"Daar opeens in 't Noord Westen 'n onafzienbare karavaan van voortgesleepte zweefvliegtuigen en transportvliegt[uigen]. Parachutisten ziet men uitspringen. De zwevers dalen. In een minimum van tijd is Son bezet… bevrijd. 't Lijkt ongelooflijk, doch 't is waar." Dit is een passage uit een van de brieven van Alphons Linders uit Nuenen. Hij schreef op 17 september 1944 over het begin van operatie Market Garden aan zijn zoon in Duitsland. De brieven werden nooit verstuurd.
Alphons Linders[1] woonde met zijn gezin in het huis dat nu Berg 48 in Nuenen is. Hij werkte als hoofdonderwijzer van de openbare lagere school in het dorp.[2] Hij was getrouwd met Anna van Croonenburg[3] en samen hadden ze vier kinderen; Louis[4], Frans[5], Giny[6] en Cor[7]. Giny, als enige dochter, werd ook wel Zus genoemd. Zoon Frans was in juni 1941 geslaagd voor het gymnasium aan het Augustinianum in Eindhoven.[8] Hij ging daarna economie studeren aan de Katholieke Economische Hogeschool in Tilburg.
Begin 1943 vonden er in Nederland een aantal aanslagen op collaborateurs plaats. In februari overkwam dit procureur-generaal Jan Feitsma, generaal Hendrik Seyffardt en secretaris-generaal van Volksvoorlichting en Kunsten Hermannus Reydon. Bij de aanslag op Feitsma raakte zijn zoon zwaargewond, Reydon's vrouw werd gedood, hijzelf zwaargewond. Reydon zou een half jaar later alsnog overlijden.[9] Seyffardt raakte ook zwaargewond, maar overleed al de volgende dag. Voor zijn dood gaf hij aan dat hij ervan overtuigd was door twee studenten te zijn beschoten.[10]
Op 13 maart 1943 volgde een nieuwe stap van de bezetters in het bedwingen van de Nederlandse studenten. Zij moesten een verklaring tekenen om nog toegang te krijgen tot het hoger onderwijs. Deze verklaring werd al snel bekend als de loyaliteitsverklaring.[11] Zowel vanuit de Raad van Negen (de overkoepelende raad van het studentenverzet), als de minister van Onderwijs in Londen, kwam het dringende advies niet te tekenen.[12] Enkele dagen voor de deadline op 13 april adviseerde ook aartsbisschop De Jong om niet te tekenen.[13] In het katholieke Tilburg tekende 97,8% van de studenten niet, waaronder Frans.[14]
Eind april volgde de Duitse oproep dat leden van het voormalige Nederlandse leger weer in krijgsgevangenschap genomen zouden worden. Dit had de april-meistakingen van 1943 tot gevolg. Het politiestandrecht werd afgekondigd. Door executie en geweld volgden 175 dodelijke slachtoffers. Op 4 mei keert de rust weer enigszins terug.[15] De volgende dag stond er een oproep in de krant. Studenten die de loyaliteitsverklaring niet hadden getekend, moesten zich op 6 mei melden voor tewerkstelling in Duitsland. Deed je dat niet, dan werden je ouders verantwoordelijk gesteld.[16] Met de net neergeslagen stakingen en het politiestandrecht in gedachten, besloten veel studenten zich te melden.
Frans Linders kwam uiteindelijk op 22 mei 1943 in Dassel in Duitsland aan. In dit kleine plaatsje in het Harzgebergte in Midden-Duitsland werden 22 Nederlandse studenten tewerkgesteld.[17] Voor deze studenten was het mogelijk brieven uit te wisselen met het thuisfront. Iets wat velen ook zouden doen. Hoewel een aantal studenten wegens ziekte of verlof eerder naar huis mocht, was Frans begin september 1944 nog steeds in Duitsland.
Brussel werd op 3 september bevrijd.[18] De volgende dag volgde Antwerpen.[19] Op de avond van die 4de september hield de Nederlandse premier in Londen, professor Gerbrandy, een toespraak voor Radio Oranje. Het concept bevatte de zin: "Nu de Geallieerde legers in hun onweerstaanbare opmars de Nederlandse grens naderen". Gerbrandy veranderde eigenhandig "naderen" door "overschreden hebben". Dit werd meteen opgepikt door andere persbureaus en werd dan ook diezelfde avond op de BBC herhaald. Het Nederlandse nieuws op de BBC om kwart voor twaalf die avond deed er nog een schepje bovenop, Breda was bevrijd! Het nieuws bleek achteraf voorbarig, maar het gevolg was de volgende dag te merken. Duitsers en Duitsgezinden vertrokken richting het oosten. Dolle Dinsdag was begonnen.[20] De dagen er na zakte de paniek weer, maar de geallieerden rukten steeds verder op en stonden op de vooravond van 17 september aan de Nederlands-Belgische grens. De volgende dag, op 17 september, begon vader Alphons aan brief 133 voor zijn zoon Frans in Duitsland:
"Nunen[21], 17 Sept[ember] 1944.
