GEN. RAGINSKY: U was een van de leiders van het Centraal Planbureau. Maakte het zoeken naar nieuwe bronnen van grondstoffen deel uit van uw programma?
SPEER: Ik begrijp de bedoeling van uw vraag niet.
GEN. RAGINSKY: Maakte het zoeken naar nieuwe bronnen van grondstoffen deel uit van het programma van het Centraal Planbureau?
SPEER: Nee, niet echt.
GEN. RAGINSKY: Goed. Ik zal voorlezen uit uw documentenboek. Wilt u alstublieft luisteren? Anders verliezen we teveel tijd met u. Dit is een order van 22 april 1942 en is getekend door Göring; die staat in uw documentenboek, deel I, op pagina 14 van de Russsiche tekst en pagina 17 van de Engelse. Er staat:
"Gezien het zeker stellen van de prioriteit van wapens, zoals bevolen door de Führer, en om aan alle eisen te voldoen die daardoor aan de totale economie tijdens de oorlog worden gesteld en om evenwicht aan te brengen tussen een gegarandeerde voedselvoorziening en grondstoffen en productiecapaciteit in de economie, geef ik bevel dat:
"In verband met het Vierjarenplan zal een Centraal Planbureau worden opgericht."
Verder staat er wie de leden van dat Centraal Planbureau waren. In het derde deel worden de taken van het Centraal Planbureau opgesomd. Ik zal dat voor het verslag voorlezen:
"Punt C. De distributie van bestaande grondstoffen, in het bijzonder ijzer en metalen, over de ondernemingen die ze nodig hebben.
"Punt B. De beslissing tot het opzetten van nieuwe productieeenheden of uitbreiding van bestaande fabrieken."
Dat staat in uw documentenboek.
SPEER: Nou, daar zit verschil in. Mij werd verteld "bronnen van grondstoffen"; ik begreep dat "bronnen van grondstoffen" bijvoorbeeld betekende ertsen of kolenlagen. Wat in deze alinea staat is "het opzetten van nieuwe methoden om grondstoffen te produceren," dat betekent het bouwen van een staalfabriek of een fabriek voor aluminium.
Ik heb zelf gezegd dat de vergroting van de voorraad grondstoffen voor de industrie belangrijk was en dat ik die taak overnam.
GEN. RAGINSKY: Ja natuurlijk, het is nogal moeilijk dat te ontkennen omdat het hier in dit document staat.
SPEER: Nee, het betekent alleen maar dat het technische termen zijn en het is mogelijk, omdat ze zijn terugvertaald naar het Duits, dat de betekenis verloren is gegaan. De bedoeling van die alinea is eigenlijk heel duidelijk en iedere kenner kan dat bevestigen. Het is dezelfde activiteit ......
GEN. RAGINSKY: Ik begrijp de bedoeling. Vertelt u ons, toen u ons de leden van het Centraal Planbureau noemde, was het gewoon toeval dat u Funk niet noemde als lid van die raad?
SPEER: Nee. In feite werkte Funk nauwelijks voor het Centraal Planbureau en daarom noemde ik hem niet. Hij werd pas officieel lid in september 1943 maar zelfs na die tijd nam hij aan slechts een of twee vergaderingen deel, zijn activiteiten waren dus minimaal.
GEN. RAGINSKY: Ik vroeg u niet naar zijn activiteiten; ik vroeg u of Funk lid was van het Centraal Planbureau?
SPEER: Ja, vanaf september 1943.
GEN. RAGINSKY: En het was puur toeval dat u hem niet noemde? Of had u een bepaalde bedoeling om hem niet te noemen?
SPEER: Ik noemde in feite slechts de drie leden die deel uitmaakten van het Centraal Planbureau vanaf het begin, vanaf de oprichting, want ik had het alleen over de oprichting van de raad. Dat verklaart de vergissing. Ik wilde de tijd van het Hof niet verknoeien met iets dat al algemeen bekend was.
GEN. RAGINSKY: Goed. U hebt hier volgehouden dat u slechts te maken had met bouwwerken in vredestijd en dat u, voor zover het uw benoeming op de post van Minister van Bewapening betrof, u die niet bijzonder gretig aanvaardde en dat u er zelfs uw bedenkingen over had. Denkt u daar nog steeds zo over?
SPEER: Kan de vraag herhaald worden?
GEN. RAGINSKY: Dat kan. U hebt hier vaak gezegd, in antwoord op vragen van uw raadsman dat u de post van Minister van Bewapening hebt aanvaard zonder dat bijzonder te willen en dat u daar uw twijfels over had; en u was nogal terughoudend bij het aanvaarden. Denkt u daar nog steeds zo over?
SPEER: Ja.
GEN. RAGINSKY: Ik ga u herinneren aan wat u hebt gezegd tegen vertegenwoordigers van de industrie in Rijnland-Westfalen. Herinnert u zich wat u toen tegen hen zei? Ik zal een alinea uit uw toespraak citerern. U zei:
"Ik heb in het voorjaar van 1942 niet lang geaarzeld en spoedig namen wij de ene eis van de Führer na de andere op ons om aan te voldoen en die werden vastgelegd in de vorm van programma's – programma's waarvan de realisering onpractisch werd gevonden of afhankelijk gesteld van onmogelijke voorwaarden door de diensten die er voorheen mee te maken hadden." (document Speer-2).
Hebt u dat gezegd?
SPEER: Ja, maar dat heeft met uw bewering niets te maken. De eisen die hier worden bedoeld zijn eisen voor een verhoging van de wapenproductie. Dat zijn de eisen die ik aanvaardde. Maar bovendien sprak het vanzelf dat ik mijn benoeming tot Minister van Bewapening onmiddelllijk en zonder terughoudendheid aanvaardde. Dat heb ik nooit ontkend. Ik heb alleen maar gezegd dat ik liever architect was dan minister van bewapening en dat mag begrijpelijk zijn.
GEN. RAGINSKY: En nu gaan we luisteren naar wat u tegen de Gauleiter zei tijdns uw toespraak in München:
"Ik gaf al mijn activitieten op, waaronder mijn werkelijke beroep van architect om mijzelf onvoorwaardelijk te wijden aan de oorlogstaak. De Führer verwacht dat van ons allen."(document 1435-PS).
Zegt u dat nu nog?
SPEER: Ja, ik meen dat dat in uw land ook de gewoonte was.
GEN. RAGINSKY: Ik vraag u niet naar mijn land. We hebben het nu over uw Staat. Ik vraag u of u nu voor het Tribunaal bevestigt wat u toen tegen de Gauleiter zei.
SPEER: Ja, ik wilde u dit alleen uitleggen omdat u blijkbaar niet beseft waarom iemand in tijd van oorlog de functie van Minister van Bewapening aanvaardt. Als de noodzaak daar is is dat vanzelfsprekend en ik begrijp niet waarom u dat niet beseft en mij dat wilt verwijten.
GEN. RAGINSKY: Ik besef het volkomen.
SPEER: Goed.
GEN. RAGINSKY: Toen u uw toespraak voor de Gauleiter hield dacht u natuurlijk niet dat u voor het Internationaal Militair Tribunaal verantwoording zou moeten afleggen voor de woorden die u toen sprak.
