TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Ochtendzitting 11-04-1946

Dr. SAUTER: Dr. Sauter namens Beklaagde Funk.
Meneer de President, afgelopen zaterdag, toen ik door ziekte verhinderd was de zitting bij te wonen, werd de vraag gesteld in welke volgorde de verdediging van Beklaagden Dr. Funk en Dr. Schacht gevoerd moet worden en de President heeft de wens geuit mijn verklaring over dit onderwerp zou spoedig mogelijk aan te horen. Ik heb de zaak met mijn cliënt en de raadsman van Dr. Schacht besproken en heb ermee ingestemd en stel dus voor de verdediging van Beklaagde Dr. Schacht het eerst te voeren en dat de zaak van Beklaagde Schacht, om redenen van duidelijkheid moet volgen nadat de bewijsvoering van Beklaagde Schacht is voltooid. Ter informatie van het Tribunaal wilde ik u hierover inlichten. Ik dank u.
De PRESIDENT: Ja zeker.
Mr. DODD: Geacht Tribunaal, ik wil uw aandacht vestigen op het feit dat met betrekking tot de documenten voor Beklaagde Schacht, wij onze gesprekken met Dr. Thoma over een aantal onderwerpen, waarvoor een verhoor voor het Tribunaal vereist is, hebben afgerond. We konden het over een aantal ervan niet eens worden en, zoals ik gisteren heb gezegd, zijn we bereid gehoord te worden over de uitlatingen van Dr. Schacht.
De PRESIDENT: Heel goed, we zullen er een tijdstip voor bepalen. Nu, Dr. Kauffmann.
Dr. KAUFFMANN: Meneer de President, ik ga nu beginnen aan de verdediging van Beklaagde Kaltenbrunner met het presenteren van bewijsmateriaal. Ik hoef niet te benadrukken hoe uitzonderlijk moeilijk deze verdediging is, gezien de buitengewone zwaarte van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen. Ik ben van plan het bewijsmateriaal op de volgende manier te presenteren: Met toestemming van het Tribunaal zal ik twee korte documenten voorlezen, eerst uit het korte documentenboek; dan zal ik met toestemming van het Tribunaal de beklaagde naar de beklaagdenbank roepen en daarna zal ik een of twee getuigen horen.
De PRESIDENT: Het Tribunaal is van mening dat die manier juist is maar ik wilde uw aandacht vestigen op ...
Dr. Kauffmann, er waren vier getuigen door de Aanklager opgeroepen, Ohlendorff, Hollriegel, Wislicency en Schellenberg – u vroeg eerder al toestemming om de door de Aanklager opgeroepen getuigen Ohlendorff, Hollriegel, Wisliceny en Schellenberg een kruisverhoor af te nemen en het Tribunaal heeft toen bepaald dat zij moesten worden opgeroepen vòòr uw eigen getuigen. Daarom wil het Tribunaal weten of u iemand van hen wenst op te roepen voor een kruisverhoor. Wilt u dat niet?
Dr. KAUFFMANN: Nee. Meneer de President, ik wens Ohlendorf, Wisliceny, Hollriegel, of Schellenberg niet op te roepen.
De PRESIDENT: Prima.
Dr. KAUFFMANN: Mag ik nu deze twee documenten voorlezen? Om te beginnen is daar de beëdigde verklaring van de getuige Dr. Mildner in het documentenboek. Ik vraag u er nota van te nemen. Het is Document Kaltenbrunner-1; Verklaring Dr. Mildner 1.
De volgende verklaring is van Dr. Hottl.
Mr. DODD: We worden met een nieuw probleem geconfronteerd. Ik denk niet dat deze kwestie zich hier al eerder heeft voorgedaan. De Aanklager heeft een eigen kruisverhoor van deze man, Dr. Mildner (bedoeld is Mildner 2, zie verderop. Vert.) ingediend en we zijn er niet zeker van hoe we nu verder moeten. Moeten we dit kruisverhoor nu overleggen of op een later tijdstip?
De PRESIDENT: Wij zijn van mening dat u het nu moet voorlezen.
Mr. DODD: Prima.
Dr. KAUFFMANN: Meneer de President, mag ik hier iets over zeggen? Dit is de eerste keer dat ik hoor dat Aanklager ook vragen heeft gesteld die door dezelfde getuige zijn beantwoord. Ik denk dat dit het eerste van een dergelijk geval is dat voor het Tribunaal is gebracht.
Zou het niet beter zijn geweest als deze antwoorden mij waren medegedeeld omdat ik al lang geleden mijn verklaring aan Aanklager ter beschikking heb gesteld.
De PRESIDENT: Dat zou zeker gebeurd moeten zijn. Het Tribunaal is van mening dat die antwoorden zeker aan u medegedeeld hadden moeten worden op hetzelfde moment waarop de Aanklager ze ontvangen heeft.
Dr. KAUFFMANN: Moeten die antwoorden niettemin worden voorgelezen? Ik zou er liever formeel tegen willen protesteren en het Tribunaal om een beslissing vragen.
De PRESIDENT: Mr. Dodd, waarom werd die verklaring niet aan Dr. Kauffmann overhandigd?
Mr. DODD: Dit kruisverhoor werd pas gisteren afgenomen en het materiaal was pas vanmorgen klaar. Wij betreuren dat en als het klaar was geweest hadden we het hem natuurlijk overhandigd. Als hij de tijd wil nemen om het door te lezen, hebben wij daar geen bezwaar tegen.
De PRESIDENT: Dr. Kauffmann, onder de gegeven omstandigheden zullen we het voorlezen van dat kruisverhoor uitstellen zodat u het door kunt nemen en als u het juist acht kunt u tegen elke vraag en elk antwoord protesteren en wij zullen de zaak dan overwegen.
Dr. KAUFFMANN: Dank u. Mag ik dan nu het tweede en laatste document voorlezen? Verklaring Dr. Hottl 1.
De PRESIDENT: Hebt u nog meer documenten?
Dr. KAUFFMANN: Nee.
De PRESIDENT: Wilt u nu de beklaagde oproepen?
Dr. KAUFFMANN: Ja.
(Beklaagde Kaltenbrunner gaat naar de beklaagdenbank.)
De PRESIDENT: Wilt u uw volledige naam zeggen?
ERNST KALTENBRUNNER (Beklaagde): Ernst Kaltenbrunner.
De PRESIDENT: Wilt u mij deze eed nazeggen: “Ik zweer bij God de Almachtige en Alwetende dat ik de zuivere waarheid zal spreken en niets zal achterhouden of toevoegen; zo waarlijk helpe mij God Almachtig.”
(De beklaagde herhaalt de eed in het Duits.)
De PRESIDENT: U kunt plaats nemen.
Dr. KAUFFMANN: Sinds 1943, gedurende de laatste twee jaar van de oorlog was u hoofd van de SIPO en de SD en hoofd van het RSHA. U bent er zich natuurlijk van bewust dat de beschuldigingen tegen u zeer ernstig zijn. De Aanklager beschuldigt u van het plegen van misdaden tegen de vrede, het meedenken met en steun of deelname aan misdaden tegen het oorlogsrecht en tegen de menselijkheid en tenslotte verbindt de Aanklager uw naam aan de terreur van de Gestapo en de wreedheden in de concentratiekampen. Ik vraag u nu, aanvaardt u de verantwoordelijk voor de daden zoals omschreven in de Aanklacht en welke u bekend zijn?
KALTENBRUNNER: In de eerste plaats wil ik voor het Tribunaal verklaren dat ik mij volledig bewust ben van de ernst van de tegen mij ingebrachte beschuldigingen. Ik weet dat de haat van de hele wereld tegen mij gericht is; dat ik –zeker omdat Himmler, Müller en Pohl niet langer in leven zijn- hier en alleen verslag moet doen aan de wereld en aan het Tribunaal. Ik ben me ervan bewust dat ik in deze rechtszaal de waarheid zal moeten vertellen teneinde het Hof en de wereld in staat te stellen volledig te erkennen en te begrijpen wat er zich tijdens deze oorlog in Duitsland heeft afgespeeld en er eerlijk over te kunnen oordelen.
In 1943, dat wil zeggen, twee jaar voor het einde van deze oorlog, werd ik op een post benoemd, een feit dat ik later tot in bijzonderheden zal uitleggen.
Direct aan het begin wil ik verklaren dat ik de verantwoordelijkheid aanvaard voor al het slechte dat werd begaan binnen het kader van dit ambt omdat ik benoemd werd tot hoofd van het RSHA en zover als het onder mijn feitelijk gezag gebeurde, hetgeen betekent dat ik ervan wist of ervan moest weten.
Mag ik mijn raadsman toestemming vragen die vragen te stellen waarmee ik mijn gedachtengang kan bepalen?
Dr. KAUFFMANN: Wilt u in het kort, in grote lijnen, uw loopbaan omschrijven totdat u in het openbare leven trad, en de Oostenrijkse politiek tot aan ongeveer 1934.
KALTENBRUNNER: Ik ben geboren in 1903. Mijn vader en grootvader waren vooraanstaande advocaten; voor de rest ben ik een afstammeling van boeren en landbouwsmeden. Mijn moeder is van eenvoudige afkomst. Ze werd geadopteerd door de Belgische Ambassadeur in Roemenië en heeft daar 25 jaar gewoond. Gedurende mijn jeugd, die ik op het platteland doorbracht bij een gezin dat zeer goed voor mij zorgde, heb ik aan de ene kant de best mogelijke opvoeding genoten, aan de andere kant raakte ik vertrouwd met het leven van eenvoudige mensen. Ik bezocht de lagere school en de middelbare school, behaalde mijn diploma en en ging in 1921 naar de universiteit van Graz. Ik studeerde eerst chemisch-technische wetenschappen aan het Technologisch Instituut maar later, toen mijn vader ernstig ziek uit de oorlog terugkeerde en de mogelijkheid zich voordeed dat ik misschien zijn praktijk zou moeten overnemen, studeerde ik rechten. Ik voltooide deze studie in 1926 met het behalen van de titel Doctor in de Rechten en Politieke Wetenschappen. Ik maakte een moeilijke tijd door. Ik moest mijn eigen kost verdienen en de kosten voor mijn studie. Ik moest werken terwijl ik studeerde en ik werkte twee jaar lang als mijnwerker in de nachtdienst en daaraan heb ik het te danken dat ik de Duitse arbeider veel beter heb leren kennen dan de meeste mensen.
Dr. KAUFFMANN: Wilt u iets korter zijn. Wilt u zo snel mogelijk naar de periode van na 1934 gaan?
KALTENBRUNNER: Na het verlaten van de universiteit moest ik, volgens de Oostenrijkse wet, zeven of acht jaar werken om toegelaten te worden tot het advocaatsexamen; ik werkte daarvan een jaar bij de rechtbank als assisitent en de rest van de tijd op advocatenkantoren in Salzburg en Linz.
Dr. KAUFFMANN: Ik onderbreek u even met een vraag. Is het juist dat u in 1932 Partijlid werd?
KALTENBRUNNER: Ik werd in 1932 lid van de Partij nadat ik enkele jaren lid was geweest van de Onafhankelijke Beweging voor de Bescherming van het Oostenrijkse Thuisland.
Dr. KAUFFMANN: Werd u in dat zelfde jaar lid van de SS?
KALTENBRUNNER: Ik denk dat het eind 1932 was of begin 1933.
Dr. KAUFFMANN: Is het juist dat u al voor 1933, zoals de Aanklager beweert, woordvoerder van een Gau was en juridisch adviseur van een SS afdeling?
KALTENBRUNNER: Die verklaring behoeft enige uitleg. Het is waar dat ik in mijn eigen provincie, de Gau Opper-Oostenrijk, toespraken hield op Nationaal-Socialistische bijeenkomsten maar voornamelijk, eigenlijk uitsluitend- om voor de Anschluss te pleiten. Ik was juridisch adviseur net als elke andere advocaat van welke partij dan ook die in een periode van economische nood bereid is aan het einde van de dag een paar uur juridische informatie en advies te geven aan hen die het nodig hadden, in dit geval waren dat de Nationaal-Socialisten.
Dr. KAUFFMANN: Is het waar dat later, in 1934, de regering Dolfuss u liet arresteren en dat u samen met andere vooraanstaande Nationaal-Socialisten naar het concentratiekamp Kaisersteinbruch werd gestuurd? Wat was daar de reden van?
KALTENBRUNNER: Dat is juist. Ik meen dat ik met betrekking tot dit punt de politieke situatie van Oostenrijk destijds kort moet beschrijven.
De regering was in handen van een groep mensen die zeer weinig steun had onder de bevolking. Er waren twee grote groeperingen die geen deel hadden aan de regering; de eerste de linkse groeperingen, Sociaal-Democraten en Austro-Marxisten, de tweede de Nationaal-Socialisten die destijds maar een kleine groep vormden. De regering zette toen niet alleen de Nationaal-Socialisten maar ook de Sociaal-Democraten en Communisten gevangen in kampen om politieke onrust, voortkomend uit bijeenkomsten of demonstraties te voorkomen. Ik was een van die Nationaal-Socialisten die destijds werden gearresteerd, hun aantal bedroeg ongeveer 1.800.
Dr. KAUFFMANN: Had u nog een conflict met hen? Werd er uiteindelijk een proces wegens samenzwering tegen de regering tegen u aangespannen en werd u daarop ontslagen uit de hechtenis die u was opgelegd? Kunt u in enkele zinnen de reden voor deze gang van zaken noemen?
KALTENBRUNNER: Dat gebeurde veel later. Ik werd in mei 1935 gearresteerd. Ik moet allereerst zeggen dat in de tussentijd de poging van de Nationaal-Socialisten tot een opstand in juli 1934 in Oostenrijk had plaatsgevonden. Deze poging tot een opstand – die helaas ook leidde tot de moord op Dolfuss - werd neergeslagen en gewroken met de strengste maatregelen tegen een groot aantal Nationaal-Socialisten. Een bijzonder zware maatregel was de wet waardoor duizenden Nationaal-Socialisten hun baan of de vergunning voor hun beroep verloren en de noodzaak ontstond een verzoening tot stand te brengen. Ik zou zeggen een verzachting van het beleid van de regering. Dat werd voornamelijk gedaan door twee mannen: Langot, de leider van Opper-Oostenrijk en Reinthaller, een boer en ingenieur. Die verzoeningsactie begon eind 1934 in september of oktober en ik werd gevraagd me erbij aan te sluiten.
Dr. KAUFFMANN: Wilt u zo mogelijk en alstublieft in grote lijnen naar de periode 1938 gaan?
KALTENBRUNNER: Ik was op geen enkele wijze betrokken bij deze poging tot opstand in juli 1934 en daarom werd ik gevraagd deel te nemen aan deze verzoeningsactie. In het kader van die actie eiste de regering zelf dat bepaalde personen contacten zouden onderhouden met de Partijleiders, de SA, de SS en alle organisaties van de toen verboden beweging. Met medeweten en toestemming van de regering en de juiste afdelingen van de politie onderhield ik het contact met de SS.
In mei 1935 werd ik gearresteerd, verdacht van het leggen van illegale contacten met de SS en betrokkenheid bij activiteiten van hoogverraad. Ik bleef zes maanden in hechtenis en werd voor het militaire tribunaal in Wels gedaagd op beschuldiging van hoogverraad. Ik werd echter van deze beschuldiging vrijgesproken omdat de regering zelf toegaf dat mij deze opdracht met haar toestemming was gegeven. Wat overbleef was een lichte straf wegens samenzwering die ik in voorarrest echter al had uitgezeten.
Dr. KAUFFMANN: Hoe nam u deel aan de Oostenrijkse opstand die in maart 1938 plaastvond en hoe nam de SS daaraan deel?
KALTENBRUNNER: Kort na mijn activiteiten in het kader van de Reinthaller-Langot verzoeningsactie kwam ik eerst in contact met kringen rond de Anschluss en later met kringen die ten doel hadden de toestand in Oostenrijk op vreedzame wijze te verbeteren door een programma van evolutie en ontwikkeling en aan de andere kant de pro-Anschluss beweging uit te breiden teneinde ook de regering tot dat idee over te halen.
In 1937 en 1938 probeerde ik in nauwer persoonlijk contact te komen met Seyss-Inquart, later Minister en ik nam zijn politieke opvattingen helemaal over.
Dr. KAUFFMANN: Bent u van mening dat de volksraadpleging in Oostenrijk van april 1938 overeen kwam met de wens van de natie?
KALTENBRUNNER: De volksraadpleging van 10 april 1938 was geheel in overeenstemming met de wens van het Oostenrijkse volk. De uitslag van 99.73 % vòòr Anschluss aan het Duitse Rijk was geheel juist.
Dr. KAUFFMANN: Ter gelegenheid van de Anschluss: is het juist dat u werd bevorderd tot SS-Brigadeführer en leider van een SS afdeling?
KALTENBRUNNER: Ja, maar ik zou eerst het volgende willen toevoegen aan de vraag over de Anschluss: De voorstelling en mening van de Aanklagers zijn volkomen onjuist als ze denken dat het Nationaal-Socialisme destijds in Oostenrijk op enige manier vergeleken kon worden met de ontwikkelingen zoals die al in Duitsland hadden plaatsgevonden. In tegendeel, de ontwikkeling van het Oostenrijkse Nationaal-Socialisme was geheel anders. Het beginpunt was de buitengewone diepe economische depressie in Oostenrijk en daar bovenop de beweging voor de Anschluss, uiteindelijk maakte het Nationaal-Socialisme de Anschluss tot realiteit. Deze weg, van economische depressie via de Anschluss beweging naar het Nationaal Socialisme was de weg van bijna alle Nationaal Socialisten en de ideologie van het Partijprogramma destijds was daar op geen enkele wijze voor verantwoordelijk. Dit moet men nemen zoals het is en ik meen ook dat ik eerst moet zeggen dat in Oostenrijk de Anschluss beweging werd gesteund door het volk; het feit dat de volksraadpleging in de diverse provincies als Tirol of Salzburg in voorgaande jaren – ik geloof tussen 1925 en 1928 - al een uitslag van meer dan 90% van de stemmen ten gunste van de Anschluss had laten zien moet dan in overweging worden genomen.
Al in 1928 hadden de Oostenrijkse Nationale Vergadering en de Oostenrijkse Federale Raad het decreet getekend van de Nationale Vergadering van 1918 waarin stond dat beide organen hadden besloten zich bij het Reich aan te sluiten en dat zij zich niet van deze beslissing af zouden laten brengen.
De PRESIDENT: Dr. Kauffmann, ik denk niet dat u deze onderwerpen met betrekking tot waarom ze voor de Anschluss waren zo uitputtend hoeft te behandelen. Wilt u proberen de getuige zich te laten beperken tot wat minder bijzonderheden en hem verder te laten gaan met de belangrijke punten.
Dr. KAUFFMANN: Ik meende dat beklaagde verantwoordelijk werd gehouden voor zijn deelname aan de wijziging van het regime. Daarom wilde ik hem hierover tenminste enkele woorden voor dit Tribunaal laten zeggen maar ik ben nu bereid van onderwerp te veranderen.
De PRESIDENT: De getuige noemde ons uitslagen van volksraadplegingen van lang voor de Anschluss en dat lijkt ons een volkomen onbelangrijk detail.
Dr. KAUFFMANN: Toen, in september 1938 werd u bevorderd tot SS-Gruppenführer, is dat juist?
KALTENBRUNNER: Ja. Na de Anschluss moest ik de leiding over de Allgemeine SS in Oostenrijk overnemen, namelijk de SS Hoofdafdeling Donau. Destijds was ik bevorderd tot Brigadeführer zonder precies de voorafgaande rangen van SS führer te hebben doorlopen. En ik denk dat het in september was toen ik bevorderd werd tot Gruppenführer zodat mijn rang gelijk werd getrokken met die van alle andere SS sectieleiders in het hele Reich.
Dr. KAUFFMANN: Mag ik u vragen naar uw verdere loopbaan in de SS? Werd u in 1941 benoemd tot Höhere SS und Polizeiführer (HSSPF) in Oostenrijk?
KALTENBRUNNER: In maart 1938 werd ik lid van de Oostenrijkse regering, dat wil zeggen ik moest de functie van Staatssecretaris voor Veiligheid in Oostenrijk overnemen, die onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken viel. Die Oostenrijkse reging werd in 1941 ontbonden; dat wil zeggen de activiteiten werden beëindigd ten gunste van de bestuursorganen die al in het Reich bestonden. Als gevolg daarvan werd de functie Staatssecretaris voor Veiligheid ook opgeheven en om mij op het zelfde salarisniveau te handhaven werd ik, ik meen in juli 1941 benoemd tot HSSPF.
Dr. KAUFFMANN: En op 30 januari 1943 werd u benoemd tot Chef van de SIPO en de SD, met andere woorden van het zogeheten Reichssicherheitshauptamt (RSHA). Hoe ging die benoeming in zijn werk. Had u connecties met Himmler? Wat werd er gezegd tussen u en Himmler bij gelegenheid van uw benoeming?
KALTENBRUNNER: Ik moet mijn activiteiten tussen 1941 en 1943, over twee jaar dus, in het kort beschrijven om duidelijk te maken waarom ik naar Berlijn werd geroepen.