Beste Frans,
Als 131 en 132 de reis zo voorspoedig gemaakt hebben als de facteurs Sjaak en Frits die gisteravond op hun basis terugkeerden, dan heb je ze momenteel zeker al wel in handen en ben je dus weer op de hoogte van de toestand hier. 't Is nu Zondagmiddag! Wij hebben zo juist gegeten; wat, durf ik je haast niet te zeggen. Je zou al te zeer watertanden. Enfin, laat ik het toch maar wagen; 'n lekker vet konijn! Cor belieft er nog niets van. Die tijd heb jij ook eens gehad, maar die ligt al 'n heel eind achter ons. Nu wou je wel van de partij zijn, hé! Nou, we hebben er nog vier. Wij zullen 'n goed boutje voor je bewaren. 't Is heerlijk Septemberweer. 'n Wazig zonnetje, maar de temperatuur is toch van die aard, dat ik weer fijn in 'n lekkere luie [stoel] in ons tuintje zit en daar - de blocnote op de knie – brief 133 voor jou in elkaar draai. Ik weet helemaal nog niet, of en hoe ik hem zal kunnen verzenden. De post in Nunen gaat nog helemaal niet, en Hengelo ligt zo ver af. In de hoop, dat weer 'n goede genius opduikt, die zich over hem ontfermt, ben ik er dan ook mee begonnen. Vooreerst wilde ik je dan vertellen, dat wij het hier allen nog best maken. Aan de toestand, als in vorige brief beschreven, is nog weinig verandering gekomen. Militair beweeg zien wij hier slechts heel weinig. Het zuidelijke oorlogstoneel, dus in België, is nog wel 'n paar tientallen kilometers vandaan, te horen aan het kanongegrom. Aan Wilhelminakanaal en Zuid-Willemsvaart schijnt 'n nieuwe linie klaar gemaakt te worden. De bruggen richting Breugel en Lieshout zijn nog 'ns opgeblazen. De mensen, die aan de enkele gespaarde bruggen wonen, zoals Son, Best en Steenweg Helmond, zijn nog niet gelukkig. Alles in die omgeving moet evacueren. Vrijdagmorgen hoorde ik hier van twee kanten, dat in Helmond de Steenweg en Mierloseweg moesten ontruimd worden, dus ook 19b! Ik direct op de fiets en langs binnenwegen er op uit; in Stiphout het karretje voorzichtigheidshalve geborgen en toen te voet naar Oom Johan. En jawel. Heel de Steenweg was in rep en roer. Per stootwagen, trekker, bakfiets, draagbaar, zelfs per glijer, trachtte ieder in de 23 uren, die hem gegeven waren, te bergen, wat geborgen kon worden. Ook Oom Johan was de sigaar.
Vandaag de hele morgen druk gevlieg van verkenners. Tegen 11 uur ontelbare vliegende forten en jagertjes kringelen met Nunen als centrum en beschieten en bombarderen stellingen aan Wilhelminakanaal in Son en afweergeschut en mitrailleurnesten in Eindhoven ± half drie. Daar opeens in 't Noord Westen 'n onafzienbare karavaan van voortgesleepte zweefvliegtuigen en transportvliegt[uigen]. Parachutisten ziet men uitspringen. De zwevers dalen. In een minimum van tijd is Son bezet… bevrijd. 't Lijkt ongelooflijk, doch 't is waar. Ooggetuigen bevestigen het."
In eerste instantie is er nog niet veel aan de hand. Vader Alphons schreef over de vorige twee brieven die postbezorgers Sjaak en Frits blijkbaar wisten te volbrengen. Vermoedelijk niet naar Duitsland maar naar Hengelo, zoals hij ook verderop in zijn brief aanhaalt. In Hengelo woonde de familie van Jannes Reiling[22], één van de andere studenten in Dassel, het dorpje waar zoon Frans tewerkgesteld was. De post naar Dassel ging vaker via Hengelo, omdat ze daar makkelijk de grens naar Gronau konden oversteken en zodoende de Duitse censuur konden vermijden. Medestudent Joop Nahuijsen[23] stuurde via Hengelo brieven naar zijn vriendin in Den Haag.[24]
Op vrijdagmorgen 15 september hoorde Alphons over het ontruimen van een aantal straten in Helmond. Zijn broer Johan[25] woonde daar op de Steenweg 19b en had een winkel in manufacturen.[26] De Steenweg komt uit bij de Veestraatbrug en was toentertijd de doorgaande weg door Helmond, het werd op 22 september als een van de laatste bruggen in Helmond door de Duitsers opgeblazen.[27]
Terug naar 17 september. In de nacht ervoor hadden RAF-bommenwerpers al doelen in het noorden aangevallen. In de ochtend was het de beurt aan 872 B-17 bommenwerpers van de Amerikaanse Eighth Air Force. Zij vielen tussen 10:30 uur en 12:30 uur[28] 117 doelen aan op de aanvliegroutes van de transportvliegtuigen.[29] Amerikaanse parachutisten van de 101st Airborne Division landden ten noorden van Son tussen 14:12 uur en 14:24 uur.[30] Een deel trok naar het zuiden, op weg naar de bruggen over het Wilhelminakanaal in Son. De laatst overgebleven brug werd om 17:00 uur vlak voor de neus van de Amerikanen opgeblazen. Het oorspronkelijke plan van de Amerikanen was eigenlijk de bruggen in Eindhoven om 21:00 uur te veroveren, maar nu stopten ze om 02:00 uur, op ruim een kilometer ten zuiden van het kanaal.[31] Son was bevrijd, Eindhoven moest nog een dag wachten.
"Nunen, 18 Sept[ember] 1944.
Maandag 11 uur 's avonds.
Beste Frans,
Gister moest ik m'n schrijven staken wegens onverwachte geweldige oorlogsgebeurtenissen. En nu... Wij zijn weer vrij!! Allen behouden!! Nunen komt ongeschonden uit den strijd!! Dank aan God!!! Morgen meer. 'k Ga nu maffen. We hebben 'n paar spannende dagen achter de rug."
De volgende dag, 18 september, werd Eindhoven door de Britten vanuit het zuiden en de Amerikanen vanuit het noorden bevrijd. Vader Alphons viert alvast een feestje, terwijl de eerste geallieerde troepen nog in Nuenen moeten arriveren.[32] Het zou ook blijken uit het vervolg, waar Alphons nog even recapituleert over de dag ervoor.
"Nunen, 19 Sept[ember] 1944. Dinsdag.
