Hier volgt de tekst van de beëdigde verklaring van Dr, Hottl die tijdens het verhoor van Ernst Kaltenbrunner op 11 april 1946 door zijn raadsman, Dr. Kauffmann werd voorgelezen.
Beëdigde verklaring.
Ik, ondergetekende, Dr. Wilhelm Hottl leg onder ede de volgende verklaring af als antwoord op de vragen, mij gesteld door Advocaat Dr. Kauffmann ter voorlegging aan het Internationaal Militair Tribunaal te Neurenberg.
VRAAG 1: Geef bijzonderheden over u zelf. Wat was uw officiële functie in de SD. Waar leerde u Dr. Kaltenbrunner kennen?
ANTWOORD: Ik ben op 19 maart 1915 in Wenen geboren; van beroep historicus. Mijn functie tot de tijd van de Duitse ineenstorting was chef van een onderafdeling van Amt VI, Amt Ausland Abwehr van het RSHA. Na de Anschluss van Oostenrijk in 1938 meldde ik mij vrijwillig bij de SD. Afkomstig uit de Nationale Katholieke Jeugdbeweging stelde ik mij ten doel een gematigde politieke koers voor mijn land te bereiken.
Ik leerde Kaltenbrunner kennen in 1938; hij wist dat het bovenstaande mijn doel was.
In 1941 werd ik op persoonlijk bevel van Heydrich voor het SS und Polizeigericht gedaagd vanwege religieuze betrekkingen en een gebrek aan politieke en ideologische betrouwbaarheid en ik moest bij het leger als gewoon soldaat. Na Heydrich’s dood kreeg ik gratie en begin 1943 werd ik gedetacheerd bij het bureau van Schellenberg, chef van Amt VI van het RSHA. Hier had ik de leiding over zaken betreffende het Vaticaan, alsmede zaken betreffende enkele staten op de Balkan.
Toen Kaltenbrunner begin 1943 werd benoemd tot hoofd van het RSHA had ik door mijn werk regelmatig contact met hem, in het bijzonder omdat hij probeerde de groep Oostenrijkers binnen het RSHA dichter naar zich toe te trekken.
VRAAG 2: Geef een schatting van het aantal personen op het hoofdkantoor van het RSHA in Berlijn.
ANTWOORD: Het hoofdkantoor in Berlijn, Amt IV (
Gestapo) omvatte ongeveer 1.500 personen; Amt V (Kriminal Polizei) 1.200; Amt III (Inland Abwehr) en Amt VI (Ausland Abwehr) elk 300 tot 400.
VRAAG 3: Wat wordt verstaan onder de SD en wat waren de taken daarvan?
ANTWOORD: Heydrich zette de zogeheten
Sicherheitsdienst (SD) in 1932 op. De taak bestond uit het verstrekken van inlichtingen aan de hoogste Duitse autoriteiten en de individuele Rijksministeries, inlichtingen over allerlei gebeurtenissen in binnen- en buitenland. De SD was een zuivere inlichtingendienst en had geen uitvoerende bevoegdheden. Alleen individuele leden van de SD werden opgeroepen voor de zogeheten Einsatzkommandos in het Oosten. Daar bekleedden zij leidinggevende posities en namen gedurende die periode ontslag uit de SD. Er waren speciale
Einsatzgruppen en Einsatzkommandos van de SIPO (Sicherheitspolizei) en de SD tot het laatst aan toe; ook in Afrika en in Hongarije en in Tsjecho-Slowakjie zelfs tot in 1944. Deze Kommandos hadden niets met executies te maken. Hun taken hadden intussen het kenmerk gekregen van algemeen politiewerk. Voor zover ik weet werden alleen in Rusland executies uitgevoerd op grond van het zogeheten Kommissarbefehl van Hitler. Of deze Kommandos hun activiteiten beëindigden dan wel voortzetten nadat Kaltenbrunner tot hoofd van het RSHA was benoemd weet ik niet.
VRAAG 4: Kent u “Operatie Eichmann”, het uitroeien van Joden?
ANTWOORD: Ik vernam pas eind augustus 1944 bijzonderheden over Operatie Eichmann. Destijds gaf Eichmann zelf mij gedetailleerde informatie. Eichmann verklaarde onder andere dat de hele actie een speciale Geheime Reichssache was en slechts aan erg weinig mensen bekend was. Het totaal aantal leden van dit Kommando kon naar mijn mening nooit meer dan 100 zijn geweest.
VRAAG 5: Wat weet u van de relatie tussen Eichmann en Kaltenbrunner?
ANTWOORD: Ik weet niets over de zakelijke relatie tussen die twee. Eichmann kan echter heel goed geen direct zakelijk contact met Kaltenbrunner hebben gehad. Hij vroeg mij vaak een ontmoeting met Kaltenbrunner voor hem te regelen. Kaltenbrunner weigerde altijd.
VRAAG 6: Wat was de relatie tussen Kaltenbrunner en Müller, het hoofd van de
Gestapo?
ANTWOORD: Ik kan geen enkele bijzonderheid geven over hun zakelijke relatie. Het staat echter vast dat Müller zeer zelfstandig handelde. Hij had gedurende een periode van vele jaren grote ervaring opgedaan in politiezaken. Himmler had grote achting voor hem. Kaltenbrunner had weinig achting voor hem. Kaltenbrunner had geen technische scholing in politiezaken maar het interesseerde hem ook niet. De inlichtingendienst nam een groot deel van zijn aandacht en al zijn interesse in beslag, zeker wanneer het vreemde landen betrof.
