Rudolf Höss werd opgeroepen als getuige van Ernst Kaltenbrunner.
Dr. KAUFFMANN: Met toestemming van het tribunaal, roep ik nu getuige Hoess [getuige Hoess gaat naar de beklaagdenbank]
DE PRESIDENT: Staat u op. Wilt u uw naam zeggen?
RUDOLF FRANZ FERDINAND HOESS (getuige): Rudolf Franz Ferdinand Hoess:
DE PRESIDENT: Wilt u mij deze eed nazeggen: "Ik zweer bij God, de Almachtige en de Alwetende dat ik de zuivere waarheid zal spreken, niets zal verzwijgen en niets zal toevoegen".
[De getuige herhaalt de eed in het Duits.]
DE PRESIDENT: Wilt u gaan zitten?
Dr. KAUFFMANN: Getuige, uw verklaringen zullen van groot belang zijn. U bent misschien de enige die enig licht kan laten schijnen op bepaalde verborgen aspecten en kan vertellen welke mensen de bevelen gaven voor de vernietiging van het
Jodendom in Europa en die verder kan verklaren hoe dit bevel werd uitgevoerd en in hoeverre deze executies geheim werden gehouden.
DE PRESIDENT: Dr. Kauffmann, wilt u alstublieft vragen stellen aan de getuige.
Dr. KAUFMANN: Ja [Hij wendt zich tot de getuige] Van 1940 tot 1943 was u commandant van het kamp
Auschwitz. Is dat correct?
HOESS: Ja.
Dr. KAUFMANN: En gedurende die tijd werden daar honderdduizenden mensen de dood ingezonden. Is dat correct?
HOESS: Ja.
Dr. KAUFMANN: Is het waar dat uzelf geen nauwkeurige notities hebt bijgehouden van het aantal slachtoffers omdat het u verboden was, dergelijke notities te maken?
HOESS: Ja, dat is correct.
Dr. KAUFMANN: Is het verder correct dat uitsluitend één man, genaamd
Adolf Eichmann, hier aantekeningen over had, de man die tot taak had dit te regelen en de mensen bijeen te brengen?
HOESS: Ja.
Dr. KAUFMANN: Is het verder waar dat Eichmann tegenover u heeft verklaard dat er in
Auschwitz in totaal meer dan 2 miljoen joden zijn omgebracht?
HOESS: Ja.
Dr. KAUFMANN: Mannen, vrouwen en kinderen?
HOESS: Ja.
Dr. KAUFMANN: Hebt u deelgenomen aan de(Eerste)Wereldoorlog?
HOESS: Ja.
Dr. KAUFMANN: En toen, in 1922 bent u lid geworden van de Partij?
HOESS: Ja.
Dr. KAUFMANN: Was u lid van de SS?
HOESS: Ja, sinds 1934.
Dr. KAUFFMANN: Is het waar dat u in het jaar 1924 tot langdurige dwangarbeid bent veroordeeld omdat u hebt deelgenomen aan een zogenaamde politieke moord?
HOESS: Ja.
Dr. KAUFFMANN: En toen, aan het einde van 1934 ging u naar het concentratiekamp
Dachau?
HOESS: Ja.
Dr. KAUFFMANN: Wat voor taak kreeg u opgedragen?
HOESS: Allereerst was ik blokleider van een aantal gevangenen, toen werd ik schrijver en uiteindelijk administrateur van de eigendommen van gevangenen.
Dr. KAUFFMANN: En hoelang bleef u daar?
HOESS: Tot 1938.
Dr. KAUFFMANN: Welke functie had u vanaf 1938 en waar was u toen?
HOESS: In 1938 ging ik naar het concentratiekamp Sachsenhausen waar ik om te beginnen adjudant van de commandant was en later werd ik hoofd van de afdeling preventieve hechtenis.
Dr. KAUFFMANN: Wanneer was u commandant in Auschwitz?
HOESS: Ik was commandant van Auschwitz vanaf mei 1940 tot december 1943.
Dr. KAUFFMANN: Wat was het hoogste aantal mensen, gevangenen dat ooit in dezelfde periode in Auschwitz heeft vastgezeten?
HOESS: Het hoogste aantal gevangenen in dezelfde periode in Auschwitz bedroeg ongeveer 140.000 mannen en vrouwen.
Dr. KAUFFMANN: Is het waar dat u in 1941 naar Berlijn bent ontboden om Himmler te ontmoeten? Geeft u alstublieft in het kort aan wat daar werd besproken.HOESS: Ja. In de zomer van 1941 werd ik bij Reichsführer SS Himmler in Berlijn ontboden om persoonlijk bevelen te ontvangen. Hij zei zoiets als -ik kan me de juiste woorden niet meer herinneren- de Führer had bevel gegeven voor een definitieve oplossing van het Joden vraagstuk. Wij van de SS moesten dat bevel uitvoeren. Als dat nu niet gebeurt dan zullen de Joden later het Duitse volk uitroeien. Hij had Auschwitz gekozen vanwege de goede bereikbaarheid per spoor en ook omdat de uitgestrekte locatie ruimte bood voor maatregelen ter isolatie.
