Dr. FLÄCHSNER: Meneer Speer, wilt u het Tribunaal vertellen welke factoren u verhinderden uw plan uit te voeren?
SPEER: Ik ben hoogst onwillig om de bijzonderheden te beschrijven want er is altijd iets afschrikwekkends aan dergelijke kwesties. Ik doe het alleen maar omdat het de wens van het Tribunaal is.
Dr. FLÄCHSNER: Gaat u alstublieft verder.
SPEER: In die dagen had Hitler na de Lagebesprechung vaak gesprekken in zijn bunker met Ley, Goebbels en Bormann die bijzonder dicht bij hem stonden omdat zij zijn radicale acties steunden en eraan meewerkten. Na de 20ste juli kwamen zelfs Hitler's allernaaste medewerkers de bunker niet in voordat hun zakken en tassen door de SS waren onderzocht op explosieven. Als architect kende ik deze bunker grondig. Hij had een luchtverversingsinstallatie, net zo een als in deze rechtszaal is geplaatst.
Het zou niet moeilijk zijn het gas in de ventilator van de luchtverversingsinstallatie, die in de tuin van de Reichskanzlei stond, te laten stromen. Dat gas zou zich dan zeker binnen een heel korte tijd door de hele bunker verspreiden. Daarom liet ik midden februari 1945 Stahl bij mij komen, de chef van mijn hoofdafdeling "Munitie," met wie ik een bijzonder nauwe band had omdat ik nauw met hem had samengewerkt tijdens de voorbereidingen voor de verwoestingen. Ik vertelde hem openlijk over mijn bedoelingen, zoals zijn getuigenis aantoont. Ik vroeg hem mij dit nieuwe gifgas te bezorgen uit de productie van munitie. Hij deed navraag bij een van zijn medewerkers, Oberstleutnant Stoika van het Heereswaffenamt hoe aan dit gas te komen; het bleek dat dit nieuwe gas alleen werkzaam was wanneer het tot ontploffing gebracht werd omdat daardoor de hoge temperatuur kon worden bereikt die nodig was voor de vorming van het gas. Ik weet niet of ik nu te diep op bijzonderheden in ga.
Een explosie was echter niet mogelijk omdat deze verversingsinstallatie was gemaakt van dunne platen zink die aan stukken zouden worden geblazen door de explosie. Daarop voerde ik vanaf midden maart 1945 overleg met Hanschel, het hoofd onderhoud van de Reichskanzlei. Door dit overleg kon ik er voor zorgen dat de anti-gasfilters niet voortdurend zouden zijn ingeschakeld. Op die manier zou ik het normale soort gas hebben kunnen gebruiken. Natuurlijk had Hanschel geen idee van de bedoeling van het overleg dat ik met hem had. Toen de tijd daar was, inspecteerde ik met Hanschel het ventilatiekanaal in de tuin van de kanselarij en daar ontdekte ik dat op persoonlijk bevel van Hitler deze ventilator kort geleden in een vier meter hoge schoorsteen was geplaatst. Dat kan nu nog worden nagegaan. Vanwege dat was het niet langer mogelijk mijn plan uit te voeren.
Dr. FLÄCHSNER: Ik kom nu toe aan een andere kwestie, Meneer Speer. U hebt de verklaringen van de getuigen Riecke en Milch in deze rechtszaal gehoord en zij hebben al getuigd over uw activiteiten na het midden van februari 1945; uw activiteiten om de voedselpositie veilig te stellen. Wat hebt u zelf te zeggen over uw activiteiten in die richting?
SPEER: Ik kan in het kort zeggen dat de extra voedselvoorziening die ik uiteindelijk op gang bracht, destijds geregeld werd met het doel de omschakeling van oorlog naar vrede. Dit ging ten koste van de wapenproductie waarvan ik persoonlijk de vertegenwoordiger was. Het enorme aantal maatregelen dat we invoerden zou veel te groot zijn om hier te behandelen. Al die decreten zijn nog beschikbaar. Het was, in tegenstelling tot het officiële beleid een kwestie van regelen dat kort voor hun bezetting, de grote steden met voldoende voedsel zouden worden bevoorraad en dat iedere maatregel moest worden genomen, ondanks de rampzalige transportproblemen, om de oogst van 1945 veilig te stellen door de zaden op tijd te verzenden wat toen een groot probleem was. Zouden de zaden een paar weken te laat zijn aangekomen dan zou de oogst uitzonderlijk slecht geworden zijn. Deze maatregelen hadden natuurlijk een direct nadelig effect op de wapenproductie dat niet gemeten kan worden. Maar hoe dan ook, de wapenfabrieken konden alleen met hun reserves de productie op peil houden tot half maart, daarna was er geen noemenswaardige productie van wapens meer. Dit was te wijten aan het feit dat we maar 20 tot 30 % van de transportcapaciteit ter beschikking hadden, die ook nog noodzakelijk maakte dat voedseltransport voorrang kreeg op wapens. Daarom was er praktisch gezien geen sprake van transport van wapens.
Dr. FLÄCHSNER: Was het mogelijk op grote schaal dergelijke maatregelen te nemen, die duidelijk in tegenstrijd waren met het officiële oorlogsbeleid van "Widerstand bis zum Ende"? Waren er eigenlijk wel mensen die bereid waren dergelijke maatregelen zoals u die voorstelde goed te keuren en in praktijk te brengen?
SPEER: Al die maatregelen waren niet zo moeilijk; en ze waren ook niet zo gevaarlijk als men misschien zou denken want in die dagen – na januari 1945 - kon in Duitsland iedere redelijke maatregel worden genomen, tegen het officiële beleid in. Iedere verstandige man verwelkomde dergelijke maatregelen en was tevreden wanneer iemand anders er de verantwoording voor wilde nemen. Al die gesprekken vonden plaats binnen een grote kring deskundigen. Elk van de deelnemers kende de betekenis van die orders zonder dat het ooit hardop werd gezegd. In die dagen had ik ook nauwe contacten met betrekking tot andere gelijksoortige maatregelen met de staatssecreataris van de Ministeries van Transport, van Voedsel, van Propaganda en later zelfs met de staatssecretaris van de Partijkanselarij, Bormann zelf dus. Dat waren allemaal oude partijleden en ondanks dat deden ze hun plicht jegens het land destijds anders dan de manier waarop veel kopstukken in de Partij het deden. Ik hield ze – ondanks Hitler's verbod – voortdurend op de hoogte van de ontwikkelingen in de militaire situatie en op die manier was er veel dat we konden doen om de krankzinnige orders van die dagen te ontduiken.
