Dr. Wilhelm Jäger was belast met het toezicht op de werkkampen van de firma Krupp in Essen. Hij werd verhoord door Dr. Robert Servatius, de raadsman van Fritz Sauckel.
De PRESIDENT: Dr. Servatius.
Dr. SERVATIUS: Meneer de President, de getuige Jäger moet over een half uur verschijnen.
De PRESIDENT: Dr. Servatius, u weet dat getuige Jäger aanwezig is, niet waar?
Dr. SERVATIUS: Ja, hij is aanwezig.
De PRESIDENT: U weet dat hij aanwezig is?
Dr. SERVATIUS: Dan, met toestemming van het Tribunaal, roep ik getuige Jäger op.
(de getuige gaat naar de getuigenbank.)
De PRESIDENT: Wilt u altublieft uw volledige naam zeggen?
Dr. WILHELM JÄGER: (getuige): Dr. Wilhelm Jäger.
De PRESIDENT: Wilt u mij deze eed nazeggen: Ik zweer bij God, de Almachtige en de Alwetende dat ik de zuivere waarheid zal spreken en niets zal verzwijgen of toevoegen.
(de getuige herhaalt de eed.)
De PRESIDENT: U kunt gaan zitten.
Dr. SERVATIUS: Getuige, gedurende de oorlog werkte u als arts bij de firma Krupp in Essen en u was belast met de medische zorg in de kampen voor buitenlandse arbeiders?
JÄGER: Ja.
Dr. SERVATIUS: Door wie werd u daar aangesteld?
JÄGER: Ik werd aangesteld door de firma Krupp die me in dienst nam toen er een verandering in de zorg voor buitenlandse arbeiders werd doorgevoerd door de openbare gezondheidsdienst die het over moest nemen.
Dr. SERVATIUS: Werd u ook niet op deze post benoemd door het DAF (Deutsches Arbeiter Front).
JÄGER: Nee, het contract dat de firma Krupp met mij overeen kwam, werd gesloten via het DAF.
Dr. SERVATIUS: Als ik u goed begrijp sloot u dit contract niet direct met het DAF maar u had verplichtingen jegens het DAF, niet waar?
JÄGER: Ik had nooit het gevoel dat ik in dat verband ooit iets met het DAF te maken had.
Dr. SERVATIUS: Getuige, stuurde u niet voortdurend rapporten naar het DAF over de toestanden in de kampen?
JÄGER: Dat gebeurde maar in een paar gevallen, zo ver ik mij herinner. In het algemeen stuurde ik die rapporten naar de openbare gezondheidsdienst en naar de firma Krupp.
Dr. SERVATIUS: Rapporteerde u ook niet aan de Inspectie?
JÄGER: Niet altijd. Ik rapporteerde maar een paar gevallen aan de gezondheidsdienst van de stad Essen, maar alleen in individuele gevallen wanneer het mij belangrijk leek dat de gezondheidsdienst moest worden geïnformeerd.
Dr. SERVATIUS: Kent u het kantoor van de openbare gezondheidsdienst?
JÄGER: Ja.
Dr. SERVATIUS: Aan welke dienst was dat verbonden?
JÄGER: Dat was in Essen.
Dr. SERVATIUS: Ik bedoel de plaats niet, maar aan welke dienst was dat verbonden. Was dat niet aan het DAF?
JÄGER: Ik kan dat niet met zekerheid zeggen. Ik weet alleen dat het een onderafdeling was van de openbare gezondheidsdienst in Essen.
Dr. SERVATIUS: Is het u bekend dat de buitenlandse arbeiders onder de zorg en de controle van het DAF vielen?
JÄGER: Ja.
Dr. SERVATIUS: Ook wat betreft hun gezondheid?
JÄGER: Ik heb maar bij één gelegenheid een commissie van het DAF in mijn kamp ontmoet.
Dr. SERVATIUS: Kende u de instelling van Gau artsen?