De Aanklagers beweren dat ik in Oostenrijk al aan het hoofd van de SIPO stond. In dat opzicht hebben de Aanklagers het mis. In Oostenrijk werden de Staatspolitie en de Recherche, evenals de Veiligheidsdienst centraal aangestuurd vanuit Berlijn en vielen in het geheel niet onder het gezag van Seyss-Inquart, destijds de bevoegde minister en zijn plaatsvervanger Kaltenbrunner. Mijn functie in Oostenrijk als HSSPF – in tegenstelling tot dezelfde functie in het Reich - was daardoor slechts beperkt tot het vertegenwoordigen of leiden van de Allgemeine SS, hetgeen lang niet al mijn tijd in beslag nam.
Gedurende deze twee jaar voerde ik mijn plannen uit met betrekking tot politieke activiteiten en ontwikkelde ik een vrij uitgebreide politieke inlichtingendienst die zich vanuit Oostenrijk uitstrekte tot het zuidoosten. Ik deed dat omdat ik het op de eerste plaats betreurde dat het Reich geen gebruik maakte van tenminste de politieke en economische bronnen, van alle bronnen die Oostenrijk aan het Reich ter beschikking had kunnen stellen en vanwege de ongeëvenaarde kortzichtigheid van het Reich, niet terug te vallen op Oostenrijk’s belangrijkste missie als bemiddelaar met het Zuidoosten. Mijn rapporten werden dus met groeiende interesse in Berlijn ontvangen en omdat Himmler voortdurend door Hitler werd verweten dat zijn inlichtingendienst, die in het Reich door Heydrich werd geleid, onvoldoende gegevens opleverde over politieke resultaten, hij zich acht maanden na Heydrich’s dood gedwongen voelde een man te zoeken die hem kon verlossen van Hitler’s verwijten dat hij geen inlichtingendienst had die de moeite van het vermelden waard was.
Dr. KAUFFMANN: En wat besprak u met Himmler?
KALTENBRUNNER: In december 1942 droeg hij mij op naar Berchtesgaden te komen, waar hij destijds verbleef omdat het Führerhoofdkwartier zich in de buurt bevond, op de Obersalzberg. Hij vertelde mij eerst over Hitler’s verwijten en eiste dat ik in het Reich een centrale inlichtingendienst oprichtte. We hadden een langdurig gesprek over dit thema met betrekking tot mijn verslaglegging in de voorgaande jaren. Hij was daarna van mening dat de beste oplossing zou zijn wanneer ik het RSHA zou overnemen als overgang naar het oprichten van een dergelijke inlichtingendienst. Ik weigerde dat en gaf hem gedetailleerde redenen, namelijk dat ik in Oostenrijk een kritische houding had gehandhaafd ten opzichte van de algemene ontwikkeling in het Reich, in het bijzonder de interne politieke ontwikkelingen. Ik legde Himmler tot in bijzonderheden uit waarom de Duitsers in Oostenrijk teleurgesteld waren en waar ik het gevaar zag dat diezelfde Oostenrijkers die zich vier jaar eerder enthousiast bij het Reich hadden aangesloten, zich van het Reich af zouden kunnen keren. Ik heb....
Dr. KAUFFMANN: Mag ik u even onderbreken? Het is natuurlijk juist dat u benoemd werd tot hoofd van het RSHA. Probeert u te zeggen dat u de uitvoerende macht niet overnam?
KALTENBRUNNER: Daar kom ik direct op. Maar ik moet nu het eerste gesprek met Himmler beschrijven; het tweede vond twee weken later plaats. Bij die gelegenheid kreeg ik de opdracht, ik bedoel hier de eerste opdracht. Maar ik zou hier willen verklaren – en dat loopt als een rode draad door heel mijn loopbaan tot aan de laatste dagen van de oorlog - dat ik zelfs toen Himmler uitlegde op welke belangrijke punten ik afweek van het Nationaal Socialisme waar het betreft het binnenlands beleid van het Reich, het buitenlands beleid, de ideologie en de schending van wetten door de regering zelf. Ik zei hem in het bijzonder dat het bestuur van het Reich te zeer gecentraliseerd was; dat Oostenrijk felle kritiek had op dat gecentraliseerde systeem, in het bijzonder omdat aan andere landen zoals Beieren een federatieve status was verleend. Ik vertelde hem dat het opstellen van een nieuw Duits strafrecht, op de manier waarop dat gebeurde, verkeerd was en dat het Duitse strafrecht veel te gedetailleerd was. Het Oostenrijkse strafrecht, gebaseerd op een traditie van meer dan honderd jaar was het beste gebleken en internationaal ook erkend. Ik legde hem uit dat de begrippen preventieve hechtenis en concentratiekampen in Oostenrijk geen instemming vonden maar dat iedere Oostenrijker door een rechtbank wilde worden berecht.
Ik legde hem uit dat in Oostenrijk het antisemitisme zich totaal anders had ontwikkeld en ook een andere aanpak vereiste. Niemand in Oostenrijk, zo zei ik hem, dacht er ook maar aan de grenzen van het antisemitisme, zoals neergelegd in het Partijprogramma, te overschrijden. Ik zei ook dat er in Oostenrijk nauwelijks begrip bestond voor het feit dat de Neurenberger wetten in dat opzicht uitstegen boven het Partijprogramma. In Oostenrijk heerste sinds 1934 een vreedzaam, geregeld beleid dat Joden toestond te emigreren. Persoonlijke of fysieke vervolging van Joden was geheel onnodig. Ik verwijs naar een document dat zich ergens in het zittingsverslag bevindt. Het is een rapport van het hoofd van de politie in Wenen, gedateerd ik meen december 1939, dat op grond van statistieken bewijst dat tussen meen ik 1934 en 1939 op een totaal van 200.000 Joden er ongeveer de helft naar het buitenland is geëmigreerd. Dat waren de problemen die ik destijds besprak ...
Dr. KAUFFMANN: En wat vertelde Himmler u?
KALTENBRUNNER: En ik vertelde Himmler destijds dat hij heel goed wist dat ik niet alleen geen enkele training had gehad in politiewerk maar dat al mijn activiteiten tot dan toe op het vlak van politieke inlichtingen lagen en dat ik daarom, als ik het RSHA overnam, niet alleen zou weigeren iets te maken te hebben met zulke uitvoerende organen als de Gestapo en de KRIPO maar dat de taak die hij me opdroeg, namelijk het opzetten en in stand houden van een inlichtingendienst daardoor in feite gehinderd zou worden. Ik zei ook dat Heydrich en ik totaal verschillende personen waren maar dat er ook professionele verschillen bestonden in zoverre dat Heydrich een expert was in politiewerk en ik niet en dat het beleid waarmee hij, Himmler en Heydrich het Reich al in diskrediet hadden gebracht niet door mij voortgezet kon worden. Mijn naam, mijn eer en mijn familie waren mij daarvoor te lief.
Hij stelde me in dat opzicht gerust door te zeggen: “U weet dat Heydrich in 1942 werd vermoord en dat ik zelf, sinds zijn dood” – dit was zes of zeven maanden na Heydrich’s dood - “dit hele departement zelf heb geleid. Dit moet ook doorgaan in zoverre dat ik” – bedoeld is Himmler - “in de toekomst de uitvoerende macht zelf wil behouden. Hiervoor heb ik mijn goed getrainde experts ter beschikking, Müller en Nebe. U hoeft zich er niet mee bezig te houden. U neemt de Inlichtingendienst over, Amt III en Amt IV, als overgang naar uw Inlichtingendienst.”
Ik zei hem destijds dat een inlichtingendienst niet alleen met de SD kon worden opgebouwd. Een inlichtingendienst die tot die tijd vanwege Heydrich zo bekrompen was geweest en die meer en meer gedwongen was uitvoerende taken te verrichten, is per definitie ongeschikt om inlichtingen te verzamelen. Ten tweede vertelde ik hem dat een inlichtingendienst kleiner moest zijn en in het bijzonder vond ik het waanzin om politieke en militaire inlichtingendiensten van elkaar gescheiden te houden. Geen enkel land ter wereld, behalve Duitsland en Frankrijk, heeft een tweevoudige inlichtingendienst opgezet. Ik eiste daarom van hem dat hij eerst een Führerbefehl moest verkrijgen op grond waarvan de inlichtingendienst van de strijdkrachten, die onder het Ambt Abwehr van het OKW vielen, samengevoegd moest worden met de SD en nieuw personeel zou krijgen dat moest worden geselecteerd en nauwkeurig nagetrokken.
Dr. KAUFFMANN: Ik onderbreek u een moment. Kunt u mij in een zin vertellen of die samenvoeging die u net noemde ook plaatsvond?
KALTENBRUNNER: Ja, dat gebeurde.
Dr. KAUFFMANN: Met Amt IV?
KALTENBRUNNER: Ja ...
Dr. KAUFFMANN: En dan een andere vraag ...
KALTENBRUNNER: ..... de samenvoeging werd een feit door een bevel van Hitler, gedateerd 14 of 15 februari 1944.
Dr. KAUFFMANN: Nu vraag ik u: Na wat u net heeft uitgelegd, heeft Himmler u van die uitvoerende taken ontheven en werd bekend gemaakt aan de afdelingshoofden en anderen binnen het RSHA dat u er op een dergelijke manier van ontheven was? Werd deze ontheffing van de uitvoerende macht duidelijk buiten het departement en zo ja, hoe?
KALTENBRUNNER: Na dit gesprek met Himmler in december 1942 stuurde hij me weg omdat ik onder de voorwaarden die hij me aanbood, namelijk dat de uitvoerende departementen net als vroeger door hemzelf zouden worden geleid, het RSHA niet wilde overnemen. Hij was zo kwaad op mij dat hij me niet eens een hand gaf en gedurende de volgende weken mij zijn verontwaardiging op vele andere manieren liet merken. Tegen midden januari, de 16de of de 18de kreeg ik per telegram opdracht mij op het hoofdkwartier te melden dat inmiddels naar Oost-Pruisen was verplaatst. Ik nam aan dat ik naar het front zou worden overgeplaatst omdat ik hem om een dergelijke overplaatsing had gevraagd. Ik ging naar het hoofdkwartier met mijn volledige frontuitrusting want ik dacht dat ik eindelijk het zelfde lot zou ondergaan als dat van mijn broers en andere mannelijke verwanten. Maar ik had het mis. Hij zei me: “Ik heb met de Führer gesproken en de Führer meent dat een centralisatie en een reorganisatie van de Inlichtingendienst het juiste is om te doen. Hij zal de nodige onderhandelingen met de strijdkrachten openen en u moet deze Inlichtingendienst organiseren en opbouwen. Het blijft echter zo dat ik, met Müller en Nebe de directe leiding zal houden over de uitvoerende diensten.”
Als u me nu vraagt of deze beperking direct duidelijk werd buiten het departement moet ik antwoorden dat er niets bekend werd gemaakt. Daarom heeft de Aanklager formeel gelijk wanneer hij mij ervan beschuldigt: “voor zover het de buitenwereld betreft hebt u nooit een grens getrokken.” Daarop kan ik alleen maar zeggen dat ik meende te kunnen vertrouwen op het woord van mijn toenmalige meerdere. Hij had dat tegen mij gezegd in tegenwoordigheid van Nebe en Müller en had hen persoonlijk bevel gegeven direct contact met hem op te nemen, direct aan hem verslag uit te brengen en direct van hem bevelen te krijgen, net zoals dat gedurende de acht maanden sinds Heydrich’s dood was gebeurd.
Ik stel hier met nadruk dat de speciale opdrachten die aan Heydrich waren gegeven, zoals bijvoorbeeld de opdracht met betrekking tot de Endlösung der Judenfrage, niet alleen mij destijds onbekend waren maar ook niet door mij werden overgenomen. In naam was ik hoofd van het RSHA. Als zodanig beschouwde ik de Inlichtingendienst en de reorganisatie van deze dienst als mijn eigen werkterrein, zoals ik al eerder heb gezegd. De richtlijnen werden door Himmler gegeven maar met betrekking tot zaken van de Gestapo en de KRIPO werden de zaken vaak gedaan in naam van het hoofd van het RSHA, zoals ik veel later ontdekte; dat wil zeggen, namens mij zonder dat ik van die bevelen afwist of ze zag toen ze werden uitgevaardigd. De hoofden van de Gestapo en de KRIPO voerden deze bevelen van Himmler uit, zoals ik heb gezegd, op zo’n manier dat ze ook tekenden met mijn naam als Chef van het RSHA en, zoals ik later misschien tot in bijzonderheden moet uitleggen, bleven ze zo doorgaan met een gewoonte die in Heydrich’s periode overheerste, Heydrich die alle uitvoerende macht in handen had en bevoegdheden kon overdragen aan Müller en Nebe. Maar ik had vanaf het begin die bevoegdheid niet en daardoor kon ik nooit gezag delegeren. Misschien moet ik de verklaring over mijn verantwoordelijkheid in die zin aanvullen door te zeggen dat ik mogelijk niet de nodige voorzorgen heb genomen om duidelijk te maken dat geen enkel bevel van de Gestapo of de KRIPO mijn naam zou dragen. Dat ik mij daar niet voldoende mee bezig hield is Himmler’s fout maar vermoedelijk ook de mijne.
Dr. KAUFFMANN: Ik vestig uw aandacht op de getuigenis van Ohlendorf, Chef van Amt III, hier in deze rechtszaal op 3 januari 1946 afgelegd. Ik leg deze getuigenis kort aan u voor en wilt u er uw commentaar op geven. Deze getuigenis heeft betrekking op de kwestie van de uitvoerende macht. Getuige Ohlendorf zei in antwoord op mijn vraag:
“Als u mij vraagt of Kaltenbrunner zelfstandig actie kon ondernemen moet ik dat bevestigend beantwoorden. Als u dan Müller en Himmler noemt met uitsluiting van Kaltenbrunner moet ik erop wijzen dat volgens de organisatie van het RSHA Müller ondergeschikt was aan Kaltenbrunner en dus waren bevelen van Himmler aan Müller ook bevelen aan Kaltenbrunner en Müller was verplicht Kaltenbrunner daarover in te lichten.” En verder zegt hij:
“Ik kan zeggen dat ik absoluut zeker weet” –ik verwijs naar de uitdrukking die vaak werd gebruikt, namelijk –“tot aan de laatste wasvrouw, Himmler de uiteindelijke beslissing aan zichzelf hield. Of Kaltenbrunner in dit opzicht wel of geen gezag had, daar kan ik niets over zeggen.”
Ik vraag u nu: Zijn de belangrijkste punten uit Ohlendorf’s getuigenis juist?
KALTENBRUNNER: Het behoeft verduidelijking. Hij heeft in zoverre gelijk dat er in de constructie of liever de organisatie van het RSHA sinds Heydrich’s tijd niets was veranderd. Daarom kon hij direct aannemen dat er een officiële weg bestond: Himmler-Kaltenbrunner-Müller. Maar tijdens de vergaderingen, dat wil zeggen wanneer Himmler zijn bevelen gaf, was dat zeker niet het geval. Wat de andere opmerking betreft dat Himmler tot op de laatste wasvrouw de beslissing aan zichzelf hield, dat bewijst dat de situatie wel degelijk veranderd was in zoverre dat, in tegenstelling tot de periode Heydrich, ik als medium tussen Himmler en Müller niet actief was zodat bevelen van Himmler rechtstreeks naar Müller gingen.
Dr. KAUFFMANN: Ik kom nu aan de afzonderlijke beschuldigingen die door de Aanklager zijn ingediend en leg eerst aan u voor een document voor uw commentaar, Document 1,38 Bewijsstuk USA-517. Dat wordt nu Kaltenbrunner-3. Dit handelt over de tegen Kaltenbrunner ingebrachte beschuldiging ....
De PRESIDENT: Dr. Kauffmann, heeft dit al een nummer?. U wilt het toch niet nog een nummer geven?
Dr. KAUFFMANN: Goed. Als het niet nodig is, zie ik er graag vanaf.
(hij wendt zich tot de beklaagde.) De vraag hier is allereerst of alle getekende bevelen tot preventieve hechtenis uw naam droegen, het zij gestempeld, hetzij in machineschrift; en de tweede vraag is of u dergelijke orders hebt gegeven –dat wil zeggen, zijn deze orders authentiek- en verder, in het geval beide vragen negatief moeten worden beantwoord of u van deze orders afwist? Wilt u alstublieft commentaar geven op dit document?
KALTENBRUNNER: Ik moet zeggen dat ik nooit van mijn leven één enkel bevel tot preventieve hechtenis heb gezien of ondertekend. Gedurende de verhoren voorafgaand aan het Tribunaal zijn een aantal van dergelijke bevelen, die mijn naam dragen tijdens mijn ondervraging aan mij voorgelegd. Elk van die bevelen droeg die handtekening, dat wil zeggen mijn naam, hetzij in machineschrift hetzij in telexschrift en ik denk in een paar gevallen was het een stempel.
Dr. KAUFFMANN: U zult moeten toegeven dat deze verklaring van u natuurlijk niet erg geloofwaardig is. Het is natuurlijk onzin dat de chef van het departement niet weet dat dergelijke orders met zijn naam ondertekend werden. Hoe verklaart u dit feit, een feit dat blijkt uit de documenten die uw handtekening dragen?
KALTENBRUNNER: Ik was nog niet klaar met mijn uitleg. Ik stelde dat het plaatsen van deze handtekening “Kaltenbrunner” onder bevelen tot preventieve hechtenis alleen maar kon gebeuren vanwege het feit dat het de chef van het departement, Müller deze bevelen ondertekende met de naam van het hoofd van het RSHA zoals hij dat ook al had gedaan onder Heydrich toen hem dat was toegestaan en dat hij bovendien zijn onderafdelingen die opdracht gaf, bijvoorbeeld de sectie preventieve hechtenis. Het mag duidelijk zijn dat hij dat bleef doen tijdens mijn periode want anders zouden deze bevelen nu niet aan mij kunnen zijn voorgelegd. Maar hij heeft mij hierover nooit ingelicht en hij heeft van mij nooit de bevoegdheid gekregen dit te doen. In tegendeel, hier was geen sprake van en aan de andere kant, overbodig want hij stond direct onder Himmler en hij had een volmacht van Himmler, zodat hij ook kon hebben geschreven “Himmler” of “in opdracht van Himmler” of “namens Himmler”. Ik geef toe dat dit een feit blijft waardoor het Tribunaal mij niet zal willen geloven, maar niettemin was het zo en Himmler gaf mij nooit een kans mijn houding op dit punt te bepalen want hij had mij verteld dat ik deze uitvoerende taken niet op mij moest nemen.
Dr. KAUFFMANN: Dit betekent dat u probeert te zeggen dat er feitelijk misbruik werd gemaakt van uw handtekening?
KALTENBRUNNER: Müller had niet het recht die te gebruiken.
Dr. KAUFFMANN: Was het u bekend dat preventieve hechtenis mogelijk was, dat het was toegestaan en dat het zeer vaak werd toegepast?
KALTENBRUNNER: Zoals ik al heb verklaard heb ik het concept preventieve hechtenis al in 1942 met Himmler besproken. Maar ik denk dat ik daarvoor al, bij twee gelegenheden om precies te zijn al een keer met hem en een keer met Thierack over dit onderwerp heb gecorrespondeerd; ik beschouw preventieve hechtenis zoals het in het Reich werd toegepast, als noodzakelijk in het belang van de Staat, of liever gezegd een maatregel die slechts in een klein aantal gevallen gerechtvaardigd werd door een oorlog. Afgezien daarvan heb ik mij altijd uitgesproken tegen dit concept en er altijd tegen geprotesteerd en tegen het toepassen van preventieve hechtenis uit principiële overwegingen en heb vaak steekhoudende juridische argumenten uit het verleden als reden aangevoerd. Bij diverse gelegenheden heb ik over dat onderwerp verslag gedaan aan Himmler en ook aan Hitler. Ik heb op een bijeenkomst van openbare aanklagers –ik denk dat het in 1944 was- in het openbaar mijn standpunt daartegen geuit want ik ben altijd van mening geweest dat de vrijheid van een mens tot zijn hoogste goed gerekend moet worden waarop alleen het vonnis van een rechtbank, stevig verankerd in een grondwet, inbreuk kan maken of hem die vrijheid ontnemen.
Dr. KAUFFMANN: Ik ga nu de gronden voor preventieve hechtenis met u bespreken die in dergelijke orders zijn vermeld. Onder andere de volgende worden als reden opgegeven: activiteiten vijandig voor het Reich; het verspreiden van geruchten rond wreedheden; geweldpleging; werkweigering; religieuze propaganda. Wilt u ons uw standpunt mededelen wat betreft de redenen voor deze bevelen tot preventieve hechtenis? Moeten deze worden aanvaard?
KALTENBRUNNER: Nee, ik beschouw deze gronden voor preventieve hechtenis als verkeerd. Ik kan dat beter tot in bijzonderheden uitleggen. Mijn opvatting is dat al de overtredingen die hier zijn genoemd net zo goed hadden kunnen worden behandeld tijdens processen voor staatsrechtbanken. Om die reden houd ik preventieve hechtenis als zodanig voor onjuist, en nog meer om de redenen die zojuist zijn genoemd.
Dr. KAUFFMANN: Als ik u dus goed begrijp kan ik uw opvatting als volgt samenvatten: u wilt zeggen dat u geen kennis droeg van de bevelen tot preventieve hechtenis, dat u niet de bevoegdheid had die te geven en dat u die niet ondertekend hebt maar omdat deze bevelen door Amt IV waren uitgevaardigd had u ervan af moeten weten. Is deze samenvatting juist of niet?