SPEER: Neemt u mij niet kwalijk; een moment graag. Ik moet iets zeggen in antwoord op uw vraag: Dat dit mijn standpunt is en dat ik dat volkomen juist vind blijkt uit het feit dat u dat hebt aangehaald uit mijn documentenboek, anders zou ik het niet in mijn documentenboek hebben opgenomen. Ik hoop dat u mij voldoende intelligent acht om in staat te zijn mijn documentenboek correct samen te stellen.
GEN. RAGINSKY: Maar deze documenten zijn ook in het bezit van de Aanklager. We zullen echter overgaan op een andere vraag.
In antwoord op vragen van uw raadsman getuigde u over de grondslagen en taken van uw Ministerie. In verband hiermee zou ik u enkele vragen willen stellen. Herinnert u zich de inhoud van uw artikel "Erhöhung der Produktion" dat gepubliceerd werd in Das Reich van 19 april 1942?
U krijgt zo direct aan afschrift van dat artikel.
Meneer de President, ik dien dit artikel in als bewijsstuk USSR-479.
(tot de beklaagde): ik zal u kort herinnerern aan wat u schreef over de grondslagen van uw Ministerie:
"Een ding zal echter noodzakelijk zijn en dat is energieke actie, waaronder de meest strenge straffen, in gevallen waarin overtredingen worden begaan die de belangen van de Staat schaden ....... Langdurige gevangenisstraffen of de doodstraf ..... De oorlog moet worden gewonnen."
Hebt u dat geschreven?
SPEER: Ja.
GEN. RAGINSKY: Nu ga ik u herinneren aan een ander artikel van u. U krijgt daar ook een afschrift van.
SPEER: Een moment. Mag ik u vragen de hele alinea te lezen. U hebt een paar zinnen uit het midden overgeslagen.
GEN. RAGINSKY: Ja, ja, ik heb iets overgeslagen maar daar ga ik u later een paar vragen over stellen.
SPEER: Maar die tonen aan voor welke overtredingen gevangenisstraffen en doodvonnissen werden geëist. Ik meen dat u de hele passage moet lezen anders gaat het verband verloren.
GEN. RAGINSKY: U kunt uw opmerkingen en uitleg betreffende deze vraag later maken. Luistert u ondertussen naar de vragen die ik u stel. Als u hierover uitleg wilt geven kunt u dat later doen.
De PRESIDENT: Nee, nee, Generaal Raginsky, het Tribunaal wenst zijn opmerkingen nu te horen.
GEN. RAGINSKY: Meneer de President, als beklaagde een uitleg wil geven betreffende dit artikel zal ik hem dat natuurlijk toestaan.
SPEER: De tekst die u hebt overgeslagen luidt als volgt:
"Op mijn voorstel gaf de Führer bevel dat die hoofden van fabrieken en werknemers en ook die ambtenaren en gezagsdragers die proberen materiaal of arbeidskrachten te verkrijgen door het geven van onjuiste informatie strenge gevangenisstraffen of de doodstraf zullen krijgen."
De redenen hiervoor waren als volgt: Toen ik in functie trad werden de eisen, gericht aan de centrale diensten verhoogd door de tussenliggende diensten die de eisen behandelden. Elk van die vele tussenliggende diensten voegde er iets voor zichzelf aan toe zodat de eisen die mij bereikten enorm hoog en onwerkelijk waren en de planning onmogelijk maakten. Vanwege deze toevoegingen bijvoorbeeld beliepen de verzoeken om koper die mij bereikten meer dan de hele wereldjaarproductie van koper. En om dat te voorkomen en de juiste informatie te verkrijgen vaardigde ik dat besluit uit om deze ambtenaren, gezagsdragers, hoofden van fabrieken en werknemers ervan te weerhouden onjuiste aantallen op te geven.
In mijn toespraak tot de Gauleiter sprak ik hierover en ik zei dat het resultaat van dit besluit zeker zou zijn dat niemand nog langer zou durven valse informatie aan de hogere instanties door te geven, en dat was het doel van dat besluit. Ik zei dat het nooit nodig zou zijn het besluit uit te voeren omdat ik niet geloofde dat die hoofden van fabrieken en werknemers en ook die ambtenaren en gezagsdragers, gezien dergelijke zware straffen genoeg brutaliteit zouden hebben om valse informatie te blijven verstrekken.
In feite werd er nooit een enkele straf opgelegd maar het gevolg van het besluit was dat de eisen die mij bereikten voor materiaal en arbeiders aanzienlijk in hoogte afnamen.
GEN. RAGINSKY: U hield vol dat uw verplichtingen en taken als minister alleen de productie betroffen. Heb ik u goed begrepen?
SPEER: Ja, bewapening en oorlogsproductie.
GEN. RAGINSKY: En de bevoorrading van de industrie met grondstoffen, viel dat niet onder uw taken?
SPEER: Nee, dat was mijn taak vanaf september 1943, toen ik de volledige productie overnam. Het is juist dat ik vanaf dat moment de leiding had over de totale productie, vanaf de grondstoffen tot het gereed product.
GEN. RAGINSKY: In het boek "Deutschland im Kampf" dat in november 1943 werd uitgegeven – dit boek wordt u nu gegeven, en ik dien dit document bij het Tribunaal in als bewijsstuk USSR-480 – staat:
"Op basis van het Führerbefehl van 2 september 1943, betreffende de concentratie van de oorlogseconomie en op basis van het decreet van de Reichsmarschall des Grossdeutschen Reiches en de Algemeen Gevolmachtigde voor het Vierjarenplan van 4 september 1943, zal Reichsminister Speer nu de volledige economische productie in oorlogstijd leiden in zijn hoedanigheid van Reichsminister für Rüstung und Munitionen. Uitsluitend hij is bevoegd en verantwoordelijk voor het leiden, sturen en toepassen van de industriële oorlogseconomie."
Is dat juist? Ik vraag u kort te antwoorden, is dat juist of niet?
SPEER: Dat is nogal amateuristisch uitgedrukt, want de term "industriële oorlogseconomie" dekt niet het hele concept van "bewapening en oorlogsproductie." Dit is niet opgesteld door een deskundige maar aan de andere kant komt het overeen met wat ik heb verklaard. Ik zei dat de oorlogsproductie de gehele productie omvatte.
GEN. RAGINSKY: Ja, maar na september 1943 was u niet alleen verantwoordelijk voor de oorlogsindustrie maar ook voor de hele oorlogseconomie en dat zijn twee verschillende dingen.
SPEER: Nee, dat is nou juist de fout. Er staat hier: "industriële oorlogseconomie" hetgeen iets betekent als productie, oorlogseconomie, of productie in handel en industrie, met die kwalificatie; en waar eerder staat "de hele economische productie in oorlogstijd" bedoelde de persoon die dit schreef ook de productie. Maar het concept .......
