno van Bergen-Belsen" noemde.
Aan het westfront rukten de Amerikanen en Britten steeds verder op, terwijl ook de Sovjetopmars in het oosten niet te stuiten was. Toch gaf de SS de KZ-gevangenen niet zomaar op. De bedreigde kampen werden geëvacueerd via de beruchte dodenmarsen. Tienduizenden mensen werden te voet op pad gestuurd. Bergen-Belsen bleek voor velen de eindbestemming. De kampbevolking steeg in volkomen wanverhouding met de kampcapaciteit. Begin januari 1945 bevonden zich 15.000 gevangenen in Belsen; aan het einde van de maand waren er dat al 22.000; eind februari 41.000 en 60.000 bij de bevrijding. In dezelfde periode stierven meer dan 35.000 mensen.
Slechts weinigen van hen stierven aan de gevolgen van gewelddadigheden door de bewakers. Het was ook niet nodig om gevangenen te vergassen of te executeren. Anita Lasker Walfisch, die na Auschwitz in Bergen-Belsen terechtkwam, vertelde: "In Auschwitz werden mensen vermoord; in Bergen-Belsen liet men ze eenvoudigweg creperen." De omstandigheden in het kamp waren verschrikkelijk. Het voedselgebrek en de epidemieën waren de voornaamste doodsoorzaak. De bewakers deden geen enkele moeite om de levensomstandigheden te verbeteren. Veel barakken waren nog niet voltooid. Degenen die wel volledig gebouwd waren, vielen gauw weer uit elkaar. Door de overbevolking waren er nauwelijks britsen. Sanitaire voorzieningen ontbraken helemaal: geen verwarming, geen waterkranen, geen toiletten, … De gevangenen kregen slechts een minimum aan voedsel: twee sneden brood en halve liter watersoep per dag. Naarmate de oorlog vorderde, werd in veel delen van het kamp helemaal niets meer uitgedeeld. Er zou zelfs sprake geweest zijn van minstens tweehonderd gevallen van kannibalisme.
Door de afwezigheid van de sanitaire voorzieningen en stromend water waren de al sterk verzwakte gevangenen in het overbevolkte kamp erg vatbaar voor ziekten. Het massaal aanwezige ongedierte en de vele lijken die het kleine crematorium niet kon verwerken, zorgden voor een ware broeihaard van ziekten als (vlek)tyfus, tuberculose, dysenterie en cholera. De meeste gevangenen leden aan spijsverteringsziekten en hadden hun stoelgang niet onder controle. Wie niet meer kon opstaan, deed zijn behoefte op zijn brits. De ergste epidemie brak uit in februari 1945. Tyfus maakte duizenden doden in de laatste maanden voor de bevrijding. Het kamp lag vol bergen lijken.
In april 1945 werden nog zo'n 7000 Austauschjuden vanuit Bergen-Belsen naar Theresienstadt gebracht, maar hun plaats werd gauw ingenomen door duizenden gevangenen uit Nordhausen. Om het plaatsgebrek toch enigszins op te vangen werd een deel van de nabijgelegen Wehrmachtkazerne ingenomen. Het initiatief was echter een druppel op een hete plaat.
In de laatste dagen voor de bevrijding trachtte de SS in extremis wat te doen aan de steeds groeiende berg lijken. Kramer beval tweeduizend gevangenen om de lijken in de straten van het kamp naar massagraven, reusachtige open kuilen, te slepen. Uren aan één stuk, onder dwang van de zweepslagen van de SS'ers en de Kapo's, versleepten uitgeputte gevangenen duizenden lijken door een reep stof of leer om de ledematen te slaan. Naar schatting 17.000 lichamen werden op die manier in open of nauwelijks gedichte kuilen geworpen. Daarbij speelde de gevangenenkapel dansmuziek, 'om de stemming te verhogen', zoals het in Kramers verordening heette.
Het einde van de Bergen-Belsen is een bizar hoofdstuk in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog.