Dr. FLÄCHSNER: In welke sectoren zag u een gevaar voor het merendeel van de Duitse bevolking bij voortzetting van de oorlog?
SPEER: Tegen midden maart kwamen de vijandelijke troepen weer in beweging. Het was toen meer dan duidelijk dat die gebieden die nog niet waren bezet zeer spoedig bezet zouden worden. Dat omvatte de gebieden in Pools Opper-Silezië en andere buiten de grenzen van het Altreich. De bevolen verwoesting van alle bruggen tijdens de terugtocht was in feite het grootste gevaar want een brug die door de genie is opgeblazen is veel moeilijker te herstellen dan een brug die door een luchtaanval is verwoest. Een voorgenomen verwoesting van bruggen komt neer op de verwoesting van het hele dagelijks leven van een moderne staat.
Bovendien begonnen vanaf eind januari radicale elementen in de Partij de verwoesting van de industrie te eisen en Hitler was ook van mening dat dit zou moeten gebeuren. In februari 1945 stopte ik daarom de productie en levering van zogenaamde industriële explosieven. De bedoeling ervan was dat de voorraden explosieven in mijnen en in privé bezit uitgeput zouden raken. Zoals een van mijn getuigen heeft verklaard werden deze orders ook werkelijk uitgevoerd. Half maart probeerden Guderian en ik nogmaals om de voorgenomen verwoesting van bruggen tegen te houden of tenminste tot een minimum te beperken. Een daartoe strekkende order werd aan Hitler overhandigd die hem resoluut afwees, in tegendeel, hij eiste verscherpte orders voor de verwoesting van bruggen. Tegelijkertijd liet hij op 18 maart 1945 acht officieren executeren omdat ze verzuimd hadden hun plicht te doen bij het opblazen van een brug. Hij meldde deze gebeurtenis in een Wehrmachtbericht zodat het als voorbeeld zou dienen voor andere gevallen. Het was dus uiterst moeilijk om orders voor het opblazen van bruggen niet op te volgen.
Ondanks het nog steeds geldende verbod stuurde ik op 18 maart 1945 een nieuw memorandum aan Hitler, de inhoud ervan was zeer duidelijk en ik liet hem geen mogelijkheid voor verdere excuses voor de maatregelen die hij van plan was te nemen. Het memorandum werd onder de aandacht van veel van zijn medewerkers gebracht.
Dr. FLÄCHSNER: Het Tribunaal zal uittreksels uit dat memorandum kunnen vinden op pagina 69 van de Engelse tekst van het documentenboek, bewijsstuk Speer-23.
Wilt u alstublieft verder gaan?
SPEER: Ik zal iets meer uit dat memorandum citeren, op pagina 69, Meneer de President:
"De vijandelijke luchtmacht heeft zich verder op de transportfaciliteiten geconcentreerd. Doelmatig vervoer is daardoor aanzienlijk afgenomen..... Binnen 4 tot 8 acht weken moet de uiteindelijke ineenstorting van de Duitse economie dan ook met zekerheid worden verwacht........ Na die ineenstorting kan de oorlog zelfs militair niet worden voortgezet..... Wij aan het hoofd hebben de plicht de natie te helpen in de moeilijke tijden die te verwachten zijn. In dit verband moeten wij nuchter en zonder acht te slaan op ons lot ons afvragen hoe dit zelfs in een verdere toekomst kan worden gedaan. Als de tegenstander de natie en haar middelen van bestaan wil vernietigen dan moet hij dat zelf doen. Wij moeten er alles aan doen om zelfs misschien op de meest primitieve manier een basis voor het voortbestaan van de natie tot op het laatst te handhaven."
Dan volgen er enkele van mijn eisen en ik zal ze kort samenvatten. Ik citeer:
"Er moet worden gegarandeerd dat wanneer de strijd zich verder over het grondgebied van het Reich uitbreidt, niemand het recht heeft om fabrieken, kolenmijnen, krachtcentrales en andere fabrieken, evenals transportfaciliteiten, binnenlandse scheepvaartroutes en dergelijke te vernietigen. Het opblazen van bruggen in de mate zoals die is voorbereid zou betekenen dat de infrastructuur nog grondiger wordt verwoest dan door de luchtaanvallen van de laatste jaren al is gebeurd. De vernietiging daarvan betekent het wegnemen van iedere verdere mogelijkheid op voortbestaan van de Duitse natie."
Dan zal ik in het kort het slot van het memorandum aanhalen:
"Wij hebben in deze fase van de strijd niet het recht van onze kant verwoestingen uit te voeren die het leven van de bevolking aantasten. Als de vijanden deze natie, die met uitzonderlijke moed heeft gestreden, wensen te vernietigen dan zal deze historische schande uitsluitend op hen rusten. Wij hebben de plicht onze natie alle mogelijkheden te laten die in een verdere toekomst een wederopbouw veilig zouden kunnen stellen."
Dit drukte duidelijk genoeg iets uit wat Hitler in elk geval moest weten omdat men niet veel economisch inzicht hoeft te hebben om te zich te realiseren wat de gevolgen van een dergelijke vernietiging voor de toekomst van onze natie zou betekenen.
Bij de overhandiging van dit memorandum kende Hitler de inhoud al want ik had die al met enkele van zijn medewerkers besproken. Daarom zijn zijn verklaringen kenmerkend voor zijn houding ten opzichte van deze principiële kwestie.
Ik zou de ernstige beschuldigingen die ik hier heb geüit door te zeggen dat hij Duitsland met zich in de afgrond wilde storten niet hebben gedaan als ik zijn desbetreffende verklaringen in de brief van 29 maart 1945 niet had bevestigd.
De PRESIDENT: Bedoelt u mei of maart?
SPEER: Maart 1945, Meneer de President.
Dr. FLÄCHSNER: Meneer de President, u kunt dit document vinden op pagina 75 van de Engelse tekst van het documentenboek en dat is pagina 72 van de Franse tekst. Ik dien het in als bewijsstuk 24. Het is Speer's brief aan Hitler van 29 maart 1945.
Wilt u alsublieft verder gaan?
De PRESIDENT: Moet u die brief niet voorlezen?
Dr. FLÄCHSNER: De beklaagde wenst hem zelf voor te lezen. Wilt u hem voorlezen?