JÄGER: Een dergelijke instelling zou in Essen worden opgezet maar dat gebeurde niet. Destijds, toen we net een typhusepidemie achter de rug hadden, stelde ik aan de ambtenaar van gezondheid –dat was toen Dr. Heinz Buhler uit Muhlheim- voor dat er iets dergelijks moest worden opgezet. Later tijdens een vergadering heb ik nog over mijn idee gesproken maar ik hoorde niets meer over dit Gau kantoor voor kampartsen.
Dr. SERVATIUS: Dat is voldoende. Hoeveel kampen had u onder uw toezicht?
JÄGER: Dat verschilde. Eerst kunnen het er vijf of zes geweest zijn, later misschien 17 of 18 en nog later nam dat aantal af. Maar ik kan u op dit moment het juiste aantal niet geven.
Dr. SERVATIUS: Wat was de aard van uw taak?
JÄGER: Boven alles werd ik verondersteld de medische zorg voor buitenlandse arbeiders te verzekeren.
Dr. SERVATIUS: Had u ook iets te maken met de behandeling van zieken?
JÄGER: Alleen wanneer ze bij mij werden gebracht en wanneer ik in het kamp was. Ik hield me altijd persoonlijk bezig met individuele gevallen in de kampen wanneer ik ze inspecteerde.
Dr. SERVATIUS: U had niet alleen een toezichthoudende functie, u behandelde zelf ook?
JÄGER: Wanneer ik in een kamp was werd ik geraadpleegd door de kampartsen en ik adviseerde hen.
Dr. SERVATIUS: Wat was de taak van de kampartsen?
JÄGER: De kampartsen hadden hun dagelijkse dienst in het hospitaal en de zorg voor de patiënten in het algemeen.
Dr. SERVATIUS: Uw werk was dus van toezichthoudende aard?
JÄGER: Ja, toezichthouder.
Dr. SERVATIUS: Getuige, de Aanklager heeft u buiten deze rechtszaal herhaaldelijk verhoord?
JÄGER: Ja.
Dr. SERVATIUS: U bent al eerder in Neurenberg geweest, in dit gebouw?
JÄGER: Ja.
Dr. SERVATIUS: Hebt u een beëdigde verklaring afgelegd over de toestanden in de kampen van Krupp?
JÄGER: Ja.
Dr. SERVATIUS: Ik zal u die verklaring voorleggen. Het is een verklaring van 15 oktober 1945. Hebt u die afgelegd als getuige à charge?
JÄGER: Zover ik mij kan herinneren, ja.
Dr. SERVATIUS: Ik vraag u nu of u nog steeds achter de verklaringen staat die u destijds aflegde?
JÄGER: Ja.
Dr. SERVATIUS: Ik zal de verklaringen aan u voorlezen: "Mijn naam is Dr. Wilhelm Jäger. Ik ben arts in Essen .... "
De PRESIDENT: Dr. Servatius, we kunnen niet toestaan dat u hem het hele document voorleest. U kunt hem vragen hetgeen u wilt bestrijden.
Dr. SERVATIUS: Prima.
(hij wendt zich tot de getuige.) U zegt ongeveer in het midden van de eerste pagina: "Ik begon mijn werk met een grondige inspectie van de kampen. Toen, in 1942, trof ik de volgende toestanden aan ...." en u gaat verder met te zeggen: "De Ostarbeiter waren in de volgende kampen ondergebracht: Seumannstrasse, Grieperstrasse, Spendlerstrasse, Hoegstrasse, Germaniastrasse, Dechenschule ....."
De PRESIDENT: Bestrijdt u dat?
Dr. SERVATIUS: Ja.
De PRESIDENT: Waar waren die kampen?
Dr. SERVATIUS: Ja, dat is wat ik hem wil vragen. (hij wendt zich tot de getuige). Bestonden die kampen toen en waren ze in gebruik?
