Japanse Onderzeebootjager Cha 106 (1943)

De Japanse Cha 106 was in 1942 op stapel gezet als een patrouillevaartuig voor de Nederlandse marine. De Japanse marine bouwde het schip af en nam het in dienst als onderzeebootjager. In 1945 werd het schip door de Geallieerden terug gevonden en aan de Nederlandse marine terug gegeven.

De Cha 106 werd als patrouillevaartuig voor de Nederlandse Marine in de Indische Archipel op stapel gezet aan de werf van het Marine Etablissement te Soerabaja. Hoewel personeel van de marinewerf getracht heeft het schip te vernielen lukte het het Japanse No. 102 Marine Constructie en Reparatie Departement het schip af te bouwen. Op 24 maart 1943 werd de Cha 106 als onderzeebootjager te water gelaten en op 2 september 1944 afgeleverd.

De Cha 106 had een waterverplaatsing van 130 ton bij een lengte van 45,60 meter en een breedte van 5 meter. De diepgang betrof 1,40 meter. Aangedreven door drie Lorraine benzinemotoren met een totaal vermogen van 1.200 pk, kon een snelheid van 16,5 knopen (29,63 km/u) worden bereikt. De 18 bemanningsleden hadden de beschikking over een 47 mm / 40 kaliber Yamanouchi geschut, een 13,2 mm machinegeweer, een 7,7 mm machinegeweer en twee dieptebommenwerpers met 32 dieptebommen.^[1]

Over de inzet van het schip tijdens de Tweede Wereldoorlog is weinig bekend. In augustus 1945 werd het schip in Batavia terug gevonden en overgedragen aan de Nederlandse Koninklijke Marine. Wat er verder met het schip is gebeurd is eveneens onbekend.

Noten

1. Gogin, 2021, pag. 161