KALTENBRUNNER: Die is juist.
Dr. KAUFFMANN: We komen nu toe aan een andere beschuldiging die de Aanklager tegen u heeft geuit. De Aanklager beweert dat u de geestelijke vader van of medeplichtige bent aan de misdaden die werden gepleegd toen u als hoofd van de SIPO en de SD burgers liet vermoorden en mishandelen door de zogeheten Einsatzgruppen. Ik zal u een aantal zinnen voorlezen uit de getuigenis van getuige Ohlendorf hier in de rechtszaal op 3 januari 1946. Ohlendorf legt een voor u bezwarende verklaring af. Ik wil graag dat u commentaar geeft. Ohlendorf zegt met betrekking tot de Einsatzgruppen:
“Nadat hij zijn ambt aanvaardde moest Kaltenbrunner zich met deze zaken bezig houden en moet dus hebben geweten van de achtergronden van de Einsatzgruppen die onder zijn gezag stonden.”
Met betrekking tot de sieraden die van de geëxecuteerden werden afgenomen gaat hij verder met te zeggen dat die waren verzonden naar het Reichsfinanzministerium of het RSHA en hij verklaart tenslotte dat officieren en manschappen voor deze Einsatzgruppen uit het hogere personeel van de Gestapo werden geselecteerd en slechts voor een klein percentage uit de SD. Wat hebt u te zeggen als antwoord op de vraag of u wel of niet op de hoogte was van het bestaan of de betekenis van deze Einsatzgruppen?
KALTENBRUNNER: Ik had geen idee van het bestaan van Einsatzgruppen zoals Ohlendorf dat beschrijft. Later hoorde ik van hun bestaan maar dat was vele maanden later. Met betrekking tot dit punt wil ik het volgende opmerken: Het is aan het Tribunaal bekend uit Ohlendorf’s getuigenis en uit een besluit van Hitler en Himmler dat hier is besproken dat er bevelen zijn gegeven voor het ombrengen van mensen. Deze Einsatzkommandos zijn tijdens mijn ambtsperiode nooit gereorganiseerd. Deze Einsatzkommandos die tot die tijd actief waren geweest werden ook ontbonden of onder ander bevel geplaatst voordat ik die functie overnam. Ik weet niet of getuige Ohlendorf hier heeft verklaard wanneer precies hij van zijn Einsatzkommando terugkeerde.
Dr. KAUFFMANN: 1942.
KALTENBRUNNER: Dat is voordat ik in functie kwam. De Einsatzkommandos moeten later onder bevel van de HSSPF in de bezette gebieden zijn geplaatst of wat waarschijnlijker is, onder bevel van het hoofd van de antipartizanen eenheden. Ik kan uw vraag niet nauwkeurig beantwoorden want ik heb als gevolg van mijn gevangenschap gedurende een jaar niet de mogelijkheid gehad om het organisatieschema weer te bestuderen.
U vroeg me denk ik ook of het mij bekend is dat sieraden die van geëxecuteerde personen waren afgenomen naar mijn departement werden gestuurd of het Reichsfinanzministerium. Ik weet niets van dergelijke zendingen maar ik weet dat Himmler aan iedereen bevel had gegeven –niet alleen aan de SIPO maar ook aan andere organisaties in de bezette gebieden zoals gemeentepolitie, antipartizanen eenheden of afdelingen van de strijdkrachten die onder zijn bevel stonden- dat al zulke eigendommen moesten worden overgedragen aan het Reichsfinanzministerium.
Dr. KAUFFMANN: Waren deze Einsatzgruppen het resultaat van een bevel van Himmler of van een bevel van het RSHA?
KALTENBRUNNER: Dat kan alleen maar het gevolg van een bevel van Hitler zijn.
Dr. KAUFFMANN: U zei net dat u in de loop van de tijd hoorde van het bestaan en het belang van deze Einsatzgruppen. Kunt u precies zeggen op welke datum u deze kennis kreeg?
KALTENBRUNNER: Ik neem aan dat dit was op het moment waarop ik in november 1943 mijn eerste audiëntie bij Hitler had, of misschien de volgende dag toen ik verslag uitbracht aan Himmler.
Dr. KAUFFMANN: 1943?
KALTENBRUNNER: Ja.
Dr. KAUFFMANN: Als u destijds kennis had van de Einsatzgruppen en hun betekenis dan rijst de vraag wat uw opvatting daarover was en in het geval dat u ze veroordeelde, wat deed u om die afgeschaft te krijgen? Had u daar een mogelijkheid voor of niet?
KALTENBRUNNER: Ik zei eerder dat er op mijn bevel of onder mijn leiding nooit een Einsatzkommando is gevormd. Het bestaan en de eerdere activiteiten van zulke Einsatzkommandos werden mij pas bekend laat in de herfst van 1943 en ik wist dat ik het misbruik van deze mannen die onder het RSHA vielen moest tegengaan. Ik meen dat ik op 13 september Hitler ontmoette bij gelegenheid van een bezoek van Mussolini die toen net bevrijd was. Mijn poging om hem te spreken faalde echter vanwege dit staatsbezoek. In november, nadat Himmler het herhaaldelijk had uitgesteld, moest ik weer naar het hoofdkwartier om verslag uit te brengen over mijn activiteiten tot dan toe. En bij die gelegenheid sprak ik met de Führer over de feiten rond de Einsatzkommandos die mij bekend waren geworden; en niet alleen daarover maar ik had ook de eerste kans om hem te benaderen over de hele Jodenkwestie en over de bevelen die door hem en door Himmler waren gegeven tegen de Joden en die mij toen ook bekend waren geworden. Ik zou echter een uitvoerige verklaring over dit onderwerp willen afleggen als u dit onderwerp tot in bijzonderheden met mij wilt behandelen.
Dr. KAUFFMANN: Ik leg nu over .....
KALTENBRUNNER: Ik zou alleen willen toevoegen dat de Einsatzkommandos wat mij betrof niet langer in beeld waren want het hele personeel was betrokken bij gevechten tegen partizanen of viel onder de HSSPF op dezelfde dag meen ik waarop ik mijn ambt in Berlijn aanvaardde. Ik kan me goed herinneren dat Von dem Bach-Zalewski op 30 januari 1943 benoemd werd tot hoofd van een antipartizanen eenheid. Dit kan ook de reden zijn voor het feit dat ik geen enkel rapport van een Einsatzkommando zelf onder ogen kreeg.
Dr. KAUFFMANN: Ik kom nu aan een ander document, L-51, Bewijsstuk USA-521. Dit betreft een uitermate belastend document waarop ik uw commentaar wil.
Zutter is de adjudant van de kampcommandant van Mauthausen. Hij zegt met betrekking tot een ....
KALTENBRUNNER: Is deze kopie hetzelfde?
Dr. KAUFFMANN: Ja, die is het zelfde. Hij rapporteert een bevel tot executie van 12 tot 15 Amerikaanse parachutisten die in 1945 gevangen werden genomen. Wilt u het document alstublieft doorlezen en het Tribunaal vertellen of u dit bevel hebt gegeven en of u de bevoegdheid had, een dergelijk bevel uit te vaardigen?
KALTENBRUNNER: Ja. U hebt dit document gisteren al met mij besproken. Daarom weet ik ervan. Ik verklaar dat mij dit incident en dit bevel pas bekend werd toen het mij werd voorgelegd of toen de ondervrager het indiende.
Dr. KAUFFMANN: Kent u Ziereis?
KALTENBRUNNER: Zoals ik al eens heb verklaard heb ik nooit de bevoegdheid gehad op eigen initiatief een zogeheten executiebevel, een doodvonnis dus, te ondertekenen. Afgezien van Hitler had niemand in het Reich die bevoegdheid behalve Himmler en de Reichsjustizminister.
Dr. KAUFFMANN: Met betrekking tot dit punt wil ik opmerken dat de Aanklager ook bevelen tot executie heeft ingediend die de handtekening van Müller droegen. Wilt u daar iets over zeggen?
KALTENBRUNNER: Als een executiebevel Müller’s handtekening droeg kan Müller dat alleen maar getekend hebben op grond van een bevel van Himmler of een vonnis van een rechtbank.
Dr. KAUFFMANN: De suggestie wordt gewekt dat wanneer Müller bevoegd was executiebevelen uit te vaardigen dan moet uw bevoegdheid nog veel ruimer zijn geweest. Is dat juist?
KALTENBRUNNER: Nee, dat is niet waar want Himmler heeft me die bevoegdheid nooit gegeven; de commandostructuur had dat ook onmogelijk gemaakt want na Heydrich’s dood bleef de Gestapo onder Himmler zelfs nadat ik mijn functie aanvaardde.
Dr. KAUFFMANN: Het incident waarnaar in dit document wordt verwezen is van dermate groot belang, in het bijzonder omdat er buitenlandse parachutisten bij zijn betrokken, dat men wel moet aannemen dat het in de hogere regionen in Berlijn bekend zou zijn; dat betekent ook bij het RSHA. Werd u later nooit over die kwestie ingelicht?
KALTENBRUNNER: Ik wil de volgende verklaring toevoegen: Ik ben nooit over dat incident ingelicht.
De PRESIDENT: Bent u klaar met Document L-51?
Dr. KAUFFMANN: Nee, ik ben er nog mee bezig maar ben er zo mee klaar.
De PRESIDENT: Wel, moet u hem dan niet wijzen op het incident zelf waarnaar tegen het einde van het document verwezen wordt, waar staat:
“Betreffende de Amerikaanse militaire missie die in januari 1945 in Slowaaks of Hongaars gebied landde achter het Duitse front,” Het gaat er dan mee verder dat, ik denk de adjudant van het kamp zei: “Kaltenbrunner heeft de executie goedgekeurd. Deze brief was geheim en was getekend: “Kaltenbrunner.”
Ik denk dat u dat aan hem moet voorleggen.
Dr. KAUFFMANN: Ja, zeker. Hij kent het document en ik denk dat hij elk woord in het document kent, maar ik zal het hem nogmaals vragen.
(hij wendt zich tot Beklaagde) Er staat hier:
“Ik schat dat het aantal gevangen genomen personen 12 of 15 is geweest. Ze droegen een Amerikaans of Canadees uniform, bruin-groen van kleur met blouse en baret. Acht tot tien dagen na hun aankomst werd het bevel tot hun executie per radio of telex ontvangen. Standartenführer Ziereis –de kampcommandant- zocht mij op in mijn kantoor en zei: ‘Nu heeft Kaltenbrunner de executie goedgekeurd.’ Deze brief was geheim en droeg de handtekening: Kaltenbrunner. Deze mannen werden daarna ter plaatse geëxecuteerd en hun persoonlijke eigendommen werden door Oberscharführer Niedermeyer aan mij gegeven.” Wilt u hier heel in het kort op ingaan?
KALTENBRUNNER: Er is absoluuut geen sprake van dat dit incident ooit onder mijn aandacht is gebracht of dat het met mijn medeweten plaatsvond. Dit is niet alleen een duidelijke misdaad tegen het oorlogsrecht maar het is in het bijzonder een actie die de meest ernstige politieke gevolgen in het buitenland zou kunnen veroorzaken of wel moest veroorzaken. Zeker, bij een dergelijk incident is er geen sprake van dat Müller of ik zelf, als Müller’s meerdere actie had kunnen ondernemen maar in een dergelijk geval moet er zeer zeker al eerder diepgaand overleg hebben plaatsgevonden tussen Himmler zelf en de Führer.
Men kan verder aannemen dat zeer waarschijnlijk iemand, misschien de voor internationaal recht bevoegde afdeling, over het onderwerp geraadpleegd zou zijn en dat natuurlijk tot een dergelijke actie door de Führer of door Himmler zou zijn besloten. In elk geval zou het een bevel zijn geweest van een van deze twee personen. Maar zelfs dat is mij niet bekend. Als daarom deze man Zutter hier beweert dat het bevel mijn handtekening droeg dan kan dat alleen maar een bevel geweest zijn dat, zoals ik al eerder heb beschreven, abusievelijk mijn naam droeg omdat ik niet de bevoegdheid had, een executiebevel te tekenen. De handtekening moet dus zijn geweest: ‘Himmler’ of ‘op bevel van Himmler, Müller.’
Dr. KAUFFMANN: U schrijft het gebruik van deze handtekening dus ook toe aan misbruik? KALTENBRUNNER: Nee, ik denk dat het hier helemaal niet om mijn handtekening gaat, maar dat Ziereis had moeten zeggen ‘Himmler.’ Het kan niet worden aangenomen dat Müller op een dergelijke manier met zijn of mijn naam zou hebben getekend.
Dr. KAUFFMANN: We komen nu toe aan een ander onderwerp. Ik verwijs naar Document 1063(b)-PS, Bewijsstuk USA-492; een brief van het RSHA, gedateerd 26 juli 1943. De brief draagt de handtekening: “getekend Dr. Kaltenbrunner” en is gericht aan alle Höhere SS und Polizeiführer. Dit betreft de oprichting van heropvoedingskampen. Wilt u de brief alstublieft doorlezen? De Aanklager beschuldigt u van het opzetten van heropvoedingskampen. Wilt u uitleggen wat uw echte opvatting was en of die brief van u afkomstig was?
KALTENBRUNNER: Met betrekking tot dit punt moet ik het volgende verklaren: Uit het feit dat mijn naam er met de schrijfmachine onder is gezet trek ik de conclusie dat dit bevel niet aan mij is getoond voordat het werd uitgevaardigd; anders had ik het met de hand ondertekend.
Dr. KAUFFMANN: Weet u van een bevel van Himmler?
KALTENBRUNNER: Voor zover ik mij kan herinneren hoorde ik er pas later van.
Dr. KAUFFMANN: Wat is een heropvoedingskamp? Is dat hetzelfde als een concentratiekamp?
KALTENBRUNNER: Nee, heropvoedingskampen waren kampen waarin mannen werden opgesloten als ze Duitser waren, als ze, ondanks herhaalde herinneringen, de verplichte arbeidsdienst hadden ontdoken, of buitenlandse arbeiders die zonder toestemming hun werkplek hadden verlaten en gearresteerd waren, of arbeiders die tijdens controles in treinen, stations en op wegen waren opgepakt en die geen permanent arbeidscontract hadden. Plaatsing in dergelijke heropvoedingskampen was gewoonlijk voor de duur van 14 tot 56 dagen.
Dr. KAUFFMANN: In deze brief staat dat deze heropvoedingskampen, voor wat betreft bestuur en instructies, onder de Gestapo vielen en verder onder de commandanten van de SIPO en de SD. Wist u hiervan?
KALTENBRUNNER: Een zogenaamde contractbreuk in het Reich of een ontduiken van de verplichte Arbeitsdienst door een Duits staatsburger is een overtreding die in feite net zo goed door een burgerrechtbank had kunnen worden behandeld. Het recht kende er maatregelen voor maar vanwege het enorme aantal arbeiders in het hele Reich –niet alleen Duitsers, waarvan het aantal tussen 15 en 20 miljoen bedroeg, maar ook acht miljoen buitenlandse arbeiders- zou het onmogelijk zijn geweet om honderdduizenden van die processen wegens werkweigering, contractbreuk, of het met opzet verlaten van de werkplek, te beginnen. Het spreekt verder voor zich dat de politieafdelingen lang niet genoeg celcapaciteit hadden om in zulke gevallen korte-termijn straffen op te leggen. Om deze redenen werden heropvoedingskampen opgezet bij de hoofdkwartieren van de Gestapo of de KRIPO.
Dr. KAUFFMANN: Ging u in principe akkoord met de oprichting van dergelijke heropvoedingskampen?
KALTENBRUNNER: Ja, in principe ging ik ermee akkoord hoewel ik zelf geen deel had aan de uitvaardiging van deze order. Ik hoorde er later echter over en beschouwde het als juist gezien het tekort aan arbeiders en de omstandigheden die toen in het Reich overheersten.
Dr. KAUFFMANN: Wist u iets van de behandeling van de geïnterneerden: voor hoelang werden ze in deze kampen geplaatst, wat was hun voedselrantsoen en hoe werden ze te werk gesteld?
KALTENBRUNNER: Zoals ik al zei, deze heropvoedingskampen waren bedoeld om iemand niet langer dan 56 dagen op te sluiten. Zelfs dit was denk ik alleen maar mogelijk als de man al eerder voor drie overeenkomstige overtredingen was veroordeeld. Normaal gesproken, opsluiting in heropvoedingskampen ....
De PRESIDENT: De vraag was of u de toestanden in de kampen kende? U geeft daar geen antwoord op.
Dr. KAUFFMANN: Wilt u alstublieft mijn vraag beantwoorden?
KALTENBRUNNER: Ik meen dat u mij vroeg ......
Dr. KAUFFMANN: Ik vroeg of u iets wist met betrekking tot behandeling, voeding en tewerkstelling van de geïnterneerden in de heropvoedingskampen.
KALTENBRUNNER: Ik weet alleen dat heropvoedingskampen tot taak hadden openbare werken uit te voeren, met andere woorden aanleg van wegen, onderhoud aan spoorwegen in het bijzonder herstel van schade veroorzaakt door luchtaanvallen. Geïnterneerden van heropvoedingskampen werden door de hele bevolking gezien wanneer ze zo tewerkgesteld werden. De indruk die de verschijning van deze geïnterneerden maakte ....
De PRESIDENT: Hij beantwoordt de vraag nog steeds niet.
Dr. KAUFFMANN: Ik stelde u drie duidelijke vragen. Ik wil drie duidelijke antwoorden op deze vragen. Weet u iets van de behandeling, voedselrantsoenen en tewerkstelling. Wist u hier iets van, ja of nee?
KALTENBRUNNER: Met betrekking tot tewerkstelling zei ik ...
Dr. KAUFFMANN: Wist u ervan?
KALTENBRUNNER: Ja, ik wist ervan. De andere twee ken ik niet uit eigen waarneming.
Dr. KAUFFMANN: Brachten ambtenaren van Amt IV ooit hierover verslag aan u uit?
KALTENBRUNNER: Geen ambtenaren van Amt IV, maar dit probleem is natuurlijk herhaaldelijk besproken binnen de eigen politieke inlichtingendienst, namelijk vanwege het gebruik van dergelijke arbeiders voor dringend werk.
Dr. KAUFFMANN: Zag u geen aanleiding om u er in te mengen?
KALTENBRUNNER: Ik zag geen reden om me met deze kampen te bemoeien vanwege enig misbruik want er waren geen gevallen van misbruik van kampbewoners bekend.
Dr. KAUFFMANN: Ik kom nu aan een ander document, Document 2542-PS, Bewijsstuk USA-489. Dit is een verklaring, een beëdigde verklaring van Lindow. Hij stelt dat tot aan het begin van 1943, en op bevel van Himmler, Sovjet-Russisiche politieke commissarissen en Joodse soldaten uit krijgsgevangenenkampen werden gehaald en overgebracht naar concentratiekampen om te worden gefusilleerd. Verder stelt hij dat Müller, het hoofd van Amt IV, dit bevel tot executie had getekend. Als het Tribunaal het wenst zal ik enkele zinnen uit dit document citeren. (Tot de getuige): Wat is uw verklaring met betrekking tot dit document?
KALTENBRUNNER: Dit bevel van Himmler was mij niet bekend en mag ik erop wijzen dat het werd uitgevoerd van 1941 tot 1943, dat betekent in het algemeen gedurende de periode waarin ik niet in Berlijn was.
Dr. KAUFFMANN: Ik ga nu een bijzonder belastende passage voorlezen –alinea 4. Wilt u its zeggen met betrekking tot de vraag of dit rapport over deze feiten ook slaat op de tijd na 1943, of op de tijd voor 1943 of wat u ook maar kunt zeggen over de datum?
KALTENBRUNNER: Ik ken de passage.
Dr. KAUFFMANN: “In de krijgsgevangenenkampen aan het Oostfront waren kleine Einsatzkommandos, geleid door lagere leden vam de Gestapo. Deze Kommandos waren toegevoegd aan de kampcommandant en hadden tot taak die krijgsgevangenen te selecteren en hun namen door te geven aan het bureau van de Gestapo, die op grond van de uitgevaardigde orders moesten worden gefusilleerd.
KALTENBRUNNER: Hierover wil ik ....
Dr. KAUFFMANN: Een moment. Uit alinea twee citeer ik de laatste zin: Deze krijgsgevangenen werden allereerst formeel ontslagen en daarna ter executie naar een concentratiekamp afgevoerd.” Nu vraag ik u: Wat wist u van deze feiten?
KALTENBRUNNER: Ik kende deze feiten niet. Bovendien is het onmogelijk dat ik ervan had kunnen weten, van bevelen die uitgevaardigd waren in 1941 en die, zoals deze getuige zegt, tot het midden van 1943 nog van kracht waren; het is onmogelijk dat om de uitvoering van deze bevelen te voorkomen, ik tijdens de laatste dagen op tijd .....
Dr. KAUFFMANN: Maar het feit kan niet worden ontkend dat er binnen het RSHA een Abteilung IV A 1 bestond, een onderdeel van de Gestapo en dat deze afdeling functioneerde vanaf 1941 tot aan het midden van 1943 en dat die dergelijke bevelen uitvoerde. Men kan zeker aannemen dat ook u ingelicht moet zijn geweest over deze uitzonderlijk ernstige situatie, die onmenselijk was en volgens internationaal recht verboden was, niet waar?
KALTENBRUNNER: Ik ben daar niet over ingelicht.
Dr. KAUFFMANN: Ik kom nu toe aan het onderwerp concentratiekampen en de verantwoordelijkheid van de beklaagde op dat gebied.
De PRESIDENT: De zitting wordt geschorst.
(het Tribunaal werd geschorst tot 14:00 uur).