JÄGER: Zover ik mij kan herinneren. Men moet in aanmerking nemen dat toen ik met mijn werk begon ik helemaal niet wist welke kampen er bestonden. Op een vergadering, die bijeen was geroepen, waar doktoren van de verschillende nationaliteiten aanwezig waren, vroeg ik allereerst welke kampen er waren. Dat wisten zij niet en toen werd er een lijst overhandigd waarop de kampen stonden. Toen ...
Dr. SERVATIUS: Getuige, u hebt hier de kampen bij name genoemd en toch bent u er niet zeker van of die kampen destijds, in oktober 1942, bestonden?
JÄGER: Ik heb de kampen genoemd die bij het begin van mijn activiteiten bestonden, voor zover ik mij kon herinneren. Ik moest zelf naar elk van die kampen toegaan en ik was helemaal op mijzelf aangewezen.
Dr. SERVATIUS: Verder, betreffende het voedsel voor de Ostarbeiter –als u wilt kijken op de tweede pagina van het document- u verklaart daar:
"Het voedsel voor de Ostarbeiter was totaal onvoldoende. Ze kregen 1.000 calorieën per dag minder dan het minimum voor Duitsers ....."
De PRESIDENT: Dr. Servatius, onder de namen van de kampen zegt hij: "...allemaal omgeven door prikkeldraad en werden streng bewaakt." Ik neem aan dat u dat bestrijdt?
Dr. SERVATIUS: Waren de kampen omgeven door prikkeldraad en werden die streng bewaakt, zoals hier staat?
JÄGER: In het begin, ja.
Dr. SERVATIUS: Maar u weet niet of dat het geval was in alle kampen, niet waar?
JÄGER: De kampen die ik bezocht, waar ik nog niet bekend was, bijvoorbeeld Kramerplatz en Dechenschule, werden streng bewaakt en ik moest mijn papieren laten zien om binnen te kunnen komen.
Dr. SERVATIUS: Ik herhaal mijn vraag over het voedsel. U zei dat de Ostarbeiter 1.000 calorieën minder per dag kregen dan het minimum voor Duitsers. Waar Duitse arbeiders die zwaar werk deden 5.000 calorieën per dag kregen, kregen Ostarbeiter die hetzelfde werk deden slechts 1.000 calorieën per dag. Is dat waar?
JÄGER: Dat was zo aan het begin van mijn activiteiten. Het voedsel voor Ostarbeiter –zoals kon worden opgemaakt uit de aangeplakte lijsten- was vastgesteld per hoeveelheid en er was verschil tussen dat voor Ostarbeiter en dat voor Duitse arbeiders. De 5.000 calorieën die hier worden genoemd, werden gegeven aan bepaalde categorieën Duitse arbeiders die het zwaarste werk deden. Die werden niet aan iedereen gegeven.
Dr. SERVATIUS: Getuige, ik zal u een calorieëntabel tonen. Ik dien bij het Tribunaal een kopie van deze tabel in. Dit is een nauwkeurige lijst van het aantal calorieën waar de individuele categorieën arbeiders recht op hadden. Het begint op 9 februari 1942 en toont de individuele rantsoenen voor de diverse soorten arbeiders; op de laatste pagina staat een samenvatting van het gemiddeld aantal calorieën dat werd toegewezen.
Er staat hier in de samenvatting, Groep 1, Ostarbeiter en Sovjet krijgsgevangenen: Middelzwaar werk, 2.156 calorieën; zwaar werk 2.615, zeer zwaar werk 2.909; langdurig werk en 's nachts 2.244. Bent u bekend met deze cijfers?
JÄGER: Ongeveer.
Dr. SERVATIUS: Wilt u dat vergelijken met datgene wat de Duitse arbeiders kregen. Gemiddelde consument, 2.846 calorieën, zwaar werk 3.159, zeer zwaar werk 3.839, langdurig werk en 's nachts 2.846. Is dat in overeenstemming met uw verklaring volgens welke u zei dat Duitse arbeiders die het zwaarste werk deden 5.000 calorieën kregen waar de Ostarbeiter er slechts 2.000 kregen?