Dr. KAUFFMANN: Vertelde Himmler u gedurende die vergadering dat de te nemen actie behandeld moest worden als staatsgeheim (Geheime Reichssache)?
HOESS: Ja. Hij legde er de nadruk op. Hij vertelde me dat het me zelfs niet was toegestaan, er met mijn onmiddellijke meerdere, Gruppenführer Glücks over te praten. Deze vergadering ging alleen ons beiden aan en ik moest de strengste geheimhouding in acht nemen.
Dr. KAUFFMANN: Welke functie had Glücks die u zojuist noemde?
HOESS: Gruppenführer Glücks was, om het zo te zeggen, de inspecteur van de
concentratiekampen en hij stond direct onder de Reichsführer.
Dr. KAUFFMANN: Betekent de uitdrukking: "Geheime Reichssache" dat niemand tegenover buitenstaanders er zelfs ook maar de geringste zinspeling over mocht maken zonder zijn eigen leven in gevaar te brengen?
HOESS: Ja. Geheime Reichssache betekent dat het niemand was toegestaan met wie dan ook over deze zaken te spreken en dat iedereen op zijn leven zwoer de grootst mogelijke geheimhouding te betrachten.
Dr. KAUFFMANN: Hebt u die belofte wel eens gebroken?
HOESS: Nee, niet tot het einde van 1942.
Dr. KAUFFMANN: Waarom noemt u die datum? Hebt u na die datum er met buitenstaanders over gesproken?
HOESS: Aan het eind van 1942 werd de nieuwsgierigheid van mijn vrouw gewekt door opmerkingen van de toenmalige Gauleiter van Opper Silezië met betrekking tot gebeurtenissen in mijn kamp. Ze vroeg me of het de waarheid was en ik gaf toe dat het zo was. Dat was de enige keer dat ik de belofte brak die ik de Reichsführer had gedaan. Anders heb ik er nooit met wie dan ook over gesproken.
Dr. KAUFFMANN: Wanneer ontmoette u Eichmann?
HOESS: Ik ontmoette Eichmann ongeveer 4 weken nadat ik die order van de Reichsführer had gekregen. Hij kwam naar Auschwitz om met mij de details te bespreken hoe het bevel moest worden uitgevoerd en ik zou alle verdere instructies van hem krijgen.
Dr. KAUFFMANN: Wilt u in het kort vertellen of het juist is dat het kamp Auschwitz geheel afgelegen lag en de genomen maatregelen beschrijven om de aan u gegeven taak met een zo groot mogelijke geheimhouding uit te voeren.
HOESS: Het kamp Auschwitz als zodanig lag zo'n 3 kilometer van de stad verwijderd. Ongeveer 80 vierkante kilometer van het omliggende land was geheel ontruimd en het gehele gebied was slechts toegankelijk voor SS personeel of burger arbeiders met speciale passen. Het eigenlijke kamp dat Birkenau heette, waar later het vernietigingskamp werd gebouwd, lag zo'n 2 kilometer van het kamp Auschwitz. De kampinstallaties zelf, dat wil zeggen de tijdelijke installaties die eerst werden gebruikt, lagen geheel buiten zicht diep in de bossen. Bovendien was dit gedeelte tot verboden gebied verklaard en zelfs leden van de SS die geen speciale pas hadden, konden er niet in. Dus was het voor iedereen behalve bevoegde personen onmogelijk, voor zover men dat kon beoordelen, het gebied te betreden.
Dr. KAUFFMANN: En toen kwamen de transporten per trein aan. Gedurende welke periode arriveerden deze transporten en hoeveel mensen zaten er ruwweg in zo'n trein?
HOESS: Gedurende de hele periode tot aan 1944 werden in de verschillende landen op onregelmatige tijden bepaalde operaties uitgevoerd zodat men niet kan spreken van onafgebroken binnenkomende transporten. Het was altijd een kwestie van 4 tot 6 weken. In die 4 tot 6 weken arriveerden dagelijks 2 tot 3 treinen met elk ongeveer 2.000 personen. Deze treinen werden allereerst naar een opstelplaats in het gebied van Birkenau gerangeerd en de locomotieven gingen dan terug. De bewakers die het transport hadden begeleid moesten het gebied onmiddellijk verlaten en de personen die waren binnengebracht werden door bewakers van het kamp overgenomen.
Ze werden daar door twee medische officieren van de SS onderzocht op hun geschiktheid voor werk. De gevangenen die in staat waren te werken marcheerden direct af naar Auschwitz of naar het kamp in Birkenau en zij die niet in staat waren tot werken werden eerst naar de tijdelijke installaties gebracht, later naar de nieuw gebouwde crematoria.
Dr. KAUFFMANN: Toen ik u laatst ondervroeg vertelde u mij dat er ongeveer 60 mannen waren aangewezen om deze transporten te ontvangen en dat deze 60 personen tot dezelfde geheimhouding verplicht waren als eerder beschreven. Blijft u daar nog steeds bij?