SPEER: Ik citeer:
"Toen ik op 18 maart mijn brief aan u overhandigde had ik de vaste overtuiging dat ik de conclusies die ik had getrokken uit de huidige situatie voor het handhaven van onze nationale kracht uw onvoorwaardelijke instemming zouden krijgen, omdat uzelf eens hebt bepaald dat het de taak van de regering was de natie voor een dramatisch einde te behoeden als de oorlog verloren zou worden."
"Gedurende de avond deed u echter uitspraken tegen mij waarvan de strekking was, tenzij ik u verkeerd begrepen heb: Als de oorlog zou worden verloren, zou de natie ook ten onder gaan. Dit feit is onvermijdelijk. Er bestaat geen noodzaak rekening te houden met de basis die het volk nodig zou hebben het meest primitieve bestaan voort te zetten. In tegendeel, het zou beter zijn deze dingen zelf te vernietigen omdat deze natie zal hebben bewezen de zwakste te zijn en de toekomst behoort uitsluitend aan de sterkere natie in het oosten. Bovendien zouden degenen die na de strijd achterblijven slechts de minderwaardigen zijn want de goeden zijn gedood."
Ik citeer verder:
"Na deze woorden was ik diep geschokt en toen ik de volgende dag het "Nerobefehl" las en kort daarna de strikte order tot evacuatie zag ik hierin de eerste stap op weg naar het realiseren van deze bedoelingen.......
Dr. FLÄCHSNER: Meneer de President, mag ik in dit verband indienen een document als een document van Speer, de order tot vernietiging (het Nerobefehl, Vert.) van Hitler, gedateerd 19 maart 1945, dat het Tribunaal kan terugvinden op pagina 73 van de Franse en pagina 76 van de Engelse tekst van het documentenboek.
Ik dien ook bij het Tribunaal in het uitvoeringsbevel voor het verkeer en het communicatiesysteem dat u kunt vinden op pagina 78 van de Engelse en pagina 75 van de Franse tekst. Die worden bewijsstuk Speer-26.
Dan dien ik in de order voor verwoesting en evacuatie van Bormann, gedateerd 23 maart 1945 dat staat op pagina 102 van mijn documentenboek. Het laatstgenoemde document heeft het nummer bewijsstuk Speer-27.
Meneer Speer wilt u, omdat deze orders technische termen bevatten, de inhoud kort samenvatten voor het Tribunaal?
De PRESIDENT: U zei dat het laatste op pagina 102 van het tweede deel staat. In mijn deel staat daar een document van Generaal Guderian van 15 december 1944.
Dr. FLÄCHSNER: Meneer de President, ik vraag excuus, ik heb een vergissing gemaakt. Het is niet pagina 102, het zijn de paginas 93 en 94. Ik vraag excuus. Ik heb het document vandaag pas ontvangen.
Meneer Speer, wilt u deze orders kort verklaren?
SPEER: Ik kan ze heel kort samenvatten. Ze gaven bevel aan de Gauleiter om alle industriële installaties, alle belangrijke krachtstations, water- en gaswerken en zo en ook alle winkels voor voedingswaren en kleding te vernietigen. Mijn gezag was mij met dit bevel uitdrukkelijk ontnomen en al mijn orders voor het behoud van de industrie waren ingetrokken. De militaire autoriteiten hadden bevel gegeven dat alle bruggen moesten worden vernield, en bovendien alle spoorweginstalaties, postsystemen, verbindingssystemen van de Duitse spoorwegen, ook de waterwegen, alle schepen, goederenwagons en alle locomotieven. Het doel was, zoals in een van de besluiten staat vermeld, het scheppen van een verkeerswoestijn.
Het decreet van Bormann hield in de hele bevolking naar het centrum van het Reich te halen, zowel vanuit het Westen als het Oosten en daaronder moesten ook de buitenlandse arbeiders en de krijgsgevangenen vallen. Deze miljoenen mensen moesten te voet op weg worden gestuurd. Er waren geen voorzieningen getroffen voor hun bestaan en die konden gezien de situatie, ook niet worden getroffen.
De uitvoering van deze orders alleen al zou in een onvoorstelbare hongersnood zijn geëindigd. Voeg hieraan toe dat er op 19 maart 1945 een strikte order van Hitler uitging naar alle legergroepen en naar alle Gauleiter dat de strijd moest worden gevoerd zonder rekening te houden met onze eigen bevolking.
Met de uitvoering van deze orders zou Hitler's belofte van 18 maart gestand worden gedaan, namelijk: "Er is geen noodzaak rekening te houden met de basis die het volk nodig zou hebben het meest primitieve bestaan voort te zetten. In tegendeel, het zou beter zijn deze dingen zelf te vernietigen....." Gezien de discipline die in Duitsland heerste in verband met ieder bevel, ongeacht de inhoud, was het te verwachten dat deze orders ook zouden worden uitgevoerd. Deze orders waren ook van toepassing op die gebieden die tot het Grossdeutsches Reich hadden behoord.
Gedurende reizen in de meest bedreigde gebieden en door middel van gespekken met mijn medewerkers probeerde ik nu heel openlijk de uitvoering van deze orders te voorkomen. Ik gaf bevel dat de explosieven die nog in het Roergebied beschikbaar waren in de mijnen moesten worden gegooid en dat de voorraden explosieven op bouwplaatsen verborgen moesten worden.
We deelden machinegeweren uit aan de meest belangrijke fabrieken zodat zij zich tegen vernietiging konden verweren. Ik weet dat dit alles wat overdreven klinkt maar de situatie van toen was zodanig dat wanneer een Gaulleiter het had aangedurfd, de kolenmijnen in het Roergebied te betreden en er een enkel machinegeweer aanwezig zou zijn, hij beschoten zou zijn.
Ik probeerde de plaatselijke legercommandanten te overtuigen van de onzin van de taak die hen was opgedragen om bruggen op te blazen en verder slaagde ik er in gesprekken met de plaatselijke autoriteiten in de meeste van de bevolen evacuaties te voorkomen. In dit verband komt de staatssecretaris van de Partijkanselarij Klopper, de eer toe dat hij de orders tot evacuatie die aan de Gauleiter zouden worden gestuurd een tijd lang achter heeft gehouden.
Toen ik van deze reis terugkwam werd ik onmiddellijk bij Hitler geroepen. Dat was op 29 maart 1945. Ik had opzettelijk zijn orders zo vaak openlijk tegengewerkt en ik had de verloren oorlog met zoveel van zijn Gauleiter besproken dat mijn ongehoorzaamheid hem wel bekend moest zijn geworden. Er zijn getuigen uit die periode beschikbaar die weten dat het dat is wat ik wilde bereiken.