Definitielijst

Abteilung
Maakte meestal deel uit van een Regiment en bestond uit een aantal Kompanien. De Abteilung was de kleinste eenheid die individueel kon opereren en zichzelf kon handhaven. In theorie bestond een Abteilung uit 500 - 1.000 man.
Anschluss
Duitse term voor aansluiting waarmee de annexatie van Oostenrijk door Nazi-Duitsland in 1938 (12 maart) wordt bedoeld. Hiermee ging Oostenrijk deel uitmaken van het Groot-Duitse Rijk.
antisemitisme
Antisemitisme is een benaming voor een vijandige houding ten opzichte van joden op grond van bepaalde vooroordelen. Er kan sprake zijn van religieus, racistisch en politiek anti-semitisme waarbij de tweede variant toepasbaar is op het antisemitisme binnen het Derde Rijk.
Endlösung
Eufemistische term, letterlijk eindoplossing, waarbij met oplossing bedoeld werd de oplossing voor het Jodenprobleem zoals dat door de nationaal-socialisten was geconstateerd. De Endlösung zou uiteindelijk vorm krijgen in de pogingen van de nazi's om het gehele Joodse volk in Europa uit te roeien in speciaal daarvoor ingerichte vernietigingskampen.
führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Gau
Door de NSDAP ingesteld landsdistrict van het Duitse Rijk.
ideologie
Het geheel van beginselen en ideeën van een bepaald stelsel.
KRIPO
Kriminal Polizei, de burgerrecherchedienst van Nazi Duitsland.
Mauthausen
Plaats in Oostenrijk waar de nazi’s van 1938 tot 1945 een concentratiekamp gevestigd hadden.
Nationaal-Socialisme
Een door Hitler opgestelde politieke ideologie, die gebaseerd was op de superioriteit van het Germaanse ras, het leidersprincipe en een fel nationalisme dat gevoed werd door de harde Vrede van Versailles. Het Nationaal-socialisme was anti-democratisch en racistisch. De leer werd uitgewerkt in Mein Kampf en georganiseerd in de NSDAP. Het Nationaal-socialisme vormde van 1933-1945 het fundament van het totalitaire Hitler-Duitsland.
propaganda
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.
RSHA
Reichssicherheitshauptambt. De centrale inlichtingen en veiligheidsdienst van het Derde Rijk
SIPO
Sicherheitspolizei. Samenvoegingsverband (sinds 1936) van de Gestapo en Kriminalpolizei
Socialisme
Politieke ideologie die streeft naar geen of geringe klassenverschillen. Produktiemiddelen zijn in handen van de staat. Ontstaan als reactie op het kapitalisme. Karl Marx probeerde het socialisme wetenschappelijk te onderbouwen.

Afbeeldingen

Ernst Kaltenbrunner, voormalig hoofd van het Reichsicherheitshauptamt (RSHA).