De PRESIDENT: Het is erg moeilijk de cijfers te volgen tenzij u ons de juiste pagina noemt. Bent u op de laatste pagina?
Dr. SERVATIUS: Dit is een samenvatting.
De PRESIDENT: Jawel, maar op welke pagina bent u?
Dr. SERVATIUS: Op de laatste pagina, het laatste blad aan de rechterzijde. Eerst staan er de voedselgroepen 1, 2 en 3 op verschillende pagina's en dan op de laatste pagina, aan de rechterzijde naast Groep 3, betreffende de Polen, staat er een samenvatting van het aantal calorieën voor Ostarbeiter, voor Duitsers en voor Polen. Als u het aantal caloriën in de kolommen hier vergelijkt, moet dat overeenkomen met wat de getuige heeft verklaard. Hij heeft er de arbeiders met het zeer zware werk uitgehaald en gezegd dat de Duitsers 5.000 caloriën ontvingen, de tabel toont aan dat ze er maar 3.839 kregen. Hij zegt ook dat de Ostarbeiter 2.000 caloriën ontvingen terwijl ze er, volgens de tabel 2.900 kregen –dat wil zeggen, in plaats van een verhouding van 5.000 tot 2.000 is dat een verhouding van 2.900 tot 3.800- in ronde getallen ongeveer 1.000 calorieën en geen, zoals de getuige hier heeft gezegd, 3.000 calorieën. Is dat juist? Blijft u bij uw verklaring? Er moet een onderscheid worden gemaakt ....
De PRESIDENT: Ik heb het antwoord van de getuige niet gehoord.
Mr. DODD: Ik denk dat het voor het Tribunaal nuttig zou zijn, en zeker voor de Aanklager, als wordt vastgesteld wie deze tabel heeft opgesteld en of de cijfers die hier gegeven zijn wel of niet gelden voor de kampen waarop deze getuige het toezicht had. Als ik hem doorkijk kan ik er niet uit opmaken waar hij werd opgesteld, alleen op de voorpagina staat:
"Volgens de voedseltabel door Dr. Hermann Schall, medisch directeur van het Westend sanatorium. Berekeningen van gecontroleerde voedselhoeveelheden voor de kampen van de firma Krupp ....." Enzovoorts.
Maar deze zaken kunnen door de griffier worden opgesteld en aan de getuige gegeven. Tenzij dit ergens op gebaseerd is, vind ik het een onbehoorlijke manier voor een kruisverhoor.
Dr. SERVATIUS: Ik bezit een beëdigde verklaring als bewijs waar deze tabel vandaan komt.
De PRESIDENT: Hebt u deze tabel ooit eerder gezien?
Dr. SERVATIUS: Het is de beëdigde verklaring van de getuige Hahn.
JÄGER: Werd mij een vraag gesteld?
Dr. SERVATIUS: De getuige heeft het origineel. Het is een bijlage. Mag ik de getuige vragen mij het document terug te geven?
JÄGER: Ik wilde over dit onderwerp een verklaring afleggen. Aan het begin van mijn activiteiten verschilde het voedsel van de Ostarbeiter zeker van dat van de Duitse arbeiders en ook van dat van de zogenaamde Westerse arbeiders; Fransen, Belgen enzo. Men kan uit de cijfers opmaken dat, hoewel het hier niet precies staat, er tenminste een verschil is van 700 tot 800 caloriën. In het begin, tot aan februari of maart 1943, meen ik, kregen de Ostarbeiter geen extra rantsoenen voor lange uren, zwaar werk of zeer zwaar werk. Deze extra rantsoenen werden pas verstrekt nadat Sauckel hiertoe had bevolen en dat was, als ik me goed herinner aan het begin van 1943. Destijds, zo ver ik mij herinner, werden Ostarbeiter gelijk gesteld met Duitse arbeiders voor zover het de voeding betrof; ze kregen voor lange uren, zwaar werk en zeer zwaar werk extra rantsoenen die ze eerder helemaal niet hadden gekregen.