Een geregeld verloop van de gebeurtenissen der laatste dagen kan ik nu niet geven. Ze volgen elkaar te snel op. De emoties zijn te groot. Vanmorgen 8 uur is het "volksgerecht" 'n woordje gaan meespreken, trouwens gister al. De "ondergrondse beweging", die tot voor gisteren altijd in het geheim gewerkt heeft, is gisteren tevoorschijn gekomen. In blauwe overal met witte armband waarop P.a.n. (d.w.z. partisanen actie Nederland) en Oranje; voorzien van bajonet, revolver, geweer of iets dergelijks, trekken ze uit en... het volksgerecht gaat beginnen. Spoedig worden de eerste politieke misdadigers binnen gebracht. Maar, laat ik eerst de gebeurtenissen van gistermaandag even de revue doen passeren."
De P.A.N. (Partisanen Actie Nederland), was in 1944 tot stand gekomen in de regio Eindhoven. Deze was ontstaan uit de samenvoeging van een aantal verzetsgroepen. Direct na de geallieerde luchtlandingen werd deze groep in Eindhoven en de omliggende dorpen steeds actiever. We gaan met Alphons even terug naar een dag eerder, maandag 18 september:
"In de vroege morgen staan de mensen al in groepjes bij elkaar, besprekend de gebeurtenis van gisterzondag en van die, die komen gaan. Het Oranje komt – zij het met schroom – allengs voor de dag. Meisjes dragen goudsbloemen en oranje linten in het haar. Spoedig komen de eerstelingen uit Son terug, die kennis gingen maken met de Tommies en de Amerikanen. Als overtuigingsstukken brachten ze Eng[else] en Am[erikaanse] sigaretten en lucifers en meerdere art[ikelen] mee. Pietje v/d Nieuwenhof[33] en Baasje – die z'n handelsaard nooit loochent – waren bij de eerste groep. En 's middags trokken er meerderen op uit. Ook Louis en Cor. Die kwamen 's avonds terug vol lof over onze bondgenoten, echte gentlemen, waarmee ze gesproken hadden. Ook zij brachten souvenirs mee. Intussen wordt de stemming in N[unen] enthousiaster. Marinuske Taabe[34] is de eerste, die de driekleur uitsteekt. Maar slechts kort. Waarschijnlijk op verzoek heeft hij ze weer binnengehaald. Men kan nooit weten: daar mochten nog 'ns moffen passeren! De "Pan" waarvan boven is gesproken, komt uit z'n schuilhoek en verschijnt op straat. De jongedames slaan aan 't naaien, want morgen zal 't de groooote dag zijn. Tot in de laten avond – "klokke acht binnen" is afgelopen – worden de gebeurtenissen besproken. Toon v/d Broek voegt zich bij ons clubje. Hij is ook naar Son geweest, heeft ook kennis gemaakt met de Tommies. De hele dag heeft hij hen geholpen, met het lossen der zweefvliegtuigen en zegevierend toont ook hij Eng[else] sigaretten en 'n nieuw briefje van f 10,-, die dag verdiend. Morgen gaat hij er weer op af. Hij denkt er voortaan bij te blijven!! Inmiddels is Jan Pan (We hadden eerst Jan Hagel, vervolgens Jan Bessem en nu Jan Pan) met z'n toegedachte taak begonnen, d.w.z. het ophalen van N.S.B.ers; L.T., 'n zoon van de gewezen smid, en nog 'n N.S.K.K. knaap. Daar blijft het vandaag bij. Morgen wordt de zaak voortgezet."
In de ochtend werd het steeds drukker op straat in Nuenen, mensen krijgen het nieuws van de geallieerde acties in Eindhoven en Son snel te horen. Sommige trekken eropuit om kennis te maken met de bevrijders. Vlaggen worden voorzichtig uitgehangen. Er is echter nog steeds geen bevrijder in Nuenen gearriveerd. De avondklok die al tijden gold, iedereen moest om 20:00 uur binnen zijn, werd vanaf nu door iedereen genegeerd.
De P.A.N.-mannen werden steeds actiever. Landwachters die door de Duitsers tijdens de bezetting werden ingezet, hadden de bijnaam Jan Hagel. Vernoemd naar het hagelgeweer waarmee ze meestal waren uitgerust, bij gebrek aan betere bewapening.[35] In reactie daarop werd Jan Pan de bijnaam voor de mannen van de P.A.N.
De opgepakte NSB’ers zijn geanonimiseerd, zoals we in de teksten hieronder ook zullen doen. De meeste van de genoemde namen hebben we kunnen verifiëren aan de hand van tribunaalverslagen en politierapporten. De N.S.K.K.-knaap was een jongen van 17 jaar. De N.S.K.K. was de Nationalsozialistische Kraftfahrkorps, oftewel het Nationaalsocialistische Motorvoertuigenkorps. Dit was een paramilitaire eenheid, onder andere belast met de bevoorrading van het Duitse leger.[36] Alphons gaat verder met dinsdag 19 september:
"Ik vervolg nu met Dinsdag, waar ik boven eindigde. 't Belooft 'n heerlijke dag te worden. De Pan is weer druk in de weer. Wij gaan naar de Mis van acht uur, en daar komt al uit den Hoek 'n zestal Panmannen aan met U. in hun midden. (Het "Volk" eiste gisteravond, dat ook de mannen met de boord gehaald moesten worden). Nu zien we ze optrekken – de politie aan het hoofd – naar huize "F.". Met de revolver in de hand omsluipt men het huis om ontvluchting te voorkomen. Als fatsoenlijk mens, niet tuk op relletjes, vervolgen wij onze weg naar de kerk. Wij zien daar S. en 'n jongere zoon in de bank zitten. Het duurt niet lang, of 'n Panman komt binnen en verzocht hem te volgen. Ik schrik hiervan. Zou er 'n terreur gaan uitbreken? Op weg naar huis waarschuw ik daarvoor nog, maar "men" weet het beter. Met z'n vieren (vader en drie oudste zoons) worden ze weggevoerd.