Ik wilde hem niet achter zijn rug bedriegen. Ik wilde hem het alternatief voorleggen. Na het begin van het gesprek zei hij dat hij rapporten had gekregen van Bormann dat ik de oorlog als verloren beschouwde en ondanks zijn verbod er openlijk over had gesproken. Hij eiste dat ik een verklaring zou afleggen dat ik de oorlog niet als verloren beschouwde en ik antwoordde: "De oorlog is verloren." Hij gaf me 24 uur bedenktijd en het was gedurende die 24 uur dat de brief werd geschreven waaruit een uittreksel is geciteerd en die in zijn geheel bij het Tribunaal is ingediend.
Na deze bedenktijd was ik van plan hem die brief te geven als mijn antwoord. Maar hij weigerde hem aan te nemen. Daarop zei ik tegen hem dat hij in de toekomst op mij kon rekenen en op die manier was ik in staat hem ertoe te bewegen mij nogmaals de uitvoering van het vernietigingswerk in handen te geven.
Dr. FLÄCHSNER: Mag ik in dit verband Hitler's bevel van 30 maart 1945 indienen, het Tribunaal kan dat vinden op pagina 83 van de Engelse en pagina 79 van de Franse tekst in het documentenboek. Dat wordt bewijsstuk nummer 28.
Wat deed u toen op grond van deze nieuwe order die u kreeg?
SPEER: Ik liet de tekst opstellen en dat gaf me de gelegenheid om de vernietiging die bevolen was te omzeilen. Ik vaardigde direct een bevel uit waarin ik al mijn orders voor de bescherming van de industrie weer geldig maakte. In dit verband overlegde ik deze nieuwe order niet ter goedkeuring aan Hitler hoewel hij die voorwaarde duidelijk in die order had gesteld.
Tegen de belofte in die ik hem had gedaan, namelijk dat ik onvoorwaardelijk achter hem zou staan, ging ik de volgende dag al weg om Seyss-Inquart op te zoeken, die daarover hier heeft getuigd, en twee andere Gauleiter om hen ook te vertellen dat de oorlog verloren was en om de gevolgen met hen te bespreken.
Bij die gelegenheid vond ik Seyss-Inquart vol van begrip. Zowel mijn decreet ter voorkoming van vernietiging als mijn gesprekken druisten in tegen de belofte die ik Hitler op 29 maart had gedaan. Ik beschouwde dit als mijn natuurlijke plicht.
Dr. FLÄCHSNER: Ik dien als bewijsstuk Speer-29 de instructie in die Speer op 30 maart uitgaf voor de uitvoering van de order die al is genoemd. In het Franse en Duitse documentenboek staat dat op pagina 81 en in het Engelse op pagina 85.
SPEER: Ondanks dat waren de orders voor de vernietiging van bruggen nog steeds van kracht en overal in Duitsland, Oostenrijk, Polen en elders kunt u de gevolgen nu nog zien. Ik maakte vele reizen naar het front en had vele gesprekken met de commandanten van de frontlijn troepen. Misschien heeft dat op een of andere manier verlichting gebracht. Uiteindelijk slaagde ik er op 3 april 1945 in, de commandant van het Korps Verbindingen met een nieuwe order over te halen om tenminste de vernietiging van het telefoon- telegraaf en spoorwegstelsel en de radioverbindingen te verbieden.
Tenslotte vaardigde ik op 5 april 6
OKW orders uit onder de naam van Generaal Winter, die in deze rechtszaal getuige is geweest. Deze orders hadden tot doel de belangrijke railverbindingen te behouden. De order bestaat nog steeds. Ik vaardigde deze orders uit via mijn commandokanalen en de kanalen van de Reichsbahn en gezien de enorme stroom van orders destijds zouden zulke orders, waarvoor ik de bevoegdheid niet had ze te geven, tenminste verwarring tot gevolg hebben.
Dr. FLÄCHSNER: Meneer Speer, een aantal pogingen van uw kant om de oorlog te bekorten zijn aan de pers bekend geworden. Kunt u voor het Hof alstublieft de situatie beschrijven waarop in de pers werd gezinspeeld?
SPEER: Ik wil niet teveel tijd besteden aan dingen die mislukten. Ik probeerde herhaaldelijk Himmler en anderen uit de regering te zetten en hen te dwingen rekenschap af te leggen van hun daden. Om dat en andere plannen uit te voeren voegden acht frontofficieren, allen hoog gedecoreerd, zich bij mij. De staatssecretaris van het Ministerie van Proganda maakte het mij op 9 april mogelijk kort op de Duitse radio te spreken. Alle voorbereidingen waren getroffen maar op het laatste moment hoorde Goebbels ervan en eiste dat Hitler de tekst van mijn toespraak zou goedkeuren. Ik legde een sterk gewijzigde tekst aan hem voor. Maar hij verbood zelfs die sterk gewijzigde tekst.
Op 21 april 1945 had ik de mogelijk om ten eerste een toespraak op te nemen bij de zender in Hamburg. Die moest worden uitgezonden als instructie voor de laatste fase. De opnametechnici eisten echter dat de toespraak pas na Hitler's dood moest worden uitgezonden; dat zou hen namelijk ontslaan van hun eed van trouw aan hem.
Verder stond ik in contact met de stafchef van een legergroep in het Westen, Heeresgruppe Vistula. We waren het er over eens dat er geen
slag om Berlijn zou moeten plaatsvinden en dat, in tegenspraak met hun orders, de legers Berlijn links zouden laten liggen. Om te beginnen werd deze order niet uitgevoerd; maar later werden diverse personen met speciale volmachten van Hitler Berlijn uitgestuurd en die slaagden erin enkele divisies Berlijn binnen te loodsen. Aan de oorspronkelijke bedoeling echter dat hele legers Berlijn binnen zouden trekken werd dus geen gevolg gegeven. De stafchef met wie ik deze gesprekken voerde was Generaal Kinzler.
Dr. FLÄCHSNER: Waren deze pogingen begin april en later nog van enig nut?
SPEER: Ja, wij verwachtten dat de oorlog langer zou duren want Churchill had destijds ook al voorspeld dat er pas eind juli 1945 een einde aan de oorlog zou komen.
Dr. FLÄCHSNER: U hebt hier beschreven hoeveel u gedaan heeft om fabrieken en andere economisch belangrijke installaties te behouden. Handelde u ook namens de buitenlandse arbeiders?
