Hier volgt de tekst van de verklaring van Dr. Rudolf Mildner die door de Amerikaanse aanklager, Kolonel Amen, tijdens het verhoor van Ernst Kaltenbrunner op 11 april 1946 aan het Tribunaal werd voorgelezen.
Ik, ondergetekende, Dr. Rudolf Mildner, heb de volgende verklaring afgelegd als antwoord op een verhoor door vertegenwoordigers van het bureau van de Amerikaanse Hoofdaanklager met betrekking tot mijn beëdigde verklaring van 29 maart 1946, afgelegd in antwoord op vragen van Dr. Kauffmann ter voorlegging aan het Internationaal Militair Tribunaal.
VRAAG: 1: Bevestig of verbeter de volgende persoonlijke gegevens:
ANTWOORD: In december 1939 werd ik hoofd van het bureau van de
Gestapo in Chemnitz; in maart 1941 werd ik hoofd van het bureau van de
Gestapo in Katowice; in september 1943 werd ik commandant van de SIPO en SD in Kopenhagen; in januari 1944 werd ik inspecteur van de SIPO en SD in Kassel; op 15 maart 1944 werd ik benoemd tot plaatsvervangend hoofd van Amt IV A en IV B van het RSHA; in december 1944 werd ik commandant van de SIPO in Wenen; later in december 1944 werd ik plaatsvervangend inspecteur van de SIPO in Wenen.
Na januari 1943 werden al deze benoemingen gedaan door Kaltenbrunner als hoofd van de SIPO en de SD.
VRAAG: 2: Is het waar dat toen u hoofd van de Gestapo in Katowice was u regelmatig gevangenen naar
Auschwitz stuurde om daar te worden opgesloten of te worden geëxecuteerd; dat u contact onderhield met de politieke afdeling in
Auschwitz, betreffende gevangenen die vanuit het district Katowice daarheen werden gestuurd gedurende de tijd dat u hoofd van de Gestapo in Katowice was; dat u Auschwitz diverse malen bezocht; dat het SS-Standgericht in Auschwitz regelmatig zitting hield en dat u soms een proces tegen gevangenen bijwoonde; dat in 1942 en nogmaals in 1943 de commandant van Auschwitz, op grond van bevelen van Gruppenführer Müller, het hoofd van de Gestapo, u de vernietigingsinstallaties toonde; dat u bekend was met de vernietigingsinstallaties in Auschwitz omdat u Joden vanuit uw gebied naar Auschwitz moest sturen ter executie?
ANTWOORD: Ja, deze verklaringen berusten op waarheid.
VRAAG: 3: Met betrekking tot uw antwoord op vraag 5 in uw verklaring van 29 maart 1946: waren alle arrestatiebevelen, bevelen voor het opleggen van straf en individuele executies in
concentratiekampen van het RSHA afkomstig? Liep het gebruikelijke kanaal voor individuele executiebevelen van Himmler via Kaltenbrunner naar Müller en van daar naar de kampcommandant? Had het WVHA de leiding over alle
concentratiekampen wat betreft administratie, inzet van arbeid en handhaving van orde?
ANTWOORD: Het antwoord op elk van die drie vragen luidt ja.
VRAAG: 3a: Is het waar dat er bijeenkomsten plaatsvonden tussen
SS-Obergruppenführer Kaltenbrunner en
SS-Obergruppenführer Pohl, hoofd van het WVHA en hoofd van de concentratiekampen? Was Dr. Kaltenbrunner bekend met de toestanden in de concentratiekampen?
ANTWOORD: Ja, vanwege deze bijeenkomsten en tijdens gesprekken met de twee Amtsleiter, Gruppenführer Müller van Amt IV en Gruppenführer Nebe van het RSHA, moet het hoofd van de SIPO en de SD, SS-Obergruppenführer Kaltenbrunner bekend zijn geweest met de toestanden in de concentratiekampen.
Ik hoorde van SS-Gruppenführer Müller, chef van Amt IV dat er regelmatig overleg plaats vond tussen het RSHA en Amt D van het WVHA.
VRAAG: 4: Is het waar dat in juli of augustus 1944 door Himmler via Kaltenbrunner als hoofd van de SIPO en de SD een bevel werd uitgevaardigd, gericht aan commandanten en inspecteurs van de SIPO en SD, op grond waarvan leden van alle Anglo-Amerikaanse Commandogroepen door de strijdkrachten moesten worden overgedragen aan de SIPO; dat de SIPO deze mensen moest ondervragen en na verhoor executeren; dat hun dood aan de strijdkrachten bekend moest worden gemaakt middels een communiqué waarin werd vermeld dat de groep commando’s tijdens gevechten was uitgeroeid; dat dit bevel als streng geheim was aangemerkt en na lezing onmiddellijk moest worden vernietigd?
ANTWOORD: Ja.
VRAAG: 5: Met betrekking tot uw antwoord op vraag 7 in uw verklaring van 29 maart 1946, is het waar dat:
a) nadat u een telegram aan Müller stuurde waarin u vroeg de Jodenvervolging te beëindigen, u een bevel van Himmler kreeg dat de anti-Joodse acties moesten worden uitgevoerd?
b) dat u daarna naar Berlijn vloog om persoonlijk met het hoofd van de SIPO en de SD, Kaltenbrunner te spreken maar omdat hij afwezig was, u zijn plaatsvervanger Müller, hoofd van Amt IV van het RSHA sprak die in uw aanwezigheid een bericht voor Himmler schreef met daarin uw verzoek om de Jodenvervolging in Denemarken te beëindigen?
c) dat kort na uw terugkeer in Kopenhagen u een direct bevel van Himmler kreeg, verstuurd via Kaltenbrunner als hoofd van de SIPO en de SD, luidende dat ‘de anti-Joodse acties moeten direct worden uitgevoerd?’
d) dat met het doel deze actie uit te voeren, het Sonderkommando Eichmann dat onder de Gestapo viel, vanuit Berlijn naar Kopenhagen werd gestuurd met het doel de Joden te deporteren in twee schepen die het had gehuurd?
ANTWOORD: Ja op de vragen a, b, c en d.
VRAAG: 6: Is het waar dat de actie van Sonderkommando Eichmann geen succes was; dat Müller u opdracht gaf een rapport op te stellen waarin het gebrek aan succes bij de deportatie van deze Joden werd verklaard; en dat u dit verslag direct aan het hoofd van de SIPO en de SD, Kaltenbrunner verzond?
ANTWOORD: Ja, dat is juist.
Ik heb bovenstaande vragen en antwoorden gelezen zoals ze zijn opgeschreven en zweer dat ze waar en correct zijn ..... –enzovoorts.
Zie ook: Verklaring Dr. Mildner 1