GEN. RAGINSKY: U hebt hier al genoemd dat u met het aanvaarden van de ministerspost in 1942, een omvangrijke en zware taak op u nam. Vetelt u ons alstublieft in het kort hoe de situatie was met betrekking tot strategische grondstoffen en in het bijzonder tot metaallegeringen die in de wapenindustrie worden gebruikt?
De PRESIDENT: Nou, Generaal Raginsky, is het echt nodig om op dergelijke details in te gaan? Is het niet duidelijk dat iemand die de leiding had over vele miljoenen arbeiders een omvangrijke taak had? Waar wilt u heen?
GEN. RAGINSKY: Meneer de President, dit is een inleidende vraag, hij leidt naar een andere vraag en voor zover die verband houdt .........
De PRESIDENT: Ja, maar wat is het uiteindelijke doel van uw verhoor? U zegt dat het ergens toe leidt. Waar leidt het heen?
GEN. RAGINSKY: Het doel is te bewijzen dat beklaagde Speer deel had aan de economische plundering en uitbuiting van bezette gebieden.
De PRESIDENT: Ja, vraagt u hem dat dan rechtstreeks.
GEN. RAGINSKY: Daar kom ik net aan toe.
(tot de beklaagde): Erkent u het feit dat u deel had aan de economische plundering van bezette gebieden?
SPEER: Ik had deel aan het economische gebruik van de bezette landen, ja; maar ik denk niet dat de term "plundering" erg duidelijk omschreven is. Ik weet niet wat er wordt bedoeld met het "plunderen van een bezet gebied"."
GEN. RAGINSKY: Om het tekort aan strategische grondstoffen aan te vullen, importeerde u geen metaallegeringen voor de oorlogsindustrie vanuit België, Frankrijk en andere bezette landen?
SPEER: Die importeerde ik natuurlijk niet zelf maar ik had er zeker op een of andere manier deel aan. Ik was er niet voor verantwoordelijk maar ik drong er zeker sterk op aan dat we uit die landen zoveel mogelijk metalen moesten verkrijgen.
GEN. RAGINSKY: Ik ben tevreden met uw antwoord en het Tribunaal zal haar conclusies trekken.
Herinnert u zich Hitler's decreet over de samentrekking van de oorlogseconomie, uitgevaardigd op 2 september? U zult direct een afschrift van dit decreet krijgen. Dit document wordt ingediend als bewijsstuk USSR-482. Ik ben niet van plan alles voor te lezen omdat het teveel tijd kost maar voor het verslag zou ik enkele alinea's van dit decreet willen voorlezen, dat als volgt begint:
"Gelet op de striktere mobilisatie en unanieme betrokkenheid van alle economische krachten die door de behoeften van de oorlog worden vereist, beveel ik het volgende:
Alinea 2:
"Het gezag van de Reichswirtschaftsminister op het terrein van grondstoffen en productie in industrie en handel zal worden overgedragen aan de Reichsminister für Rüstung und Munitionen. De Reichsminister für Rüstung und Munitionen zal, gezien de omvang van zijn taken voortaan Reichsminister für Waffen und Kriegsproduktion worden genoemd."
Kent u dit decreet?
SPEER: Ja, ik ken het.
GEN. RAGINSKY: Kunt u ons in verband met dit decreet kort en bondig vertellen hoe de taken tussen u en Funk waren verdeeld?
SPEER: Wel, de tekst toont dat aan. Ik had de leiding over de volledige productie, van grondstoffen tot gereed product en Funk had de leiding over alle algemene economische kwesties, voornamelijk die van financiële transacties, fondsen, handel, buitenlandse handel enzovoorts. Dit is echter geen uitgebreide, maar beknopte informatie.
GEN. RAGINSKY: Ik ben tevreden met uw antwoord. In verband met dit decreet, kreeg u volmachten voor het regelen van uitwisseling van goederen en goederenverkeer?
SPEER: Ik begrijp niet helemaal wat u bedoelt.
GEN. RAGINSKY: Goed, Om geen tijd te verliezen krijgt u een document, ondertekend door Funk en u, gedateerd 6 september 1943. Ik dien dit document bij het Tribunaal in als bewijsstuk USSR-483. Ik zal de eerste zin van de eerste alinea voorlezen:
"Voor zover bestaande wetten de bevoegdheden van de Reichswirtschaftsminister bepalen voor het regelen van het goederenverkeer, zal deze bevoegdheid voor de duur van de oorlog worden uitgeoefend door de Reichsminister für Waffen und Kriegsproduktion."
In dit opzicht was uw rol in de oorlogsinspanning van Duitsland, uw rol als hoofd van de Duitse oorlogseconomie voor de duur van de oorlog veel groter dan wat u hier voor het Tribunaal hebt beschreven, is dat niet zo?
SPEER: Nee, ik heb de toestand niet anders proberen te schetsen en ik heb gezegd dat tijdens de oorlog de Minister van Bewapening de belangrijkste positie in het hele Reich bekleedde; en dat iedereen voor hem werkte. Ik geloof niet dat ik een nog duidelijker beeld van mijn taak kon schetsen. Deze kwestie van goederenverkeer is van zeer ondergeschikt belang. Ik kan zelfs niet eens zeggen wat er hier wordt bedoeld met goederenverkeer. Het is een technische term die ik helemaal niet begrijp.
GEN. RAGINSKY: Ja, maar dit document is door u ondertekend en nu weet u niet precies wat ermee wordt bedoeld. U ondertekende dat samen met Funk?
SPEER: Natuurlijk.
GEN. RAGINSKY: Vertelt u ons, hoe werd het contact onderhouden tussen uw Ministerie en het DAF en bestonden er contacten tussen die twee organisaties?
SPEER: Er was een verbindingsman tussen het DAF en mij, net als bij alle belangrijke diensten in het Reich.
GEN. RAGINSKY: Kunt u de naam van de man noemen?
SPEER: Dat was mijn getuige Hupfauer, die later hoofd van de centrale dienst onder mij werd.
GEN. RAGINSKY: U getuigde dat een aantal bedrijven, belangrijke bedrijven als de textielindustrie, verwerking van aluminium en hout en dergelijke, niet vermeld moesten worden op de lijst van bedrijven die onderdeel vormden van de oorlogseconomie. Heb ik u goed begrepen? Hebt u dat gezegd?
SPEER: Nee, dat is een vergissing. Dat moet verkeerd vertaald zijn.
GEN. RAGINSKY: Hoe moet ik het dan wel begrijpen?
SPEER: Ik denk dat er hier twee fouten in de vertaling zitten. Op de eerste plaats heb ik het in mijn getuigenis niet over oorlogseconomie gehad, maar ik heb de term bewapening gebruikt. Ik zei dat deze term ook textielbedrijven en hout- en leerbewerkingsbedrijven omvat. Maar bewapening en oorlogseconomie zijn twee totaal verschillende termen.
GEN. RAGINSKY: En de textielindustrie valt geheel buiten het begrip bewapening?
SPEER: Ik zei dat diverse textiefabrieken deel uitmaakten van de bewapeningsindustrie hoewel zij geen wapens produceerden in de strikte zin van het woord.
GEN. RAGINSKY: Maakte de textielindustrie geen parachutes voor de Luftwaffe?