Middagzitting 1

Mr. DODD: Dr, Kauffmann heeft me verteld dat hij in de gelegenheid is geweest, de twee kruisverhoren te lezen die wij willen indienen – de verhoren van Dr. Mildner en Dr. Hottl. Ik heb Dr. Kauffmann gezegd dat het goed zou zijn, teneinde Beklaagde Kaltenbrunner niet te verontrusten, als ze worden voorgelezen voordat hij zijn verhoor heeft afgerond.
De PRESIDENT: Stemt u ermee in dat het beter is dat deze kruisverhoren nu worden voorgelezen zodat beklaagde ieder punt kan behandelen dat hij wenst?
Dr. KAUFFMANN: Ja, dat is goed.
KOLONEL JOHN HARLAN AMEN (assisitent-aanklager namens de Verenigde Staten): Geacht Tribunaal, de eerste beëdigde: Verklaring Dr. Mildner 2.
En nu, geacht Tribunaal, de tweede verklaring van Dr. Wilhelm Hottl.
De PRESIDENT: (tot de beklaagde): Wilde u iets zeggen?
KALTENBRUNNER: Ik wilde het Hoge Tribunaal toestemming vragen onmiddellijk te mogen antwoorden op deze verklaringen zodat ik ...
De PRESIDENT: Ja, u krijgt zo dadelijk de gelegenheid. Het doel van het nu voorlezen ervan was dat uw raadsman u misschien vragen zou kunnen stellen die daarop betrekking hebben en dan kunt u iedere opmerking maken die u wilt. Kolonel Amen zal nu verder gaan met het voorlezen van het andere verhoor en dan zal uw eigen raadsman zijn verhoor voortzetten. Begrijpt u dat?
KALTENBRUNNER: Ja, ik begrijp het. Ik wilde alleen maar voorstellen dat eerst mijn visie te geven omdat deze twee zaken apart behandeld worden en twee verschillende onderwerpen bestrijken om dan later ....
De PRESIDENT: We kunnen de zaak niet op een dergelijke manier laten onderbreken. U kunt er zo dadelijk op ingaan.
Kolonel Amen, gaat u verder.
KOL. AMEN: De verklaring van Dr. Mildner, gedateerd 9 april 1946 zal Bewijsstuk USA-791 worden en de verklaring van Wilhelm Hottl, gedateerd 10 april 1946 en die ik zo zal voorlezen, wordt Bewijsstuk USA-792. Verklaring Dr. Hottl 2.
Dr. KAUFFMANN: Wenst het Hoge Tribunaal dat beklaagde zijn visie of zijn antwoord op deze twee documenten geeft?
KALTENBRUNNER: Ja, ik verzoek mijn visie nu direct te mogen geven.
Dr. KAUFFMANN: Geeft u ons dan alstublieft eerst uw visie op het document van Mildner. Ik zal uw aandacht misschien vestigen op vraag 2 die mij belangrijk voorkomt. Er staat:
“Is het waar dat ...... in 1942 en nogmaals in 1943 de commandant van Auschwitz, op grond van bevelen van Gruppenführer Müller, het hoofd van de Gestapo, u de vernietigingsinstallaties toonde ....?”
Hieruit zou blijken dat het hoofd van Amt IV op de hoogte was van deze zaken.
KALTENBRUNNER: Dr. Kauffmann, mag ik u onderbreken. Zo ver als ik tijdens de laatste zittingen kon opmerken wordt een methode van verrassingsverklaringen tegen mij gebruikt. Deze verrassingsverklaring wordt voor het eerst in mijn geval gebruikt. Ondanks dat ben ik blij en dankbaar, zelfs zonder gelegenheid gehad te hebben deze verklaring van te voren in te zien, mijn visie op het geheel en op de afzonderlijke punten in de verklaring te kunnen geven.
Wat betreft Dr. Mildner’s eerste vraag: Hem wordt gevraagd naar de positie die hij bekleedde bij de SIPO. Hij noemde de functies op die hij gehad heeft tussen 1939 en 1944. In de periode waarin ik in functie was werkte hij als inspecteur van de SIPO en de SD in Kassel, als vervanger in Amt IV, als plaatsvervangend inspecteur in Wenen in 1944 en als commandant van de SIPO in Wenen, ook in 1944. Hij zei: “Na januari 1943 zijn al deze benoemingen gedaan door Kaltenbrunner als hoofd van de SIPO en de SD.”
Dat is onjuist. Ik heb nooit iemand op hoge posten benoemd zoals Mildner die bekleedde.
Zou Mildner voor dit Tribunaal hiernaar gevraagd zijn zou hij dat moeten toegeven. Hij werd blijkbaar daarover niet door de Aanklager ondervraagd. In het geval van een benoeming van een functionaris voor de SIPO en de SD werd mij dat gewoon gevraagd en werd ik per geval ingelicht over de benoeming van een functionaris van de SIPO en de SD omdat hij als inspecteur van de SIPO en de SD moest beschikken over een sterke inlichtingensectie, een onderafdeling van Amt III en Amt IV die ik ter beschikking had waar het inlichtingen betrof zodat ik als hoofd van de Inlichtingendienst moest weten wie de inspecteur was van een onderafdeling in Wenen, Kassel of in Kopenhagen. Later moest hij ook mijn bevelen ontvangen voor zijn groepen. Dat was de enige reden waarom ik moest worden ingelicht over zulke benoemingen. Het lag niet binnen mijn bevoegdheid, ambtenaren van de SIPO te benoemen; dat is een volkomen verkeerde voorstelling van zaken die uit deze verklaring van Dr. Mildner naar voren komt.
In antwoord op vraag 2: als er wordt gesteld dat hij in zijn functies in Chemnitz en Katowice, in de jaren 1939 en 1941, gevangenen naar Auschwitz moest laten afvoeren om daar opgesloten en geëxecuteerd te worden dan valt dit in de eerst plaats in de periode voordat ik in functie kwam en ten tweede was dit een zuiver uitvoerende maatregel van die diensten waarover ik nooit de leiding heb gehad en die ik nooit heb overgenomen. Hij kan dus nooit opgetreden zijn als mijn plaatsvervanger.
Wat betreft vraag 3, beschuldigt de Aanklager hem hier van:
“ .... dat het SS-Standgericht in Auschwitz regelmatig zitting hield en dat u soms een proces tegen gevangenen bijwoonde ....” met andere woorden, dat hij bij de terechtstellingen aanwezig was; -“dat in 1942 en nogmaals in 1943 de commandant van Auschwitz, op grond van bevelen van Gruppenführer Müller, het hoofd van de Gestapo, u” – dat is Mildner - “de vernietigingsinstallaties toonde”; dat u bekend was met de vernietigingsinstallaties in Auschwitz omdat u Joden vanuit uw gebied naar Auschwitz moest sturen ter executie?”
Naar mijn mening kan ik slechts op een punt beschuldigd worden. De vraag is: “Heeft Mildner ooit, in 1943 dergelijke installaties gezien of is hij bij executies aanwezig geweest?” Ten eerste heeft de Aanklager niet aangetoond of deze “ene keer” plaats vond voor of nadat ik in functie kwam.
Dr. KAUFFMANN: Kunt u alstublieft iets korter zijn en u tot de zaak beperken?
KALTENBRUNNER: Neemt u mij niet kwalijk Doctor maar ik moet ieder woord kunnen weerleggen.
De PRESIDENT: Dr. Kauffmann, we willen niet dat de getuige dit document bestrijdt. Als hij iets te zeggen heeft over de feiten kan hij dat doen maar hij moet het document niet bestrijden.
Dr. KAUFFMANN: Ja, dat is ook mijn mening.
(hij wendt zich tot de beklaagde): Ik vraag u – een bijzonder belangrijk en belastend punt lijkt mij - is vraag 3; wilt u dat uitleggen, ik lees voor:
“......waren alle arrestatiebevelen ....” enzovoorts, executies van personen van het RSHA afkomstig” en dan “Liep het gebruikelijke kanaal voor individuele executiebevelen van Himmler via Kaltenbrunner naar Müller en van daar naar de kampcommandant?” En dan het antwoord: “Ja.”
Een kort antwoord graag.
KALTENBRUNNER: Ik heb vandaag al uitgelegd dat de bevoegdheid en het recht, bevelen tot executie te geven, slechts voor een klein deel bij de Minister van Justitie berustten en bij Himmler. Niemand anders in het hele Reich had de mogelijkheid of de bevoegdheid daar opdracht voor te geven. Verder, ondanks het officiële kanaal Himmler-Kaltenbrunner-Müller werd een dergelijke order van Himmler nooit aan mij doorgestuurd; deze bevelen moeten direct naar Müller gegaan zijn. Deze vraag aan Mildner stellen is niet juist om de simpele reden dat de man niet bij mij was en niet kan weten of ik ooit een dergelijk bevel van Himmler ontving. Het is slechts een conclusie die hij baseert op het gebruikelijke organisatieschema.
Dr. KAUFFMANN: Dat is later een zaak voor de Verdediging, daarover hoeft u niets te zeggen.
De PRESIDENT: U leest de zin niet. Wat hij vroeg is “Liep het gebruikelijke kanaal ...? Dat is de vraag. Wat is het gebruikelijke kanaal voor bevelen van Himmler aan u en Müller.
KALTENBRUNNER: Edelachtbare, ik heb al uitgelegd hoe Himmler zelf de bevoegdheden regelde. Denkt u aan juni 1942, aan Heydrich’s dood. Vanaf die dag – het is een schriftelijk bevel en werd in het openbaar aangekondigd - nam Himmler de leiding over het hele RSHA op zich en nam alle functies over die eerst van Heydrich waren geweest. In jannuari 1943 werd ik benoemd tot hoofd van het RSHA nadat was aangekondigd dat de uitvoerende macht en de bevoegdheden van de Gestapo en de SIPO onder Himmler zouden blijven, dat er geen veranderingen zouden plaatsvinden en dat de hoofden van Amt III en IV, Müller en Nebe, direct ondergeschikt aan Himmler zouden blijven. Om die reden was het organisatieschema, zoals dat in Heydrich’s tijd bestond, niet langer van toepassing op Amt IV en Amt V toen ik in functie kwam.
Dr. KAUFFMANN: Nu vraag 3a: Er staat “was Dr. Kaltenbrunner op de hoogte van de toestanden in de concentratiekampen?” Hier is ook niet duidelijk wat er wordt bedoeld met “toestanden” in concentratiekampen maar het moet waarschijnlijk in die zin worden uitgelegd dat daarmee de toestanden worden bedoeld die door getuigen worden beschreven. De getuige Mildner zei: “Ja.”
KALTENBRUNNER: Dr. Kauffmann, u slaat aan het einde van vraag 3 een erg belangrijke zin, de laatste, over. Hier vraagt de Aanklager ‘Had het WVHA de algehele leiding over alle concentratiekampen met betrekking tot het bestuur, de inzet van arbeiders en het handhaven van orde?’ Deze zin is om de volgende reden van enorm belang: De Aanklager probeert de hele schuld betreffende de vernietiging van menselijk leven van het WVHA naar het RSHA te verschuiven en als het Hoge Tribunaal achter de waarheid wil komen .....
De PRESIDENT: Een moment. Dit is alweer een lange argumenterende toespraak. De enige vraag, lijkt mij, die rijst uit deze vraag 3a is: vond er een vergadering plaats tussen Kaltenbrunner, Pohl en het hoofd van de concentratiekampen? Als hij zegt dat dat niet zo is, dan is dat het antwoord dat hij op de verklaring heeft, dat is de enige feitelijke vraag.
Dr. KAUFFMANN: Ja, dat was niet de vraag; ik ben het met u eens.
(hij wendt zich tot de beklaagde) Antwoordt u alstublieft met ja of nee op de vraag die zojuist aan u gesteld is. Vonden er dergelijke gesprekken plaats tussen Pohl, Müller en uzelf?
KALTENBRUNNER: Ik had nooit vergaderingen met Pohl en Müller. Ik moest ieder half jaar overleg hebben met Pohl want Pohl was, als hoofd van het WVHA, de minister van financiën voor de hele SS en de politie en de middelen voor mijn hele inlichtingendienst moesten van Pohl komen voor zover de Reichsfinanzminister niet voor het hele personeel betaalde.
Dr. KAUFFMANN: Beantwoordt u alstublieft nog een vraag: wie was verantwoordelijk voor de leiding over de concentratiekampen, de behandeling in het algemeen, voeding et cetera?
KALTENBRUNNER: De volledige bevoegdheid en de rechtspraak in concentratiekampen, vanaf het moment dat een gevangene door de poort naar binnen kwam tot aan zijn ontslag uit of zijn dood in het kamp of –de derde mogelijkheid- tot het einde van de oorlog wanneer hij werd bevrijd, lagen uitsluitend bij het WVHA.
Dr. KAUFFMANN: Nu nog een vraag voor de volledige duidelijkheid. Ik neem aan dat deze zaken uitsluitend onder het gezag van het WVHA vielen, dat niets met het RSHA te maken had. Maar het is toch juist dat alleen door maatregelen van de Gestapo -door het uitgeven van bevelen tot preventieve hechtenis- internering in deze kampen kon plaatsvinden. Ik wil deze beperkingen graag duidelijk omschrijven.
KALTENBRUNNER: Er is geen twijfel mogelijk dat dat juist is met betrekking tot opsluiting van personen op basis van individuele orders tot preventieve hechtenis die, dat geef ik toe, gedeeltelijk gebaseerd waren op onwettige gronden, zoals ik al heb verklaard. De meeste interneringen echter vonden niet plaats op grond van bevelen van het RSHA maar kwamen uit de bezette gebieden – en daar kwamen bijvoorbeeld de grote transporten vandaan die Fichte in het eerste document noemde.
Dr. KAUFFMANN: Maar dit zijn dan ongetwijfeld de diensten die beslisten over internering: de bureaus van de Gestapo of haar regionale hoofdkantoren.
KALTENBRUNNER: Nee, niet alleen.
Dr. KAUFFMANN: Maar zij hadden er wel deel aan?
KALTENBRUNNER: Nee, niet alleen. Een manier van internering was een bevel tot preventieve hechtenis van de Gestapo, een ander was een bevel tot preventieve hechtenis van de KRIPO of een rechtbank.
Dr. KAUFFMANN: Nu nog een verklaring. Wilt u een opmerking maken over vraag 5, de actie in Denemarken?
De PRESIDENT: Hebt u vraag 4 al behandeld?
Dr. KAUFFMANN: Nog niet, Meneer de President.
(hij wendt zich tot de getuige): ik ga naar vraag 4. "Het is toch een feit dat in juli of augustus 1944 een bevel werd uitgegeven aan commandanten .... door Himmler via Kaltenbrunner als hoofd van ..... luidend dat leden van alle Anglo-Amerikaanse commandogroepen door de strijdkrachten moesten worden overgedragen aan de SIPO?"
Meneer de President, ik wilde deze vraag op een later tijdstip uitgebreid behandelen en aan de hand van documenten, maar als u dat wenst kan ik hem nu behandelen.
De PRESIDENT: Het interesseert mij niet hoe u het behandelt. Ik dacht dat u dit document met hem doornam.
KALTENBRUNNER: Geacht Tribunaal, mag ik hier misschien direct antwoord op geven? Het antwoord op deze vraag is erg eenvoudig. De Aanklager heeft zelf, op grond van een document de Gestapo er op een volledig andere manier van beschuldigd, zichzelf te hebben belast door het vervalsen van documenten. In dat document stelt de Aanklager dat Müller zijn toestemming gaf; maar hier wordt de getuige verteld: "uitgegeven ... door Himmler via Kaltenbrunner als hoofd van de SIPO en de SD." En dat document, voor zover ik mij herinner -ik weet het nummer niet- is ondertekend door Müller.
Dr. KAUFFMANN: Ik zal dat document aan u overhandigen. Het is Document 1650-PS, Bewijsstuk USA-246. De kop van het document luidt "Bureau Gestapo Keulen, onderafdeling Aken." Het is een telexbericht en gedateerd "4 maart 1944; Streng geheim." "Onderwerp: Maatregelen tegen ontsnapte krijgsgevangenen, zijnde officieren of niet werkende onderofficieren met uitzondering van Britse of Amerikaanse krijgsgevangenen." De PRESIDENT: Dat heeft er toch zeker niets mee te maken? Dit is een document van maart en het document waarnaar uw vraag verwijst is van juli of augustus.
Dr. KAUFFMANN: Ik versta u niet.
De PRESIDENT: Het document dat u nu indient is een document van maart 1944. Vraag 4 verwijst naar een document van juli of augustus 1944.
Dr. KAUFFMANN: Juli of augustus 1944? Een dergelijk document heb ik niet, Edelachtbare. Misschien kan de beklaagde ons nu vertellen of een dergelijk bevel van Himmler bestond en of een dergelijk bevel van Himmler via hem is doorgegeven - ja of nee.
KALTENBRUNNER: Ik hoorde hier voor het eerst van het bestaan van een dergelijk bevel. Ik geloof dat het een fout is van de Aanklager dat de vraag aan Mildner werd gesteld, juli of augustus. Ik denk dat de Aanklager het document van 4 maart 1944 bedoeld.
Dr. KAUFFMANN: U zegt dus dat dit bevel uit juli u niet bekend is?
KALTENBRUNNER: Dit bevel was mij niet bekend en ik wist er gedurende mijn diensttijd ook niets van.
De PRESIDENT: Dr. Kauffmann, het is toch volkomen duidelijk dat het document waar u naar verwijst met deze vraag helemaal niets te maken heeft, want dit document van maart betreft maatregelen die moeten worden getroffen tegen ontsnapte krijgsgevangen officieren of onderofficieren, uitgezonderd Britse of Amerikaanse krijgsgevangenen. Dat is het document.
Dr. KAUFFMANN: Ik heb geen document van juli of augustus 1944.
De PRESIDENT: Ik weet helemaal niet of het een document is van juli of augustus 1944. Wat ik u zeg is dat het document dat u nu aan beklaagde voorlegt -van maart 1944- niet het document kan zijn waar in vraag 4 naar verwezen wordt, want het betreft een geheel ander onderwerp.
Dr. KAUFFMANN: Ja, dat is juist, Edelachtbare. Ik geloof dat ik dit uit kan leggen, Meneer de President. Ik neem aan dat het getuigenis van de getuige het zogeheten Kommandobefehl betreft van Hitler van 18 oktober 1942 en dat hier een vervolg op dat bevel wordt bedoeld. Ik denk dat het zo is.
De PRESIDENT: Kolonel Amen, kunt u ons vertellen of de Aanklager bij het stellen van deze vraag verwees naar een document van maart 1944 of dat werd verwezen naar een document van juli of augustus 1944?
KOL. AMEN: Edelachtbare, wij hebben naar geen enkel document verwezen dat door de getuige werd ingebracht. Maar sinds die tijd hebben we het bevestigd gekregen uit een ander document -dat denk ik hier op tafel ligt- met een verwijzing naar ditzelfde document of een document van diezelfde datum. De getuige dacht dat dit na lezing vernietigd was. Maar dat er een dergelijk bevel bestond blijkt uit een ander document dat we in ons bezit hebben en dat helemaal nog niet bij het Tribunaal bekend is. Met andere woorden, dit document werd in eerste instantie door de getuige zelf ingebracht.
De PRESIDENT: Maar heeft het document van maart 1944 waar Dr. Kauffmann naar verwijst daar iets mee te maken?
Kol. AMEN: Dat is niet hetzelfde document en het heeft er niets mee te maken.
Dr. KAUFFMANN: Dan ga ik door met de volgende vraag, Edelachtbare.
De PRESIDENT: Ja.
Dr. KAUFFMANN: Dit betreft de kwestie van de Jodenvervolging in Denemarken. Kunt u daar een verklaring over geven>
KALTENBRUNNER: De uitspraak in de beëdigde verklaring van Mildner die u vanmorgen hebt voorgelezen is de enig juiste.
Dr. KAUFFMANN: En dat is uw verklaring?
KALTENBRUNNER: Ik heb nooit iets te maken gehad met de deportatie van Joden uit Denemarken. Een dergelijk bevel kan alleen maar gegeven zijn door Himmler en dat dit een direct bevel van Himmler was, werd door Mildner bevestigd.
Dr. KAUFFMANN: Vraag 5c luidt: " ... kort na uw terugkeer in Kopenhagen kreeg u" - bedoeld is getuige Mildner - "een direct bevel van Himmler via Kaltenbrunner, als hoofd ...
KALTENBRUNNER: Een dergelijke order is nooit door mijn handen gegaan en ik heb nooit een dergelijke order van Himmler ontvangen. Het is ook volkomen onmogelijk want Denemarken had zijn eigen HSSPF, die ter plaatse de directe vertegenwoordiger van Himmler was en direct aan hem ondergeschikt was en niet aan het RSHA. Deze HSSPF was tegelijkertijd ook commandant van de SIPO. Organisatorisch gezien kon ik een dergelijke order dus niet aan Denemarken geven.
Dr. KAUFFMANN: Vraag 6 luidt: "Is het waar dat de actie van Sonderkommando Eichmann geen succes was; dat Müller u" - Mildne r- "opdracht gaf rapport uit te brengen ... direct aan het hoofd van de SIPO en SD Kaltenbrunner?"
Getuige Mildner beantwoordde dat bevestigend. Is een dergelijk rapport uit Denemarken u bekend?
KALTENBRUNNER: Mij is dit rapport niet alleen onbekend maar ik weet zeker - ik heb hier met Himmler niet één keer maar tientallen keren over gesproken - dat hij ieder rapport direct van Eichmann ontving, in veel gevallen zelfs zonder Müller in te lichten.
Dr. KAUFFMANN: Laten we dan nu overgaan op Hottl's verklaring. Voor zover ik kan nagaan zijn er geen belangrijke wijzigingen ten opzichte van de verklaring die hij mij gaf. Wenst het Tribunaal dat ik hier vragen over stel?
Gaan we dan naar vraag 5, daar staat:
"Het is mij bekend dat bevelen voor opsluiting in en ontslag uit concentratiekampen van het RSHA afkomstig waren. Ik wist niet dat al die bevelen van het RSHA afkomstig waren. Bevelen tot executie van het RSHA zijn mij niet bekend."
Wat kunt u daar op zeggen?
KALTENBRUNNER: Bevelen voor executies kunnen alleen maar van het RSHA afkomstig zijn als Himmler Müller opdracht had gegeven om ze door te geven. Maar ik geloof dat dat maar in een beperkt aantal gevallen gebeurde en meestal nadat Müller Himmler had ingelicht dat een rechtbank een vonnis had geveld.
Dr. KAUFFMANN: Meneer de President, de beklaagde heeft mij een paar minuten geleden gevraagd een verklaring te mogen afleggen betreffende Document 1063-PS dat we hebben besproken. Hij bestreed zijn ondertekening; ik geloof dat hij nu wil verklaren dat het zijn handtekening wel was. Het is het document van het RSHA van 26 juli 1943. Wilt u het document zien?
De PRESIDENT: Dr. Kauffmann, is dat 1063-PS? Hebt u het origineel daar?
Dr. KAUFFMANN: Ik heb alleen een kopie, Edelachtbare, niet het origineel.
De PRESIDENT: Wel, wat is uw vraag?
Dr. KAUFFMANN: (hij wendt zich tot de beklaagde.) Bent u zover?
KALTENBRUNNER: Ja, u hebt een fout gemaakt, Dr. Kauffmann. Ik heb mijn handtekening niet bestreden maar heb verklaard dat ik moet aannemen dat dit bevel mij pas bekend werd nadat het was uitgegeven en dat het oorspronkelijke bevel waarschijnlijk niet mijn handtekening droeg. Dat heb ik gezegd. Maar ik herinner me nu, vanwege de clausule "geregistreerd ambtenaar" dat het blijkbaar een bevel is geweest waarvan het origineel destijds door mij is ondertekend.
Verder herinner ik me uit de eerste woorden van het besluit, "De Reichsführer-SS heeft goedgekeurd ..... etc", dat dit bevel is gebaseerd op een persoonlijk verslag dat ik aan Himmler moet hebben gedaan en dat ik met dit verslag -ik vestig uw aandacht op de datum, 26 juli 1943- dat ik blijkbaar bij Himmler de eerste poging heb gedaan de condities te verzachten of te wijzigen; namelijk dat in die gevallen waarin mensen naar concentratiekampen werden gestuurd, zij voor lichtere vergrijpen niet langer naar concentratiekampen maar naar werkkampen moesten worden gestuurd en dat er onderscheid moest worden gemaakt tussen die twee. Daarom was dat meen ik het resultaat van mijn eerste poging bij hem tegen het systeem van concentratiekampen.
En ten derde wil ik benadrukken dat dit besluit het nummer IIc draagt, en dus geen besluit is dat van de uitvoerende diensten van de politie afkomstig is zoals de Gestapo of de KRIPO maar van een bestuurlijke dienst.
Dr. KAUFFMANN: Die verklaring is voldoende. De Aanklager houdt u verantwoordelijk voor het interneren van politiek en raciaal ongewenste personen in concentratiekampen. Hoeveel concentratiekampen werden u bekend na uw benoeming tot hoofd van het RSHA?
KALTENBRUNNER: Ten tijde van mijn benoeming wist ik van drie concentratiekampen. Aan het einde van mijn officiële activiteiten waren er 12 in het hele Reich.
Dr. KAUFFMANN: Hoeveel waren er in totaal?
KALTENBRUNNER: Er was een dertiende. Dat was het gevangenenkamp van de SS bij Danzig. Er waren in totaal 13 concentratiekampen in het Reich.
Dr. KAUFFMANN: Hoe kunt u het schema verklaren dat u hier hebt gezien met de vele rode stippen waarvan beweerd werd dat het concentratiekampen waren?
KALTENBRUNNER: Die voorstelling is zeker misleidend. Ik heb dit schema hier zien hangen. Alle bewapeningscentra, fabrieken en dergelijke waar geïnterneerden uit concentratiekampen werden gebruikt moeten zijn aangemerkt als concentratiekamp. Ik kan de overvloed van rode stippen niet anders verklaren.
Dr. KAUFFMANN: Maakt u verschil tussen de kleinere kampen en de reguliere concentratiekampen en zo ja, waarom?
KALTENBRUNNER: Het verschil is wel duidelijk om de volgende reden: Elke arbeider die in de bewapeningsindustrie werkte -elke geïnterneerde dus- werkte bij dezelfde onderneming, in dezelfde fabriek als iedere andere Duitse of buitenlandse arbeider. Het verschil lag alleen hierin dat de Duitse arbeider, aan het einde van zijn werkdag, terugkeerde naar zijn gezin terwijl de bewoner van een werkkamp terug moest naar het kamp.
Dr. KAUFFMANN: U wordt ervan beschuldigd, het concentratiekamp Mauthausen te hebben opgezet en het regelmatig te hebben bezocht. Getuige Höllriegel, die hier is gehoord, zei dat hij u in het kamp had gezien. Hij beweert ook te hebben gezien dat u de gaskamers inspecteerde terwijl die in werking waren. Er ligt een verklaring van Zutter, die vandaag al is genoemd en die beweert u in Kamp Mauthausen te hebben gezien. Hieruit concludeert de Aanklager dat u ook precies moet hebben geweten van deze mensonwaardige omstandigheden. Ik vraag u nu, is dit bewijsmateriaal juist of onjuist. Wanneer inspecteerde u deze kampen en wat zag u allemaal?
KALTENBRUNNER: De getuigenis is onjuist. Ik heb in Oostenrijk, waar ik tot 1943 was, geen enkel concentratiekamp opgezet. Ik heb vanaf 1943 in het Reich ook geen enkel concentratiekamp opgezet. Elk concentratiekamp in het Reich dat ik nu ken, en dat is hier onomstotelijk bewezen, werd opgezet op grond van een bevel van Himmler aan Pohl. Dit geldt ook - en dat wil ik benadrukken - voor het Kamp Mauthausen. Niet alleen waren Oostenrijkse autoriteiten uitgesloten bij het opzetten van Kamp Mauthausen maar ze waren ook onaangenaam verrast omdat het idee van een concentratiekamp in die vorm in Oostenrijk onbekend was en er ook geen noodzaak was om ook maar ergens in Oostenrijk concentratiekampen op te zetten.
Dr. KAUFFMANN: En nu, in Duitsland, in het Reich zelf?
KALTENBRUNNER: Wat bedoelt u daarmee?
Dr. KAUFFMANN: Ik vroeg naar uw kennis van de omstandigheden daar.
KALTENBRUNNER: Ik hoorde geleidelijk aan meer en meer over toestanden in concentratiekampen. Het is duidelijk dat ik al over deze zaken op de hoogte raakte via de Rijksinlichtingendienst en haar nieuwskanalen voor binnenlands beleid.
Dr. KAUFFMANN: Heeft u, zoals Höllriegel getuigde, de gaskamers in werking gezien?
KALTENBRUNNER: Nooit, niet wanneer die in werking waren of op enig ander moment heb ik ooit een gaskamer gezien.
De PRESIDENT: U gaat te snel. Wilt u pauzes inlassen tussen uw vragen en uw antwoorden en niet te snel spreken. Hij zei dat hij geleidelijk aan, via de Inlichtingendienst, over de concentratiekampen in het Reich hoorde. Is dat juist?
Dr. KAUFFMANN: Ja. U hoorde geleidelijk aan over toestanden in concentratiekampen, dat zei u toch?
KALTENBRUNNER: Ja.
Dr. KAUFFMANN: Herinnert u zich mijn laatste vraag?
KALTENBRUNNER: Nee.
Dr. KAUFFMANN: Of u de gaskamers in werking heeft gezien?
KALTENBRUNNER: Ja, ik heb het antwoord al gegeven dat ik nooit een gaskamer, al of niet in werking, heb gezien. Ik wist niet eens dat ze in Mauthausen bestonden en getuigenissen in die richting zijn volkomen onjuist. Ik heb nooit een voet in het detentiekamp Mauthausen gezet -ik bedoel het concentratiekamp zelf. Ik ben in Mauthausen geweest, maar in het werkkamp, niet in het detentiekamp. Het hele complex van Mauthausen, zoals ik het me nu herinner, beslaat meer dan zes vierkante kilometer. Binnen dit gebied ligt het werkkamp van misschien 4.5 of 5 vierkante kilometer. Daar liggen de grootste granietgroeven van Oostenrijk en die waren het eigendom van de stad Wenen.
Dr. KAUFFMANN: Er is een foto getoond waarop u te zien bent samen met Himmler en Ziereis.
KALTENBRUNNER: Daar kom ik zo op. De groeven waren het eigendom van de stad Wenen. De stad Wenen had er groot belang bij niet uitgesloten te worden van de levering van graniet dat gebruikt werd voor het plaveien van de straten. Nu werd volgens een Reichsgesetz, zoals ik later hoorde, deze grote groeve onteigend door het WVHA - Pohl - en de stad Wenen werd gedurende een vrij lange tijd uitgesloten van levering van graniet. Het stadsbestuur wendde zich tot mij om Himmler hierover te benaderen. Het kwam zo uit dat Himmler zuid-Duitsland bezocht om te inspecteren en besloot Oostenrijk en Mauthausen te bezoeken en vroeg mij hem daar te ontmoeten: op die manier gebeurde het dat ik met Himmler bij die groeve was. Of ik toen wel of niet gefotografeerd ben, weet ik niet. Ik heb de foto niet gezien en kan niet zeggen of ik erop sta. Ik mag misschien iets toevoegen. Noch destijds, noch op een ander tijdstip heeft Himmler mij meegenomen naar een concentratiekamp of aangegeven dat hij dat zou doen; zoals ik later hoorde had hij bepaalde redenen om dat niet te doen. Ik zou een dergelijke inspectie niet hebben bijgewoond want ik wist heel goed dat waar het mij betrof, hij hetzelfde zou doen als met anderen die hij voor zulke bezoeken had uitgenodigd, namelijk "Potemkin dorpen" laten zien en niet de toestanden zoals die in werkelijkheid waren. Afgezien van een handjevol mensen van het WVHA was het niemand toegestaan te zien hoe de zaken in de concentratiekampen werkelijk lagen.
Dr. KAUFFMANN: Mag ik u vragen -u sprak over een handjevol mensen- u was geen lid van die groep?
KALTENBRUNNER: Nee, dat was ik niet. Dit handjevol mensen bestond uit Himmler, Pohl, Müller, Glücks en de kampcommandanten.
Dr. KAUFFMANN: Wat betreft Kamp Mauthausen, er is een document waarop we uw visie willen horen. Document 1650-PS, dat al is ingediend, gedateerd 4 maart 1944 betreft de zogenaamde Aktion Kugel. Het betreft Kamp III:
"Maatregelen tegen weer opgepakte krijgsgevangenen, officieren en niet-werkende onderofficieren met uitsluiting van Britse en Amerikaanse krijgsgevangenen."
De inhoud van het document is bij het Tribunaal bekend. Ik denk niet dat ik het voor hoef te lezen. Beklaagde Kaltenbrunner moet verklaren of deze feiten hem bekend werden.
De PRESIDENT: Ik heb de verwijzing niet gehoord, het nummer.
Dr. KAUFFMANN: Document 1650-PS, Bewijsstuk USA-246.
De PRESIDENT: Misschien is dit een goed moment voor een pauze van 10 minuten.
(de zitting werd geschorst.)