Intussen heeft T. – bewust van z'n schuld als verrader en ophaler van onderduikers zich vrijwillig gemeld en z'n "dienst" revolver ingeleverd. K.S. en C. volgen nu. Ook de kleine G. uit de Boterstraat. Zo gaat het door tot de "moffenmeiden" aan de beurt zijn. Onder gejoel, gejouw en gelach wordt de dikke dochter van C., de uitgeteerde van N., en een van C. binnengebracht. Zij zullen met de tondeuse gemillimeterd worden. Een deskundige kapper, getooid in 't zwart met hoge hoed waarom grote wapperende oranje strik, zwaaiend met z'n schaar, verschijnt met z'n slachtoffer op het balkon. Even verdwijnen zij om dan terug te keren. De "dame" is "gekletskopt". Zij "schaamt" zich en dekt zich met 'n sjaaltje daarvoor expres meegebracht, want zij was zich bewust van hetgeen haar overkomen zou. Nog twee van deze exempl[aren] ondergaan 'n zelfde lot. En dan kunnen zij onder algehele hilariteit vertrekken. Aldus het verhaal van ooggetuigen. Zo "amuseert" het volk zich gedurende de morgen van Dinsdag 19 Sept[ember].
Toch is de stemming in de eerste uren van den dag niet, wat je verwacht zou hebben. Ineens van de slavernij in de vrijheid. Men kan zich dat niet realiseren. Men is als de gevangene, die plotseling uit z'n donkere cel in het volle licht geplaatst wordt, als 'n ontsnapte kip, die uit het enge hok in de wijde ruimte komt. Men is ietwat "beduusd"."
De schoolmeester in Alphons keek met gemengde gevoelens naar wat zich afspeelt. Hij is het niet helemaal eens met de harde manier van ingrijpen op de "foute" Nuenenaren. Bang dat de stemming zou omslaan naar terreur. Gelukkig bleef dat enigszins binnen de perken, een uitbundig volksfeest werd het echter ook nog niet. Maar dan:
"Maar ziet, het wordt al wat beter. Langzamerhand vermenigvuldigt zich het oranje. De jongelui, komen uit de hoek. Gekleed in rood, wit, blauw en oranje wordt door de straat gehost. Een motor, met 'n Amerikaan op de duo, passeert het gemeentehuis. Nu slaat het enthousiasme los. Op de schouders wordt onze bevrijder rondgedragen. Ieder wil hem de hand drukken. Maar hij moet verder op z'n doortocht naar Eindhoven."
De Amerikaanse parachutist van de 101st Airborne Division werd door P.A.N.-lid[37] Ben Raaijmakers[38] uit Son naar Nuenen gereden. Hij werd daar ontvangen voor het toenmalige gemeentehuis aan de Berg 29. Lang bleef hij niet in Nuenen hangen, maar het dorp had haar eerste bevrijder ontvangen. Zou 19 september 1944 de bevrijdingsdag van Nuenen zijn?
"En nu hijst men op het raadhuis de vlag. Algemeen wordt het vlagvertoon; 't is immers nu officieel! En toch... men is er niet gerust op. Heeft men 'n angstig voorgevoel? Er duiken geruchten op over moffen, die in de Gerw[ense] heide zouden gezien zijn, en van anderen, die de brug van de Heikrekel[39] naderen. Men gelooft het niet, maar toch... men kan niet weten. De officiële vlag gaat weer naar binnen. Wij volgen. Wij zijn wel niet bang, maar... 't is toch altijd voorzichtig. Tegen de middag worden de politieke gevangenen netjes twee aan twee omgeven door de Pan naar des burgemeesters huis gebracht; daar zullen ze bewaard worden en daar zal men eten. Ook 'n dochter van W. van Eeneind marcheert mee. Wijl de vader niet meer thuis was, moet zij als remplaçant dienstdoen. Je weet immers dat dit gebouw sinds enige tijd is verlaten door z'n bewoners en later leeggehaald. M'n buurman Klinkhamer[40] – opvolger van Roosenburg[41] – komt juist uit Eindh[oven] en verhaalt dat ook Eindh[oven] vrij is, en dat er momenteel 'n vloed van Eng[else] en Am[erikaanse] tanks door de Rechtestraat Nederland binnenstroomt. De parachutisten, Zondag in Son gedaald, zijn 's Maandags opgerukt naar Eindhoven en na 'n kort gevecht op Nieuwen Dijk en Woenselsestraat om ± 4 uur dé stad binnen gerukt. Tegen 5 uur begeeft burg[emeester] Verdijk[42] zich naar het stadhuis. Tegen 6 uur trekt vanuit Valkenswaard het grote geallieerde leger binnen, dat naar Nijm[egen] en Arnhem zal door stoten. Onbeschrijfelijk is het enthousiasme in de Lichtstad."
