Tussen augustus 1942 en januari 1945 nam de Japanse Keizerlijke Marine een zevental onderzeebootjagers in dienst die waren gebouwd aan het Marine Etablissement in Soerabaja. Van oorsprong waren dit voor de Nederlandse Marine in aanbouw zijnde patrouillevaartuigen van de B-klasse (1942) waarvan een aantal voor de Japanse marine werden afgebouwd. Van de zeven vaartuigen gingen er twee verloren door oorlogshandelingen.
Cha 103 (1942) 第103号駆潜特務艇 ex-Hr. Ms. B 1 (1942) |
?: kiellegging 10 juli 1942: tewaterlating 31 augustus 1942: aflevering 28 augustus 1945: veroverd RAN 22 september 1945: Koninklijke Marine |
Cha 105 (1943) 第105号駆潜特務艇 |
?: kiellegging 11 januari 1943: tewaterlating 26 januari 1944: aflevering 16 juni 1945: geschutvuur (HMS Taciturn (P334)) |
Cha 106 (1943) 第106号駆潜特務艇 |
?: kiellegging 24 maart 1943: tewaterlating 2 september 1944: aflevering augustus 1945: Koninklijke Marine |
Cha 107 (1943) 第107号駆潜特務艇 |
?: kiellegging 27 februari 1943: tewaterlating 30 januari 1945: aflevering augustus 1945: Koninklijke Marine |
Cha 108 (1943) 第108号駆潜特務艇 |
?: kiellegging 22 april 1943: tewaterlating 17 mei 1944: gezonken (luchtbombardement) ?: gelicht 1945: onafgebouwd op de werf gevonden |
Cha 114 (1943) 第114号駆潜特務艇 |
?: kiellegging 30 november 1943: tewaterlating 23 juni 1944: aflevering 14 februari 1945: ernstig beschadigd (USS Hawkbill (SS-366)) |
Cha 115 (1943) 第115号駆潜特務艇 |
?: kiellegging 30 november 1943: tewaterlating 2 september 1944: aflevering augustus 1945: teruggevonden Soerabaja ?: Veerboot Koalas Soerabaja - Madura 1949/1950: gekaapt door KNIL militairen |
Bij het Marine Etablissement te Soerabaja (B 1 tot en met B 8), de Droogdok Maatschappij Soerabaja te Soerabaja (B 9 tot en met B 12) en de Droogdok Maatschappij Tandjong Priok te Batavia (B 13 tot en met B 16) waren zestien patrouillevaartuigen in aanbouw of besteld voor de Nederlandse Marine in Nederlands-Indië. De schepen zouden worden ingedeeld als B 1 t/m B 16. Ten tijde van de Japanse inval in Nederlands-Indië was één van de vaartuigen te water gelaten maar werd door werfpersoneel vernield en tot zinken gebracht. Ook alle overige in aanbouw zijnde schepen van dit type werden op de werven vernield.[1]
Nadat het Japanse No. 102 Marine Constructie en Reparatie Departement de scheepswerven in Soerabaja had overgenomen liet het de B 1 lichten en volgens eigen specificaties afbouwen als torpedobootjager Cha 103 (ook wel Dai 103-go) welke in 1942 al in dienst kon worden genomen. Van de vernielde schepen lukte het de Japanners in de loop der jaren een zestal af te bouwen (1944 : Cha 105, Cha 106, Cha 114 en Cha 115 en 1945: Cha 107 en Cha 108). Op de Cha 108 na kwamen allen ook daadwerkelijk in operationele dienst. De Cha 105 en de Cha 114 gingen door oorlogshandelingen verloren in 1945.[2]
De 130 ton metende schepen hadden een lengte van 45,5 meter met een breedte van 5 meter en een diepgang van 1,40 meter. De schepen kregen twee, drie of vier benzinemotoren met een vermogen variërend van 1200 tot 1800 pk. De motoren dreven twee schachten aan waarmee een topsnelheid van 16,5 tot 20 knopen (29,63 km/u tot 37,04 km/u) bereikt kon worden. De bemanning van 18 koppen had de beschikking over een bewapening van 1x1 47 mm / 40 kaliber Yamanouchi geschut, 1x1 13,2 mm machinegeweer, 1x1 7,7 mm machinegeweer en twee dieptebommenwerpers met 12 dieptebommen.[3]
De schepen B 1 tot en met B 8 waren in aanbouw bij het Marine Etablissement te Soerabaja, de B 9 tot en met B 12 bij de Droogdok Maatschappij Soerabaja, eveneens te Soerabaja. De B 13 tot en met B 16 waren in aanbouw bij de Indische Maatschappij Palembang te Palembang. Alleen van de al voor de Japanse inval te water gelaten Hr. Ms. B 1 (1942) kon worden achterhaald dat dit schip bij de Japanse Keizerlijke Marine de Cha 103 (1942) werd. Aangezien de Japanse No. 102 Marine Constructie en Reparatie Departement tevens de overige schepen construeerde en gestationeerd was te Soerabaja, zou kunnen worden aangenomen dat overige schepen werden samengesteld uit de rompen voor de in Soerabaja op stapel staande vaartuigen (B 2 tot en met B 8 en B9 tot en met B 12. Het is echter niet te achterhalen in welke staat van afbouw de schepen waren toen ze voor de Japanse inval door de medewerkers van de scheepswerven werden vernield. Ook kan het mogelijk zijn dar rompen van in Palembang in aanbouw zijnde schepen werden overgebracht naar Soerabaja om te worden afgebouwd door de Japanners. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen vijf van de schepen weer in Nederlandse handen. De Cha 115 werd particulier ingezet als veerboot tussen Soerabaja en Madoera. Van de overige schepen is slechts bekend dat twee voormalige Japanse onderzeebootjagers na de Tweede Wereldoorlog als patrouillevaartuigen Hr. Ms. RP 144 en Hr. Ms. RP 145, in dienst zijn geweest bij de Kleine Vaartuigendienst (KVD) van de Koninklijke Marine in de Indische archipel. Het zou goed mogelijk zijn dat dit twee van de hier besproken schepen zijn geweest.
Klasse: | Cha 103-klasse |
Aantal in klasse: |
7 |
Land: |
Japan |
Type: |
Hulp Onderzeebootjagers |
Waterverplaatsing: |
130 ton (standaard) |
Lengte: |
45,60 meter |
Breedte: |
5 meter |
Diepgang: |
1,40 meter |
Aandrijving: |
2 benzinemotoren (Cha 103,
Cha 114, Cha 115) 3 Lorraine benzinemotoren (Cha 106) 4 Carmouth benzinemotoren (Cha 105) 4 Lorraine benzinemotoren (Cha 107, Cha 108) 1200 pk (Cha 106) 1500 pk (Cha 103, Cha 114, Cha 115) 1800 pk (Cha 105) 1800 pk (Cha 107, Cha 108) 2 schachten |
Snelheid: |
16,5 knopen (29,63 km/u) -
Cha 106 19 knopen (35,19 km/u) - Cha 114, Cha 115 20 knopen (37,04 km/u) - overigen |
Bereik: |
? km bij ? knopen
(? km/h) |
Bewapening: |
1x1 47 mm / 40 kaliber
Yamanouchi geschut 1x1 13,2 mm machinegeweer 1x1 7,7 mm machinegeweer 2x dieptebommenwerpers met 32 dieptebommen |
Bemanning: |
18 |