Dr. SERVATIUS: Getuige, als ik u goed begrijp wilt u zeggen dat deze tabel juist kan zijn maar dat in werkelijkheid de arbeiders niet kregen wat er in de tabel staat vermeld. Begreep ik u goed?
JÄGER: Zelfs aan deze tabel kunt u het verschil zien.
Dr. SERVATIUS: U noemde een verschil van 3.000 calorieën waar de tabel een verschil van ongeveer 1.000 calorieën toont.
JÄGER: Ik heb eerder gezegd dat er individuele groepen arbeiders waren die het zwaarste werk deden –zoals stokers en mijnwerkers- en dat zij tot 5.200 calorieën ontvingen. Dat was echter niet de regel. Alleen heel speciale arbeiders kregen tot 5.200 calorieën.
Dr. SERVATIUS: Wat u hier dan zegt is niet juist want u noemde dat niet. U zegt in het algemeen dat waar de Duitse arbeider die het zwaarste werk deed 5.000 calorieën kreeg, de Ostarbeiter die hetzelfde werk deed slechts 2.000 calorieën per dag ontving. Dat is echter een algemene verklaring en die toont niet aan dat u verwijst naar uitzonderlijke gevallen van individuele groepen arbeiders. Is dat juist?
JÄGER: Zo zag ik dat en ik geloof dat u het begrijpt zoals het hier staat.
De PRESIDENT: Nu, waar komt deze tabel vandaan en dient u hem in? Gaat u hem indienen?
Dr. SERVATIUS: In de beëdigde verklaring wordt deze bewering geüit en de getuige zei destijds duidelijk dat arbeiders die het zwaarste werk deden 5.000 calorieën kregen als ze Duitser waren en als ze Ostarbeiter waren kregen ze er maar 2.000. Dat is een duidelijke uitspraak in die verklaring die niet in overeenstemming is met de tabel.
De PRESIDENT: Brengt u die in als bewijsmateriaal?
Dr. SERVATIUS: Ja.
De PRESIDENT: Wat wordt het? Welk nummer wordt het?
Dr. SERVATIUS: Dat wordt bewijsstuk Sauckel-11.
De PRESIDENT: Verwijst de verklaring naar de tabel?
Dr. SERVATIUS: Ik vroeg het omdat ik de juistheid van de tabel aanvecht.
De PRESIDENT: Nee, ik vroeg of de verklaring naar de tabel verwijst en de tabel noemt, de tabel die de getuige juist in handen had.
Dr. SERVATIUS: Ja.
De PRESIDENT: Dr. Servatius, u hebt een beëdigde verklaring van Walter Hahn ingediend. Wordt in die verklaring de tabel genoemd en staat er waar de tabel vandaan komt, wie hem heeft opgesteld en waarnaar die verwijst?
Dr. SERVATIUS: De beëdigde verklaring met het nummer D-288 vermeldt de tabel niet maar alleen de verklaring die ik heb ingediend. Ik begrijp nu dat het een verklaring is van de getuige Hahn, dat de tabel is bijgevoegd en dat die wordt gedekt door de verklaring die getuige heeft afgelegd. Dat document dien ik in als bewijsstuk.
De PRESIDENT: Ik had het over de verklaring van Walter Hahn, vermeldt die en is die toegevoegd aan de tabel? Welke pagina? Het zijn zeven pagina's weet u. We kunnen het niet vinden tenzij u het ons verteld.
Dr. SERVATIUS: De Duitse tekst, op pagina 4.
De PRESIDENT: Bedoelt u waar staat: "Het aantal calorieën in dit voedsel kan worden afgelezen uit de calorieëntabel die ik heb opgesteld en die voor de hele oorlogsperiode geldt"? Bedoelt u dat? Dat staat op pagina 4 van ons exemplaar. Het staat onder de kop "C": Voedselvoorraad voor Franse krijgsgevangenen en Italiaanse geïnterneerde militairen."
