Titel: | Tank Wrecks of the Western Front, 1940–1945 |
Schrijver: | Tucker-Jones, A. |
Uitgever: | Pen & Sword |
Uitgebracht: | 2019 |
Pagina's: | 144 |
Taal: | Engels |
ISBN: | 9781526741 |
Omschrijving: | Het boek ‘Tank Wrecks of the Western Front 1940-1945’ van Anthony Tucker-Jones geeft een visueel overzicht van de belangrijkste tankwrakken aan het Westfront. Deze Images of War publicatie is beknopt wat betreft achtergrondinformatie over tanks, de belangrijkste oorlogsgebeurtenissen en andere details. ‘Beelden zeggen meer dan woorden’ is de essentie van het boek. In een tiental hoofdstukken worden de belangrijkste tanks besproken die deelnamen aan de frontgevechten in Frankrijk vanaf mei 1940, tijdens en na de gevechtshandelingen vanaf 6 juni 1944 en tijdens het laat uitgevoerde Ardennenoffensief in december 1944. In de eerste hoofdstukken komen vooral Franse tanks aan bod. De auteur gaat bij zijn bespreking kort in op het feit dat de Duitsers in 1940 veel Franse tanks vernietigden (hij noemt 4,500 stuks) en dat Franse tankwrakken een bron van amusement en soms zelfs trofeeën voor Duitse tankbemanningen waren. Het resultaat was dat veel foto’s van die tankwrakken werden gemaakt. Het boek benadrukt dat Frankrijk in 1940 een aantal kwalitatieve en sterke tanks had. De tactieken ontbraken echter om de Duitse invasie te stoppen. Met andere woorden: het materiaal was in bepaalde opzichten redelijk tot goed, maar het idee om tanks te verdelen en niet geconcentreerd als aanvalswapen in te zetten kwam Frankrijk duur te staan. Afgezien van de tegen de Duitsers ingezette Franse tanks werden ook Britse tanks gebruikt. Elk hoofdstuk bespreekt verschillende tanksoorten, waaronder de Hotchkiss H-35. Veel Franse lichte tanks waren niet erg goed bewapend, hadden soms zelfs een 37mm kanon uit de Eerste Wereldoorlog, en de tankcommandant was geregeld overbelast met verschillende taken. De Franse lichte tanks vielen in 1940 vaak ten prooi aan Duits antitankgeschut of vliegtuigen. De vele foto’s in het boek getuigen van de inzet van Franse lichte tanks. De Franse middelzware en zware tanks waren soms een heel ander verhaal. Zo was de Somua S-35 een goed gepantserde en redelijk bewapende tank die de meeste Duitse tanks bij de inval in 1940 kon vernietigen. De nog zwaardere, en bij bepaalde acties zeer destructieve zware Char B, was vrijwel ondoordringbaar voor veel Duits (anti)tankgeschut. Vooral de Char B1 en de verbeterde versies hadden dikke bepantsering en waren voorzien van meerdere wapens, waaronder een in de romp gemonteerd 75mm geschut en een in de koepel gemonteerd 47mm kanon. Bij de genoemde tanks was het zo dat de commandant vaak de leiding moest nemen en tegelijkertijd verantwoordelijk was voor het laden en/of afvuren van de hoofdbewapening. Foto’s vanaf pagina 35 tonen de Char B waarbij een foto laat zien dat de bepantsering soms ondoordringbaar was voor Duitse munitie. Niet alleen de Fransen hadden gepantserde kolossen. Ook de Britten waren erin geslaagd een zeer goed gepantserde tank te ontwerpen (Matilda II) die net als de Franse Char B soms een moeilijk uit te schakelen doelwit was. Het boek springt over van mei en juni 1940 naar juni 1944 (Normandië en later). De publicatie behandelt de iconische Amerikaanse M4 Sherman en geeft verschillende foto’s van het voertuig. Ook andere tanks worden daarbij behandeld. Tijdens de geallieerde invasie in Noord-Frankrijk werden M4 Sherman-tanks soms vernietigd door Duitse wapens, maar wisten zij zelf ook verliezen toe te brengen. Een groot probleem was dat de bepantsering van de Sherman over het algemeen niet zo dik was (de Amerikanen hadden geen zware tanks, alleen de zeer laat, wellicht te laat ingezette M26 Pershing). Ook worden Duitse tanks besproken die vanaf mei 1940 werden ingezet: Panzerkampfwagen I (PzKpfw I), II (PzKpfw II) en PzKpfw III. En ook hier gaat het om een grotendeels visuele representatie van de genoemde modellen. Vooral de Panzerkampfwagen I en II waren schietschijven in die zin dat ze soms onvoldoende gepantserd en bewapend waren, het waren vooral lichte voertuigen die het eigenlijk niet tegen vijandelijke tanks op konden nemen. Hetzelfde gold eigenlijk voor de Panzerkampfwagen IV (PzKpfw IV) die in 1940 nog met een kort 75mm geschut bewapend was, maar vergeleken met de eerdere tanks, beter gepantserd was. Pas in 1942, ook gestimuleerd door de frontervaringen in de Sovjet-Unie, kreeg de tank een krachtig antitankkanon (7,5 cm KwK 40 L/43 en later 7,5 cm KwK 40 L/48). Het laatste Panzerkampfwagen IV type was de Ausf. J (Ausführung J) die een handmatig aangedreven koepel had, minder wielen en (soms) gaas dat aan de zijkanten als extra bescherming tegen antitankgeweren en holle lading was aangebracht. Het boek bespreekt ook de zwaarste Duitse tanks: Panzerkampfwagen V Panther (PzKpfw V Panther), VI Tiger (PzKpfw VI Tiger) en VI Tiger B (PzKpfw VI Tiger II Ausf. B). Al die tanks waren dodelijke langeafstandswapens, maar waren vrij traag wat betreft beweeglijkheid en werden in relatief kleine aantallen (afgezien van de Panther), gebouwd. Veel foto’s tonen aan dat deze ‘supertanks’ niet onkwetsbaar waren: geallieerde tanks en andere wapens kwamen in grote aantallen en konden de voertuigen soms aan de zijkant aanvallen en zodoende uitschakelen. Ook luchtaanvallen eisten hun tol (zoals een foto laat zien van een omgekeerde Panther-tank). Al met al is het boek interessant om te hebben als visuele bron van de verschillende tankwrakken die aan het Westfront aanwezig waren tussen 1940 en 1945. Met name de Franse tanks zijn interessant om te zien omdat weinig boeken inzoomen op Franse tanks. Voor meer details en achtergrondinformatie is het boek echter niet geschikt: de informatie is over het algemeen correct, maar te beknopt om meer over de ontwikkeling, inzet en het gebruik van tanks en de verschillende oorlogsgebeurtenissen te weten te komen. Ook ontbreekt geraadpleegde literatuur. Kortom: voor de liefhebber, alleen kopen ter aanvulling op bestaande literatuur. |
Beoordeling: | Goed |