Tot 1938 had Duitsland nooit rekening gehouden met de mogelijkheid, dat het in een conflict zou kunnen komen met Groot-Brittannië, waarbij de Kriegsmarine een grote rol zou spelen. In de herfst van 1938 werd het plan "Z" gelanceerd dat de bouw omvatte van 10 slagschepen, 12 grote pantserschepen, 4 vliegdekschepen, 5 zware kruisers, 16 lichte kruisers en nog vele andere kleinere schepen.
De vloot zou in 1948 gereed zijn voor operationele dienst met de sterkte van het plan Z. Tevens beloofde Hitler dat hij deze vloot niet voor 1946 zou gebruiken voor politieke doeleinden, want een sterke oorlogsvloot was een belangrijk politiek pressiemiddel. Toen in 1939 de Tweede Wereldoorlog uitbrak was nog geen 15 % van dit ambitieuze plan voltooid. De Kriegsmarine bezat echter op dat moment wel de volgende elementen van plan Z: 2 slagschepen en 2 in aanbouw (Bismarck en Tirpitz), 3 pantserschepen, 2 zware kruisers plus 3 in aanbouw en 2 vliegdekschepen in aanbouw (Seydlitz en Graf Zeppelin). Verder bezat de Kriegsmarine een behoorlijk aantal kleinere schepen, waarvan ook nog diverse in aanbouw. Deze vloot viel echter compleet in het niet vergeleken met die van de Britse Royal Navy, welke alleen al 12 slagschepen, 3 slagkruisers en 7 vliegdekschepen bezat, plus nog vele in aanbouw.
De Bismarck die de eerste van totaal 2 zware slagschepen (ruim 40.000 ton) was, werd door de Kriegsmarine vol pracht en praal te water gelaten op 14 februari 1939. Na te water te zijn gelaten werd zij op het water afgebouwd, en was uiteindelijk op 24 augustus 1940 gereed. Vanaf dat moment begon men met het testen en de uiteindelijke in gebruikname van het schip.
De Bismarck zou een kort maar zeer krachtig leven beschoren zijn. Haar tocht over de zee was zeer opmerkelijk en stoutmoedig te noemen en had dan ook grote gevolgen voor de rest van de oorlog, zowel aan Britse als aan Duitse zijde.
Omdat de Duitse Kriegsmarine niet sterk genoeg was voor een rechtstreeks gevecht met de Britse Royal Navy, had de Duitse legerleiding besloten om de aanvoer van goederen over zee richting Groot-Brittannië af te snijden. Hiervoor waren in verhouding minder schepen nodig en kon men Groot-Brittannië het toch behoorlijk moeilijk maken, omdat het land voor veel producten afhankelijk was van de aanvoer over zee met schepen.
De Kriegsmarine maakte voor deze tactiek veelvuldig gebruik van onderzeeboten en ook van diverse oppervlakteschepen, zoals "raiders" (omgebouwde vrachtschepen die onder neutrale vlag voeren) en diverse kleine en grotere oorlogsschepen.
Er werd een operatie uitgedacht, waarbij een Duits zwaar eskader naar de Atlantische Oceaan zou uitbreken en daar konvooien opsporen en aanvallen. Dit eskader zou zoveel vuurkracht bezitten, dat praktisch elk konvooi bijna geheel vernietigd kon worden, mits de Royal Navy niet zeer zware escorteschepen met elk konvooi zou meesturen. Hiervoor hadden de Britten echter te weinig zware schepen beschikbaar. Deze actie werd Operatie Rheinübung gedoopt.
Het zware Duitse eskader zou in eerste instantie bestaan uit het slagschip Bismarck (op dat moment zwaarste slagschip ter wereld) en de slagschepen Scharnhorst en Gneisenau. Hierdoor zou een bijzonder zwaar Duits eskader ontstaan, waar de Royal Navy alleen met behoorlijk wat moeite een vergelijkbaar eskader tegenover kon stellen.
Scharnhorst en Gneisenau hadden reeds eerder een dergelijke actie ondernomen tussen 22 januari en 22 maart 1941 en wisten daarbij 22 schepen bestaande uit meer dan 110.000 ton aan geallieerde scheepsruimte tot zinken te brengen. Admiraal Günther Lütjens had over deze actie de leiding en zou ook over de komende actie Rheinübung de leiding hebben.