Hendrik Klinkhamer was op de Berg 46 komen wonen in het huis van Dirk Roosenburg. Roosenburg was een paar maanden eerder naar het bevrijde Frankrijk getrokken om vervolgens als Engelandvaarder naar Engeland door te reizen.[43]
We zagen al hoe de 101st Airborne Division ten noorden van Eindhoven landde en Son bevrijdde. Op dezelfde 17de september begonnen de grondtroepen aan hun opmars vanaf de Belgische grens naar het noorden. De Guards Armoured Division trok met haar tanks richting Valkenswaard. Onderweg opgehouden door Duitse troepen bereikten ze uiteindelijk in de avond in het dorp.[44] Met de Household Cavalry als verkenningseenheid voorop, werd de volgende dag de weg naar Eindhoven genomen. Het zou tot het eind van de middag duren, voordat de Britse grondtroepen de Amerikaanse parachutisten in Eindhoven wisten te bereiken.[45] In de nacht van 18 op 19 september wist de Britse genie een Baileybrug over het Wilhelminakanaal bij Son te leggen, waarna de opmars naar Nijmegen verder kon gaan.[46]
Graag ging ik 'ns kijken, maar Zus voelt meer voor Son. Van Nunen uit is dan ook 's middags 'n ware exodus naar het land van Pieter Breugel[47]. De fiets, die dagen lang van de straat was verdwenen en wie weet waar voor de "fahrrad dieven" was ondergedoken, duikt weer op. In rijen – of het kermis was – en op z'n Zondags trekt men uit. Wij (Zus en ik) doen desgelijks. Cor en Louis zullen ook volgen. De Breug[else] brug[48] is opgeblazen, het geposteerde bootje heeft het al te druk. Dus maar langs de linkeroever naar Son. Waarom ook niet? De Amerik[anen] hebben daar in twee uur tijd 'n brug[49] geslagen, die de zwaarste tanks kan dragen. De stroom vanuit Eindh[oven] gaat over Son richting Nijmegen. Wij hebben dus geboft, want we hebben nu twee vliegen in een klap: Son met z'n parachutisten en dan de doortocht van het binnenstromende leger der Bondgenoten. De brug is niet alleen sterk en breed, maar ook practisch: aan weerskanten 'n pad voor voetgangers. Zo komen we dan in de eerst bevrijde plaats onzer provincie, na Maastricht de eerste van Nederland. Enorm druk is het op de brede asfaltweg niet alleen van nieuwsgierigen, maar vooral van het doortrekkende leger, dat alom met geweldig enthousiasme wordt begroet. En wat voor 'n leger! Met verbluffende kalmte en zelfverzekerde onbreekbare bewust van z'n kracht en onoverwinlijkheid schuiven daar die ontelbare monstertanks en vechtwagens versierd met oranje en Franse, Belg[ische] en Ned[erlandse] vlaggen over het gladde asfalt. Met 'n vriendelijke lachje en met de hand, die het bekende V-teken van Victorie maakt, worden de spontane begroetingen beantwoord. Wat 'n verschil tussen 'n optrekkend leger als dit, en 'n teruggedreven, als we voor enkele dagen zagen. Het eerste opgewekt, monter, kalm; het laatste schuw, vermoeid, beschaamd. Wij genieten van dit schouwspel en niet minder van de nieuwe karavaan zweefvliegtuigen, die voortgetrokken door kasten van transporters en omkringeld door 'n zwerm van beschermende jagers, rustig z'n weg trekt door het luchtruim en dalen gaat. Bij het sanatorium zijn wij getuige van veel oorlogsleed; gewonden worden binnengebracht, doden, dappere krijgers van gister, uitgedragen. De colonnes en strijders gaan ongeroerd verder; zij zijn daar al lang aangewend. 't Is immers oorlog! en à la guerre comme à la guerre[50].
Alphons gaat met zijn dochter Zus op weg naar de brug bij Son. Het waren echter niet de Amerikanen, maar de Britten die de brug in de nacht bouwden. Dat Son de eerste bevrijde plaats van Noord-Brabant was, zal vermoedelijk wel kloppen, het was echter niet, na Maastricht, de eerste van Nederland. Maastricht werd op 13 en 14 september bevrijd[51], Mesch in Zuid-Limburg was op 12 september het eerste bevrijde dorp, waarna er nog velen volgden in Zuid-Limburg.[52] Wat Alphons die dag boven Son zag, waren de bevoorradingszweefvliegtuigen van de 101st Airborne Division.[53] Het genoemde sanatorium was het R.K. Sanatorium het Heilige Hart van Jezus in Son, later Huize Zonhove, gelegen aan de Zonhove-Brink. Het werd in 1985 afgebroken. Wat nu rest is een torenspits van de kapel en een monument voor de 101st Airborne Division.[54] Op een gegeven moment besluiten vader en dochter weer naar huis terug te keren:
"Vanwege het heerlijke najaarsweer besluiten Zus en ik over Eindh[oven] terug te gaan. Wij houden halt aan de Rechtestraat en nog steeds is het einde van de binnenstromende legers niet te zien. Op de weg naar Nunen bij het Planken Opkamer 'n samenscholing van mensen. Wij stappen af, om daar te horen dat 'n grote colonne Duitse tanks Nunen binnentrekt. In de eerste ogenblikken staan wij sceptisch tegenover dit gerucht, maar nieuwe aangekomen ooggetuigen doen alle twijfels ophouden. De schrik slaat ons om 't hart. Moeder is alleen thuis. Wij moeten en zullen daarheen. Langs Coll en Eeneind naderen we het dorp. Overal onderweg worden we gewaarschuwd door ontstelde mensen langs de weg voor onze fietsen en oranje versiering. Het laatst op het Hoekske bij Toontje v/d Linden[55]. Wij willen daar onze fietsen achterlaten, maar besluiten gelukkig tenslotte dit niet te doen. Door Boterstraat en Eindh[ovense]weg bereiken wij naar alle kanten goed uitkijkend Toon de Rooij[56]. Zus verwisselt daar haar oranje feestjurk met Amerik[aanse] en Eng[else] vlaggen er op met een gewoon Zondagse van Ina[57]. Onze fietsen laten wij hier achter. Zouden we ze nog ooit weerzien? En langs binnenwegen bereiken we F.172."
Vanuit het centrum in Eindhoven fietsten Alphons en zijn dochter naar Tongelre, waar ze bij Café De Planken Opkamer op de kruising van 't Hofke en de Wolvendijk richting de Collse Watermolen gingen. Vanuit hier fietsten ze over Eeneind terug naar Nuenen, waar café Het Hoekje op de hoek van de Lindenlaan en de Kerkstraat zat.[58] Via de Boterstraat (nu: Lindenlaan) en Eindhovenseweg (nu: Parkstraat) bereikten ze Toon de Rooij, die in het huidige Parkstraat 52 woonde. Ina was de dochter van Toon en trouwde na de oorlog met Frans Linders. Uiteindelijk kwamen ze thuis op F.172, de woning van de familie Linders, tegenwoordig op de Berg 48[59] in Nuenen.