HOESS: Ja, deze 60 mannen waren altijd beschikbaar om de gevangenen die niet in staat waren tot werken naar deze tijdelijke installaties te brengen en later naar die andere. Deze groep, die uit ongeveer tien leiders en hun plaatsvervangers bestond, alsmede doktoren en medisch personeel was meermalen, zowel schriftelijk als mondeling medegedeeld dat ze gebonden waren aan de strengste geheimhouding over alles wat in de kampen gebeurde.
Dr. KAUFFMANN: Waren er tekenen waaraan een buitenstaander, die deze transporten zag aankomen kon zien dat ze zouden worden vernietigd of was die kans zo klein omdat er in Auschwitz een ongewoon groot aantal transporten en goederen enzovoorts binnenkwamen?
HOESS: Ja, een waarnemer die geen voor dat doel speciale notities maakte kon er geen idee van krijgen omdat er om te beginnen niet alleen transporten aankwamen die bestemd waren om te worden vernietigd, maar er arriveerden voortdurend ook andere transporten met nieuwe gevangenen die in het kamp nodig waren. Verder vertrokken er ook transporten met gevangenen die in staat waren tot werk of uitgewisselde gevangenen in voldoend grote aantallen.
De treinen zelf waren gesloten, dat wil zeggen, de deuren van de goederenwagons waren dicht zodat het van de buitenkant niet mogelijk was een glimp van de mensen binnen op te vangen. Bovendien werden er tot 100 wagons per dag met materiaal, voedsel enz. het kamp binnen gereden of verlieten de werkplaatsen van het kamp waarin oorlogsmateriaal werd gemaakt.
Dr. KAUFFMANN: En na aankomst van de transporten werd de slachtoffers alles afgenomen wat ze hadden? Moesten zij zich geheel uitkleden; moesten zij hun waardeartikelen afgeven? Is dat waar?
HOESS: Ja.
Dr. KAUFFMANN: En dan gingen ze onmiddellijk hun dood tegemoet?
HOESS: Ja.
Dr. KAUFFMANN: Ik vraag u naar beste weten, wisten deze mensen wat hun te wachten stond?
HOESS: De meesten van hen niet want er waren maatregelen getroffen om ze daarover in het ongewisse te laten en geen vermoeden te laten ontstaan dat ze hun dood tegemoet gingen. Op alle deuren en muren bijvoorbeeld stonden teksten dat ze ontluisd zouden worden of een douche gingen nemen. Dit werd de gevangenen in verschillende talen duidelijk gemaakt door andere gevangenen die met eerdere transporten waren aangekomen en die gedurende de hele actie als hulpkrachten werden gebruikt.
Dr. KAUFFMANN: En toen, zoals u me onlangs vertelde, trad de dood door vergassing in binnen 3 tot 15 minuten. Is dat juist?
HOESS: Ja.
Dr. KAUFFMANN: U vertelde me ook dat zelfs voor de dood uiteindelijk intrad, de slachtoffers bewusteloos raakten?
HOESS: Ja. Uit wat ik zelf kon ontdekken of wat me door medische officieren werd verteld was de tijd die nodig was om bewusteloosheid of dood te veroorzaken afhankelijk van de temperatuur en het aantal mensen in de gaskamers. Verlies van bewustzijn trad op na enkele seconden of minuten.
Dr. KAUFFMANN: Voelde u wel eens medelijden met de slachtoffers, denkend aan uw eigen gezin en kinderen?
HOESS: Ja.
Dr. KAUFFMANN: Hoe was het mogelijk om ondanks dat die acties toch uit te voeren?
HOESS: Gezien alle twijfels die ik had was het enige en beslissende argument de strikte order en de reden ervoor die me door Reichsführer SS was gegeven.
Dr. KAUFFMANN: Ik vraag u of Himmler het kamp geïnspecteerd heeft en zichzelf ook overtuigd heeft van het proces van vernietiging?
HOESS: Ja. Himmler bezocht het kamp in 1942 en hij bekeek een vergassing nauwkeurig van begin tot eind.
Dr. KAUFFMANN: Geldt het zelfde voor Eichmann?
HOESS: Eichmann kwam vaak naar Auschwitz en was nauwkeurig op de hoogte van de gebeurtenissen.
Dr. KAUFFMANN: Inspecteerde getuige Kaltenbrunner het kamp ooit?
HOESS: Nee.
Dr. KAUFFMANN: Hebt u ooit met Kaltenbrunner over uw opdracht gesproken?
HOESS: Nee, nooit. Ik heb Obergruppenführer Kaltenbrunner maar bij één gelegenheid ontmoet.
Dr. KAUFFMANN: Wanneer was dat?
HOESS: Dat was een dag na zijn verjaardag in het jaar 1944.
Dr. KAUFFMANN: En wat was het onderwerp van het gesprek dat u zojuist noemde?
