Captain Errol Stewart Gray werd op 6 april 1920 geboren in Springhill, Nova Scotia in Canada. Hij was 1,68 meter, had bruin haar en bruin-grijze ogen.[1] Het gezin bestond uit vader John James Gray en moeder Anna Gertrude Gray, naast Errol hadden zij nog drie zonen: John, Edward en Jim.[2] Hij meldde zich op 5 juni 1941 aan als 2nd Lieutenant bij de Canadian Field Force. Hij woonde ondertussen in Amherst, zijn ouders in Bedfort. Gray werkte als technische klerk voordat hij zich aanmeldde. Hij diende al sinds 22 mei 1940 in het 2nd Battalion van de North Nova Scotia Highlanders en gaf zich hiermee dus vrijwillig op voor dienst overzee.[3]
Gray werd niet meteen naar Groot-Brittannië gestuurd. Hij volgde eerst nog een aantal opleidingen in Canada, waaronder die voor een motorrijbewijs. Op 3 oktober 1941 werd hij bevorderd naar Lieutenant. Hij werd op 1 mei 1942 ingescheept en naar Groot-Brittannië gestuurd als versterking voor het daar al aanwezige 1st Battalion, North Nova Scotia Highlanders. Hij arriveerde op 12 mei 1942.[4]
Het bataljon was in de zomer van 1941 naar Groot-Brittannië gekomen. Gray staat met zijn mede-officieren op een foto van het bataljon die tijdens Kerstmis 1942 gemaakt werd in Horsham, Engeland.[5] Dit bataljon werd onderdeel van 9th Infantry Brigade van de Canadese 3rd Infantry Division.
Eenmaal in Groot-Brittannië werd Gray op 5 oktober 1943 bevorderd tot Acting Captain, om op 10 januari 1944 tot Captain bevorderd te worden.[6] Als Acting Captain was hij eigelijk nog gewoon Lieutenant, maar werd tijdelijk in die functie benoemd, meestal omdat er in oorlogstijd een positie was vrijgekomen. Je werd met een Acting rang wel aangesproken als iemand met de volledige rang.
Op 3 juni 1944[7] kwam dan uiteindelijk het bevel om in te schepen voor de amfibische landing in Normandië. The North Novas vertrokken vanuit Stokes Bay, net ten noorden van het Isle of Wight aan de zuidkust van Engeland. De War Diary van de eenheid schreef: "Ik ben benieuwd wat er door ieders gedachten gaat."[8] Je vraagt het je ook af voor Captain Gray, het schip in om nooit meer terug te keren.
Tijdens operatie Overlord was Juno Beach toegewezen aan de Canadese 3rd Infantry Division. De 7th en 8th Infantry Brigade zouden beide eerst aan land gaan, waarbij de 9th Infantry Brigade als reserve achter de hand zou worden gehouden. De eerste twee brigades diende het bruggenhoofd te veroveren waarna 9th Infantry Brigade zou landen en doorstoten naar de D-Day doelen voor die dag; het oversteken van de snelweg tussen Caen en Bayeux en het veroveren van het daarachter gelegen vliegveld van Carpiquet.[9]
Op 6 juni, iets na acht uur in de ochtend, landden de twee aanvalsbrigades op de stranden van Juno Beach. Het zou tot ongeveer 11:00 uur[10] duren voordat de North Novas bericht kregen om zich voor de landing klaar te maken. Ze zouden veertig minuten later landen op Nan White Beach, bij Bernières-sur-Mer, waar de 8th Infantry Brigade eerder die ochtend aan land was gegaan. Door oponthoud vlak achter de landingsstranden zou het tot 16:44 uur duren voordat de North Novas bij Bény-sur-Mer kwamen, waar het eigenlijke startpunt voor het bataljon lag.[11]
Captain Gray was aan land gekomen als commandant van het peloton carriers. De opmars richting Carpiquet zou gevormd worden door de Reconnaissance Troop van de 27th Canadian Armoured Regiment. De Troop bestond uit Honey (Stuart) tanks onder bevel van Lieutenant Kraus.[12] Zij werden direct gevolgd door de carriers van Gray, gevuld met troepen van C Company onder Captain Fraser[13]. Daarachter volgde nog een aantal eenheden. Deze spits van de 9th Infantry Brigade stond onder bevel van Major Learment. Ze vertrokken om 18:20 uur.[14] De marsroute vond plaats via de huidige D79.