SPEER: Ja, maar als u de Conventie van Genève voor krijgsgevangenen nakijkt dan ziet u dat het niet verboden is – voor krijgsgevangenen verboden is die te maken. Ik heb de tekst hier, ik kan hem u voorlezen.
GEN. RAGINSKY: En u wilt ons echt laten geloven dat kruit kan worden gemaakt zonder cellulose en dat u om die reden de begrippen oorlogsindustrie en oorlogsproductie inperkt?
SPEER: Nee, u hebt me volkomen verkeerd begrepen. Ik wilde het begrip "bewapening" zo breed mogelijk maken om te bewijzen dat deze moderne opvatting van bewapeningsindustrie heel iets anders is dan de industrie die wapens produceert in de zin van de Geneefse Conventie.
GEN. RAGINSKY: Goed. U had het over uw bezwaren tegen het gebruik van buitenlandse arbeiders en uw redenen voor die bezwaren werden aangegeven door Schmelter in zijn getuigenis. Hij stond aan het hoofd van de Arbeidsvoorziening in uw Ministerie. Deze getuigenis is door uw raadsman ingediend; ik zal slechts een alinea voorlezen en wilt u alstublieft bevestigen of het juist is of niet:
"Voor zover hij" – Speer – "herhaaldelijk tegen ons zei dat de inzet van buitenlandse arbeiders grote problemen voor het Reich zou veroorzaken met betrekking tot de voedselvoorziening voor deze arbeiders ..... "
Waren dat de redenen voor uw bezwaar?
SPEER: De vertaling moet hier verkeerd zijn. Ik weet precies hoe de tekst luidt en wat de strekking van die verklaring is. De strekking is volkomen juist. De kwestie was deze: wanneer we nieuwe arbeiders naar Duitsland zouden halen dan moesten we allereerst het minimum aantal calorieën, noodzakelijk om een mens te voeden, aan hen ter beschikking stellen. Maar de Duitse arbeiders die nog in Duitsland werkten moesten dat aantal in elk geval ook krijgen. Daarom werd op voeding bespaard als ik Duitse arbeiders in Duitsland tewerk stelde en het aantal extra calorieën voor personen die zwaar werk deden of lange uren maakten kon weer worden verhoogd. Dat was de strekking van Schmelter's verklaring.
GEN. RAGINSKY: Beklaagde Speer, u hebt het directe antwoord op mijn vraag ontweken.
SPEER: Ik zal graag .....
GEN. RAGINSKY: U gaat nu in op bijzonderheden die mij niet interesseren. Ik vroeg u of ik die passage uit de getuigenis van Schmelter goed begrepen heb of niet.
SPEER: Nee, die is verkeerd vertaald. Ik zou de oorspronkelijke Duitse tekst willen zien.
GEN. RAGINSKY: Het origineel zit in uw documentenboek en dat kunt u lezen. Ik ga naar de volgende vraag.
SPEER: Ja, maar het is noodzakelijk het mij nu te tonen. Tijdens het verhoor door de Russische Aanklager hoef ik mijn documentenboek niet mee te nemen.
De PRESIDENT: U moet hem het document geven, als u het heeft.
GEN. RAGINSKY: Meneer de President, dit document zit in het documentenboek dat door de verdedigend raadsman is ingediend. Het Tribunaal heeft het origineel; ik heb alleen de Russische vertaling. Schmelter's verklaring is gisteren bij het Tribunaal ingediend.
De PRESIDENT: Hebt u het, Dr. Flächsner?
Dr. FLÄCHSNER: Ja.
(het document wordt aan beklaagde overhandigd.)
De PRESIDENT: Dank u.
SPEER: Op welke pagina ongeveer?
GEN. RAGINSKY: Het staat op pagina 129 van de Russische vertaling,, het antwoord op vraag 13, de laatste alinea.
SPEER: Ja, de Duitse tekst luidt:
"Voor zover hij" – Speer – "herhaaldelijk tegen ons zei dat de inzet van buitenlandse arbeiders grote problemen in de productie zou veroorzaken en het zou betekenen dat het Reich aanvullende voeding zou moeten verstrekken." (document Speer-38)
Ik heb dat uitgelegd. Ik heb de reden ervoor uitgelegd; ik denk, wanneer u niet overtuigsd bent, dat mijn uitleg ook later in die verklaring wordt genoemd.
GEN. RAGINSKY: Uw plaatsvervanger, Schieber antwoordde op de vraag of Speer wist dat de arbeiders die hij van Sauckel eiste uit bezette gebieden werden gehaald:
"Nou, dat was het grote twistpunt. We zeiden altijd dat Sauckel alleen maar partizanen zou creëren wanneer hij arbeiders tegen hun wil naar Duitsland zou halen."(document Speer-37).
In verband hiermee zeg ik u dat u niet alleen wist dat de mensen die in uw fabrieken werkten slaven waren, maar dat u ook wist van de methoden die Sauckel toepaste. Bevestigt u dat?
SPEER: Ik wist dat sommige arbeiders tegen hun wil naar Duitsland werden gehaald. Dat heb ik al gezegd. Ik heb ook gezegd dat ik de gevolgen van deze gedwongen werving verkeerd vond en rampzalig voor de productie in de bezette gebieden. Dat is een herhaling van mijn getuigenis.
GEN. RAGINSKY: Het is zinloos uw getuigenis te herhalen. Vertelt u mij, stond u er niet op dat Sauckel u onder dwang aangeworven arbeiders leverde bovenop de eisen die u al had gesteld? Ik herinner u aan uw brief aan Sauckel, dat zal de procedure versnellen. Op 6 januri 1944 schreef u aan Sauckel:
"Beste partijkameraad Sauckel, ik vraag u, in overeenstemming met uw belofte aan de Führer, mij deze arbeiders toe te wijzen zodat de bevelen die door de Führer aan mij zijn gegeven, op tijd kunnen worden uitgevoerd. Bovendien bestaat er onmiddellijk behoefte aan 70.000 arbeiders voor de
Organisation Todt om de tijdslimiet te halen die door de Führer in zijn Führerbefehl 51 voor de Atlantikwall is gesteld; de behoefte aan deze mankracht was al 6 maanden geleden aangegeven maar daar is tot nu toe nog niets mee gedaan."(document Speer-11)
Hebt u die brief geschreven? Geeft u dat toe?
SPEER: Ja, en ik geef zelfs toe dat ik deze brief heb opgenomen in mijn documentenboek en om de volgende reden: De vergadering waar Hitler bevel gaf dat er 1 miljoen arbeiders uit Frankrijk naar Duitsland moesten worden gehaald, vond plaats op 4 januar 1944. Dezelfde dag zei ik tegen Generaal Studt, mijn vertegenwoordiger in Frankrijk, dat de behoeften van de Sperrwerke in Frankrijk voorrang moesten krijgen op de behoeften van Duitsland. Twee dagen later vertelde ik Sauckel, in de brief die u nu in handen heeft, dat ik voor de fabrieken in Frankrijk 800.000 arbeiders nodig had en dat bovendien aan de behoefte aan arbeiders voor de Atlantikwall nog niet volledig was voldaan; dat deze mankracht dus eerst moest worden geleverd, voordat die 1 miljoen arbeiders naar Duitsland zouden worden gestuurd. Ik heb gisteren al gezegd dat vanwege deze twee brieven het programma dat door Hitler was bevolen tot stilstand kwam en dat het de bedoeling was de militaire commandant, die deze brief ook kreeg, te informeren dat de arbeiders allereerst in Frankrijk moesten worden ingezet; die informatie was voor de militaire commandant heel belangrijk.