Definitielijst

Jodenvervolging
Een door de nazi’s opgelegde actie om Joden het leven moeilijk te maken, actief te vervolgen en zelfs uit te roeien.
KRIPO
Kriminal Polizei, de burgerrecherchedienst van Nazi Duitsland.
Mauthausen
Plaats in Oostenrijk waar de nazi’s van 1938 tot 1945 een concentratiekamp gevestigd hadden.
RSHA
Reichssicherheitshauptambt. De centrale inlichtingen en veiligheidsdienst van het Derde Rijk
SIPO
Sicherheitspolizei. Samenvoegingsverband (sinds 1936) van de Gestapo en Kriminalpolizei

Middagzitting II

De BODE: Geacht Tribunaal, er is bericht binnengekomen dat Beklaagde Göring afwezig zal zijn bij deze zitting van het Hof.
Dr. KAUFFMANN: Hebt u het document 1650-PS en hebt u het gelezen?
KALTENBRUNNER: Ja, ik heb het gelezen.
Dr. KAUFFMANN: Dit, zoals eerder benadrukt, is de bekende Aktion Kugel. Wanneer hoorde u hierover?
KALTENBRUNNER: Ik kende het eigenlijke besluit niet; dit besluit moet zijn uitgevaardigd lang voordat ik in functie kwam. Ik heb het telexafschrift van dit document dat mij hier is gegeven ook nog nooit gezien.
Dr. KAUFFMANN: Ik vestig uw aandacht op de ondertekening; die luidt: "Müller."
KALTENBRUNNER: De man had in feite de bevoegdheid een dergelijk besluit te ondertekenen als het ook werkelijk bestond. Maar ik hoorde destijds -dat zou ik willen toevoegen- rond 1944-1945 van de verbindingsofficier tussen Himmler en Hitler, genaamd Fegelein, toen ik op het hoofdkwartier -dat toen denk ik al in Berlijn was- verslag uitbracht de naam Aktion Kugel, iets wat mij volkomen vreemd was. Ik vroeg hem dus wat dat was. Hij antwoordde dat het een Führerbefehl was en dat hij niets meer wist dan dat, behalve dat hij had gehoord dat het een speciaal soort krijgsgevangene betrof.
Ik was niet tevreden met dat antwoord en stuurde dus op dezelfde dag een telex aan Himmler waarin ik hem vroeg te kijken naar een bevel van de Führer, genaamd Aktion Kugel. Toen wist ik ook niet dat de Gestapo belast was met de uitvoering van Aktion Kugel.
Een paar dagen later kwam Müller mij namens Himmler opzoeken en gaf me een besluit te lezen dat echter niet van Hitler afkomstig was maar van Himmler waarin hij stelde dat hij mij dit in de vorm van een mondeling bevel gaf. Hiernaar verwijzend antwoordde ik Himmler dat ik uit dit Führerbefehl opmaakte dat alweer de meest elementaire principes van de Geneefse Conventie (Conventie van Genève betreffende de behandeling van krijgsgevangenen. Vert.) werden geschonden, hoewel dit al gebeurde lang voordat ik in functie kwam en dat er daarna nog andere schendingen hadden plaatsgevonden. Ik vroeg hem dit met de Führer op te nemen en bij deze brief voegde ik het ontwerp van een brief van Himmler aan Hitler waarin de Führer werd gevraagd a) dit besluit in te trekken en b) in ieder geval de lagere departementen te verlossen van deze last op hun geweten.
Dr. KAUFFMANN: En wat was het resultaat?
KALTENBRUNNER: Het resultaat was positief. Hoewel de Aktion Kugel en een aantal andere even deprimerende bevelen niet werden ingetrokken was het positief in zoverre dat Hitler mij in 1945 voor het eerst toestemming gaf contact op te nemen met het Internationale Rode Kruis, een actie die daarvoor streng verboden was.
Dr. KAUFFMANN: Werd deze actie met betrekking tot het Rode Kruis door u opgezet en had die betrekking op de inspectie van concentratiekampen?
KALTENBRUNNER: Ik moet in dat verband met ja en nee antwoorden, want het viel samen met het verzoek dat het Rode Kruis -en president Burckhardt- deed om onmiddellijk en rechtstreeks contact op te nemen. Ik zou willen zeggen dat de pogingen van beide zijden samenvielen. Maar begrijpt u mij niet verkeerd; afgezien daarvan waren al diverse pogingen gedaan -achter Hitler's rug- om met het Rode Kruis in contact te komen. Ik wijs in dit verband bijvoorbeeld op het voortdurende contact dat het Aussenministerium ermee had.
Dr. KAUFFMANN: Als ik u goed begrijpt wilt u het verzoek van Professor Burckhardt, de concentratiekampen te mogen bezoeken gebruiken als verzachtende omstandigheid voor u zelf?
KALTENBRUNNER: Ja, natuurlijk maar daar zou ik liever later in meer bijzonderheden op willen ingaan; daarvoor is het nu te vroeg.
Dr. KAUFFMANN: De Aanklager heeft beweerd dat er gedurende de tijd dat u in functie was, twee nieuwe concentratiekampen zijn opgezet: Lublin en 's Hertogenbosch. Hebt u daar iets over gehoord? Wie kon het stichten van deze twee kampen hebben bevolen?
KALTENBRUNNER: Ik ken de data waarop deze twee kampen werden opgericht niet. Het kamp in Lublin en dat in 's Hertogenbosch waren via de kanalen van het WVHA ondergeschikt aan de HSSPF van de bezette landen waarin ze lagen, zodat het hoofdkantoor in Berlijn er niets mee te maken had.
Dr. KAUFFMANN: Nu, graag een antwoord met ja of nee: Was het concentratiekamp Auschwitz u als zodanig bekend?
KALTENBRUNNER: Nee, daar was mij tot november 1943 niets van bekend.
Dr. KAUFFMANN: Werd u, meteen toen u hoorde van het bestaan van dit kamp ingelicht over het belang van dit kamp, namelijk dat het uitsluitend een vernietigingskamp voor Joden was die overgedragen waren aan Eichmann?
KALTENBRUNNER: Nee, het kon aan niemand als zodanig bekend zijn geworden want de vraag die aan Himmler werd gesteld: "Waarom wordt een dergelijk groot kamp daar ingericht?" werd door hem altijd beantwoord met: "vanwege de nabijheid van grote wapenfabrieken." En ik denk dat hij toen Vitkovice en andere noemde. In elk geval -en dat moet benadrukt worden- heerste er volledige geheimhouding over wat er in Auschwitz gebeurde; en dat verklaringen niet alleen van de beklaagden maar van iedereen die door de Amerikanen is gevraagd: "Wist u er iets van?" en die ontkennend beantwoord worden, moeten worden geloofd.
Dr. KAUFFMANN: De meest afschuwelijke excessen worden met dit kamp in verband gebracht. Dit concentratiekamp stond onder de geestelijke leiding van de beruchte Eichmann. Nu vraag ik u: wanneer leerde u Eichmann kennen?
KALTENBRUNNER: Ik leerde Eichmann kennen in mijn geboortestad Linz. De Aanklager heeft beweerd -en vandaag met een beëdigde verklaring proberen te bewijzen- dat ik een vriend of tenminste een goede kennis van Eichmann was. Gezien mijn eed zou ik hierover het volgende willen verklaren. Ik heb een andere opvatting over een goede kennis of zelfs over vriendschap. Ik hoorde in Linz van Eichmann's bestaan omdat zijn vader, directeur van een elektrisch installatiebureau, mijn vader als advocaat raadpleegde, en dus kenden ze elkaar; en omdat hij, de zoon van zijn vader op dezelfde school zat als mijn broers. Daarom is de verklaring van Hottl, dat ik Eichmann bij een SS Sturm in Linz had zou hebben ontmoet, onjuist want toen ik bij de SS kwam was Eichmann al naar Duitsland gevlucht, zoals ik later hoorde.
Ten tweede, de Aanklager beweert dat ik diezelfde Eichmann voor het eerst ontmoette in 1932 en de tweede keer in februari of maart 1945. Ik zag hem dus 13 jaar lang niet en na die laatste keer nooit meer. Op basis van deze twee persoonlijke ontmoetingen kan ik de conclusie trekken dat ik noch een vriend van hem was, noch dat we goede bekenden waren. Het is waar dat hij mij bij die tweede gelegenheid aansprak en zei: "Obergruppenführer, mijn naam is Eichmann; ik kom ook uit Linz." Ik zei: "Prettig kennis met u te maken. Hoe gaat het thuis?" Maar er lagen geen officiële contacten.
Dr. KAUFFMANN: Getuige Lammers heeft gisteren verklaard dat in het RSHA een conferentie plaats vond betreffende de zogeheten "Endlösung." Wist u daarvan?
KALTENBRUNNER: Nee, ik denk dat getuige Lammers, en ook een andere getuige, stelde dat Eichmann, vermoedelijk onder mijn naam, in februari of maart 1943 op het RSHA in Berlijn een vergadering bijeenriep, een zogenaamd overleg met hoofden van departementen. Ik moet zeggen dat ik in principe op 30 januari met mijn werkzaamheden in Berlijn begon maar dat ik in feite tot mei niet in Berlijn was, behalve voor enkele officiële bezoeken, maar in Wenen waar ik bezig was mijn inlichtingendienst uit te breiden om die uiteindelijk naar Berlijn over te plaatsen.
Dr. KAUFFMANN: Nog een vraag daarover. Wanneer hoorde u voor het eerst dat het kamp in Auschwitz een vernietigingskamp was?
KALTENBRUNNER: Himmler vertelde me dat in 1944, in februari of maart. Liever, hij vertelde het me niet, hij gaf het toe.
Dr. KAUFFMANN: Wat was uw houding toen u dit hoorde?
KALTENBRUNNER: Ik heb de vraag niet gehoord.
Dr. KAUFFMANN: Wat dacht u toen u erover hoorde?
KALTENBRUNNER: Ik wist toen ik in functie kwam niets van het bevel van Hitler aan Heydrich betreffende de Endlösung der Judenfrage. In de zomer van 1943 vernam ik uit de buitenlandse pers en op de vijandelijke radio ...
De PRESIDENT: Dit is geen antwoord op uw vraag. U vroeg hem wat hij deed toen hij ontdekte dat Auschwitz een concentratiekamp was. Hij houdt nu een lange toespraak over Heydrich. U vroeg hem naar zijn houding. Ik neem aan dat u bedoelde wat hij deed toen hij in februari of maart 1944 voor het eerst hoorde dat Auschwitz een vernietigingskamp was. Hij is ons nu een lang verhaal aan het vertellen over iets dat met Heydrich te maken heeft.
Dr. KAUFFMANN: Wilt u alstublieft proberen mij een direct antwoord te geven op die vraag. Wat dacht u nadat u daarover hoorde. Een kort antwoord graag.
KALTENBRUNNER: Direct nadat mij dit feit ter ore was gekomen vocht ik, net als ik al eerder had gedaan, niet alleen tegen deze Endlösung maar ook tegen deze manier van aanpak van het Jodenvraagstuk. Om die reden wilde ik uitleggen hoe ik via mijn inlichtingendienst op de hoogte kwam van het hele Jodenvraagstuk en wat ik er tegen deed.
De PRESIDENT: We weten nog steeds niet wat u deed.
Dr. KAUFFMANN: Wat deed u? Ik vraag het u voor de laatste keer.
KALTENBRUNNER: Om uit te leggen wat ik deed moet ik uitleggen hoe ik reageerde net zoals ik u moet vertellen wat ik erover te weten kwam.
Dr. KAUFFMANN: Vertelt u ons uw reactie dan maar.
KALTENBRUNNER: Ik protesteerde eerst bij Hitler en de volgende dag bij Himmler. Ik vestigde niet alleen hun aandacht op mijn persoonlijke houding maar ook op de totaal verschillende opvatting die ik uit Oostenrijk had meegenomen en op mijn humanitaire bezwaren, maar direct, vanaf de eerste dag eindigde ik bijna al mijn rapporten, tot het einde aan toe, door te zeggen dat er geen vijandelijke macht bestond die zou willen onderhandelen met een Reich dat een dergelijke schuld op zich had geladen. Dat waren de rapporten die ik aan Hitler en Himmler stuurde waarbij ik er ook in het bijzonder op wees dat de inlichtingendienst de sfeer zou moeten creëren voor overleg met de vijand.
Dr. KAUFFMANN: Wanneer eindigde de Jodenvervolging?
KALTENBRUNNER: Oktober 1944.
Dr. KAUFFMANN: Wilt u zeggen dat dit te danken was aan uw bemoeienis?
KALTENBRUNNER: Ik ben er vast van overtuigd dat dat in hoofdzaak te danken is aan mijn bemoeienis, hoewel een aantal anderen dat zelfde doel ook nastreefden. Maar ik denk niet dat er iemand anders was die het in Hitler's oor bleef fluisteren, telkens wanneer hij hem ontmoette of dat er iemand anders was die zo openlijk en eerlijk en met zoveel zelfverloochening met Hitler kon spreken als ik.
Dr. KAUFFMANN: Was die instructie aan Eichmann een instructie die van Hitler en Himmler via het RSHA naar Eichmann kwam of was het een persoonlijk bevel buiten de bevoegdheid van het RSHA om?
KALTENBRUNNER: Ik kan de situatie nu alleen maar reconstrueren want ik was er niet bij toen deze bevelen werden uitgevaardigd; maar ik heb redenen om aan te nemen dat het kanaal voor dergelijke bevelen was: Hitler, Heydrich, Eichmann en dat Himmler, kort na Heydrich's dood, met Eichmann bleef samenwerken en zeer regelmatig zelfs Müller passeerde.
Dr. KAUFFMANN: De getuige Wisliceny, die hier is gehoord -en dit ga ik u overhandigen- stelde op 3 januari dat eigenlijk de hele Endlösung plaats vond tussen april 1942 en oktober 1944. Wisliceny verwees naar een persoonlijk bevel van Himmler en stelde verder dat Eichmann persoonlijk met die taak belast was. Maar hij zegt verder: "De uitroeiing van de Joden ging onder Kaltenbrunner onverminderd en zonder enige verzachting verder." Rapporten die Eichmann daarover opstelde werden met regelmatige tussenpozen via Müller naar Kaltenbrunner gestuurd. Er wordt gezegd dat Eichmann in 1944 Kaltenbrunner persoonlijk bezocht en Wisliceny bevestigt dat hij Kaltenbrunner's handtekening onder dergelijke verslagen aan Himmler heeft gezien.
Dat was Wisliceny's getuigenis. Nu mijn vraag: is deze getuigenis op de belangrijke punten juist?
KALTENBRUNNER: De getuigenis is onjuist maar ik kan het verduidelijken. Wisliceny kan mijn handtekening een keer gezien hebben, niet onder een rapport aan Himmler dat ik van Eichmann en Müller had ontvangen, maar onder een brief die ik aan Himmler had geschreven waarvan ik een kopie ter informatie aan Müller en Eichmann gaf en waarin ik verwees naar mijn laatste verslag -mondelinge verslag- aan Himmler betreffende de Joodse kwestie. Het was bij deze gelegenheid dat ik voor de eerste keer hoorde over Eichmann's activiteiten op dit terrein en om Eichmann duidelijk te maken dat ik niet in verband wenste te worden gebracht met die activiteit, liet ik Müller een kopie van de brief aan Himmler aan die man geven. In die brief vroeg ik Himmler zijn houding te bepalen zodat ik, omdat de Führer mij weer had bevolen aan hem te rapporteren, een volledig verslag van Himmler's activiteiten aan hem kon geven en daarom een snelle beslissing wilde.
Dr. KAUFFMANN: Getuige Hottl heeft in een verklaring gesteld dat hij van Eichmann had gehoord dat een totaal aantal van 4 tot 6 miljoen Joden waren uitgeroeid, ongeveer 2 miljoen daarvan in Auschwitz. Kende u zulke aantallen?
KALTENBRUNNER: Ik heb dergelijke aantallen nooit gehoord. Maar ik benaderde Himmler hierover en vroeg hem of hij een vermoeden had van al die misdaden tot zover. De reden waarom ik hem die vraag stelde was dat hij zich de omvang van de ramp, die zeker zou volgen, zou realiseren. Hij antwoordde mij dat hij geen cijfers had. Dat geloof ik niet. Die had hij meen ik wel.
Dr. KAUFFMANN: Wilt u in dit verband de verantwoordelijkheid aanvaarden of wilt u die afwijzen?
KALTENBRUNNER: Die moet ik absoluut afwijzen want ik hoop, via Burckhardt in staat te zijn te kunnen bewijzen dat er niemand was die zo openlijk de voorkeur gaf aan een andere oplossing.
Dr. KAUFFMANN: Ik verwijs nu naar een document -Document R-35, Bewijsstuk USA-289. Het is een brief van de Reichskommissar in Riga en gedateerd 18 juni 1943. Daarin wordt verwezen naar een actie tegen Joden in de gevangenis van Minsk. Het is een brief van de commandant van de gevangenis gericht aan de Commissaris-generaal voor Wit-Rusland in Minsk. Wilt u alstublieft commentaar geven op dit document?
KALTENBRUNNER: Ik kan zowel aan de handtekening als aan de naam van de geadresseerde zien dat ik niets van deze brief af heb kunnen weten. Ik ken de inhoud ook niet. Waarschijnlijk is dit een resultaat van gebeurtenissen die plaats vonden voordat ik in functie trad en waarover de persoon in juni 1943 verslag doet; in ieder geval moet dit verwijzen naar gebeurtenissen die eerder plaats vonden en die een zekere tijd nodig hadden.
Dr. KAUFFMANN: Ik kom nu toe aan het volgende document, Document D-473, Bewijsstuk USA-522. Het is een brief van het hoofd van de SIPO en SD, gedateerd 4 december 1944. Hieruit concludeert de Aanklager ook de grote verantwoordelijkheid van Beklaagde Kaltenbrunner. Het betreft de bestrijding van misdaad onder Poolse en Russische burgerarbeiders. Als middel voor hun bestraffing, zo vermeldt de brief, kan de politie van De Krim beschikken over detentie en kan zij alle asociale of gevaarlijke gevangenen overbrengen naar concentratiekampen. Het document draagt de handtekening: "Dr. Kaltenbrunner."
Wat is uw visie hierop?
KALTENBRUNNER: Ik kan me niet herinneren ooit een dergelijk besluit te hebben getekend.
Dr. KAUFFMANN: Ontkent u deze brief ondertekend te hebben? Of, om wat preciezer te zijn, weet u iets van deze zaak af?
KALTENBRUNNER: Nee.
Dr. KAUFFMANN: Ik dien nu in Document 1276-PS, Bewijsstuk USA-525. De Aanklager heeft naar dit document verwezen. Het is een vervolg op een bevel van Hitler van 18 oktober 1942. Op grond hiervan moeten parachutisten en saboteurs worden geëxecuteerd en commando's overgedragen aan de SD. In een brief met de handtekening van Müller, gedateerd 17 juni 1944 geadresseerd aan het Opperbevel staat dat dergelijke parachutisten in Brits uniform moesten worden behandeld volgens het bevel van Hitler. Ik vraag u nu of u afwist van dit document, getekend door Müller van 17 juni 1944 en of u iets afwist van de kwestie die in dit document is vermeld?
KALTENBRUNNER: Ik wist noch van deze kwestie, noch van dit document iets af. Maar ik zou in dit verband het volgende willen zeggen: later raakte ik op de hoogte van dit bevel van de Führer en zijn principiële houding tegenover deze kwestie. Ik denk dat het in februari 1945 was, op het Führerhoofdkwartier waar ik in het bijzijn van getuigen en openlijk heb verklaard dat ik niet alleen persoonlijk tegen een dergelijke behandeling van soldaten en gevangenen was, maar dat ik ook zou weigeren een dergelijk bevel van Hitler uit te voeren. Ik meen dat een andere beklaagde hier een getuige met de naam Koller oproept en ik verzoek u deze getuige, die destijds Chef Staf van de Luftwaffe was, te vragen hoe ik uitdrukte -ik meen in Hitler's bijzijn- wat mijn opvatting was over deze kwestie waarvan ik in 1945 voor het eerst op de hoogte raakte. Ik kan niet meer doen dan wat ik deed in het bijzijn van de machtigste man die Duitsland ooit gehad heeft en die verklaarde: "Hij die mijn bevelen niet opvolgt, welke commandant het ook is, wordt geëxecuteerd." Ik kan niet meer doen dan wat ik in zijn aanwezigheid tegen de Chef Staf van de Luftwaffe en andere officieren zei: "Ik zal een dergelijk bevel niet opvolgen.".
Dr. KAUFFMANN: Ik kom nu aan Document 2990-PS, Bewijsstuk USA-526. Dit is een beëdigde verklaring van getuige Schellenberg. Volgens hem vond er in 1944 een bijeenkomst plaats tussen Kaltenbrunner en Müller. Kaltenbrunner wordt verondersteld te hebben gezegd dat bij acties van de bevolking tegen terreurvliegers niet mag worden ingegrepen; dat in tegendeel de vijandige houding van de bevolking moet worden aangemoedigd. Ik zal een paar zinnen uit het verhoor op 3 januari 1946 van getuige Schellenberg voorlezen, waar hij zegt:
"In 1944 bij een of andere gelegenheid tijdens een bijeenkomst ving ik flarden van een gesprek op tussen Kaltenbrunner en Müller. De volgende opmerking van Kaltenbrunner is mij duidelijk bijgebleven: "Alle afdelingen van de SIPO en de SD moet worden meegedeeld dat bij acties van de bevolking tegen Britse en Amerikaanse terreurvliegers niet mag worden ingegrepen; in tegendeel, de vijandige houding van de bevolking moet worden aangemoedigd."
Kent u Schellenberg?
KALTENBRUNNER: Wat betreft Schellenberg moet ik opmerken ...
Dr. KAUFFMANN: In een paar zinnen graag.
KALTENBRUNNER: .... met betrekking tot zijn geloofwaardigheid in de kwestie van dit document dat hij een beschermeling van Heydrich was en toen ik in functie kwam had hij de leiding over ...
De PRESIDENT: Hij wil weten of u Schellenberg kent. Dat is een vraag die u kunt beantwoorden.
De vraag luidde: "Kent u Schellenberg?" En hij begint aan een lange toespraak zonder de vraag te beantwoorden.
Dr. KAUFFMANN: Kende u Schellenberg? Ja of nee?
KALTENBRUNNER: Ja natuurlijk. Hij was hoofd van Amt VI.
Dr. KAUFFMANN: Mijn vraag: Wat waren de betrekkingen tussen u en het hoofd van Amt VI? Acht u deze verklaring juist of niet?
KALTENBRUNNER: Die verklaring is niet juist en ik zou u de reden willen noemen zodat het Tribunaal die verklaring kan beoordelen. Schellenberg was Hitler's meest intieme vriend. Op bevel van Himmler bleef hij tot op de laatste dag bij hem. Hij is de man die namens Himmler contact opnam met de Zweedse Graaf Bernadotte. Hij was de man die op het laatste moment via M. Muehse in Zwitserland, het contact legde dat werd gebruikt om enkele Joodse gevangenen naar Zwitserland te laten gaan; het doel daarvan was om in het buitenland snel een gunstige indruk van Himmler en Schellenberg te vestigen. Hij is de man die samen met een andere vriend van Himmler een actie startte om tot een overeenkomst te komen met een organisatie van rabbijnen in de VS die hem bij enkele van de grote Amerikaanse kranten in een gunstig daglicht moesten stellen. Ik heb Himmler bekritiseerd voor deze trucs en heb me er bij Hitler over beklaagd en gezegd dat het nadelig was voor de zaak en voor het Reich dat in een zo belangrijke zaak dergelijke methoden door Himmler en Schellenberg werden toegepast. Ik zei dat de enig juiste manier was onmiddellijk contact op te nemen met het Internationale Rode Kruis. Als gevolg maakte ik Himmler bij Burckhardt zwart en dwong hem in deze zaak een ander standpunt in te nemen door Burckhardt te vragen deze kampen persoonlijk te bezoeken.
Dr. KAUFFMANN: Maar ik stelde een heel andere vraag.