Op het kruispunt met de huidige D220 zou men rechtsaf moeten slaan, in de richting van Villons-les-Buissons, Buron, Authie, Franqueville en uiteindelijk Carpiquet. Miste men de afslag, dan kwam men in Caen uit en in het gebied van de Britse 3rd Infantry Division die die dag op Sword Beach waren geland.[15] Kraus scheurde met zijn Honeys over het kruispunt heen, zo in de richting van Caen. Gray zag het gebeuren en reed naar voren om Kraus te waarschuwen. Toen dat uiteindelijk lukte was ook het eerste peloton van C Company voorbij het belangrijke kruispunt.[16]
Het daarop volgende peloton wist wel de afslag naar Villons-les-Buissons te maken en stuitte daar op lichtte tegenstand. Uiteindelijk wisten de tanks van Kraus ook hier weer bij aan te sluiten.[17] Die avond werd besloten om rond het kruispunt stand te houden. Het was te donker om verder op te rukken.[18]
De volgende dag, 7 juni, ging de opmars richting Carpiquet verder. Villons-les-Buissons werd veroverd en men rukte op naar Les Buissons op de weg naar Buron. Een enorme knal volgde en één van de Honey tanks vloog de lucht in. Een Duits anti-tank kanon had de weg onder vuur. Fraser en Gray planden een snelle aanval. Fraser zou met C Company voor de afleiding zorgen waarna Gray met zijn carriers het kanon kon aanvallen. Met ondersteuning van mortieren wist Gray zo met zijn peloton een aanval met granaten uit te voeren en het kanon uit te schakelen.[19] Zijn citation beschreef de aanval alsvolgt: "Toen hij in Les Buissons onder vuur kwam zette hij door, slaagde erin zich door stevige tegenstand heen te werken en verwoestte een vijandelijk 88 mm kanon en een raketwerper."[20] De raketwerper was een mortier met zestien lopen, vermoedelijk een Reihenwerfer.[21]
De opmars ging om 09:30 uur[22] verder richting Buron, waar Gray met zijn troepen een ander 88 mm kanon (PaK 43) wist te veroveren.[23] Deze twee acties leverden Gray die dag een Military Cross op. Buron werd uiteindelijk om 11:50 uur veroverd.[24] Nog steeds met de Honey tanks voor hem, ging de opmars verder richting Authie. Ondertussen werd de eenheid vanaf Saint-Contest op haar linkerflank door Duitse eenheden hevig onder vuur genomen.
Er werden drie carriers richting Authie gestuurd, zij ondervonden slechts lichte tegenstand vanuit een boomgaard halverwege Buron en Authie.[25] Aan het begin van Authie werden enkele Honeys uitgeschakeld door Duits anti-tankvuur uit het dorp.[26]
Gray stuurde twee secties van zijn peloton linksom Authie heen, op weg naar Franqueville, het laatste dorp voor de snelweg tussen Bayeux en Caen en het vliegveld. Ze werden echter al snel door hevig Duits vuur teruggedreven naar de noordkant van Authie.[27] Een derde sectie carriers werd er achteraan gestuurd, maar ook die kwamen niet verder.[28] Rond 13:30 uur werden de carriers van Gray teruggestuurd naar Buron.[29] Gray was de enige die met zijn eigen carrier achter bleef om te observeren. De communicatie was ondertussen uitgevallen. Artilleriesteun was ten zuiden van Buron niet meer mogelijk. Ook de aangevraagde steun van de schepen voor de kust kon vanwege communicatieproblemen niet worden geleverd. Gray zou uiteindelijk ook zelf terugkeren naar Buron.[30]
De Honey tanks van Kraus op weg naar Carpiquet kregen ondertussen in de gaten dat er op hun linkerflank Duitse eenheden aan het manoeuvreren waren. In en rond de Abbey d'Ardenne lag het II. Bataillon van het 25. SS-Panzergrenadier-Regiment. Zowel de 27th Canadian Armoured Regiment als de North Novas zouden hierdoor flinke verliezen te incasseren krijgen en het bereiken van het vliegveld was definitief onmogelijk geworden.[31] Om 16:30 uur bleek dat Authie niet langer te behouden was, er werd teruggetrokken op Buron.[32] De Duitsers rukten verder op naar Buron en wisten dit tijdelijk te heroveren, maar de Canadezen sloegen terug en kregen Buron weer in handen. Die avond werd echter besloten verder terug te trekken op Les Buissons omdat Buron met te weinig troepen niet te houden was.[33]
Die 7de juni was een zware dag voor de North Novas, er sneuvelden één officier en 10 manschappen. Er raakten drie officieren en 27 manschappen gewond en negen officieren, waaronder Captain Fraser, en 195 manschappen vermist.[34] Later werd dit bijgesteld naar 84 dodelijke slachtoffers, 30 gewonden en 128 gevangengenomen militairen.[35] Fraser was onder de gesneuvelden.[36]
De volgende dagen lagen de North Novas nog steeds bij Les Buissons. Er vonden wat schermutselingen plaats, maar veel veranderde er niet aan het front. Op de 11de vond er volgens de War Diary een "klein ongeluk" plaats. "Major Edwards van de Highland Light Infantry kwam die nacht terug van een patrouille. Major E.S. Gray lag te rusten in zijn loopgraaf toen Edwards boven op hem sprong. Het ei van Major Gray, zijn meest waardevolle bezit en het enige sinds D-Day, sneuvelde. Het was veelbelovend voor het avondeten maar bevatte geen dooier maar een volgroeid eendenkuiken."[37]
Er werd hier voor het eerst gesproken over Major Gray. Hij was op 9 juni bevorderd tot Acting Major.[38] Hij kreeg rond deze tijd de leiding over A Company. Major Rhodenizer[39], de oorspronkelijke commandant van A Company was namelijk één van de officieren die op 7 juni vermist was geraakt.[40] Gray zal dan ook niet lang daarna bevorderd zijn. Later bleek dat Rhodenizer[41] door de Duitsers gevangen was genomen.