GEN. RAGINSKY: Beklaagde Speer, wist u dat in de fabrieken waarover u de leiding had, enkele van de dwangarbeiders veroordeelden waren die hun gevangenisstraf al hadden uitgezeten? Wist u dat?
SPEER: Tijdens mijn dienstperiode wist ik dat niet; ik ben het hier uit een document te weten gekomen.
GEN. RAGINSKY: U beweert dat u het niet wist?
SPEER: Ik weet wat u bedoelt; het wordt genoemd in de brief van Schieber van 4 mei 1944, die zich in mijn documentenboek bevindt, maar ik kan me onmogelijk alle details herinneren.
GEN. RAGINSKY: U kunt het zich niet herinneren maar Schieber schreef u er op 4 mei 1944 over, in een aparte brief aan u persoonlijk gericht en u kan het onmogelijk hebben geweten? Het feit dat deze brief in uw documentenboek zit verandert niets aan de situatie.
SPEER: Op basis van deze brief schreef ik toen aan Himmler over de arbeiders die hun gevangenisstraf hadden uitgezeten. Ik kan die brief op ieder moment overleggen, ik heb hem weggelaten om het documentenboek niet al te uitgebreid te maken. Deze brief toont aan dat ik Himmler vroeg deze arbeiders, die hun straf hadden uitgezeten, vrij te laten. Himmler's standpunt was dat deze arbeiders in gevangenschap zouden blijven.
GEN. RAGINSKY: Herinnert u zich de brief van het
OKW van 8 juil 1943, met als onderwerp arbeiders voor de mijnbouw? Herinnert u zich die brief en de inhoud?
SPEER: Nee.
GEN. RAGINSKY: Dan zal ik u eraan herinneren.
Dit document werd bij het Tribunaal ingediend als bewijsstruk USA-455 en is hier verscheidene malen aangehaald. Ik meen daarom dat het niet nodig is alles voor het verslag voor te lezen maar ik zal er enkele belangrijke punten uit voorlezen:
Het Führerbefehl om 300.000 Russische krijgsgevangenen toe te wijzen aan de mijnbouw wordt in deze brief genoemd. Herinnert u zich dat bevel?
SPEER: Dat zou ik graag willen zien.
GEN. RAGINSKY: U krijgt de mogelijkherid het in te zien. In alinea 2 van dit document wordt gesteld:
"Alle krijgsgevangenen die na 5 juli 1943 in het Oosten worden gemaakt moeten naar kampen van het
OKW worden overgebracht en van daaruit, hetzij direct, hetzij door onderhandelingen door andere arbeidsinstanties, overgedragen worden aan de Algemeen Gevolmachtigde für den Arbeitseinsatz voor tewerkstelling in de kolennmijnen."
In alinea 4 van dit document wordt gesteld dat:
"Alle mannen tussen 16 en 55 jaar die tijdens gevechten tegen guerillas gevangen worden genomen in de operatiegebieden van de Oostelijke Commissariaten, het Generaalgouvernement en de Balkan, zullen in het vervolg als krijgsgevangenen worden beschouwd. Het zelfde geldt voor mannen in de pas veroverde gebieden in het Oosten.. Zij moeten naar krijgsgevangenenkampen worden gestuurd en van daar uit ingezet voor werk in het Reich."
Deze brief werd ook aan u gezonden en daarom wist u welke methoden er werden toegepast om aan arbeiders voor uw kolenmijnen te komen. Geeft u dat toe?
SPEER: Nee, dat geef ik niet toe.
GEN. RAGINSKY: Prima.
SPEER: Ik weet niet of u bedoelt dat gevangenen die in de operatiegebieden werden gemaakt tijdens de gevechten tegen partisanen naar de mijnen moesten worden gestuurd. Ik meende destijds dat ze tijdens de strijd gevangen werden genomen – en een partisaan die in de strijd gevangen wordt genomen is natuurlijk een krijgsgevangene. Hier wordt de bewering gedaan dat in het bijzonder de gevangenen die in de partisanengebieden werden gemaakt, niet als krijgsgevangenen werden behandeld. Maar dit document lijkt het tegendeel te bewijzen. Het toont aan dat gevangenen die in de partisanengebieden werden gemaakt als krijgsgevangenen werden behandeld.
GEN. RAGINSKY: Ik ben zeker niet geïnteresseerd in uw opmerkingen over dit document. Ik vroeg u of u wist op welke manier en met welke methoden u aan arbeiders voor uw kolenmijnen kwam en u antwoordde dat u ontkende er iets van te weten; dat beantwoordt mijn vraag betreffende dit document wel. We gaan verder met het volgende document.
Op 4 januri 1944 nam u deel aan een bijeenkomst op Hitler's hoofdkwartier waar de kwestie van de inzet van mankracht voor 1944 werd besproken. U stelde dat u nog eens 1.3 miljoen arbeiders nodig zou hebben. Tijdens deze bijeenkomst werd besloten dat Sauckel niet minder dan 4 miljoen arbeiders uit bezette gebieden zou leveren en dat Himmler hem zou helpen dat aantal te halen. De notulen van deze bijeenkomst, ondertekend door Lammers, vermelden dat de beslissing van alle deelnemers aan deze bijeenkomst unaniem was. Erkent u dat u, als deelnemer aan deze bijeenkomst en als Reichsminister tot diegenen behoorde die verantwoordelijk zijn voor de gedwongen deportatie van enkele miljoenen arbeiders naar Duitsland?
SPEER: Maar dat programma werd op geen enkele manier uitgevoerd. Dit programma in het bijzonder werd niet uitgevoerd.
GEN. RAGINSKY: Beklaagde Speer, als u mijn vragen niet beantwoordt, zullen we teveel tijd verliezen.
De PRESIDENT: Maar generaal Raginsky, vanaf het begin van de getuigenis van deze beklaagde, zoals ik het begrijp, heeft hij toegegeven dat hij weet dat krijgsgevangenen en andere arbeiders onder dwang naar Duitsland werden gestuurd, tegen hun wil. Dat heeft hij nooit ontkend.
GEN. RAGINSKY: Ja, Meneer de President, hij heeft het toegegeven. Maar de vraag is nu of hij persoonlijk verantwoordelijk is voor de beslissing die tijdens die bijeenkomst, die hij op 4 januari bijwoonde, werd genomen. Daar heeft hij niet op geantwoord en daarom vraag ik het hem nogmaals.