KALTENBRUNNER: Ja, maar ik moest dit zeggen zodat u kunt zien hoe ontevreden Himmler en Schellenberg waren over wat ik deed en waarom hij er nu belang bij heeft mij te beschuldigen, zoals hij in deze verklaring doet, van het breken van mijn woord in internationale aangelegenheden.
Dr. KAUFFMANN: Met andere woorden, u wilt zeggen dat Schellenberg tegen u was en u vals beschuldigt?
KALTENBRUNNER: Ja.
Dr. KAUFFMANN: Nu dan, in dit document van Schellenberg wordt de gebeurtenis rond die 50 vliegers genoemd en Schellenberg stelt dat u, samen met Müller en Nebe, overleg voerde om te proberen een excuus te vinden om de waarheid over deze geburtenis voor het publiek geheim te houden. Ik vraag u: wanneer hoorde u voor het eerst van de executie van deze 50 vliegers?
KALTENBRUNNER: Dat is het geval Sagan.
Dr. KAUFFMANN: Wanneer hoorde u ervan? Alstublieft, het is een simpele vraag.
KALTENBRUNNER: Mij werd het geval voor de eerste keer bekend, ongeveer zes weken nadat het gebeurd was.
Dr. KAUFFMANN: Mijn volgende vraag: Wilt u zeggen dat u op geen enkele wijze betrokken was bij die executie; dat u in tegendeel pas veel later in staat was die zaak te onderzoeken?
KALTENBRUNNER: Ja, dat wil ik zeggen.
Dr. KAUFFMANN: Bedoelt u ook te zeggen dat het overleg met Schellenberg uitsluitend ging over de latere poging de waarheid over deze zaak te verbergen?
KALTENBRUNNER: Het kon alleen maar daarover gegaan zijn.
Dr. KAUFFMANN: Ik kom nu aan Document 835-PS, Bewijsstuk USA-527. Dit document wordt door de Aanklager ook tegen de beklaagde gebruikt. Het is het zogeheten Nacht und Nebelbefehl, een bevel van Hitler gedateerd 7 december 1941. Is de term "Nacht und Nebelbefehl" u bekend? Wanneer hoorde u er voor het eerst over?
KALTENBRUNNER: De eerste keer dat ik erover hoorde was in juni 1945 in Londen. (Aan de beklaagde wordt een document overhandigd.)
Dr. KAUFFMANN: Het document dat ik u heb laten geven is een brief van het OKW, gedateerd 2 september 1944 en gericht aan de Duitse Wapenstilstandscommissie. De brief is getekend door Dr. Lehmann en er staat in:
"Op grond van deze besluiten moeten alle niet-Duitse burgers in bezette gebieden, die de veiligheid en paraatheid van de bezettingstroepen door middel van terreur, sabotage of op welke andere manier dan ook in gevaar hebben gebracht worden overgedragen aan de SIPO en de SD."
In het geval van een zo belangrijke zaak lijkt het onwaarschijnlijk dat deze kwestie en het Nacht und Nebelbefehl u niet bekend waren.
KALTENBRUNNER: Ik wist er niets van en ik verzoek toestemming om dit te verduidelijken. Mag ik ten eerste opmerken dat geen enkel document dan dit het feit beter aantoont dat de uitvoerende macht foutief wordt toegeschreven aan de SD. Er staat in regel 4:
... in gevaar hebben gebracht ... op welke andere manier dan ook moeten worden overgedragen aan de SIPO en de SD.
Ten eerste is het volkomen onzin dat een en dezelfde persoon moet worden overgedragen aan twee verschillende instanties; het is of aan de SIPO of aan de SD.
Dit verkeerd gebruik van het Duits vond zijn weg in het Führerbefehl want Heydrich, als hoofd van de SIPO en de SD werd in het kort aangeduid als hoofd van de SD, maar het is volkomen fout. God mag weten dat ik hiermee niet probeer de SD vrij te pleiten van andere zaken die ze misschien hebben begaan maar ik wil duidelijk maken dat het niet juist is, hieruit te concluderen dat de SD uitvoerende macht had.
Dr. KAUFFMANN: Ja, maar het gaat niet alleen om de SD maar ook over de SIPO.
KALTENBRUNNER: Ja, en daar wil ik het volgende over zeggen: Dit Führerbefehl uit 1941 was mij niet bekend. Ik vraag u zich in mijn positie te verplaatsten. Begin 1943 kwam ik naar Berlijn. Met uitzondering van een paar officiële bezoeken begon ik met mijn werkzaamheden in mei 1943. In het vierde jaar van de oorlog liep het aantal besluiten en bevelen in het Reich en ook in de bestuurlijke sector in de duizenden en verzamelde zich op de bureaus en in de kasten van de ambtenaren. Het was voor iemand absoluut onmogelijk die allemaal binnen een jaar te lezen en het was voor mij absoluut onmogelijk, van het bestaan van al die orders op de hoogte te raken zelfs al had ik het als mijn plicht gezien dat te doen. Maar dat was mijn plicht helemaal niet.
Dan vraag ik u het volgende te bedenken: mijn activiteiten begonnen in februari 1943. Op 2 februari viel Stalingrad en de grootste militaire ramp ...
De PRESIDENT: Dit is wel een heel lang verhaal als antwoord op een vraag of hij die brief gezien heeft. Hij zegt dat hij die brief niet heeft gezien. En dan houdt hij deze lange toespraak.
Dr. KAUFFMANN: Ik stel u nu deze vraag: Wanneer realiseerde u zich welk belang dit Nacht und Nebelbefehl had en wat het betekende met betrekking tot de behandeling van de personen die het aanging? Geeft u alstublieft nauwkeurig antwoord.
KALTENBRUNNER: Dr. Kauffmann, het bestaan van dat besluit was mij niet bekend. Als ik had geweten dat deze kwestie hier tegen mij zou worden gebruikt dan zou ik in staat geweest zijn een getuige, die nu in Londen gevangen zit, op te roepen die kan bewijzen dat ik zelfs in Londen geen idee had dat het bestond. We hebben er in de cel over gesproken.
Dr. KAUFFMANN: Het eindresultaat is dus dat u van niets wist?
KALTENBRUNNER: Ja, absoluut onkundig wat betreft dat bevel.
Dr. KAUFFMANN: Ik kom nu aan Document 526-PS, Bewijsstuk USA-502, dat ook door de Aanklager is gebruikt.(het document wordt aan de beklaagde overhandigd.)
Dit betreft de landing van een vijandelijke kotter in Noorwegen op 30 maart 1943. In dat verslag staat een zin: "Führerbefehl door SD uitgevoerd." De handtekening onder het document ontbreekt. Het is gedateerd 10 mei 1943. Het is een "Geheime Kommandosache" en de kop luidt: "Notitie nemen." Wilt u alstublieft commentaar geven op die zin "Führerbefehl door SD uitgevoerd."
KALTENBRUNNER: De uitvoering van een dergelijk Führerbefehl is mij niet bekend. Ik wil erop wijzen dat deze notitie er blijkbaar een is gemaakt door een militaire afdeling betreffende een voorval dat plaatsvond kort nadat ik in functie kwam maar voordat ik naar Berlijn kwam. Ik had er helemaal niets van kunnen weten.
Dr. KAUFFMANN: Tegen het einde van het document staat er: "Rapport van de strijdkrachten gedateerd 6 april 1943." Er staat verder: "In noord Noorwegen werd met een vijandelijk schip met saboteurs aan boord gevochten toen het de kust naderde en het werd vernietigd."
Weet u iets van het verband tussen dit rapport van de strijdkrachten -voor zover u daar vanaf wist- en het eigenlijke besluit?
KALTENBRUNNER: Nee. Ik las natuurlijk iedere dag bijna alle inkomende rapporten van de strijdkrachten. Maar uit de manier van opstellen hiervan kan ik niet opmaken of een militaire afdeling binnen mijn werkterrein eraan deelnam.
Dr. KAUFFMANN: Ik kom nu aan het volgende document dat door de Aanklager tegen de beklaagde wordt gebruikt, Document L-37, Bewijsstuk USA-506. Dit is het zogenaamde "Besluit verantwoordelijkheid verwanten," dat wil zeggen het betreft misdaden gepleegd tegen verwanten van schuldige personen. Dit document verwijst naar een brief van de commandant van de SIPO aan de SD in Radom, gedateerd 19 juli 1944 op grond waarvan mannelijke verwanten van saboteurs moeten worden gefusilleerd en vrouwelijke verwanten naar concentratiekampen worden gestuurd.
Wat is uw uitleg aan het Tribunaal betreffende dit document en de hele kwestie?
KALTENBRUNNER: Het verslag begint met de woorden: "De Höhere SS und Polizeiführer Ost heeft ...." enzovoorts en zo verder, en dan: "bevolen" of "heeft het volgende bevel uitgevaardigd."
De HSSPF Oost is een afdeling die als afdeling in bezet gebied direct onder het gezag van de Reichsführer SS staat en niet onder een of andere centrale afdeling in Berlijn. Daarom kan dat bevel mij niet bekend zijn. De commandanten van politie in de bezette gebieden waren direct ondergeschikt aan Himmler.
Dr. KAUFFMANN: Ik kom nu aan de volgende beschuldiging van de Aanklager betreffende het concentratiekamp Dachau. Er bestaat een document met het nummer 3462-PS, Bewijsstuk USA-528. Het is een verklaring van de Gaustabsamtsleiter Gerdes.
De Aanklager beschuldigt beklaagde ervan van plan te zijn geweest het concentratiekamp Dachau en de naburige kampen in Mühldorf en Landsberg te willen vernietigen met bommen of met vergif. Ik zal enkele zinnen uit het document voorlezen. Die staan op pagina 2 van de Duitse tekst, tegen het einde van de pagina:
"In december 1944 of januari 1945 was ik in het kantoor van Gauleiter Giesler in München, Ludwigstrasse 28 en was in de gelegenheid kennis te nemen van een geheim bevel van Kaltenbrunner. Gauleiter Giesler ontving dat bevel in mijn aanwezigheid van een ordonnans en nadat ik toestemming had gekregen het te lezen werd het vernietigd in overeenstemming met de opmerking op het document: Dient na kennisname te worden vernietigd. Het bevel, ondertekend door Kaltenbrunner, luidde ongeveer als volgt:
"'In overleg met de Reichsführer SS heb ik alle politieafdelingen instructie gegeven dat iedere Duitser die in de toekomst deelneemt aan vervolging van en moord op vijandelijke vliegers ongestraft zal blijven.'" "Giesler vertelde mij dat Kaltenbrunner voortdurend met hem in contact stond omdat hij bijzonder bezorgd was over de houding van buitenlandse arbeiders en in het bijzonder over de geïnterneerden in Dachau, Mühldorf en Landsberg omdat die kampen op de route van de naderende Geallieerde legers lagen."
"Midden april op een dinsdag kreeg ik een telefoontje van de Gauleiter waarin mij werd bevolen mij beschikbaar te houden voor een nachtelijke vergadering. In de loop van ons gesprek gedurende die avond openbaarde Gauleiter Giesler mij het feit dat Obergruppenführer Kaltenbrunner hem instructie had gegeven, overeenkomstig een bevel van de Führer, dat er onmiddellijk een plan opgesteld moest worden voor de liquidatie van het concentratiekamp Dachau en de beide Joodse werkkampen in Mühldorf en Landsberg. De instructies luidden dat deze twee Joods werkkampen in Mühldorf en Landsberg door de Duitse Luftwaffe moesten worden vernietigd omdat de omgeving van deze kampen onlangs en herhaaldelijk het doelwit was geweest van vijandelijke luchtaanvallen. De actie had de codenaam 'Wolke A-1' gekregen"
KALTENBRUNNER: Mag ik hier iets op zeggen?
Dr. KAUFFMANN: Allereerst graag, kent u Gerdes?
KALTENBRUNNER: Ik ken Gerdes niet en heb hem nooit ontmoet.
Dr. KAUFFMANN: Kent u Giesler?
KALTENBRUNNER: De laatste keer dat ik Giesler zag was in 1942, in september.
Dr. KAUFFMANN: Bestond er een bevel van Hitler betreffende de verwoesting van concentratiekampen?
KALTENBRUNNER: Nee.
Dr. KAUFFMANN: Kunt u een redelijke verklaring geven van dit document?
KALTENBRUNNER: Een redelijke uitleg geven van dat document is menselijkerwijs bijna onmogelijk want het is van begin tot eind een verzinsel en vals. Ik bestempel dit document als een complete en grove leugen van Gerdes en ik kan u alleen maar wijzen op de beëdigde verklaring van de HSSPF, de enige bevoegde autoriteit in Beieren, Freiherr von Eberstein die mijn uitleg ondersteunt en die zelf de verklaring van Gerdes volkomen ongeloofwaardig vindt. Ik zou deze beschuldigingen als volgt punt voor punt willen weerleggen. Hij stelt:
" Midden april op een dinsdag kreeg ik een telefoontje van de Gauleiter waarin mij werd bevolen mij beschikbaar te houden voor een nachtelijke vergadering." "-Hij-" onthulde dat Kaltenbrunner hem instructie had gegeven, in overeenstemming met een bevel van de Führer .... enzovoorts.
Niemand in het Reich wist beter dan Hitler wie verantwoordelijk was voor de concentratiekampen en hoe hij een bevel moest geven. Hij zou mij een dergelijk bevel nooit hebben gegeven en hij kon het me niet hebben gegeven want ik was op persoonlijk bevel van Hitler tussen 28 maart en 15 april in Oostenrijk. Wat betreft de periode tussen 10 april en 8 mei, toen ik gevangen werd genomen, inclusief die paar dagen dat ik in Berlijn was kan ik precies verklaren waar ik geweest ben en wat ik heb gedaan zodat de kwestie van het geven van een bevel in dit verband onmogelijk is. En in elk geval moet het eerder zijn gebeurd, als de getuige het heeft over half april, dat zou dan betekenen dat ik voor half april met Hitler hierover moet hebben gesproken want anders kon hem nooit zijn gevraagd zich half april beschikbaar te houden voor een nachtelijke conferentie.
Het bestaan van Joodse werkkampen als satellietkampen van Dachau was mij totaal onbekend. En ik vraag u te erkennen dat het absurd is dat ik in april 1945 een dergelijke order zou steunen terwijl ik in maart 1945 onderhandelingen probeerde te beginnen met de President van het Internationale Rode Kruis, Burckhardt betreffende de vrijlating van en hulp aan de Joden en terwijl ik alle moeite deed hem persoonlijk voor de Joodse kampen te laten zorgen, waarin ik slaagde.
Dr. KAUFFMANN: Had u in dit verband enige mogelijkheid invloed uit te oefenen op de Luftwaffe?
KALTENBRUNNER: Ik had niet de mogelijkheid de Luftwaffe bevelen te geven -ik had alleen de chef van de Luftwaffe kunnen vragen die te geven en dat zou natuurlijk zijn afgewezen want u moet zich realiseren dat op dit moment, toen iedereen wist dat de oorlog ten einde liep, de Luftwaffe niet aan een ernstige misdaad zou hebben meegewerkt.
Dr. KAUFFMANN: En nu, met toestemming van het Tribunaal en omdat het een ernstige beschuldiging is, citeer ik enkele zinnen uit dit document omdat de Aanklager deze zinnen ook in het verslag heeft laten opnemen. Het document luidt verder:
"Ik wist dat ik dit bevel nooit zou uitvoeren." -hier spreekt Gerdes- "Omdat operatie Wolke A-1 verondersteld werd al uitgevoerd te zijn, bleven er maar koeriers van Kaltenbrunner komen en ik werd verondersteld de bijzonderheden van de acties in Mühldorf en Landsberg met de betrokken districtsleiders te hebben besproken. De koeriers, in de meeste gevallen SS officieren, meestal Untersturmführer, lieten me korte en scherpe bevelen lezen en paraferen. Ik werd met ernstige straffen bedreigd, zelfs met terechtstelling, in geval van ongehoorzaamheid. Ik kon altijd het mislukken van het plan verontschuldigen vanwege slecht vliegweer of brandstofgebrek of een tekort aan bommen.
"Daarom gaf Kaltenbrunner bevel dat de Joden te voet van Landsberg naar Dachau moesten worden gedreven waar ze konden worden opgenomen in de vergiftigingsactie die toen in Dachau aan de gang was, terwijl de actie in Mühldorf moest worden uitgevoerd door de Gestapo. Voor het concentratiekamp Dachau gaf Kaltenbrunner bevel voor de actie 'Wolkenbrand' die inhield dat de geïnterneerden in de kampen in Dachau, met uitzondering van de Arische leden van de Westelijke machten, met vergif moesten worden omgebracht.
"Gauleiter Giesler ontving dit bevel rechtstreeks van Kaltenbrunner en in mijn bijzijn besprak hij met de officier van gezondheid van de Gau, Dr. Harrfield het verkrijgen van de benodigde hoeveelheid vergif. Dr. Harrfield beloofde dat de benodigde hoeveelheid, in overeenstemming met het bevel zou worden geleverd en hij ontving instructie om verdere bevelen van mij af te wachten. Omdat ik het uitvoeren van deze actie ten koste van alles wilde voorkomen gaf ik Dr. Harrfield geen verdere instructies. De geïnterneerden van het Kamp Landsberg waren nauwelijks in Dachau aangekomen toen een koerier van Kaltenbrunner het bevel overbracht dat met actie Wolkenbrand moest worden begonnen. Ik voorkwam deze twee acties, Wolke A-1 en Wolkenbrand door Giesler te zeggen dat het front al te dichtbij lag en die reden aan Kaltenbrunner over te brengen. Kaltenbrunner gaf schriftelijk instructie aan Dachau dat alle geïnterneerden die lid waren van de West-Europese machten op vrachtwagens moesten worden geladen en naar Zwitserland worden vervoerd terwijl de overgebleven geïnterneerden te voet naar het gebied rond Oetztal in Tirol moesten worden gedreven waar de uiteindelijke liquidatie van alle geïnterneerden op wat voor manier dan ook moest worden voltrokken.
Misschien kunt u in enkele woorden uitleggen, zonder in details te treden of dit document al dan niet de waarheid bevat.
KALTENBRUNNER: Dit document is absoluut niet waar.
Dr. KAUFFMANN: Het is absoluut niet waar?
KALTENBRUNNER: Maar, dokter, ik moet de gelegenheid hebben mijn visie duidelijk te maken. ik moet de gelegenheid hebben de bijzonderheden op te helderen.
Dr. KAUFFMANN: U hebt uw standpunt al duidelijk gemaakt. Als u in aanvulling daarop nog iets belangrijks hebt te zeggen, kunt u dat nu doen.
KALTENBRUNNER: Het volgende lijkt me belangrijk: volgens zijn verklaring moet ik dozijnen koeriers gehad hebben gedurende mijn verblijf in Oostenrijk. Er waren twee personen in mijn gezelschap, mijn chauffeur en mijn adjudant; zijn naam was Scheitler, iemand die niets te maken had met inlichtingen of politiewerk. We waren dus met zijn drieën. Ik had zelfs niet eens de mogelijkheid zoveel koeriers op pad te sturen.
Ten tweede, wat Beieren betreft: er was voor mij geen noodzaak om voorbereidingen te treffen, zelfs niet onder druk van Himmler. Waarom? Omdat voor zover het Beieren betreft, er volmachten waren gegeven aan Obergruppenführer Berger op dezelfde dag waarop ik volmacht kreeg voor Oostenrijk. Er was voor mij dus geen enkele reden een dergelijke actie te ondernemen.
Ten derde kon ik het niet over mijn hart verkrijgen, een dergelijke krankzinnige order betreffende een concentratiekamp uit te voeren wanneer ik op hetzelfde moment bevel gaf voor precies het tegenovergestelde. Ik denk aan Mauthausen. Ik had opdracht gegeven aan Mauthausen om het kamp in zijn geheel over te dragen aan de vijand. Als u zich in Himmler's positie kunt verplaatsen, dan zou dit helemaal verkeerd zijn geweest omdat de echte criminelen in Mauthausen zaten, terwijl de mensen in Dachau niets of weinig tegen zich hadden. Wanneer u dus net zo zou hebben gedacht als Himmler -dat precies het tegenovergestelde noodzakelijk zou zijn geweest- dan is het vanuit dat standpunt bezien ook volkomen waanzin om mij van een dergelijke actie te beschuldigen.
Dr. KAUFFMANN: Tenslotte houdt de Aanklager u verantwoordelijk voor het feit dat u als hoofd van de SIPO en de SD de vervolging van de kerk heeft toegelaten, in het bijzonder die van de Katholieke Kerk door de Gestapo. Ik herinner u er in dit verband aan dat Abteilung B-2 van Amt IV zich bezig hield met opvoeding en confessionele kwesties en dat Abteilung 1 van Amt IV zich bezig hield met katholieke politiek. Weet u iets met betrekking tot het feit dat binnen dat departement een tweevoudig beleid met betrekking tot de kerken werd gevoerd met een zogeheten "onmiddellijke doelstelling" en een "toekomstige doelstelling?" Met "onmiddellijk" werd bedoeld dat het de kerken niet was toegestaan ook maar een centimeter terrein terug te winnen; "toekomstig" betekende de definitieve afschaffing van de kerken in Duitsland aan het einde van de oorlog. Wat weet u over deze doelstellingen?
KALTENBRUNNER: Alles wat ik op deze theoretische uitspraken kan zeggen is dat ze mij volkomen onbekend waren. Het kerkelijk beleid van het Reich, zoals ik in 1943 moest erkennen, was anders. Handhaving van Hitler's beleid in 1943 betekende het stilzwijgend bereiken van een bestand met de kerken; tenminste voor de duur van de oorlog; met andere woorden het zoveel mogelijk afzien van aanvallen en alleen op te treden tegen overtredingen door individuele leden van de clerus, als daartoe een duidelijke bevoegdheid bestond.
Dr. KAUFFMANN: Mag ik u onderbreken? Ik vraag u: hebt u in het voorjaar van 1943 ....
KALTENBRUNNER: Ja, daar wil ik naar toe.
Dr. KAUFFMANN: .... stappen ondernomen bij Hitler en wat was het resultaat?
KALTENBRUNNER: Wel, ik wilde u weer een beeld schetsen van de toestand zoals ik die aantrof. Ondanks het beleid van Hitler ontdekte ik dat Bormann de strijd tegen de kerken actief voortzette. Daarom schreef ik al in maart denk ik aan Hitler en verzocht later mondeling om een volledige opheldering van het beleid in zake de kerken. Ik verzocht hem dit aan te passen met het oog op het tot stand brengen van een verzoening. Boven alles wilde ik komen tot een ander beleid betreffende het Vaticaan.
Dr. KAUFFMANN: Ik denk niet dat het nodig is dat u al te zeer in bijzonderheden treedt.
KALTENBRUNNER: Maar ik werd geblokkeerd. Allereerst verklaarde Himmler zich bij Hitler tegen dat idee en ten tweede ondervond ik de zeer sterke tegenstand van Bormann. Hij ging zelfs zo ver dat hij de reputatie van de Duitse vertegenwoordiger bij het Vaticaan, Weiszacker, volledig ondermijnde door iemand te sturen om hem in de gaten te houden.
Dr. KAUFFMANN: Dat is genoeg daarover.
Meneer de President, wilt u dat ik doorga, het is namelijk al vijf uur?
De PRESIDENT: Als u het in korte tijd kunt afmaken, willen we graag dat u doorgaat. Hoelang bent u nog bezig?
Dr. KAUFFMANN: Ik zou zeggen dat ik nog ongeveer een uur nodig heb omdat ik documenten moet behandelen die door de Aanklager zijn ingediend.
De PRESIDENT: Voordat ik de zitting schors, deel ik mee dat het Tribunaal zaterdag tot 13:00 uur in openbare zitting bijeen zal komen.
(de zitting werd geschorst tot 12 april 1946 om 10:00 uur.)

