Hier volgt de tekst van de beëdigde verklaring van Dr. Mildner die tijdens het verhoor van Ernst Kaltenbrunner op 11 april 1946 door zijn raadsman, Dr. Kauffmann werd voorgelezen.
Beëdigde verklaring.
Ik, ondergetekende, Dr. Mildner, momenteel verblijvend in de gevangenis te Neurenberg, leg onder ede de volgende verklaring af als antwoord op de vragen, mij gesteld door Advocaat Dr. Kauffmann ter voorlegging aan het Internationaal Militair Tribunaal te Neurenberg.
VRAAG 1: Geef bijzonderheden over uw loopbaan.
ANTWOORD: Gedurende 10 jaar waren mij bepaalde taken van de
Gestapo toevertrouwd. Van 1938 tot 1945 was ik ondergeschikt aan Amt IV, de
Gestapo van het RSHA in Berlijn. Ik was slechts ongeveer drie maanden in het RSHA in Berlijn zelf, dat wil zeggen, van maart tot juni 1944 De rest van de tijd was ik voornamelijk hoofd van provinciale afdelingen van de Gestapo.
VRAAG 2: Wat kunt u zeggen over Kaltenbrunner’s persoonlijkheid?
ANTWOORD: Uit eigen ervaring kan ik het volgende bevestigen: ik ken Beklaagde Kaltenbrunner persoonlijk. In zijn privé leven was hij onbesproken. Naar mijn mening was zijn benoeming van HSSPF tot hoofd van de SIPO en de SD te danken aan het feit dat Himmler in 1942, na de dood van zijn grootste rivaal Heydrich, geen man naast of onder zich duldde die zijn positie in gevaar kon brengen. Beklaagde Kaltenbrunner was voor Himmler ongetwijfeld de minst gevaarlijke man. Kaltenbrunner had niet de ambitie om invloed te krijgen door speciale daden om uiteindelijk Himmler opzij te schuiven. Er was in zijn geval geen sprake van honger naar macht. Het is onjuist hem ‘kleine Himmler’ te noemen.
VRAAG 3: Welke instelling had Kaltenbrunner met betrekking tot Amt IV (Gestapo)?
ANTWOORD: Ik ken geen bepaalde beperking van het gezag dat Kaltenbrunner had over de diverse afdelingen die onder het RSHA vielen. Aan de andere kant kan ik wel zeggen dat Müller, de chef van Amt IV vanwege zijn lange ervaring zelfstandig handelde en aan niemand, zelfs niet aan chefs van andere afdelingen van het RSHA, enig inzicht gaf in zijn taken en de methoden van zijn Amt IV. Hij genoot tenslotte directe bescherming van Himmler.
VRAAG 4: Hebt u ooit een bevel tot executie van Kaltenbrunner gezien?
ANTWOORD: Ik heb nooit een oorspronkelijk bevel –met andere woorden, iets met de hand geschreven- van Beklaagde Kaltenbrunner gezien. Ik weet heel goed dat onder bevelen voor preventieve hechtenis gestempelde of getypte handtekeningen stonden. Dat was een procedure die in Heydrich’s tijd werd ingevoerd.
VRAAG 5: Lagen bevelen tot executie in de hand van Kaltenbrunner of van Himmler? Wie was verantwoordelijk voor het opzetten en besturen van
concentratiekampen?
ANTWOORD: Ik weet dat bevelen tot executie in handen van Himmler lagen. Zover ik weet kon geen andere ambtenaar van het RSHA dergelijke bevelen geven zonder zijn toestemming. Ik weet verder dat
concentratiekampen werden bestuurd door een andere hoofdafdeling, namelijk het Wirtschafts und Verwaltungshauptamt (WVHA) waarvan Pohl het hoofd was. Concentratiekampen hadden met het RSHA niets te maken. Dit geldt voor de hele administratie, voeding, behandeling, kampregels enzovoorts. De inspecteur van de concentratiekampen was Glücks. Het officiële kanaal liep dus van Himmler via Pohl en Glücks naar de kampcommandant.
VRAAG 6: Heeft Kaltenbrunner ooit bevel gegeven dat een van de kampen moest worden ontruimd?
ANTWOORD: Het is mij niet bekend of Kaltenbrunner ooit bevelen heeft gegeven met betrekking tot de ontruiming van concentratiekampen.
VRAAG 7: Heeft Kaltenbrunner het bevel uitgegeven op grond waarvan alle Deense burgers met het Joodse geloof gearresteerd en naar het concentratiekamp Theresienstadt afgevoerd moesten worden?
ANTWOORD: Nee. De reden waarom ik deze vraag met stelligheid ontkennend kan beantwoorden is dat ik zelf, als lid van de Gestapo in september 1943 in Denemarken bij deze zaak betrokken was. Het hoofd van de SIPO en de SD had in september 1943 bevel gekregen alle Deense Joden te arresteren en naar Theresienstadt af te voeren. Ik vloog naar Berlijn om deze order te laten intrekken. Kort daarna kwam er een bevel van Himmler in Denemarken aan, op grond waarvan de anti-Joodse actie moest worden uitgevoerd. Kaltenbrunner gaf daarom dit bevel niet. Ik heb hem niet gesproken, in feite was hij niet eens in Berlijn.
Gelezen en in orde bevonden.
Neurenberg, 29 maart 1946; was getekend, Dr. Mildner.
Zie ook: Verklaring Dr. Mildner 2