SPEER: De industriële sector was mijn verantwoording. Ik achtte het daarom mijn plicht om in de eerste plaats mijn sector onbeschadigd over te dragen. Toch waren enkele pogingen van mij ook in het belang van buitenlandse arbeiders in Duitsland. Op de eerste plaats waren deze buitenlandse arbeiders en krijgsgevangenen, vanwege de maatregelen die ik had genomen om de voedselvoorziening veilig te stellen heel duidelijk ook gebaat bij mijn werk gedurende die laatste fase.
Ten tweede, tijdens plaatselijke gesprekken ter voorkoming van de vernietiging, in tegenspraak met de bevelen tot evacuatie die van de Partij waren ontvangen, gaf ik de buitenlandse arbeiders en krijgsgevangenen de mogelijkheid te blijven waar zij waren. Dergelijke gesprekken vonden op 18 maart in het district rond de Saar plaats en op 28 maart in het Roergebied. Begin maart deed ik het voorstel dat er 500.000 buitenlanders vanuit het Reich gerepatriëerd moesten worden naar de gebieden die we nog in handen hadden, de Nederlanders dus naar Nederland, de Tsjechen naar Tsjechoslowakije. De Reichsbahn weigerde echter de verantwoordelijkheid voor deze transporten op zich te nemen omdat het spoorwegnet al zo beschadigd was dat de uitvoering van dit plan niet langer mogelijk was. Tenslotte, in zowel de toespraak die ik 9 april had willen houden op de Duitse radio en de voorgenomen toespraak in Hamburg wees ik op de plichten die wij in deze laatste fase hadden ten opzichte van de buitenlandse arbeiders, de krijgsgevangenen en de gevangenen uit de
concentratiekampen.
Dr. FLÄCHSNER: Meneer de President, mag ik in dit verband uw aandacht vestigen op pagina 88 van de Engelse tekst; dat is pagina 84 van de Franse en ik dien dit in als bewijsstuk Speer-30.
Meneer Speer, u hebt ons beschreven hoezeer u tijdens de laatste fase van de oorlog tegen Hitler en zijn beleid was. Waarom trad u niet af?
SPEER: Ik had bij drie gelegenheden de kans om af te treden; een keer in april 1944 toen mijn bevoegdheden aanzienlijk waren beperkt; de tweede keer in september 1944 toen Bormann en Goebbels zich voor mijn aftreden verklaarden en de derde keer op 29 maart 1945 toen Hitler zelf eiste dat ik met permanent verlof ging, dat stond gelijk met aftreden. Ik heb al deze mogelijkheden niet benut omdat ik vanaf juli 1944 vond dat het mijn plicht was op mijn post te blijven.
Dr. FLÄCHSNER: Er is hier in deze rechtszaal getuigd over het feit dat de laatste fase van de oorlog, dat wil zeggen vanaf januar1945 gerechtvaardigd was gezien vanuit het oogpunt dat de natie moest worden behoed voor onnodige offers. Was u die zelfde mening toegedaan?
SPEER: Nee. Er werd gezegd dat militaire bescherming tegen het Oosten nodig zou zijn geweest om vluchtelingen te beschermen. In werkelijkheid werd tot midden april 1945 het grootste deel van onze laatste reserves aan tanks en munitie ingezet voor de strijd in het Westen. Het tactische principe verschilde dus van dat wat het geweest had moeten zijn als de strijd zou zijn gevoerd met de doelen die hier zijn genoemd. De verwoesting van de bruggen in het Westen en de bevelen tot vernietiging van de basis voor het voortbestaan van onze natie tonen het tegendeel aan. De offers die aan beide zijden vanaf januari 1945 werden gebracht waren zinloos. De doden van deze periode zijn de aanklagers van de man die verantwoordelijk is voor de voortzetting van die strijd,
Adolf Hitler. Hetzelfde geldt voor de verwoeste steden die in deze laatste fase enorme culturele waarden moesten verliezen en waar ontelbare woningen werden verwoest. Veel van de moeilijkheden waar de Duitse natie vandaag de dag mee te kampen heeft zijn te wijten aan de meedogenloze vernietiging van bruggen, transportfaciliteiten, vrachtwagens, locomotieven en schepen. Het Duitse volk bleef tot het einde trouw aan
Adolf Hitler. Hij verried hen opzettelijk. Hij wilde hen definitief mee de afgrond in sleuren. Pas na 1 mei 1945 probeerde Dönitz verstandig op te treden maar toen was het al te laat.
Dr. FLÄCHSNER: Ik heb een laatste vraag.
Was het voor u mogelijk om uw acties tijdens de laatste fase van de oorlog in overeenstemming te brengen met uw eed en uw opvatting van trouw jegens Adolf Hitler?
SPEER: Er is maar een loyaliteit die iedereen altijd moet behouden en dat is de trouw aan het eigen volk. Die plicht gaat voor alles. Als ik mij in een leidende positie bevind en ik zie dat er op een dergelijke manier tegen de belangen van de staat wordt gehandeld, dan moet ik ook handelen. Dat Hitler zijn trouw aan de natie had gebroken moet aan ieder verstandig lid van zijn kring duidelijk zijn geweest, zeker op het laatst in januari of februari 1945. Deze missie was eens door het volk aan Hitler gegeven, hij had het recht niet het lot van het volk samen met zijn eigen lot te vergokken. Daarom vervulde ik mijn natuurlijke plicht als Duitser. Ik ben niet overal in geslaagd maar vandaag ben ik verheugd dat ik door mijn werk in staat ben geweest nog een dienst te bewijzen aan de arbeiders in Duitsland en in de bezette gebieden.
Dr. FLÄCHSNER: Meneer de President, ik ben nu aan het einde gekomen van mijn verhoor van beklaagde Speer. Mag ik misschien de aandacht van het Tribunaal erop vestigen dat verklaringen rond dit thema, het onderwerp van de zitting van vanmiddag, zijn afgelegd door de getuigen Kehrl in zijn vragenlijst onder punt 10 en 12; door Rohland onder 5, 6 en 8; Schieber onder 25, Guderian onder 1 tot en met 3, 7 tot en met 9 en op punt 6; Stahl, door Speer genoemd onder de punten 1 en 22 van zijn getuigenis en Kempf onder punt 10 van haar getuigenis.
Nog zijn niet binnengekomen een vragenlijst van getuige Malzacher en een – die van groot belang is voor de verdediging – van getuige Von Poser want hij was de verbindingsofficier tussen de Generale Staf van het leger en Speer's Ministerie; deze zullen worden ingediend zodra die zijn ontvangen. Verder staat nog uit de vragenlijsten van Generaal Buhle, die Stafchef was van het leger en die van Kolonel Baumbach, commandant van een bommenwerpersquadron. De resterende documenten zal ik aan het einde van het laatste verhoor van beklaagde Speer bij het Tribunaal indienen.