HOESS: Het betrof een rapport van het kamp in Mauthausen over de zogenaamde naamloze gevangenen en hun betrokkenheid bij de wapenindustrie. Obergruppenführer Kaltenbrunner moest in die zaak een beslissing nemen. Om die reden kwam ik met het rapport van de commandant van Mauthausen bij hem maar hij nam geen beslissing; hij zei me dat hij dat later zou doen.
Dr. KAUFFMANN: Met betrekking tot de ligging van Mauthausen, wilt u alstublieft zeggen in welk district Mauthausen ligt. Is dat in Opper-Silezië of in het Generaal Gouvernemnt?
HOESS: Mauthausen?..........
Dr. KAUFFMANN: Auschwitz, neem me niet kwalijk, ik vergiste me. Ik bedoel Auschwitz.
HOESS: Auschwitz ligt in de voormalige staat Polen. Later, na 1939 werd het bij de provincie Opper-Silezië gevoegd.
Dr. KAUFFMANN: Kan ik aannemen dat het bestuur en de voedselvoorziening voor de
concentratiekampen uitsluitend geregeld werd door het Wirtschaft- und Verwaltungshauptamt (WVHA Hoofdbureau voor Economie en Bestuur)?
HOESS: Ja.
Dr. KAUFFMANN: Een afdeling die geheel los staat van het RSHA (
Reichssicherheitshauptamt)?
HOESS: Helemaal juist.
Dr. KAUFFMANN: En toen, vanaf 1943 tot aan het einde van de oorlog was u een van de hoofden van het inspectoraat van dat WVHA?
HOESS: Ja, dat is juist omschreven.
Dr. KAUFFMANN: Wilt u daarmee zeggen dat u bijzonder goed op de hoogte bent van alles wat er in de concentratiekampen gebeurde met betrekking tot de behandeling en de toegepaste methoden?
HOESS: Ja.
Dr. KAUFFMANN: Ik vraag u daarom allereerst of u enige kennis heeft van de behandeling van gevangenen, of u wist van bepaalde methoden, volgens welke ze werden gemarteld of wreed behandeld. Formuleert u alstublieft uw verklaring chronologisch, tot 1939 en na 1939.
HOESS: Tot het uitbreken van de oorlog in 1939, was de situatie in de kampen met betrekking tot voeding, onderdak en behandeling van gevangenen hetzelfde als in ieder andere gevangenis of gevangenkamp in het Reich. De gevangenen werden streng behandeld maar van methodische aframmelingen of mishandeling was geen sprake. De Reichsführer gaf regelmatig bevel dat elke SS man die gewelddadig tegen een gevangene optrad, gestraft zou worden; en het gebeurde vaak dat SS mensen die gevangenen wel mishandelden werden gestraft.
Voeding en behuizing waren in die tijd hetzelfde als voor andere gevangenen onder legale leiding.
De huisvesting in de kampen gedurende die jaren was nog normaal omdat de grote toevloed na het uitbreken van de oorlog en tijdens de oorlog nog niet op gang gekomen was. Toen de oorlog begon en politieke gevangenen in enorme aantallen arriveerden en later, toen gevangen leden van verzetsorganisaties aankwamen uit de bezette gebieden kon de constructie van gebouwen en de uitbreiding van de kampen geen gelijke tred meer houden met het aantal inkomende gevangenen. Gedurende de eerste jaren van de oorlog kon dit probleem nog worden opgelost met geïmproviseerde maatregelen maar later, vanwege de eisen van de oorlog was dit niet langer meer mogelijk omdat we bijna geen bouwmaterialen meer tot onze beschikking hadden. En bovendien werd op de rantsoenen voor de gevangenen keer op keer bezuinigd door het WVHA.
Dit leidde dan tot een situatie waarin de kampbewoners de kracht niet meer hadden om zich te weren tegen de zich langzaam uitbreidende epidemieën. De belangrijkste reden waarom de gevangenen tegen het einde van de oorlog zo'n slechte conditie hadden, waarom zovelen ziek en uitgemergeld in de kampen werden aangetroffen was dat elke gevangene, tot het maximum van zijn kunnen, ingezet moest worden in de oorlogsindustrie. De Reichsführer hield ons dit voortdurend en bij iedere gelegenheid voor ogen en verkondigde het ook via het Hoofd van het WVHA, Obergruppenführer Pohl, aan commandanten en administratieve leiders van de kampen tijdens de 'commandanten vergaderingen'. Elke commandant werd gezegd, alles in het werk te stellen om dit te bereiken. Het doel was niet om zoveel mogelijk doden te veroorzaken of om zoveel mogelijk gevangenen uit te roeien; de Reichsführer was er alleen maar in geïnteresseerd alle beschikbare krachten in de wapenindustrie in te zetten.
Dr. KAUFFMANN: Het lijdt geen twijfel dat hoe langer de oorlog duurde, hoe hoger het aantal slecht behandelde en gemartelde gevangenen werd. Wanneer u de kampen inspecteerde, raakte u dan niet op de hoogte van deze gang van zaken door klachten etc. of meent u dat de toestanden die werden beschreven min of meer te wijten waren aan uitspattingen?