Dr. SERVATIUS: Het staat, zoals ik al eerder zei, op pagina 4 van de Duitse tekst, waar staat dat de rantsoenen waren gebaseerd op calorieën en dat de calorische waarde van het voedsel afgelezen kan worden uit de berekeningen die de hele duur van de oorlog beslaan. Dat is het bijgevoegde document.
De PRESIDENT: Het is juist te zeggen dat het document is bijgevoegd maar er wordt op geen enkele manier naar verwezen.
Dr. SERVATIUS: Maar het document is bijgevoegd, het is dus duidelijk dat het er bij hoort.
De PRESIDENT: Goed.
Mr. DODD: Meneer de President, ik wil hier niet over redetwisten maar –misschien begrijp ik het niet- ik denk dat we moeten weten wanneer deze tabel werd opgesteld en door wie. De verklaring vermeldt dat het een bijlage is. Misschien is die opgesteld door meneer Hahn, maar dat weten we nog niet; deze getuige heeft hierover geen verklaring afgelegd en de raadsman heeft het ons niet verteld.
De PRESIDENT: Mr. Dodd, het geval ligt zo, niet waar, de man genaamd Walter Hahn heeft een verklaring afgelegd behorende bij deze tabel. Die verklaring is gedateerd, meen ik ....
Mr. DODD: Ja, 1946.
De PRESIDENT: ...... nadat de verklaring door deze getuige is afgelgd en ondersteunt tot in details het bewijs dat deze getuige heeft geleverd.
Mr. DODD: Ja. Wat ik goed wil begrijpen is dat deze tabel, waarover deze getuige wordt verhoord, blijkbaar niet is opgesteld in de periode waarin hij verantwoordelijk was voor deze kampen en tot nu toe blijkt uit het kruisverhoor niet dat dat zo is en ik meen dat het van groot belang is voor het bewijs dat in dit kruisverhoor wordt aangevoerd.
Ik zou willen opmerken dat Sauckel tot zijn verdediging aanvoerde dat hij niets te maken had met voeding en verzorging van deze arbeiders nadat ze in Duitsland aankwamen maar dat de verantwoordelijkheid daarvoor bij het DAF lag. Ik meen dat het nuttiger zou zijn als de raadsman dat wil verduidelijken zodat we weten of hij de verantwoordelijkheid aanvaardt nadat ze aankwamen en of dat het doel is van dit kruisverhoor.
De PRESIDENT: Gaat u verder.
Dr. SERVATIUS: Meneer de President .....
De PRESIDENT: Een moment. Het Tribunaal is van mening dat u uw kruisverhoor niet hoeft te onderbreken. U kunt verder gaan.
Dr. SERVATIUS: De Aanklager heeft die bewering alleen gemaakt als beschuldiging tegen Sauckel. Als de Aanklager nu van mening is dat Sauckel niet verantwoordelijk was voor de gebeurtenissen in de fabrieken maar dat eerder de leiding van de fabriek dat was en dat hij niet verantwoordelijk was voor de krijgsgevangenen maar het leger, dan heb ik deze getuige niet meer nodig.
De PRESIDENT: Gaat u alstublieft verder met uw verhoor.
Dr. SERVATIUS: Getuige, u hebt een paar verklaringen afgelegd met betrekking tot de kleding van Ostarbeiter. U zei dat ze in dezelfde kleren sliepen waarmee ze uit het Oosten waren gekomen en dat ze vrijwel geen van allen overjassen hadden en daaarom gedwongen waren hun dekens te gebruiken –zelfs in koud en regenachtig weer- hun dekens moesten gebruiken in plaats van overjassen. Was dat een veel voorkomend verschijnsel of slechts in individuele gevallen?