Op 11 april 1945 gaf Himmler zijn onlangs benoemde "rijksondercommissaris" voor de kampen, SS-Standartenführer Kurt Becher, toestemming om Bergen-Belsen over te dragen aan de Britten. Een dag later bereikten twee Duitse officieren, kolonel Hanns Schmidt en luitenant-kolonel Bohnekamp de geallieerde linies om de vreedzame overgave van het kamp mee te delen. Het vermijden van gevechten op het kampterrein was van vitaal belang om een verspreiding van de tyfusepidemie onder de strijdende partijen te voorkomen. Het gevolg van de gesprekken was dat er een plaatselijke wapenstilstand werd afgesloten. Een gebied van ongeveer 48 km² werd neutraal verklaard. De Duitsers zouden op alle toegangswegen van het kamp borden plaatsen met het opschrift "Danger – Tyfus", terwijl ze ook de Wehrmachtkazerne aan de Britten overdroegen. In deze kazerne waren 800 Duitse en 1500 Hongaarse soldaten gelegerd. Zij bleven hun posities behouden om elke uitbraakpoging uit het kamp te voorkomen. In de komende dagen zouden de Hongaren ten dienste van de Britten moeten blijven, terwijl de Duitsers naar de eigen linies werden teruggestuurd. De meeste SS-bewakers, die als krijgsgevangenen zouden worden beschouwd, gingen er op 13 april vandoor.
De Britten beseften in eerste instantie niet goed wat ze ontdekt hadden. Aanvankelijk dachten ze dat het om een "gewoon" interneringskamp ging. Ze hadden dan ook meer aandacht voor de Wehrmachtkazerne. In de namiddag van zondag 15 april betrad een groep Britse officieren onder leiding van luitenant-kolonel Robert Daniell, commandant van het 13th Regiment Royal Horse Artillery, het kamp. Ze werden opgewacht door kampcommandant Kramer en een kleine groep SS'ers. Pas toen ze het kamp zelf bezochten, drong de ware aard van het kamp tot hen door. De Britten sloten Kramer op in een ondergrondse kelder onder de officiersverblijven, waar hij op de kale vloer moest slapen, zonder dekens. Verder werden ook 25 SS-kampbewaaksters en 28 mannelijke SS'ers gevangengenomen. Op 18 april werd Kramer overgebracht naar het krijgsgevangenenkamp bij Celle.
Kapitein William Roach beschreef het kamp als volgt: "Er was geen geluid of teken van leven. De gevangenen glimlachten zelfs niet, ze lagen daar en staarden ons aan. En de meesten van ons staarden eenvoudigweg terug." Vaak stellen mensen zich bij de bevrijding van een concentratiekamp vreugdevolle taferelen voor. Dat de waarheid echter duidelijk anders was, bewijst ook deze getuigenis. Zdenka Ehrlich. Ze lag met driehonderd vrouwen in een barak in Bergen-Belsen. Ze lag in het achterste deel, zodat ze het kampterrein niet kon zien. 'Iemand zei: "Ze zijn er al." "Wie?", vroeg iemand anders. "De Engelsen." "O," zei Zdenka.' Dat was haar reactie. Dergelijke apathische reacties waren typerend voor de uitgehongerde en uitgeputte gevangenen. Velen leken nauwelijks te beseffen dat ze waren bevrijd.
De gevangenen die nog enigszins bij krachten waren, begonnen wel langzaam te beseffen dat hun lijden voorbij was en zochten contact met de Britse bevrijders. Ze smeekten om water en eten. Russische en Poolse gevangenen namen zelf het initiatief en braken de SS-vertrekken open op zoek naar voedsel. Zo konden ze 's avonds sinds lange tijd weer warm eten, weliswaar tussen de duizenden niet-begraven lijken.
De situatie in Bergen-Belsen was dermate ernstig dat de luitenant-kolonel Richard Taylor, die was aangewezen om de kazerne en het kamp over te nemen, de hulp van andere eenheden moest inroepen. Hij stuurde een liaison-officier naar het hoofdkwartier van het VIII Army Corps met de vraag om dringend water, voedsel en andere hulp te sturen. Het N° 76 Field Hygiene Section (76e Peloton veldhygiëne) reageerde als eerste op de oproep en hielp mee de hygiënische toestand in het kamp aan te pakken. Een dag na de ontdekking van het kamp arriveerden de eerste wagens met voedselrantsoenen en water. Een dag later kwamen nog eens 27 waterwagens aan. Toen de Britten in de buurt een beek vonden, legden ze, met het materiaal dat ze in het kamp vonden, een waterleiding aan naar één van de waterreservoirs. Andere eenheden, waaronder de 11th Light Field Ambulance, namen de geneeskundige voorzieningen op zich. Ze probeerden de zieken te verzorgen en te desinfecteren. In de nabijgelegen Wehrmachtkazerne werd een veldhospitaal opgericht waar de ernstig zieken werden ondergebracht. Er werden zelfs Duitse artsen en verpleegsters ingezet om het massale aantal zieken te behandelen. Vanaf 24 april begon de evacuatie van de kampgevangenen die in betere conditie waren. Een maand later werden de barakken in brand gestoken om de tyfusbacillen te doden. Hierdoor is er van Bergen-Belsen nauwelijks iets bewaard gebleven.