"We zien in de vlucht nog haastig wegtrekkende mensen. Oranje is verdwenen. De straat is vol grote tanks en loopt over van "moffen". Meer dan 180 grote vechtwagens heeft men geteld! Toen wij binnen kwamen stonden Moeder, Louis en Cor al op 't punt van te vertrekken. In de tuin stond al de kruiwagen, opgetast met kisten, valiezen en manden, door Moeder in alle haast gevuld met het meest waardevolle, het meest noodzakelijke. In de straten knallen links en rechts schoten. De Pan is uit elkaar gestoven en is ondergedoken om het vege lijf te redden. De gevangengenomen N.S.B.ers, pro-mensen en collaboreurs [collaborateurs] zijn losgelaten. Men vreest voor represailles van de binnengetrokken S.S. mannen, met de doodskop op de revers."
De familie Linders was hier getuige van het binnentrekken van de Duitse Panzerbrigade 107. Deze eenheid was de afgelopen dagen in allerijl naar het front gestuurd en arriveerde op 18 september op de stations van Venlo en Roermond. De volgende dag trok de eenheid via Meijel en Helmond richting Nuenen, waar deze door de familie Linders gadegeslagen werd.[60] Vanuit Nuenen trokken de Duitsers door naar Nederwetten en de opgeblazen Breugelse brug, om aldaar linksaf te slaan om het Wilhelminakanaal naar Son te volgen. Tegen de avond van de 19de werd de colonne Panther-tanks beschoten door een anti-tankkanon, waarbij de eerste tank werd uitgeschakeld. De rest trok zich voor de nacht terug op Nederwetten.[61] Alphons besluit om die avond niet thuis te blijven:
"Gauw nog even alle deuren gesloten en daar trekken wij af over 't huispad, naar... de schuilkelder van Cor van de Ven. Juffr[ouw] v.d. Ven met haar gezin en ook de fam[ilie] Toon Daamen hebben hem al betrokken; wij mogen er nog bij. Nog vlug 'n schuilloopgraaf erbij gemaakt en zo gaan wij de v[oor]nacht in van de tankstrijd om en in Nunen. 't Is acht uur. Wij horen vliegtuigen. Spoedig zien we 'n groot aantal lichtkogels boven Eindhoven, het gewone voorteken van 'n bombardement. En inderdaad! Op Eindh[oven] valt 'n bommenregen, alsnog niet daar geweest. Vanuit onze schuilplaats zien we 'n geweldige vuurgloed boven de stad, die ongeveer de ganse nacht bleef hangen. Het grootste deel van de nacht (dwz. van 12 tot 6) hebben Louis en ik in de open lucht op 'n stoel doorgebracht; de rest was in de kelder. 't Was mij er te benauwd. In de loop van de nacht gebeurde niets bijzonders, maar de tijd van 12 - 6 was ontzettend lang. Toen het tegen zessen wat licht werd, zijn we naar huis gegaan. Ik kroop onder de wol, want ik had geen oog dicht gehad gepasseerde nacht."
Cor van de Ven[62] was bakker en woonde een paar deuren verder op de Berg 52.[63] De familie Damen op de Berg 50.[64] Op die avond vlogen er ineens Duitse bommenwerpers over Eindhoven. Inwoners gingen er eerst vanuit dat het geallieerde vliegtuigen waren, maar de militairen in de stad wisten wel beter: "They're going to bomb the city! Take cover!" De gevolgen voor Eindhoven waren groot, er vielen 227 burgerslachtoffers en de schade aan het militaire materieel was groot.[65]
"Woensdag 20 Sept[ember]
Ik had zowat anderhalf uur zwaar gemaft, toen Moeder me kwam wekken met: "We moeten weg, want 't spel gaat beginnen". Inderdaad hoorden we volop tankgeschiet. In de bergplaats was 'n ruit ingedrukt. Eerst 't gat met 'n plank dicht gemaakt en toen "en route". Maar waarheen? Voor de Schuilkelder v/d Ven voelde niemand veel. Die was donker, dompig en te klein. Louis wist raad. Bij Tönis op Isola Bella[66] was 'n grote droge, goed verlichte, ondergrondse schuilkelder, die hijzelf nog had helpen stutten (Louis komt nogal 'ns bij Tönis vanwege Jan Seelen). Daar zouden wij zonder twijfel welkom zijn. Wij eropaf. Bij Beks[67] achter door; de kruiwagen met wat we tot elke prijs redden wilden voorop. Met open armen werden wij daar inderdaad ontvangen (ik was anders om zekere reden niet erg gebrand op Isola Bella, maar... in onze omstandigheden ziet men zulke dingen over 't hoofd). Wij troffen daar aan de fam[ilie] Janus Smeulders[68] en fam[ilie] Hanna van Rooy en Van Overbruggen[69], die daar reeds de afgelopen nacht hadden doorgebracht. Wij kregen 'n goed plaats in de kring. En daar in die kelder van 6 bij 9 meter, hebben wij met 31 personen gewaakt en geslapen, gegeten en gebeden bij kaarslicht. Van woensdagmorgen 19 Sept[ember] ± 8 uur tot Vrijdagnacht half een. Bange dagen en angstige nachten hebben wij er doorgebracht. Maar we zaten er veilig, voorzover je dat kunt noemen, en het ergste niet gebeurde. Rondom het huis stonden de monstertanks, dag en nacht de vijand bestokend, die dan op zijn beurt zijn belager zocht. En dit zware gebons werd onderbroken en begeleid door lichten en zwaarder mitrailleurgeratel en vliegtuiggebrom. En in de bangste ogenblikken gleden de rozenkranskralen door de vingers en baden 31 monden Gods bescherming en van diens Moeder af."