De PRESIDENT: Wenst een van de andere raadsheren van beklaagden vragen te stellen?
Dr. ROBERT SERVATIUS (raadsman van Fritz Sauckel): Beklaagde, waren er tijdens de onderhandelingen in Parijs die Sauckel in 1943 en 1944 voerde met Laval vertegenwoordigers van uw departement aanwezig en steunden zij Sauckels eisen?
SPEER: Tijdens deze onderhandelingen waren er soms vertegenwoordigers van mijn departement aanwezig. Zij waren aanwezig met als doel de Sperrwerke te beschermen en ook om er voor te zorgen dat er geen inbreuk werd gemaakt op de productie die ik wilde beschermen.
Dr. SERVATIUS: Deze vertegenwoordigers waren er dus niet om Sauckels eisen te ondersteunen maar zij waren daar tegen?
SPEER: Het was de taak van deze vertegenwoordigers niet om voor of tegen Sauckels eisen te zijn want Sauckel stelde zijn eisen op een dusdanig resolute manier dat een lagere anbtenaar niet in een positie was zich op een of andere manier voor of tegen deze eisen uit te spreken. Dit zou een taak geweest zijn die ik zelf zou hebben moeten uitvoeren.
Dr. SERVATIUS: Deze vertegenwoordigers vervulden dus geen enkele taak?
SPEER: Mijn vertegenwoordigers waren vertegenwoordigers uit de bewapeningsindustrie, uit de zware wapenindustrie en de oorlogsindustrie in de bezette gebieden en als zodanig hadden zij hun eigen bijzondere taken.
Dr. SERVATIUS: Beklaagde, hebt u in 1943 op eigen initiatief en zonder overleg met Sauckel 50.000 Franse arbeiders van de
Organisation Todt naar het Roergebied over laten brengen?
SPEER: Ja, dat is waar. Na de aanvallen op de Mohnedam en de Ederdam in april en mei 1943 ging ik er heen en gaf toen bevel dat een bijzondere ploeg uit de
Organisation Todt het herstel van deze dammen over zou nemen. Ik deed dit omdat ik ook de machines en de technische staf ter plaatse wilde hebben. Deze bijzondere ploeg bracht meteen ook en zonder mij te vragen de Franse arbeiders mee. Dit had een enorme terugslag voor ons in het Westen want de arbeiders op de bouwplaatsen van de Atlantikwall, die zich tot die tijd veilig buiten bereik van Sauckel waanden...
Dr. SERVATIUS: Beklaagde, het interesseert ons niet te horen wat er daar gebeurde. Ik stel alleen maar belang in het feit dat die 50.000 arbeiders van de Organisation Todt zonder Sauckels toestemming en op uw eigen initiatief werden weggehaald en dat hebt u bevestigd, niet waar?
SPEER: Ja, dat is waar.
Dr. SERVATIUS: Sauckel was verantwoordelijk voor het vaststellen van het aantal arbeidsuren op deze bouwplaatsen. Weet u dat de 10-urige werkdag later door Goebbels werd bevolen in zijn hoedanigheid van Gevolmachtigde voor de Totale Oorlog, geldend voor zowel Duitse als buitenlandse arbeiders?
SPEER: Dat is waarschijnlijk juist. Ik kan het me niet zo herinneren maar ik neem aan dat het juist is.
Dr. SERVATIUS: Dan hebt u verklaard dat de Conventie van Genève niet werd toegepast voor Sovjet krijgsgevangenen en Italiaanse burgergevangenen?
SPEER: Ja.
Dr. SERVATIUS: Weet u dat de Geneefse Conventie, hoewel die voor Sovjet krijgsgevangenen niet erkend werd, niettemin toch werd toegepast en dat er daartoe strekkende bevelen bestonden?
SPEER: Daar kan ik u geen inlichtingen over geven want het was te zeer een detailkwestie voor mij en die werd rechtstreeks door mijn departement behandeld. Ik zou het u graag willen bevestigen.
Dr. SERVATIUS: Ik zal later bij het Tribunaal een document indienen dat dit bevestigd.
Weet u dat Italiaanse burgergevangenen, anders gezegd zij die uit de Italiaanse strijdkrachten afkomstig waren, de status van vrije arbeider kregen en daarom niet onder de Conventie vielen?
SPEER: Ja, dat is waar en dat gebeurde op verzoek van Sauckel.
Dr. SERVATIUS: De bedrijfsleiders waren verantwoordelijk voor de uitvoering van Sauckels orders in de fabrieken, niet waar?
SPEER: Voor zover die konden worden uitgevoerd, ja.
Dr. SERVATIUS: En u hebt gezegd dat wanneer vanwege bijzondere gebeurtenissen, zoals bombardementen, het niet mogelijk was die op te volgen, dat dan het hoogste gezag in het Reich die zou moeten overnemen?
SPEER: Ja.
Dr. SERVATIUS: Welk gezag in het Reich bedoelt u?
SPEER: De Algemeen Gevolmachtigde für den Arbeitseinsatz.
Dr. SERVATIUS: Dat moet dus Sauckel zijn?
SPEER: Ja, en het DAF dat verantwoordelijk was voor huisvesting en arbeidsomstandigheden.
Dr. SERVATIUS: Welke organisaties had Sauckel tot zijn beschikking om dat misbruik te stoppen. Was dit een kwestie van praktische hulp?
SPEER: Nee, ik denk dat u mij verkeerd begrepen heeft. Het "rampscenario" betrof omstandigheden ontstaan door force majeure. Niemand kon die verhelpen, zelfs met de beste wil van de wereld niet omdat er elke dag nieuwe bombardementen plaatsvonden. Maar het is onmogelijk, zoals Sauckel heeft verklaard, de bedrijfsleider ook aansprakelijk te stellen voor het feit dat deze omstandigheden niet verholpen konden worden. Ik wilde aangeven dat in dergelijke noodsituaties de leiders allemaal samen moesten komen en beslissen of de omstandigheden nog aanvaardbaar waren of niet. In dat verband was het de bijzondere taak van Sauckel, als de ambtenaar die de rapporten opstelde en de bevelen gaf, dergelijke vergaderingen bijeen te roepen.
Dr. SERVATIUS: Aan wie werd hij verondersteld dergelijke aanbevelingen te doen?
SPEER: Aan de Führer.