(tot de beklaagde): Ik zal mijn vraag herhalen. Ik vraag u niet of Sauckel dit programma ook werkelijk uitvoerde. Ik vraag u of u op 4 januari deel had aan een beslissing, genomen op het hoofdkwartier van Hitler dat Sauckel, met hulp van Himmler 4 miljoen mensen in dwangarbeid zou afvoeren. U had deel aan die beslissing, niet waar? Het blijkt duidelijk uit de notulen dat die beslissing unaniem was. Aanvaardt u nu, op basis daarvan, de verantwoordelijkheid voor die beslissing?
SPEER: Voor zover het mijn werkterrein en mijn verantwoordelijkheid daarin betreft neem ik aan dat Tribunaal de mate van mijn verantwoordelijkheid zal vaststellen. Dat kan ik niet zelf.
GEN. RAGINSKY: Ik ga u nu een uittreksel voorlezen uit een document dat bij het Tribunaal is ingediend als bewijsstuk USA-184. Dit document vermeldt een beslissing van Sauckel dat het oproepen en werven van twee jaargangen – 1926 en 1927 – in alle pas bezette gebieden in het Oosten moet plaatsvinden. Dit document vermeldt ook dat de "Reichsminister für Rüstung und Munitionen deze order heeft goedgekeurd," en het document eindigt met de volgende zin:
"Oproepen en werven moeten worden versneld, met de grootst mogelijke energie ter hand worden genomen en alle passende maatrgelen moeten worden genomen."
Herinnert u zich deze order?
SPEER: Ik lees hier het document; het is juist.
GEN. RAGINSKY: We gaan nu naar de volgende vraag. U zei hiet dat u ernstige kritiek had op de mensen in Hitler's omgeving. Wilt u alstublieft de namen noemen van de personen waar u kritiek op had?
SPEER: Nee, die zal ik niet noemen.
GEN. RAGINSKY: U noemt deze personen niet omdat u op niemand kritiek had, moet ik u zo begrijpen?
SPEER: Ik had wel degelijk kritiek op hen maar ik vind het niet correct ze hier te noemen.
GEN. RAGINSKY: Goed, ik zal niet aandringen op een antwoord op deze vraag.
U had verschillen van mening met Hitler. Vetelt u ons, ontstonden die nadat u zich ervan overtuigd had dat Duitsland de oorlog had verloren?
SPEER: Ik heb op dat punt gisteren duidelijke uitspraken gedaan.
GEN. RAGINSKY: U heeft hier uitgebreid gesproken over uw tegenstand tegen de verwoesting van fabrieken in de westelijke sector van het Reich, voorafgaand aan de terugtocht van de Duitse strijdkrachten. Maar deed u dat niet alleen omdat u rekende op een herovering van die gebieden in de nabije toekomst maar ook omdat u die fabrieken voor uw eigen doeleinden wilde behouden?
SPEER: Nee, dat was de reden niet. Ik heb gisteren tot in bijzonderheden uitgelegd dat het diende als mijn uitvlucht om de verwoestingen te voorkomen. Als u bijvoorbeeld kijkt naar mijn memorandum betreffende de brandstofsituatie dan is het duidelijk dat ik een herbezetting voor onmogelijk hield en ik geloof niet dat een enkele militaire leider in 1944 een herbezetting van Frankrijk, België en Nederland voor mogelijk hield. Dat geldt natuurlijk ook voor de gebieden in het Oosten.
GEN. RAGINSKY: Ik geloof dat het beter is wanneer we naar het document verwijzen. Dat is de juiste manier van doen en het spaart tijd. Het is een ontwerp van een telex die u voorbereidde voor de Gauleiter Birckel, Wagner en anderen.
Ik lees pagina 56 van uw documentenboek voor:
"De Führer heeft verklaard dat hij in op korte termijn een herbezetting van de gebieden die nu voor ons verloren zijn gegaan, tot stand kan brengen, omdat bij voortzetting van de oorlog de westelijke gebieden van groot belang zijn voor de bewapening en de oorlogsproductie."
Wat u in uw getuigenis verklaarde is heel iets anders dan wat u aan de Gauleiter schreef.
SPEER: Nee, mijn raadsman heeft dat gisteren allemaal geciteerd en uitgelegd. Ik zou het document nogmaals willen zien. Ik weet niet of het nodig is deze hele uitleg te herhalen; die heb ik gisteren gegeven en duurde ongeveer 10 minuten. Mijn uitleg van gisteren wordt geloofd of niet.
GEN. RAGINSKY: Ik wil niet dat u herhaalt wat u gisteren zei; als u mij geen antwoord wilt geven, ga ik naar de volgende vraag.
De PRESIDENT: Generaal Raginsky, als u hem een vraag stelt die gisteren ook al werd gesteld, moet hij u hetzelfde antwoord geven als hij een consequent antwoord wil geven.
GEN. RAGINSKY: Meneer de President, ik denk niet dat het nodig is, de vraag van gisteren te herhalen. Het zou alleen maar tijd verknoeien zijn. Als hij niet naar waarheid wil antwoorden, zal ik overgaan op de volgende vraag.
De PRESIDENT: De beklaagde zegt: "Ik heb de vraag gisteren wel degelijk naar waarheid beantwoord, maar als u wilt dat ik dat herhaal zal ik dat doen maar het zal me 10 minuten kosten om het te doen." Dat heeft hij gezegd en het is een volkomen correct antwoord.
GEN. RAGINSKY: Ik geef er de voorkeur aan naar de volgende vraag te gaan.
(tot de beklaagde): Vertelt u ons waarom u die telex over de verwoesting van fabrieken naar de Gauleiter stuurde.
SPEER: Die werd niet alleen aan de Gauleiter gezonden; die werd zowel aan mijn vertegenwoordigers als aan de Gauleiter gezonden. De Gauleiter moesten worden ingelicht omdat zij op eigen initiatief bevel konden hebben gegeven tot verwoesting maar omdat zij niet aan mij ondergeschikt waren maar aan Bormann moest ik hen die telex sturen die ik voor Bormann had opgesteld met het verzoek hem door te sturen aan de Gauleiter.
GEN. RAGINSKY: U verklaarde dat de aanhangers van Hitler's tactiek van verschroeide aarde Ley, Goebbels en Bormann waren. Hoe zit het met degenen die nu nog in leven zijn, zij die nu op de beklaagdentribune zitten. Steunde een van hen Hitler in dit beleid?
SPEER: Zover ik mij herinner was niemand op de tribune voorstander van de tactiek van verschroeide aarde. In tegendeel, Funk bijvoorbeeld was een van degenen die er fel op tegen was.
GEN. RAGINSKY: Voorstanders van dit beleid waren mensen die nu dood zijn?
SPEER: Ja en zij pleegden waarschijnlijk zelfmoord omdat zij dit beleid steunden en nog andere dingen deden.
GEN. RAGINSKY: Uw raadsman heeft bij het Tribunaal diverse brieven ingediend, gericht aan Hitler en gedateerd maart 1945. Vertelt u eens, verloor Hitler na die brieven ontvangen te hebben, het vertrouwen in u?
SPEER: Ik heb gisteren al gezegd dat er een ernstig meningsverschil ontstond na deze brieven en dat Hitler wilde dat ik met verlof ging, permanent verlof; hij wilde mij in feite ontslaan. Maar ik wilde niet vertrekken.