VRAAG 7: Wie was verantwoordelijk voor de
concentratiekampen?
ANTWOORD: Het SS WVHA (Wirtschafts und Verwaltungshauptamt) was als enige verantwoordelijk voor de
concentratiekampen; dat wil zeggen, niet het RSHA en daarom niet Kaltenbrunner. Als gevolg daarvan had hij niet de macht orders te geven en geen bevoegdheid op dit gebied. Volgens mijn opvatting over hem als mens was Kaltenbrunner het zeker niet eens met de wreedheden die in de concentratiekampen werden begaan. Of hij ervan op de hoogte was weet ik niet.
VRAAG 8: Heeft Kaltenbrunner een bevel doorgegeven of uitgevaardigd op grond waarvan vijandelijke vliegers die een noodlanding hadden gemaakt geen bescherming mochten krijgen tegen mogelijk gelyncht worden door de bevolking?
ANTWOORD: Nee, iets dergelijks heb ik nooit van Kaltenbrunner gehoord hoewel ik vaak bij hem was. Voor zover ik me echter herinner was het Himmler die een dergelijk bevel uitvaardigde.
VRAAG 9: Gaf Kaltenbrunner bevel dat Joden moesten worden gedood?
ANTWOORD: Nee, dergelijke bevelen gaf hij nooit en naar mijn mening kon hij dergelijke bevelen niet op eigen initiatief geven. Volgens mij stond hij lijnrecht tegenover Hitler en Himmler over deze kwestie, dat wil zeggen de fysieke uitroeing van het Europese
Jodendom.
VRAAG 10: Wat voor kerkelijk beleid volgde Kaltenbrunner?
ANTWOORD: Als adviseur inzake het Vaticaan was ik vaak in de gelegenheid met hem officieel over dit onderwerp te spreken. Hij steunde onmiddellijk mijn voorstel, dat ik in het voorjaar van 1943 aan Hitler had gedaan, dat het beleid inzake de Kerk gewijzigd moest worden zodat het Vaticaan kon worden overgehaald op te treden als vredesonderhandelaar. Kaltenbrunner had geen succes bij Hitler omdat Himmler fel tegen hem was. Baron von Weiszacker, de Duitse ambassadeur bij de Heilige Stoel, waarmee ik deze materie besprak slaagde ook niet in zijn pogingen; het resultaat was dat Bormann hem in de gaten liet houden.
VRAAG 11: Bemoeide Kaltenbrunner zich in het belang van de vrede met het buitenlands beleid?
ANTWOORD: Ja; in de kwestie Hongarije bijvoorbeeld. Toen Duitse troepen in maart 1944 Hongarije bezetten slaagde hij erin Hitler over te halen gematigd te zijn en te voorkomen dat Roemeense en Slowaakse eenheden binnenvielen zoals gepland ...
Door zijn steun was ik zes maanden lang in staat te voorkomen dat er in Hongarije een Nationaal-Socialistische regering werd gevormd.
Kaltenbrunner wilde dat het oude Oostenrijk-Hongarije opnieuw werd opgericht op federatieve grondslag. Sinds 1943 heb ik Kaltenbrunner gezegd dat Duitsland moest proberen de oorlog te beëindigen met vrede tegen elke prijs. Ik heb hem ook ingelicht over mijn relatie met een Amerikaans bureau in Lissabon. Ik heb Kaltenbrunner ook verteld dat ik onlangs, via de Oostenrijkse verzetsbeweging, contact heb opgenomen met een Amerikaans bureau in een neutraal land. Hij gaf ook aan bereid te zijn met mij naar Zwitserland te reizen en persoonlijke onderhandelingen te beginnen met een Amerikaanse vertegenwoordiger om verder zinloos bloedvergieten te voorkomen.
VRAAG 12: Weet u dat Kaltenbrunner de commandant van het concentratiekamp Mauthausen opdracht gaf om het kamp over te dragen aan de naderende troepen?
ANTWOORD: Het is juist dat Kaltenbrunner inderdaad een dergelijk bevel gaf. Hij heeft het in mijn aanwezigheid gedicteerd om door te sturen naar de kampcommandant.
VRAAG 13: Kunt u in het kort iets zeggen over de persoon Kaltenbrunner?
ANTWOORD: Kaltenbrunner was een man die totaal verschilde van Himmler of Heydrich. Hij was daarom een overtuigd tegenstander van beiden. Hij werd volgens mij tot hoofd van het RSHA benoemd omdat Himmler niet het risico wilde lopen een rivaal als Heydrich te hebben. Het zou verkeerd zijn hem de “kleine Himmler” te noemen. Volgens mij had hij nooit het volledige gezag over het grote kantoor van de RSHA en omdat hij weinig belang stelde in politietaken en uitvoerende werkzaamheden hield hij zich voornamelijk bezig met de inlichtingendienst en het uitoefenen van invloed op het algemeen beleid. Dat beschouwde hij als zijn speciale werkterrein.
Dit wordt gevolgd door ondertekening, datering en waarmerking.
Zie ook: verklaring Dr. Hottl 2