Die woensdag 20 september vielen de Duitsers weer aan richting de Brits/Amerikaanse corridor. Dit keer in de richting van Bokt en Esp tussen Eindhoven en Son. Ook werd er weer een poging gedaan de Sonse brug te bereiken. Met moeite konden de Amerikaanse parachutisten, gesteund door Britse tanks, de aanvallen afslaan.[70] Nu was het tijd voor een geallieerde tegenaanval, niet om Nuenen te veroveren, maar om wat meer bewegingsvrijheid te krijgen aan de oostflank van de corridor. Twee groepen van tanks en parachutisten rukten op, naar respectievelijk Nederwetten en Nuenen. Vanuit de dorpen werden ze beschoten door de Duitse tanks en infanterie. Aan het eind van de dag trokken de geallieerden zich weer terug op Eindhoven en Tongelre. Er werden in ieder geval vijf Duitse tanks uitgeschakeld.[71]
In de nacht van 20 op 21 september trokken de Duitsers zich terug uit Nuenen. Ze namen nieuwe posities in rond Gerwen. De geallieerden trokken op de ochtend van donderdag 21 september Nuenen binnen, waarmee het dorp definitief werd bevrijd.[72] Voor de familie Linders en de andere in de schuilkelder van Villa Isola Bella voelde het anders. Het schieten ging namelijk gewoon door. In de middag werd Gerwen, op anderhalve kilometer afstand, door de Britten beschoten. Gerwen kon die dag nog niet bevrijd worden.[73]
In de nacht trok de Panzerbrigade 107 zich over Helmond terug uit het gebied rond Gerwen. Wel werd er een sterke achterwacht achtergelaten. De volgende ochtend, vrijdag 22 september, trokken de Britten richting Gerwen en later door naar Stiphout. Er werd enkel nog rond Mierlo-Hout en in Helmond gevochten, de meeste Duitsers waren weg.[74] Het is de nacht van donderdag op vrijdag die Alphons verder beschreef:
"En zo kwam dan Vrijdagnacht, toen alles zo veel mogelijk in rust was, dat van, buiten 'n waarschuwende stem kwam, die ons raadde onmiddellijk te vertrekken, daar ons verblijf midden in de gevechtszone kwam te liggen. Allen schrokken ineens klaarwakker. Na kort beraad werd in het holst van de nacht, ieder gezakt en gepakt met het alleronmisbaarste, de kelder van Isola Bella verlaten en de weg door het dorp in Zuid Westelijke richting ingeslagen, slechts bedacht om het vege lijf te bergen. Wij namen de Boordseweg en kwamen ten slotte bij de Haas[75] op Soeterbeek[76] aan, waar werd aangeklopt, onderdak gevraagd en voor het ogenblik rust en veiligheid gezocht. Zo nodig zou men verder trekken. Spontaan werden we ontvangen: de grote, keurig propere ruime verlichte stal werd ons verblijf. Melk werd ons in gevraagde hoeveelheid overvloedig en royaal aangeboden. Stro werd uitgespreid, meegebrachte dekens uitgerold en binnen korte tijd rustte alles uit van de ondergane emoties, op de plaats, waar het vee gewoon is zijn spijs liggende te herkauwen. Moeder en Giny kregen zelfs 'n bed. Wij voelden ons er onmiddellijk veilig en thuis. 't Was er ruimer en frisser dan in onze vorige schuilplaats. Een kelder en dan ondergronds heeft voor mij altijd iets afschrikwekkend engs (Denk maar aan de tunnel van Antwerpen; zelfs daarin voelde ik mij in lange niet op mijn gemak. Weet je 't nog?) Monter zijn we 's morgens opgestaan. Afgevaardigden gingen naar het dorp om poolshoogte te nemen. Met goede berichten kwamen ze terug: 't Was er rustig, de vijand was teruggetrokken. Cor en Louis trekken er eveneens op uit en brengen fietsen mee, waar mee we 's middags afreisden, na eerst bij de gastvrije boer een stevig maal in de vorm van aardappelpuree en meelpap genoten te hebben. Hulde aan de gulle Boordse boer de Haas voor de gastvrije ontvangst en royale onthaal."
Die vrijdagmiddag trekt de familie terug naar hun eigen huis aan de Berg in Nuenen:
"Wij waren nu weer in ons eigen home en hoopten er ongestoord te kunnen blijven. Maar tegen de avond opnieuw gerommel. Zou de vijand weer terugkomen? Wij durfden het weer niet aan thuis te overnachten en zochten opnieuw de veilige schuilplaats bij Mhr Tönis op. Zaterdag was echter de toestand opgeklaard: De vijand was voorgoed verdreven richting Helmond, de mensen komen uit hun schuilhoeken nog met de angst in de ogen. Men feliciteert elkander, nu men er het leven behouden heeft, het enige waarvoor men nog zorg had. En wie daarenboven nog 'n dak boven het hoofd had behouden en z'n geld en goed niet wat kwijtgeraakt, gevoelde zich de koning te rijk.
Doch alle inwoners van Nunen zijn niet zo gelukkig geweest. De oorlogsgod Mars, heeft z'n sporen letterlijk en figuurlijk nagelaten, en heeft leed, diep leed gebracht over menig gezin. Velden en tuinen, pleinen en wegen zijn omgeploegd door de zware, voor niets staande tanks; bomen zijn ontworteld, stuk geschoten. Bijna geen enkele woning die geen teken draagt aan het oorlogsgeweld. Ontelbaar is het aantal gebarsten ruiten, legio het aantal vernielde pannen; gaten in gevels en muren demonstreren de hevigheid en kracht van geweer- en mitrailleurkogels en granaatscherven. Het getal inslaande granaten loopt in de tientallen – kerk en pastorie van Nunen en Gerwen dragen er de sporen van. Het huis van Jan Meulendijk, het oude raadhuis[77], het huis van Janus Smeulders[78], Johan Smeulders[79], Toon van Bakel[80], Hardenbroek[81], Bertus Raessens[82] Grimberg[83] enz. enz. hadden granaten te incasseren. In totaal zijn er 'n tiental boerderijen in brand geschoten. In Nunen [namelijk] het huis van Toontje v/d Linden op het Hoekje waar Zus en mijn fiets bijna waren in bewaring gegeven. In Gerwen het huis van Nardus de Louw[84] (even voorbij de dreef) dat van Van Moorsel[85] (tegenover Kuysten[86]) en dat van Jan van de Water[87], precies een huis verder. In Nederwetten nog 'n viertal, waaronder dat van bakker Van Rooy[88], naast de kerk. Op akkers en straten ziet men uitgebrande, verlaten monstertanks ± 20 in totaal van vriend en vijand."