Dr. SERVATIUS: Beklaagde, u hebt uw eigen bestuurlijke organisatie uitgelegd en u hebt gezegd dat u een tegenstander van een bureaucratisch bestuur was. U introduceerde zelfbestuur in de bedrijven; en aan professionele zijde vormde u kringen en daarboven commissies die door u werden geleid.
SPEER: Ja.
Dr. SERVATIUS: En het was een besloten bestuur zonder inmenging van buitenaf door andere autoriteiten?
SPEER: Ja, dat zou ik niet hebben toegestaan.
Dr. SERVATIUS: U was dus in feite de vertegenwoordiger van deze firma's naar de hogere autoriteiten toe?
SPEER: Alleen voor zover het de technische taken betrof, zoals ik hier heb gezegd.
Dr. SERVATIUS: U beperkte zich tot de technische taken?
SPEER: Nou, anders zou ik verantwoordelijk geweest zijn voor voeding of gezondheid of zaken die de politie aangingen; maar dat was teveel gevraagd. In dat geval had men mij een andere baan moeten geven.
Dr. SERVATIUS: Beklaagde, verwees u eerder niet naar het feit dat waar het in het bijzonder om voedsel ging, u instructies waarvan arbeiders zouden profiteren en bevestigt u op die manier mijn visie niet dat u de volledige verantwoording voor die sector droeg?
SPEER: Niet in het minst. Ik meen dat ik tijdens de laatste fase acties ondernam binnen mijn algehele verantwoording maar niet de specifieke verantwoording voor die sector op me nam.
Dr. SERVATIUS: Vervolgens, beklaagde, sprak u over de verantwoordelijkheid van de Gauleiter als Reichsverteidigungskommissar onder verwijzing naar de wapenindustrie. Kunt u meer in detail de strekking van die verantwoordelijkheid omschrijven want ik heb het niet begrepen.
SPEER: Vanaf 1942 werd in steeds grotere mate de verantwoordelijkheid bij de Gauleiter als Reichsverteidigungskommissar gelegd. Dit was voornamelijk de inspanning van Bormann ......
Dr. SERVATIUS: Welke taken hadden zij?
SPEER: Een moment ....... die alle macht van de Staat en de Partij bij de Gauleiter wilde leggen. Deze mate van centralisatie werd na 1943 bijna volledig bereikt, de enige uitzonderingen die nog bestonden waren mijn afdelingen bewapening, de zogenaamde Rüstungsinspektionen. Dit waren, omdat ze vroeger onder het
OKW vielen, militaire organen bezet door officieren en dat maakte het voor mij mogelijk buiten de bevoegdheden van de Gauleiter te blijven. Maar de Gauleiter was de centrale autoriteit in zijn Gau en hij trok het recht aan zich orders te geven waar hij dat niet had. De situatie bij ons was, zoals u weet, dat het niet zo belangrijk was wie met het gezag was belast, het was een kwestie van wie het recht naar zich toe trok orders te geven. In dit geval trokken de meeste Gauleiter alle rechten naar zich toe, wat betekent dat zij het verantwoordelijke en centrale gezag vormden.
Dr. SERVATIUS: Wat bedoelt u met centraal gezag? Laat me u iets voorleggen: De Gauleiter, als Reichsverteidigungskommissar had uitsluitend tot taak de diensten samen te brengen als een beslissing in de Gau noodzakelijk was, bijvoorbeeld na een luchtaanval, het opruimen van de rommel, de bouw van een nieuwe fabriek of het verkrijgen van nieuw land zodat de diverse afdelingen aan dezelfde conferentietafel zouden zitten, maar hij had niet de bevoegdheid orders te geven of beslissingen te nemen. Is dat juist?
SPEER: Nee, ik zou u willen aanraden met een paar Gauleiter te spreken die u zullen vertellen hoe het was.
Dr. SERVATIUS: In dat geval trek ik de vraag in. Ik zal me aan de regels houden. U zei verder, beklaagde dat er gedurende een bepaalde periode een overschot aan arbeiders in Duitsland was. Was dit vanwege het feit dat Sauckel teveel buitenlandse arbeiders naar Duitsland had overgebracht?
SPEER: Er kan hier sprake zijn van een vergissing. Mijn raadsman heeft naar twee documenten verwezen volgens welke Sauckel in de periode tussen april 1942 en april 1943 meer arbeiders aan de wapenindustrie had geleverd dan waar de industrie om had gevraagd. Ik weet niet of dat de passage is die u bedoelt.
Dr. SERVATIUS: Ik kan me alleen maar herinneren dat u gezegd hebt dat er meer arbeiders waren dan er nodig waren.
SPEER: Ja.
Dr. SERVATIUS: U bedoelt toch niet te zeggen dat dit veroorzaakt werd door het feit dat Sauckel teveel arbeiders uit het buitenland had aangevoerd?
SPEER: Nee. Met dat antwoord wilde ik bewijzen dat zelfs volgens Sauckel hij destijds niet probeerde om arbeiders uit Frankrijk naar Duitsland te halen enzovoorts, overeenkomend met mijn maximum eisen. Want in een rapport aan Hitler beweert hij dat hij meer arbeiders aan de wapenindustrie leverde dan waar ik om had gevraagd, zoals uit de brief blijkt, dan zou het duidelijk zijn dat hij meer deed dan ik hem vroeg te doen. In feite was het heel anders. Feitelijk leverde hij die arbeiders helemaal niet en we hadden er een heftige ruzie over want het was mijn mening dat hij een veel kleiner aantal had geleverd en zijn rapport aan Hitler had overdreven. Voor dit Tribunaal is het document echter geldig.
Dr. SERVATIUS: U hebt er net ook op gewezen dat er onenigheid bestond tussen u en Sauckel of er voldoende arbeidsreserve in Duitsland was en of – als ik u goed heb begrepen – u zei dat wanneer de arbeiders zouden zijn gemobiliseerd op de manier zoals die wordt toegepast in Engeland en de Sovjet Unie, men helemaal geen buitenlandse arbeiders nodig gehad zou hebben. Is dat waar?
SPEER: Nee, dat heb ik niet gezegd.
Dr. SERVATIUS: Hoe moet ik het dan wel begrijpen?
SPEER: Ik heb duidelijk genoeg gezegd dat ik Sauckels beleid van het overbrengen van buitenlandse arbeiders naar Duitsland de juiste methode vond. Ik probeerde niet die verantwoording te ontlopen maar er bestonden aanzienlijke reserves aan Duitse arbeidskrachten; dat vormt weer het bewijs voor het feit dat ik niet verantwoordelijk was voor de maximale eisen die werden gesteld en dat is alles wat ik wilde bewijzen.