HOESS: Deze zogenaamde slechte behandeling en marteling in concentratiekampen, verhalen daarover deden overal de ronde onder het volk en werden later ook verteld door gevangenen die door de bezettingslegers waren bevrijd werden niet, zoals aangenomen, methodisch toegepast maar waren uitspattingen begaan door individuele leiders, hun plaatsvervangers en mannen die geweld gebruikten tegen gevangenen.
Dr. KAUFFMANN: Bedoelt u dat u deze zaken nooit te weten kwam?
HOESS: Als zo'n zaak geval bekend werd, werd de dader natuurlijk direct uit zijn functie gezet of naar elders overgeplaatst. Zodat, zelfs als hij bij gebrek aan bewijs niet werd bestraft, hij toch bij de gevangenen werd weggehaald en een andere functie kreeg.
Dr. KAUFFMANN: Waaraan schrijft u de bijzonder slechte en erbarmelijke toestanden toe die door de Geallieerden bij binnenkomst werden aangetroffen en die voor een deel werden gefotografeerd en gefilmd?
HOESS: De rampzalige situatie aan het einde van de oorlog was te wijten aan het feit dat als resultaat van de verwoesting van het spoorwegnet en het voortdurend bombarderen van de industrie, de verzorging van deze massa's -ik denk aan Auschwitz met zijn 140.000 gevangenen- niet langer meer kon worden verzekerd. Geïmproviseerde maatregelen, konvooien vrachtwagens, al het andere dat de commandanten probeerden om de situatie te verbeteren hadden weinig tot geen nut; het was niet langer mogelijk. Het aantal zieken groeide enorm. Er waren zowat geen medische voorraden; epidemieën braken overal uit. Gevangenen die in staat waren te werken, werden keer op keer gebruikt. Op bevel van de Rechsführer moesten zelfs half zieke mensen waar mogelijk in de industrie worden gebruikt. Dat had tot gevolg dat ieder plekje in een concentratiekamp dat gebruikt kon worden voor onderdak overvol zat met zieke en stervende gevangenen.
Dr. KAUFFMANN: Ik ga u nu vragen op de kaart te kijken die achter u hangt. De rode stippen stellen concentratiekampen voor. Ik zal u eerst vragen hoeveel concentratiekampen er als zodanig bestonden tegen het einde van de oorlog.
HOESS: Aan het einde van de oorlog waren er nog 13 concentratiekampen. Alle andere punten die hier op de kaart gemarkeerd zijn, stellen zogeheten werkkampen voor, verbonden aan de wapenfabrieken die daar stonden. De concentratiekampen waarvan er, zoals ik als zei 13 waren, lagen in het centrum van een district zoals het kamp bij
Dachau in Beieren of het kamp Mauthausen in Oostenrijk; en alle werkkampen in dat district stonden onder supervisie van het concentratiekamp. Dat kamp moest de satellietkampen bevoorraden, dat wil zeggen, ze moest die van arbeiders voorzien, zieke gevangenen omruilen en voor kleding zorgen; de bewakers werden ook door het concentratiekamp geleverd.
Vanaf 1944 was iedere afzonderlijke wapenfabriek vrijwel uitsluitend verantwoordelijk voor de voedselvoorziening aan de gevangenen om de gevangenen het voordeel te geven van oorlogsrantsoenen.
Dr. KAUFFMANN: Wat kwam u te weten over zogenaamde medische experimenten op levende gevangenen?
HOESS: Medische experimenten werden in verschillende kampen uitgevoerd. In Auschwitz bijvoorbeeld deden Professor Klaubert en Dr. Schumann experimenten op het gebied van sterilisatie; er werden ook experimenten op tweelingen uitgevoerd door SS arts Dr. Mengele.
Dr. KAUFFMANN: Kent u de medische officier, Dr. Rascher?
HOESS: In Dachau was hij arts van de Luftwaffe die experimenten deed op ter dood veroordeelde gevangenen, naar de weerstand van het menselijk lichaam tegen kou en in hoge-druk kamers.
Dr. KAUFFMANN: Kunt u zeggen of zulke experimenten binnen een kamp bekend waren aan een grote groep?
HOESS: Zulke experimenten waren, net als alle andere zaken, natuurlijk 'Geheime Reichssache'. Het kon echter niet worden voorkomen dat de experimenten bekend raakten omdat ze in een groot kamp werden uitgevoerd en op een of andere manier waren gezien door gevangenen. Ik kan echter niet zeggen in welke mate de buitenwereld op de hoogte raakte van deze experimenten.
Dr. KAUFFMANN: U hebt me uitgelegd dat de executiebevelen werden ontvangen in Auschwitz en u vertelde me dat tot aan het uitbreken van de oorlog het aantal orders klein was, maar dat die later talrijker werden. Is dat juist?
HOESS: Ja. Er vonden nauwelijks executies plaats tot aan het begin van de oorlog -alleen in uiterst ernstige gevallen. Ik herinner me een geval in
Buchenwald waar een SS man door gevangenen was aangevallen en dood geslagen, de gevangenen werden later opgehangen.