JÄGER: Om misverstanden te voorkomen moet ik nogmaals verklaren: aan het begin van mijn werk was ik geheel op mijzelf aangewezen. Er was geen kampleiding. Er was niemand om mee samen te werken. Zowel de calorieëntabel als de kledingtabel werden later gemaakt.
De bestaande kampleiding was –volgens Hahn als ik me goed herinner- slechts tot februari of april 1943 in functie. De periode die ik van plan was te beschrijven, en hier heb beschreven, betreft uitsluitend de periode waarin ik met mijn werk begon. Destijds waren de feitelijke toestanden zoals ik ze heb beschreven en daar moest ik op afgaan. Dat omvatte ook kleding, zoals ik heb bevestigd. Deze mensen bleven een tijd lang in dezelfde toestand als bij hun aankomst, voor zover het kleding betrof en voor zover ik weet hebben ze destijds niets anders gekregen.
Dr. SERVATIUS: Wat werd daaraan gedaan?
JÄGER: Ik meldde deze toestanden zo spoedig mogelijk. Ik weet niet meer wanneer. Voor zover ik het kon zien, was het de bedoeling kleermakerijen, schoenmakerijen en andere ondernemingen in het kamp te vestigen en sommige werden inderdaad geopend.
Dr. SERVATIUS: Een vraag. Gingen de toestanden in de loop van uw werk in het algemeen steeds verder vooruit of werden ze slechter?
JÄGER: Na 1943 werden ze niet slechter. Na de eerste zware luchtaanvallen was de verwarring altijd erg groot. Een groot deel werd door brand verwoest. Ik herinner me dat op een nacht 19.000 mensen dakloos werden; en natuurlijk ging kleding en ondergoed ook verloren. Het duurde natuurlijk enige tijd om deze verliezen aan te vullen.
Dr. SERVATIUS: Werden deze toestanden veroorzaakt door de firma Krupp of door gebrek aan toezicht van de kant van het DAF?
JÄGER: Zoals ik al heb gezegd, leden van het DAF zag ik maar een keer in het kamp. Die commissie uitte toen werkelijk kritiek op de toestanden. Dat was in het kamp Kramerplatz en de firma Krupp kreeg toen een boete, vanwege die toestanden. Maar dat was de enige keer dat ik in contact kwam met het DAF.
Dr. SERVATIUS: Maakte de firma Krupp op enige wijze bezwaar tegen de verbeteringen zodat het DAF tussenbeide moest komen?
JÄGER: Dat kan ik niet zeggen. Ik had op dat gebied geen enkele invloed, wist er niets van en dacht er niet aan want ik had alleen te maken met medische zaken en nam geen deel aan vergaderingen van de firma Krupp of het DAF. Ik kon alleen maar verslag uitbrengen.
Dr. SERVATIUS: Getuige, u hebt ook verklaringen afgelegd betreffende de gezondheidstoestand en u zei dat de voorziening van medische instrumenten, verbandmiddelen, medicijnen en ander medische zaken totaal onvoldoende was in deze kampen. Is dat waar of waren dat uitzonderingen of was het een destijds bestaande toestand?
JÄGER: Zo trof ik in oktober 1942 de kampen aan en ik moest langzaam aam die toestanden verbeteren. Later waren er natuurlijk meer verbeteringen.
Dr. SERVATIUS: U zegt hier dat het aantal Ostarbeiter dat ziek werd tweemaal zo hoog lag als bij Duitse arbeiders; dat tuberculose veelvuldig voorkwam en dat het percentage onder de Ostarbeiter vier maal zo hoog was als onder Duitsers. Is dat juist?
JÄGER: Dat was aan het begin het geval toen we arbeiders kregen die nog helemaal geen medisch onderzoek hadden ondergaan. Toen ik in de kampen was hoorde ik van de kampartsen –en zag het met eigen ogen tijdens mijn inspecties- dat er veel zieken waren. Het aantal lag veel hoger dan onder de Duitsers, voor zover ik dat toen kon zien.