Zie ook: Verhoor Kaltenbrunner 2

Definitielijst

Abteilung
Maakte meestal deel uit van een Regiment en bestond uit een aantal Kompanien. De Abteilung was de kleinste eenheid die individueel kon opereren en zichzelf kon handhaven. In theorie bestond een Abteilung uit 500 - 1.000 man.
Conventie van Genève
De verzamelnaam voor vier verdragen die in Geneve zijn geformuleerd en die, onderdeel uitmakend van het internationaal recht, de rechtsregels bepaalt voor oorlogstijd. Deze verdragen hielden zich onder andere bezig met de behandeling van oorlogsslachtoffers en gewonde soldaten, de erkenning van het Rode Kruis als beschermd orgaan in oorlogstijd, rechtsregels bij oorlogen op zee, bescherming van krijgsgevangenen en burgers in oorlogstijd.
Endlösung
Eufemistische term, letterlijk eindoplossing, waarbij met oplossing bedoeld werd de oplossing voor het Jodenprobleem zoals dat door de nationaal-socialisten was geconstateerd. De Endlösung zou uiteindelijk vorm krijgen in de pogingen van de nazi's om het gehele Joodse volk in Europa uit te roeien in speciaal daarvoor ingerichte vernietigingskampen.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Gau
Door de NSDAP ingesteld landsdistrict van het Duitse Rijk.
Gauleiter
Leider en vertegenwoordiger van de NSDAP in een Gau.
Jodenvervolging
Een door de nazi’s opgelegde actie om Joden het leven moeilijk te maken, actief te vervolgen en zelfs uit te roeien.
Krim
Schiereiland in Oekraïne, aan de noordkust van de Zwarte Zee, in het noorden met het vasteland verbonden door de 4 km brede Landengte van Perekop, in het oosten grenzend aan de Zee van Azov en de Straat van Kertsj.
Luftwaffe
Duitse luchtmacht.
Mauthausen
Plaats in Oostenrijk waar de nazi’s van 1938 tot 1945 een concentratiekamp gevestigd hadden.
RSHA
Reichssicherheitshauptambt. De centrale inlichtingen en veiligheidsdienst van het Derde Rijk
SIPO
Sicherheitspolizei. Samenvoegingsverband (sinds 1936) van de Gestapo en Kriminalpolizei
vernietigingskamp
Kamp waar tijdens de Tweede Wereldoorlog grote groepen mensen (voornamelijk Joden en zigeuners) door de SS werden geliquideerd door middel van vergassing. Auschwitz, Treblinka en Majdanek zijn drie voorbeelden van vernietigingskampen.

Informatie

Vertaald door:
Arnold Palthe
Geplaatst op:
06-09-2007
Laatst gewijzigd:
18-04-2010
Feedback?
Stuur het in!

Gerelateerde thema's

Gerelateerde personen

Bronnen

International Military Tribunal, Nuremberg 1947