Dr. KAUFFMANN: Maar tijdens de oorlog -en dat moet u toegeven- steeg het aantal executies, en geen klein beetje.
HOESS: Dat was al begonnen bij het uitbreken van de oorlog.
Dr. KAUFFMANN: Was de reden voor deze executies in veel gevallen een wettig vonnis van een Duitse rechtbank?
HOESS: Nee. Bevelen voor executies die in de kampen werden voltrokken kwamen van het RSHA.
Dr. KAUFFMANN: Wie tekende de executiebevelen die u ontving? Is het juist dat u soms executiebevelen ontving die getekend waren met 'Kaltenbrunner' en dat dit niet de originelen waren maar telexberichten en die daarom ondertekend waren in machineschrift?
HOESS: Dat is juist. De originelen van de executiebevelen kwamen nooit in de kampen. Het origineel van deze bevelen kwam ofwel binnen bij de Inspectie van de Concentratiekampen van waaruit ze per telex naar de betreffende kampen werden verzonden of, in dringende gevallen stuurde het RSHA ze direct naar de betreffende kampen en het Inspectoraat werd daarvan op de hoogte gesteld zodat de ondertekeningen in de kampen altijd in machineschrift waren.
Dr. KAUFFMANN: Om nog eens die ondertekeningen te controleren, wilt u het Tribunaal vertellen of de overgrote meerderheid van alle executiebevelen ofwel de hanfdtekening van Himmler, danwel die van Müller droegen in de jaren voor de oorlog en tot aan het einde van de oorlog.
HOESS: Slechts heel weinig telexberichten die ik ooit heb gezien kwamen van de Reichsführer en nog minder van beklaagde Kaltenbrunner. De meesten, ik kan wel zeggen bijna allemaal, waren ondertekend met; 'w.g. Müller'
Dr. KAUFFMANN: Is dat de Müller met wie u regelmatig over dat soort zaken hebt gesproken, zoals u eerder hebt verklaard?
HOESS: Gruppenführer Müller was het hoofd van Sectie IV binnen het RSHA. Hij moest met het Inspectoraat overleg plegen over alle zaken die met concentratiekampen te maken hadden.
Dr. KAUFFMANN: Zou u zeggen dat u het hoofd van de
Gestapo, Müller, bezocht omdat u op grond van uw ervaringen van mening was dat deze man vanwege zijn jarenlange activiteiten bijna geheel zelfstandig handelde?
HOESS: Dat is volkomen juist. Ik moest alle zaken die betrekking hadden op cencentratiekampen met Müller bespreken. Hij werd over al deze zaken ingelicht en in vele gevallen nam hij onmiddellijk beslissingen.
Dr. KAUFFMANN: Goed, om het even helder te stellen, hebt u over deze zaken ooit met de beklaagde overlegd?
HOESS: Nee.
Dr. KAUFFMANN: Wist u dat tegen het einde van de oorlog concentratiekampen werden ontruimd? En zo ja, wie gaf het bevel daartoe?
HOESS: Laat me dat uitleggen. In eerste instantie lag er een bevel van de Reichsführer dat in het geval van een naderende vijand of een luchtaanval, de kampen aan de vijand moesten worden overgegeven. Later, vanwege het geval
Buchenwald, dat aan de Führer was gemeld, was er.... nee, in het begin van 1945 toen verschillende kampen binnen bereik van de vijand kwamen, werd deze order ingetrokken. De Reichsführer gaf bevel dat de Höhere
SS und Polizeiführer, die in noodgevallen verantwoordelijk waren voor de bewaking en beveiliging van de kampen, zelf moesten beslissen over ontruiming of overgave.
Auschwitz en Gross-Rosen werden ontruimd. Buchenwald zou ook worden ontruimd maar toen kwam er bevel van de Reichsführer dat er in principe geen kampen meer mochten worden ontruimd. Alleen belangrijke gevangenen en gevangenen die onder geen beding in Geallieerde handen mochten vallen, moesten naar andere kampen worden overgebracht. Dit gebeurde ook in het geval van Buchenwald. Nadat Buchenwald was bezet, werd aan de Führer gemeld dat gevangenen zich hadden bewapend en dat ze plunderingen aanrichtten in de stad Weimar. Dit gaf de Führer aanleiding om aan Himmler het strikte bevel te geven dat in de toekomst geen kampen meer in vijandelijke handen mochten vallen en dat er geen gevangenen, die in staat waren te lopen, in geen enkel kamp mochten worden achtergelaten.
Dit was kort voor het einde van de oorlog en kort voordat noord en zuid Duitsland werden gescheiden. Ik zal vertellen over het kamp Sachsenhausen. Het hoofd van de
Gestapo, Gruppenführer Müller, belde me s'avonds op en zei me dat de Reichsführer bevel had gegeven dat Sachsenhausen onmiddellijk moest worden ontruimd. Ik wees Gruppenführer Müller op wat dit zou betekenen. Sachsenhausen kon niet langer terugvallen op andere kampen, misschien op een paar werkkampen, die toch al bijna vol zaten, verbonden aan wapenfabrieken. De meeste van de gevangenen moesten ergens in de bossen worden ondergebracht. Dit zou duizenden doden betekenen en bovendien zou het onmogelijk zijn om deze massa's van voedsel te voorzien. Hij beloofde me dat hij deze maatregelen nog eens met de Reichsführer zou opnemen. Hij belde me terug en zei dat de Reichsführer had geweigerd en eiste dat de commandanten hun bevelen onmiddellijk zouden uitvoeren.