Dr. SERVATIUS: Zijn u de wetten bekend op grond waarvan Duitse vrouwen en jeugdigen in aanzienlijke mate werden ingezet?
SPEER: Ja.
Dr. SERVATIUS: Weet u ook dat officiersvrouwen en vrouwen van hoge ambtenaren ook in fabrieken werkten?
SPEER: Ja, vanaf augustus 1944.
Dr. SERVATIUS: Welnu, waar waren die arbeidsreserves dan waar u het over had?
SPEER: Ik had het over het jaar 1943. In 1943 eiste ik voor het Centraal Planbureau dat de Duitse arbeidsreserve moest worden aangesproken en in 1944, tijdens het gesprek met Hitler op 4 januari zei ik het zelfde. Sauckel verklaarde destijds – en dat blijkt uit zijn toespraak van 1 maart 1944 die hier als document is ingediend – dat er niet langer enige reserve aan Duitse arbeiders bestond.
Dr. SERVATIUS: Ja.
SPEER: Maar op hetzelfde moment getuigde hij hier ook dat hij er in 1944 in was geslaagd nog eens 2 miljoen arbeiders in Duitsland te mobiliseren, terwijl hij dat tijdens een conferentie met Hitler op 1 januari 1944 als volkomen onmogelijk beschouwde. Dus heeft hij zelf hier bewezen dat er in een periode waarin ik binnenlandse arbeidskrachten wilde inzetten hij niet dacht dat die er waren, hoewel hij later door de omstandigheden werd gedwongen die arbeiders uit Duitsland als nog te mobiliseren; daarom was mijn verklaring van toen juist.
Dr. SERVATIUS: Beklaagde, deze 2 miljoen arbeiders die u net noemde, waren dat mensen die in de industrie konden worden ingezet?
SPEER: Ja, natuurlijk.
Dr. SERVATIUS: Werden zij direct als vaklieden in de industrie ingezet?
SPEER: Nee, zij moesten eerst worden opgeleid.
Dr. SERVATIUS: Moesten zij niet allereerst via ingewikkelde omscholingen door de ene firma afgestaan worden aan de andere?
SPEER: Slechts gedeeltelijk, want we hadden de mogelijkheid hen in de fijn-mechanische industrie in te zetten en voor ander werk; en ook, zoals iedereen die bekend is met de Amerikaanse en Engelse industrie weet dat die moderne machines volkomen geschikt zijn om door vrouwen te worden bediend, zelfs voor moeilijk werk.
De PRESIDENT: Het Tribunaal stelt geen belang in al die details, Dr. Servatius.
Dr. SERVATIUS: Meneer de President, ik ben zeer geïnteresseerd in de principiële kwestie, want als er arbeiders in overvloedige aantallen uit het buitenland worden gehaald, als er daarom voor de Staat geen noodzaak is hen te behouden is het gezien vanuit het oogpunt van internationale wetgeving van het grootste belang de vraag te stellen of arbeidskrachten wel kunnen worden aangeworven. Dat is wat ik wil ophelderen.
Ik heb nog twee vragen en misschien mag ik die nu stellen.
De PRESIDENT: Ja, u kunt nog twee vragen stellen maar niet over dat onderwerp.
Dr. SERVATIUS: Nee, het zijn vragen over andere onderwerpen.
Beklaagde, u hebt gesteld dat uw poging om Sauckel aan u ondergeschikt te maken, is mislukt. Kreeg u die ondergeschiktheid in de praktijk toch niet door het feit dat op het tussenliggende niveau Sauckels arbeidsbureaus in de Gaue moesten doen waarvoor uw bewapeningscommissies opdracht gaven?
SPEER: Nee. Dat is een kwestie waarop ik later tot in meer bijzonderheden moet ingaan. Als u een uitleg wilt ......
Dr. SERVATIUS: Maar u hebt nee gezegd ....
SPEER: Ja. Maar dit zijn compleet nieuwe gezichtspunten die eerst aan het Hof moeten worden uitgelegd, maar als nee voor u voldoende is .....
Dr. SERVATIUS: Er bestaat geen behoefte aan een lange uitleg, omdat wanneer u duidelijk nee zegt, de zaak is afgedaan
Beklaagde, een laatste vraag. U zei dat Sauckel binnen zijn staf besliste over de vraag van de verdeling van arbeiders.
SPEER: Ja.
Dr. SERVATIUS: Hij zegt zelf dat de Führer bepaalde beslissingen nam. Moet men geen onderscheid maken tussen grootschalige eisen voor een programma waar de verdeling van arbeid over een langere periode een probleem is en de verdeling die werd gehanteerd volgens de voortgang van het programma?
SPEER: Volgens mijn herinnering en ook uit het lezen van de verslagen die ik ontving van de conferenties met de Führer moeten er twee fasen worden onderscheiden. De eerste eindigde in oktober 1942 waarin regelmatig gezamenlijke conferenties met Sauckel plaatsvonden waarbij ik aanwezig was. Tijdens deze bijeenkomsten werd de verdeling van de arbeid voor de volgende maanden tot in detail besproken. Na die tijd waren er geen conferenties met Hitler meer die ingingen op details en waarbij ik aanwezig was. Ik weet alleen van de bijeenkomsten van januari 1944 en er was nog een conferentie in april of mei 1944 die hier nog niet is genoemd. Tijdens deze bijeenkomsten was er alleen een algemene bespreking en de verdeling werd toen uitgevoerd in overeenstemming met de besluiten, zoals Sauckel zegt.
Dr. SERVATIUS: Maar dat is net wat ik u vraag. Dit waren algemene eisen betreffende een programma en de principiële beslissing werd genomen dat er 2 miljoen arbeiders uit het buitenland moesten worden gehaald; de daarop volgende verdeling werd door Sauckel uitgevoerd.
SPEER: Ja, dat klopt en ik kan Sauckels getuigenis bevestigen dat zijn orders betreffende de bezette gebieden altijd van Hitler afkomstig waren omdat hij Hitlers gezag nodig had om zich in de bezette gebieden te kunnen laten gelden.
Dr. SERVATIUS: In dat geval, Meneer de President, heb ik verder geen vragen meer.
De PRESIDENT: Het Tribunaal wordt geschorst.
(de zitting wordt verdaagd tot 21 juni 1946 om 10:00 uur).
Zie ook
Verhoor Speer 1,
Verhoor Speer 3,
Slotverklaring Speer en
Vonnis Speer.