De schade aan het huis van de familie Linders viel mee, maar dat was niet zo in de rest van Nuenen en de omliggende dorpen. In de kleine buurtschappen Langlaar en Alvershool, tussen Nuenen en Gerwen in, werden in ieder geval drie boerderijen vernietigd. Die van Jan van de Water, Nardus de Louw en de familie Van Moorsel.[89] Ook in Nuenen was het raak. Het pand van de familie Van Bakel werd getroffen door "twee zware voltreffers van tankgranaten. […] De ene doorboorde twee haaks op elkaar staande muren van het garenmagazijn. […] De tweede […] scheerde de nok van één van beide sheddaken van het fabriek, sloeg door de zijmuur ter hoogte van de slaapkamer op de zuidoosthoek van het huis, ontplofte tegen de binnenmuur en verspreidde een groot aantal scherven."[90] Alphons schreef verder:
"Door het oorlogsgeweld lieten 8 inwoners onze gemeente het leven nl. Martina Merks[91] ('n achternichtje), Thea van de Laar[92], Cornelia Smeulders[93] (van 't Hoekje[94]), 'n schoonzoon van Boset[95], Wed. Van der Sterren[96], Antoon Saelmans[97] (van de parochie Nunen) en vrouw De Louw[98] (het huis brandde ook af) en vrouw Van Heeswijk[99] (van de parochie Gerwen). Voorts zijn er nog zwaargewonden, die voor d'r leven (als ze dat mogen behouden) invalide zullen blijven. Dat is de balans van directe oorlogsschade. Maar velen werden nog ernstig gedupeerd, door de medetrawanten van de oorlog nl door plundering en diefstal. De elitetroepen van Hitler, die de doodskop als embleem droegen, hebben hier al terugtrekkende schandelijk huisgehouden. Zij hebben onder de woorden "Das ist Krieg" de eer van de Duitse legers onuitwisbaar bezoedeld. Waar mensen thuis waren, liep het meestal nog al goed af. Maar wee, wie z'n woning had verlaten. Daar is schandelijk huisgehouden.
Voedselvoorraden, dranken, bed- en lijfgoederen, sieraden en vee, alles werd door de gauwdieven meegesleept. Met valies en bijl kwam men af. Ruiten werden ingeslagen, deuren geforceerd en dan begon de schuimerij. Velen zijn hierdoor zeer zwaar gedupeerd. Onze buurman Klinkhamer ('n jong getrouwd paar) taxeert zijn schade aan plunderingen op 'n paar duizend gulden. De Pastoor van Nederwetten[100] ('n neef van de Wijnheijmers[101]) is zowat alles wat roerend is kwijt. Schilderstukken heeft men uit de lijsten gesneden. En wij? De gehele Nun[ense] familie heeft het leven behouden en het dak boven het hoofd. En wat nu bij ons plunderende, mag geen naam hebben. Maar... wij hebben ze ook verrast. Woensdagmiddag (20 Sept.) hebben wij (Louis, Frits van Wijk en ik) even onze schuilkelder verlaten; de kippen en konijnen mochten niet vergeten worden, en ons home moest toch even geïnspecteerd. En jawel, de achterdeur stond open, drie boeven waren op onze kamers boven, waar ze zogenaamd wapens en munitie zochten."
Frits van Wijk[102] was een van de vrienden van de zonen Linders. Hij speelde bij dezelfde hockeyclub. Op onderstaande foto staat Frans Linders linksachter, naast hem staat Frits van Wijk, daarnaast Louis Linders. Cor Linders zit op één knie, derde van rechts.
Hiermee komen we terug bij Frans Linders, voor wie deze brieven bedoeld waren. Hij was tewerkgesteld in Dassel, Duitsland, en correspondeerde met zijn familie thuis. De brieven die zijn vader schreef over de bevrijding van Nuenen zijn nooit opgestuurd, maar bleven thuis, wachtend op Frans.
Frans Linders moest in Dassel nog maanden wachten op de bevrijding. Die kwam uiteindelijk in april 1945 toen Amerikaanse troepen door de omgeving trokken.[103] Op de fiets begon Frans met een aantal van zijn medestudenten aan de weg naar huis. Op 100 kilometer naar het westen, in Bielefeld, werden ze opgevangen door Amerikanen. Het was ondertussen 1 mei geworden. Een paar dagen later, op 5 mei 1945, kwamen ze in Enschede aan, op één dag na, precies twee jaar nadat ze zich hadden gemeld in Tilburg.[104]
Eenmaal thuis moest Frans een half jaar aansterken, voordat hij in staat was zijn studie weer op te pakken.[105] Deze rondde hij af in 1950.[106] Frans trouwde met Ina de Rooij en ze kregen vier kinderen. Frans werd uiteindelijk economisch directeur van het ziekenhuis in Oss. Dat bleef hij tot zijn pensionering.[107] Hij overleed in 2018 op 95-jarige leeftijd in Oss.
Alphons Linders bleef tot zijn pensioen het hoofd van de openbare school in Nuenen. Hij verhuisde daarna met zijn vrouw naar Weert, de stad waar zijn zoon Louis was gaan wonen. Alphons overleed in 1970 op 84-jarige leeftijd in Weert.