In dezelfde periode zou
Ravensbrück op dezelfde manier worden ontruimd maar dat kon niet langer gebeuren. Ik weet niet in hoeverre de kampen in zuid Duitsland werden ontruimd omdat wij van het Inspectoraat geen contact meer hadden met zuid Duitsland.
Dr. KAUFFMANN: Er is hier beweerd -en dit is mijn laatste vraag- dat beklaagde Kaltenbrunner bevel heeft gegeven dat Dachau en twee satellietkampen verwoest moesten worden door middel van bombardementen of met gas. Ik vraag u, hebt u hierover ooit iets gehoord en zo niet, denkt u dat zo'n bevel mogelijk is?
HOESS: Daar heb ik nooit iets over gehoord en ik weet ook niets over een bevel om kampen in zuid Duitsland te ontruimen, zoals ik al heb aangegeven. Afgezien daarvan vind ik het volkomen onmogelijk dat een kamp op deze manier zou kunnen worden verwoest.
Dr. KAUFFMANN: Ik heb geen verdere vragen.
De PRESIDENT: Wil een van de raadslieden van beklaagde nog vragen stellen?
Dr. MERKEL: Getuige, had de Staatspolitie, als gezagsdrager binnen het Reich, iets te maken met de vernietiging van de Joden in Auschwitz?
HOESS: Ja, in zoverre dat ik al mijn bevelen met betrekking tot de uitvoering van die actie van Obersturmführer Eichmann ontving.
Dr. MERKEL: Stond het bestuur van de concentratiekampen onder controle van het WVHA?
HOESS: Ja.
Dr. MERKEL: U zei eerder dat u niets te maken had met het RSHA?
HOESS: Nee.
Dr. MERKEL: Wilt u alstublieft daarom benadrukken dat de Gestapo als zodanig niets te maken had met het bestuur van kampen, of de huisvesting, voeding en behandeling van de gevangenen maar dat dit uitsluitend een zaak was voor het WVHA?
HOESS: Ja, dat is helemaal juist.
Dr. MERKEL: Hoe verklaart u dan dat u toch diverse kwesties aangaande concentratiekampen met Müller hebt besproken?
HOESS: Het RSHA, of liever Sectie IV, had de uitvoerende macht met betrekking tot het zenden van gevangenen naar kampen, indeling van de kampen in klasse 1, 2 en 3 en verder de strafmaatregelen die namens het RSHA moesten worden genomen. Executies, huisvesting van speciale gevangenen en alle andere daaruit voortvloeiende zaken werden door het RSHA geregeld, of liever Sectie IV.
Dr. MERKEL: Wanneer werd dit WVHA opgericht?
HOESS: Het Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt bestond sinds 1933 onder verschillende namen. Het Inspectoraat voor de Concentratiekampen was sinds 1941 echter uitsluitend ondergeschikt aan het WVHA.
Dr. MERKEL: Dan stonden deze concentratiekampen vanaf het eerste begin onder controle van dit WVHA, dat wil zeggen onder de SS en niet onder de Staatspolitie?
HOESS: Ja.
Dr. MERKEL: U noemde eerder de naam van Dr. Rascher. Kende u deze dokter persoonlijk?
HOESS: Ja.
Dr. MERKEL: Wist u dat Dr. Rascher, voor hij in Dachau ging werken, lid van de SS was geworden?
HOESS: Nee, daar wist ik niets van. Ik wist alleen dat hij later ....ik zag hem nog in het uniform van een Luftwaffe arts. Later is hij waarschijnlijk overgegaan naar de SS maar ik zag hem daarna niet meer.
Dr. MERKEL: Ik heb verder geen vragen. Dank u wel.
HERR BABEL: (Raadsman voor de SS) Getuige, bij het begin van uw verhoor verklaarde u dat toen u bij Reichsführer SS
Heinrich Himmler werd ontboden, hij u vertelde dat de uitvoering van dit bevel van de Führer aan de SS moest worden overgelaten en dat de SS daarvoor opdracht had gekregen. Wat moeten we onder deze algemene benaming SS verstaan?
HOESS: Volgens de uitleg van de Reichsführer waren dit alleen de mensen die de concentratiekampen bewaakten. Volgens de aard van het bevel kon alleen het personeel van de concentratiekampen en niet de
Waffen-SS bij de uitvoering van deze taak worden betrokken.
HERR BABEL: Hoeveel leden van de SS waren in de concentratiekampen geplaatst en tot welke eenheden behoorden zij?