GEN. RAGINSKY: Dat heb ik al eerder gehoord. Maar niettemin belastte Hitler u op 30 maart 1945 met de leiding over de totale vernietiging van de hele industrie.
SPEER: Ja, dat wil zeggen ik had de bevoegdheid voor het al of niet vernietigen van de hele industrie in Duitsland tot 19 maart 1945. Daarna werd mij, in een Führerbefehl dat hier ook is ingediend, de macht ontnomen die verwoestingen uit te voeren, maar op grond van het Führerbefehl van 30 maart 1945, dat ik opstelde, kreeg ik die bevoegdheid weer terug. Het belangrijkste punt echter is – ik heb ook de bevelen overlegd die ik op grond van deze bevoegdheid uitvaardigde – dat ik iedere verwoesting verbood en daarmee was mijn doel bereikt. Niet het Führerbefehl, maar de woordkeus van mijn uitvoeringsbevel was beslissend. Dat bevel zit ook tussen de documenten.
GEN. RAGINSKY: Ondanks het feit dat Hitler dergelijke brieven van u kreeg, beschouwde hij u niet als een van zijn tegenstanders?
SPEER: Hitler zei tijdens het gesprek dat ik destijds met hem had dat hij om redenen van binnenlandse zowel als buitenlandse politiek niet buiten mijn diensten kon. Dat was zijn uitleg. Ik geloof dat zijn vertrouwen in mij toen al geschaad was omdat hij in zijn testament iemand anders als mijn opvolger benoemde.
GEN. RAGINSKY: En de laatste vraag. In april 1945 schreef u, in de radiostudio in Hamburg, een toespraak die u wilde houden wanneer Berlijn zou vallen. In die toespraak, die niet werd gehouden, bepleitte u de Weerwolf organisatie te verbieden. Vertelt u ons, wie had de leiding over de Weerwolven?
SPEER: Reichsleiter Bormann had de leiding over de Weerwolven.
GEN. RAGINSKY: En behalve Bormann, wie anders?
SPEER: Nee, alleen Bormann, zover ik weet – ik ben er niet helemaal zeker van – de Weerwolf organisatie stond onder Bormann.
GEN. RAGINSKY: Natuurlijk, wanneer Bormann nog in leven zou zijn, zou u gezegd hebben dat Himmler de leider van die organisatie was. Ik verwachtte geen ander antwoord van u.
Ik heb geen vragen meer voor beklaagde.
De PRESIDENT: Dr. Servatius, wilde u nog iets vragen naar aanleiding van dit verhoor?
Dr. SERVATIUS: Ik heb maar een paar vragen naar aanleiding van het verhoor.
Beklaagde, u verklaarde dat na luchtaanvallen de bij fabrieken onstane tekorten door u aan het DAF of aan Sauckel werden gemeld. Dat is juist, niet waar?
SPEER: Nee, niet helemaal in die vorm. Mij werd gevraagd of ik zo af en toe rapporten over dergelijke situaties ontving. Ik zei ja. Ik gaf ze door aan Sauckel of aan het DAF omdat dat de bevoegde autoriteiten waren.
Dr. SERVATIUS: Wat bevatten deze rapporten die aan Sauckel werden gestuurd?
SPEER: Voor zover ik me herinner zei ik tijdens het verhoor dat ik me niet precies herinner dergelijke rapporten ontvangen te hebben. In elk geval was het een theoretische vraag: wat had ik gedaan als ik ze ontvangen had? Ik dacht dat die rapporten mij ook hadden bereikt maar ik kan me de juiste inhoud niet meer herinneren.
Dr. SERVATIUS: Wat moest Sauckel doen?
SPEER: Tegen luchtaanvallen kon Sauckel ook niets doen.
Dr. SERVATIUS: Als u die rapporten naar hem toestuurde betekende dat dan dat hij hulp moest bieden?
SPEER: Ja, of dat hij, als bevoegde autoriteit over nauwkeurige informatie beschikte op zijn werkterrein, zelfs als hij niet kon helpen.
Dr. SERVATIUS: Zijn terrein was het werven van mankracht.
SPEER: Nee, ook arbeidsomstandigheden.
Dr. SERVATIUS: Werkomstandigheden konden alleen maar worden verbeterd door de levering van materialen, van voedsel enzovoorts.
SPEER: Natuurlijk, maar de Algemeen Gevolmachtigde für den Arbeitseinsatz was in laatste instantie verantwoordelijk voor de werkomstandigheden. Dat blijkt duidelijk uit het decreet dat Göring ondertekende. Het was natuurlijk ook de taak van andere instanties om goede arbeidsomstandigheden te scheppen; dat is heel duidelijk.
Dr. SERVATIUS: Maar tenslotte was het geen kwestie van het uitvaardigen van een besluit maar van het geven van daadwerkelijke hulp.
SPEER: Practische hulp na luchtaanvallen werd niet door de centrale instantie gegeven; dat was onmogelijk omdat de transport- en telefoonlijnen meestal waren verbroken. Hulp werd gegeven door de plaatselijke autoriteiten.
Dr. SERVATIUS: Met andere woorden, Sauckel kon niets doen?
SPEER: Persoonlijk niet, nee maar zijn plaatselijke bureau's namen deel aan de hulpverlening.
Dr. SERVATIUS: Maar hij moest zich voor wat voor materiaal dan ook tot u wenden omdat alles in beslag was genomen voor de bewapeningsindustrie.
SPEER: Wat bouwmateriaal betrof kon hij dat alleen maar van mij krijgen en in feite ontving hij daar grote hoeveelheden van. Ik moet eraan toevoegen dat Sauckel die niet zelf ontving maar over het algemeen, als ik me goed herinner, het DAF omdat het DAF de feitelijke zorg voor de kampen had.
Dr. SERVATIUS: Welke waren de verantwoordelijke diensten? Was uw dienst niet degene die de zorg voor de fabrieken had?
SPEER: Niet in de zin zoals u bedoelt. U wilt me laten antwoorden dat ik verantwoordelijk was voor de arbeidsomstandigheden.
De PRESIDENT: Dr. Servatius, het Tribunaal is van mening dat we dit allemaal al eerder met beklaagde hebben behandeld.
Dr. SERVATIUS: Meneer de President, ik meen dat deze kwestie nog niet behandeld is. Gisteren werd de interne organisatie besproken. Er bestond een tweede aantal diensten dat de zorg voor de fabrieken had, namelijk de Bewapeningscommissie en de Dienst Inspectie Bewapening; en er stond voor Speer nog een derde mogelijkjheid open contact te hebben met de bedrijven via de "Rijksingenieurs voor Bedrijfsproductiviteit" (oorspronkelijke tekst: ...... Reich Labor Efficiency engineers, Duitse term niet bekend. Vert.). In dit verband wil ik hem nog een vraag stellen.
SPEER: Ik zal het u graag uitleggen.
Dr. SERVATIUS: Vormde die ingenieursorganisatie uw enige mogelijkheid om de arbeidsomstandigheden in de bedrijven te verbeteren en had u er direct toezicht op?