Om het verspreiden van de ziekten te voorkomen, was het uiterst belangrijk de lijken te begraven. De gearresteerde SS'ers moesten helpen de lijken van de kampstraten te halen en in grote massagraven te gooien. Omdat dat te langzaam ging, werd er zelfs een bulldozer ingezet, die de vele doden aan een hoog tempo in de kuilen kon duwen. Het was onmogelijk een precieze telling van het aantal slachtoffers bij te houden. Er wordt geschat dat er op deze manier 15 tot 20.000 doden in de laatste twee weken van april 1945 werden begraven. Elk van de massagraven kreeg een nummer. In totaal waren er elf dergelijke graven.
Ondanks al deze inspanningen stierven in de loop van de komende weken nog ongeveer 14.000 mensen. De tyfusepidemie bleef de meeste slachtoffers maken, maar er stierven ook mensen door teveel ineens te eten. De ingewanden van de uitgehongerde gevangenen konden geen grote hoeveelheden voedsel verteren. Het totale aantal slachtoffers in Bergen-Belsen voor de periode 1943-1945 wordt op 50.000 geschat.
Op 25 september 1945 werd naar aanleiding van een congres van bevrijde Joden in de Britse bezettingszone een voorlopig houten herdenkingsteken tussen de massagraven opgericht. Op 15 april 1946 onthulde het Belsener Jüdische Komitee een stenen herdenkingsteken met Hebreeuwse en Engelse opschriften: een grote vierhoekige steen met Joodse symbolen op een driehoekig voetstuk. Dit gedenkteken staat ieder jaar in het middelpunt van de Joodse herdenkingsvieringen. Het Engelse opschrift luidt:
Israel and the world shall rememberHet Britse militaire bestuur beval in oktober 1945 de oprichting van een groot, waardig gedenkteken. Begin 1947 startte de oprichting van een centraal monument, een 24 meter hoge obelisk en een 50 meter lange muur met inschriften. Elk land dat slachtoffers in Bergen-Belsen had te betreuren, kreeg plaats om een tekst op de muur te zetten. Voor Nederland luidde die als volgt:
HET ZWAARST GESCHUT EN 'T BEST GEWEERIn 1952 kreeg Nedersaksen de verantwoordelijkheid over de Gedenkstätte Bergen-Belsen, terwijl op 30 november van dat jaar de officiële inwijding van het Mahnmal plaatsvond. In totaal bevinden zich veertien massagraven op het domein van het voormalige concentratiekamp. Er staat telkens een gedenksteen met het aantal doden bij. Verspreid over het domein liggen nog verschillende alleenstaande graven en gedenkstenen, zoals bijvoorbeeld voor Anne Frank. Het laatste massagraf werd pas in 1964 aangelegd, nadat in het voormalige crematorium nog beender- en asresten werden teruggevonden. Niet alle slachtoffers van Bergen-Belsen liggen op het domein van de Gedenkstätte begraven. Talrijke mensen liggen begraven op het Großen Friedhof für die Opfer der nationalsozialistischen Gewaltherrschaft in Bergen-Hohne. Sinds 1987 vormt ook de Kriegsgräberstätte Hörsten, waar een gedenkteken voor de duizenden Sovjetslachtoffers werd opgericht, een onderdeel van de Gedenkstätte Bergen-Belsen.
In 1966 werd een eerste klein documentatiecentrum geopend, dat in 1990 werd vervangen door een grootser opgezet project. Het nieuwe documentatiecentrum met onder meer een bibliotheek en archief, informeert over de geschiedenis van Bergen-Belsen, terwijl een kleinere tentoonstelling aandacht besteedt aan het nationaalsocialistische vervolgsysteem.
Vanaf 1991 startten verschillende jongerenverenigingen uit Nedersaksen met een soort renovatieproject. Tijdens bepaalde projectweken en werkkampen trachtten zij de fundamenten van het voormalige concentratiekamp bloot te leggen. Hiermee is de YMCA nog steeds bezig.