HOESS: Tegen het einde van de oorlog waren er ongeveer 35.000 SS'ers en naar mijn schatting ongeveer 10.000 man van leger, luchtmacht en marine in de kampen ingedeeld voor bewakingsdiensten.
HERR BABEL: Wat waren de taken van deze bewakers? Voor zover ik weet verschilden hun taken nogal. Eerst was er natuurlijk de bewaking zelf en daarna een zekere hoeveelheid administratief werk binnen het kamp.
HOESS: Ja, dat is correct.
HERR BABEL: Hoeveel bewakers waren er binnen de kampen op, laten we zeggen elke 1.000 gevangenen?
HOESS: Dat kun je zo niet stellen. Volgens mijn waarnemingen werd ongeveer 10 procent van het totale aantal van het bewakingspersoneel ingezet voor interne taken, dat wil zeggen, administratie en toezicht op gevangenen binnen het kamp, inclusief het medisch personeel van het kamp.
HERR BABEL: Zodat 90 procent werd ingezet voor de externe bewaking, de bewaking van het kamp vanuit wachttorens en het begeleiden van gevangenen bij hun werk?
HOESS: Ja.
HERR BABEL: Hebt u gezien of gevangenen in meer of mindere mate slecht behandeld werden door de bewakers of was die slechte behandeling voor het grootste deel terug te voeren naar de zogeheten Kapo's?
HOESS: Als gevangenen al slecht behandeld werden door bewakers -ik heb er zelf nooit iets van gemerkt- dan was dit slechts in zeer geringe mate mogelijk want alle diensten die verantwoordelijk waren voor de kampen zorgden ervoor dat zo weinig mogelijk SS'ers direct contact hadden met gevangenen want in de loop der jaren was de kwaliteit van het bewakend personeel zo slecht geworden dat we de eisen die we vroeger hanteerden niet langer meer konden aanhouden. We hadden duizenden bewakers die nauwelijks Duits spraken, die als vrijwilliger uit allerlei landen kwamen en zich bij deze eenheden voegden, of we hadden oudere mannen tussen 50 en 60 jaar die geen enkele interesse in hun werk hadden zodat een kampcommandant voortdurend moest opletten dat deze mensen zelfs aan de laagste eisen van hun taak voldeden. Het is duidelijk dat er zich onder hen elementen bevonden die gevangenen slecht behandelden maar deze slechte behandeling werd nooit getolereerd. Daarnaast was het onmogelijk om de leiding over deze massa's mensen bij hun werk of in het kamp uitsluitend aan SS'ers over te laten, daarom moesten gevangenen worden ingezet om de andere gevangenen wegwijs te maken en ze aan het werk te zetten. De interne leiding van het kamp lag bijna geheel in hun handen. Natuurlijk kon een groot deel van de mishandelingen niet voorkomen worden omdat er 's nachts bijna geen SS'ers in het kamp waren. Alleen in speciale gevallen was het SS'ers toegestaan het kamp binnen te gaan zodat de gevangenen min of meer aan deze Kapo's waren overgeleverd.
HERR BABEL: U heeft de regels al genoemd die voor de bewakers golden, maar in elk kamp bestond ook een vaste regel. In deze regel werden bepaalde straffen opgelegd aan gevangenen die de kampregels overtraden. Wat voor straffen waren dat?
HOESS: Allereerst overplaatsing naar een strafcompagnie, dat wil zeggen zwaarder werk en kleinere behuizing; vervolgens opsluiting in het cellenblok, opsluiting in een donkere cel; en in zeer ernstige gevallen, vastleggen aan een ketting of afranseling met riemen. Het afranselen als straf werd in 1942 of 1943 -ik weet niet precies wanneer- door de Reichsführer verboden. Dan was er de bestraffing in de vorm van het langdurig bij de poort van het kamp staan en uiteindelijk lijfstraffen. Geen enkele commandant kon echter op eigen initiatief deze lijfstraffen opleggen. Hij kon ze alleen maar aanvragen. Wanneer het mannen betrof, kwam de beslissing van de Inspecteur van de Concentratiekampen Gruppenführer Schmidt en wanneer het vrouwen betrof hield de Reichsführer de beslissing uitsluitend aan zichzelf.
HERR BABEL: Het mag u bekend zijn dat er voor leden van de SS ook twee strafkampen waren die soms concentratiekampen werden genoemd, namelijk Dachau en Danzig-Matzkau.
HOESS: Dat klopt.
HERR BABEL: Waren de bestaande kampregels en de behandeling van SS'ers die in zulke kampen werden opgesloten anders dan de regels die golden voor de andere concentratiekampen?
HOESS: Ja, deze twee gevangenkampen vielen niet onder het Inspectoraat voor de Concentratiekampen maar vielen onder de SS en de politierechter. Zelf heb ik deze twee kampen noch geïnspecteerd, noch gezien.
HERR BABEL: U weet dus niets over de vaste regels met betrekking tot deze kampen?
HOESS: Daar weet ik niets van.
HERR BABEL: Ik heb verder geen vragen aan de getuige.
De PRESIDENT: Ik schors de zitting voor 10 minuten.