SPEER: Ik moet de taken van deze ingenieurs voor u definiëren; het was een taak op het gebied van werktuigbouw, dat blijkt uit de omschrijving.
Dr. SERVATIUS: Het was beperkt tot die taak?
SPEER: Ja.
Dr. SERVATIUS: Dan heb ik verder geen vragen.
Dr. FLÄCHSNER: Meneer de President, ik heb slechts twee vragen naar aanleiding van het verhoor. Een van de vragen is deze: Meneer Speer, ik verwijs nog eens naar het antwoord dat u Justice Jackson gaf op het einde van zijn verhoor en om dat antwoord te verduidelijken zou ik u dit willen vragen: In het aanvaarden van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, wilde u een aantoonbare schuld erkennen of medeverantwoordelijkheid onder het strafrecht of wilde u voor de geschiedenis en voor uw eigen volk de historische verantwoording afleggen?
SPEER: Die vraag is erg moeilijk te beantwoorden; feitelijk zal het Tribunaal dat in haar vonnis moeten bepalen. Ik wilde alleen maar zeggen dat zelfs binnen een autoritair systeem de leiders een gezamenlijke verantwoordelijkheid moeten aanvaarden en dat het voor hen onmogelijk is die gezamenlijke verantwoordelijkheid na een ramp te ontlopen, want als de oorlog zou zijn gewonnen zouden de leiders waarschijnlijk ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben opgeëist. Maar in hoeverre dat ethisch of binnen de wet strafbaar is kan ik niet beoordelen en het was ook mijn bedoeling niet dat te beoordelen.
Dr. FLÄCHSNER: Dank u. Ten tweede, de Amerikaanse Aanklager heeft u een aantal documenten getoond die voor het merendeel, ik geloof zelfs geheel, betrekking hebben op de toestanden die bij de firma Krupp heersten. U zei zelf dat u niets wist over die omstandigheden. Heb ik u goed begrepen?
SPEER: Ik was niet genoeg op de hoogte van bijzonderheden om deze documenten afzonderlijk te kunnen beoordelen.
Dr. FLÄCHSNER: Ik heb geen vragen meer, Meneer de President. Ik wil mij echter het recht voorbehouden in verband met deze verklaringen, die bewijsmateriaal tegen mijn cliënt vormen – de situatie is mij feitelijk niet helemaal duidelijk – te beslissen of het nodig is de persoon die deze verklaringen heeft opgesteld te verhoren. Dat betreur ik maar ik zal het wellicht moeten doen. Ik wist van tevoren niet dat deze documenten hier zouden worden gepresenteerd.
Dan, Meneer de President, heb ik nog 5 minuten nodig om mijn bewijsvoering af te ronden.
De PRESIDENT: Ja, Dr. Flächsner, betreffende deze verklaringen, als u een getuige wilt verhoren moet u dat schriftelijk aanvragen en dat moet u direct doen. Ik meen er goed aan te doen door te zeggen dat er nog maar twee beklaagden moeten worden gehoord en tenzij de aanvraag spoedig binnenkomt, het niet mogelijk zal zijn de getuigen tijdig op te sporen of voor te geleiden. U zegt nu dat u in 5 minuten klaar zult zijn?
Dr. FLACHSNER: Ja.
De PRESIDENT: Ik meen dat u het nu wel kunt afronden. Maar, Dr. Flächsner, het Tribunaal wenst enkele vragen aan beklaagde te stellen.
Mr. BIDDLE (namens het Tribunaal): Beklaagde, u had het over het niet inzetten van westerse krijgsgevangenen in de oorlogsindustrie en de productie van munitie, herinert u zich dat?
SPEER: Ja.
Mr. BIDDLE: Bestonden er daarvoor regelingen?
SPEER: Ja.
Mr. BIDDLE: Er bestonden regelingen voor?
SPEER: Ja, voor zover ik weet maar mijn kennis hoeft niet volledig te zijn. Ik herinner me alleen gesprekken met Keitel over inzet in individuele gevallen en die weigerde Keitel. Anders wist ik er niets van.
Mr. BIDDLE: U hebt nooit een regeling gezien die dat onderscheid maakte, niet waar?
SPEER: Nee.
Mr. BIDDLE: En wat betreft burgers uit niet bezette landen, die werden meen ik in de oorlogsindustrie ingezet, niet waar?
SPEER: Buitenlandse arbeiders werden ingezet zonder rekening te houden met een of andere overeenkomst.
Mr. BIDDLE: Dat is net wat ik wilde weten.
Nu, u hebt gezegd dat de
concentratiekampen een slechte naam hadden. Dat waren denk ik uw woorden, een slechte naam niet waar?
SPEER: Ja.
Mr. BIDDLE: Wat bedoelde u met de term "slechte naam"? Wat voor naam, waarvoor?
SPEER: Dat is moeilijk te zeggen. Het is - was in Duitsland bekend dat een verblijf in een concentratiekamp een onplezierige zaak was. Dat wist ik ook maar niet tot in bijzonderheden.
Mr. BIDDLE: Welnu, zelfs als u geen bijzonderheden wist, is onplezierig niet een beetje te zacht uitgedrukt? Was de reputatie niet dat er geweld en lijfstraffen in de kampen werden toegepast?
Was dat niet de naam die u bedoelde? Is het eerlijk om het zo te zeggen?
SPEER: Nee, dat gaat iets te ver op basis van wat wij wisten. Ik nam aan dat in individuele gevallen de behandeling slecht was maar ik nam niet aan dat het regel was. Dat wist ik niet.
Mr. BIDDLE: Wist u niet dat er geweld of lijfstraffen werden gebruikt om de regels te handhaven wanneer de geïnterneerden die niet gehoorzaamden?
SPEER: Nee, in die vorm wist ik het niet. Ik moet zeggen dat ik gedurende mijn zittingsperiode als Minister, hoe vreemd dat ook klinkt, minder bezorgd was over het lot van gevangenen in
concentratiekampen dan ik eerder was omdat ik uit officiële bronnen alleen maar gunstige en geruststellende rapporten kreeg over concentratiekampen. Er werd gezegd dat de voedseltoestand verbeterd werd enzovoorts.
Mr. BIDDLE: Nog maar een vraag. Ik was geïnteresseerd in wat u aan het einde zei over alle leiders die verantwoordelijk waren voor bepaalde algemene principes, bepaalde grootse zaken. Kunt u enkele van die zaken noemen? Wat bedoelde u? Welke principes? Bedoelde u de voortzetting van de oorlog bijvoorbeeld?
SPEER: Ik meen bijvoorbeeld dat het beginnen van de oorlog of het einde van de oorlog zulke basisprincipes zijn. Ik meen .....
Mr. BIDDLE: U beschouwt het beginnen van de oorlog en het einde van de oorlog als basisprincipe waarvoor de leiders verantwoordelijk waren?
SPEER: Ja.
Mr. BIDDLE: Dank u.
De PRESIDENT: De beklaagde kan naar de tribune terugkeren.
zie ook:
Verhoor Speer 1,
Verhoor Speer 2,
Slotverklaring Speer,
Vonnis Speer.