Vijf dagen later, het was ondertussen de 16de, was het nog steeds rustig. Het bataljon lag nog steeds in Les Buissons en bracht haar tijd door met patrouilles. Er gebeurde zo weinig dat de War Diary aangaf dat Major Gray, Captain Sutherland en Company Sergeant Major Paynter van A Company die dag in bad gingen. Twee dagen later werd aangegeven dat het hele bataljon in bad was geweest, dat vond plaats in de rivier La Mue bij Fontaine-Henry.[42] Of Gray zelf ook in de rivier moest badderen of een echt bad kreeg is niet bekend.
De dagen erna werden wederom gevuld met patrouilles. Er sneuvelden veel koeien door boobytraps en Duitse mortieren "dus we zullen wel weer meer steaks eten in de nabije toekomst". A Company sloeg op een gegeven moment alarm omdat ze een Duitse patrouille zagen. Het bleken slechts twee Polen in Duitse dienst te zijn die een gat in een mijnenveld aan het maken waren. A Company werd al snel weggezet als zenuwachtig, maar reageerde met "beter zenuwachtig dan dood".[43] Op 25 juni zat men nog steeds op dezelfde plek. A Company meldde dat ze van koeien zijn veranderd en dat deze meer en betere melk gaven. Voor de North Novas startten op 26 juni de voorbereidingen voor operatie Aberlour. Het zou een gezamelijke operatie worden van de Britse 9th Infantry Brigade en de Canadese 9th Infantry Brigade. Uiteindelijk werd deze operatie op 28 juni afgeblazen en bleef het verder rustig.[44] De North Novas lagen aan het eind van de maand nog steeds in Les Buissons.[45]
Op 4 juli begon operatie Windsor met als doel de verovering van het Carpiquet vliegveld. Deze operatie werd uitgevoerd door de Canadese 8th Infantry Brigade. Een deel van het vliegveld zou echter ook na deze operatie in Duitse handen blijven. De operatie was de opmars naar de uiteindelijke verovering van Caen, die werd gepland met operatie Charnwood.[46]
Op 7 juli kregen de North Novas hun aandeel in deze operatie te horen. Het doel was om Authie te veroveren. D Company zou de directe weg (de huidige D220) naar Authie volgen, met op haar rechterflank B Company en A Company op links. C Company werd in reserve gehouden en zou uiteindelijk naar Franqueville gestuurd worden. De aanval zou de volgende dag starten.
Operatie Charnwood begon op 8 juli. Buron moest eerst veroverd worden voordat de North Novas op konden rukken naar Authie. Deze taak werd uitgevoerd door de Highland Light Infantry, ook onderdeel van het Canadese 9th Infantry Brigade. Gruchy werd tegelijkertijd met Buron veroverd door de Stormont, Dundas and Glengarry Highlanders. Nadat beide dorpen waren bezet, rukten de North Novas rond 10:45 uur[47] naar Authie op. Het verzamelpunt voor de aanval was een boomgaard ten zuiden van Buron. Hier kwamen de North Novas al onder zwaar mortier en artillerievuur te liggen. Major Gray overleed in deze boomgaard op 24 jarige leeftijd.[48] Captain Sutherland nam de leiding over de compagnie over. Rond 15:30 uur[49] wisten de North Novas Authie in handen te krijgen. De volgende dag zou het bataljon Caen in trekken.[50]
Major Errol Stewart Gray ligt begraven op de Canadese Oorlogsbegraafplaats bij Bény-sur-Mer.