Dr. SERVATIUS: En wat werd daaraan door de firma Krupp gedaan?
JÄGER: Nadat we hadden ontdekt dat we met tuberculose te maken hadden onderzochten we grote aantallen arbeiders, we deden zelfs röntgenonderzoek. Daarna werden de lijders aan tuberculose afgescheiden van de anderen en voor medische behandeling opgenomen in het hospitaal van Krupp.
Dr. SERVATIUS: U noemde daarna typhus en zei dat dat onder de arbeiders ook veelvuldig voorkwam.
JÄGER: Daar hield ik mij in het bijzonder mee bezig omdat we ongeveer 150 gevallen hadden.
Dr. SERVATIUS: Wanneer?
JÄGER: Gedurende de hele periode van 1942 tot 1945.
Dr. SERVATIUS: Hoeveel arbeiders had u gedurende die tijd?
JÄGER: Oh, dat varieërde.
Dr. SERVATIUS: Maakt u eens een schatting?
JÄGER: Nou, als ik me goed herinner waren er misschien wel 23.000 of 24.000, misschien meer. Later hadden we er ongeveer 9.000. Maar deze aantallen varieërden.
Dr. SERVATIUS: Acht u het juist te zeggen dat wanneer 150 mensen uit een dergelijk groot aantal over een zo lange periode aan typhus lijden, dat het veelvuldig onder arbeiders voorkwam?
JÄGER: Ja, want er heerste helemaal geen typhus onder de Duitse bevolking. Die verklaring is dus gerechtvaardigd. Als er onder een bevolking van 400.000 of 500.000 –zoveel waren dat er in Essen destijds- helemaal geen typhus heerst en men neemt een gemiddelde van 20.000 met 150 typhusgevallen op die 20.000 kan men dat zeker zo stellen.
Dr. SERVATIUS: Met andere woorden, u blijft bij uw verklaring, dat het een juiste verklaring is dat typhus veelvuldig voorkwam. U zegt verder dat deze ziekten werden overgebracht door vliegen, luizen, vlooien en ander ongedierte waar de kampbewoners onder te lijden hadden. Was dat in alle kampen het geval?
JÄGER: Dat was in bijna alle kampen het geval toen ik met mijn werk begon. Er werd toen door de firma Krupp een gelegenheid voor desinfectie opgezet die direct daarna bij een luchtaanval werd geraakt. Het werd toen herbouwd en een tweede keer verwoest.
Dr. SERVATIUS: U zegt dat in geval van ziekte de arbeiders aan het werk moesten totdat een kamparts verklaarde dat zij arbeidsongeschikt waren. In de kampen aan de Seumannstrasse, Grieperstrasse, Germaniastrasse, en de Kapitän Lehmannstrasse waren er geen dagelijkse spreekuren en dat in deze kampen de artsen maar eens in de twee of drie dagen verschenen. Als gevolg daarvan waren arbeiders gedwongen aan het werk te gaan ondanks hun ziekte, totdat er een arts verscheen. Is dat juist?
JÄGER: Natuurlijk moest een arbeider werken tenzij een dokter verklaarde dat hij niet fit was. Het was hetzelfde bij de Duitse bevolking. Ik ben zelf keuringsarts en ik weet dat in vele gevallen een man aan het werk moest als hij zich niet ziek melddde; in dat geval was er geen verschil.
Dr. SERVATIUS: En u zegt dat zulks het geval was in de kampen die u noemde; dat er geen echt spreekuur was, hetgeen betekende dat iemand zich onmogelijk ziek kon melden?
JÄGER: Maar hij kon naar een dokter gaan. Omdat daar geen artsen waren regelde ik juist dat mensen wanneer mogelijk tijdens mijn spreekuur naar mij toekwamen, naar mij persoonlijk.
Dr. SERVATIUS: Maar u zei hier .....
De PRESIDENT: Ik schors nu de zitting. (de zitting werd geschorst.)