Dankzij geallieerde luchtaanvallen op Brest (Frankrijk) werden de Scharnhorst en Gneisenau beschadigd, en konden daardoor niet meedoen aan Operatie Rheinübung. Hierop werd besloten om de nieuwe zware kruiser Prinz Eugen met de Bismarck mee te sturen.
Op zondag 8 mei kregen de officieren van de Bismarck en Prinz Eugen de briefing over operatie Rheinübung van Admiraal Lütjens, waarin ze opdracht kregen om zich zelfstandig naar het eiland Rügen te begeven, waar de schepen zich zouden samenvoegen.
Nadat beide schepen zich hadden verenigd kwam de order om uit te varen. In de middag van zondag 18 mei 1941 werden de ankers van beide schepen gelicht en voeren ze allebei de haven van Gotenhafen (Polen) uit op weg naar Noorwegen, geëscorteerd door een mijnenveger en de torpedobootjagers Z-16 en Z-23. Rond 22.30 uur voegde de Z-10 zich hier nog bij.
Het Kattegat werd op 20 mei rond 13.00 uur bereikt, waar het eskader gezien werd, door het Zweedse oorlogsschip Gotland die dit onmiddellijk meldde aan de Zweedse marine, die op zijn beurt de Britse marine inlichtte (Zweden was officieel neutraal). Engeland wist al van het bestaan van deze actie af, alleen uit welke schepen het eskader zou bestaan en wanneer het zou plaatsvinden wisten ze niet. Na foto verkenningsvluchten van vliegtuigen, werd er een eskader gerapporteerd bestaande uit 3 torpedobootjagers van de Leberecht-Mass klasse, een kruiser en een zeer groot oorlogsschip varend tussen Denemarken en Zweden in noordoostelijke richting.
Admiraal Lütjens ontdekte dat het zicht overdag veel te goed was en besloot om het eskader voor anker te laten gaan in Noorwegen (de Duitse schepen wilden absoluut niet ontdekt worden) om enkele dagen later in het donker de actie voort te zetten. Woensdag 21 mei gingen de schepen voor anker in de fjorden nabij de Noorse stad Bergen. Beide schepen werden opnieuw geschilderd, er werden voorraden aangevoerd en de Prinz Eugen werd bijgetankt.
Van de Duitse spionagediensten kreeg admiraal Lütjens de informatie, dat alle zware Britse oorlogsschepen nog steeds in hun thuisbasis Scapa Flow (Noord-Schotland) lagen en er geen teken van spoedig vertrek was.
Omdat Groot-Brittannië zeer graag wilde weten waar deze schepen waren en wat ze van plan waren, werden er fotoverkenningsvluchten over de Noorse fjorden gemaakt. In de middag van 21 mei werden de schepen door een Supermarine Spitfire gefotografeerd. Engeland wist waar de schepen waren en men gaf opdracht de beide schepen met vliegtuigen te bombarderen.
Admiraal Lütjens had voor het uitbreken naar de Atlantische Oceaan vanaf Noorwegen de keuze uit 2 routes die allebei een goede mogelijkheid waren. De eerste was vanaf Noorwegen, tussen de Faeröer eilanden en IJsland door. De tweede was tussen IJsland en Groenland door. De keuze was lastig en zou worden uitgesteld totdat de schepen reeds op weg waren.
Op 21 mei, rond 23.00 uur liet het eskader de Noorse kust achter zich en zette koers richting de Atlantische Oceaan. Inmiddels was het weer slechter geworden en was het compleet bewolkt, het zicht was minimaal.
In de nacht van deze 21ste mei voerde de Britse luchtmacht een zware aanval uit, op de plek waar de Bismarck was gezien (het zicht was tijdens de aanval zeer slecht). Uiteraard werd er geen enkel treffer geplaatst, omdat de Bismarck inmiddels al onderweg was.
Het was 5.00 uur in de volgende ochtend, toen de 3 torpedobootjagers het eskader verlieten en zoals gepland, naar Noorwegen terugkeerden. Ze hadden hun taak volbracht en de schepen beschermd tegen mogelijke vijandelijke onderzeeboten. De beslissing om ten noorden of ten zuiden van IJsland uit te breken was nog steeds niet genomen.
Toen het eskader 22 mei om 12.37 uur door een Britse onderzeeër werd gesignaleerd, kwam de gehele Britse Royal Navy in actie. Er werden de volgende acties ondernomen:
Om 23.20 uur werd dan eindelijk de order gegeven die de keuze bepaalde welke vaarroute het Duitse eskader zou varen. Er werd gekozen om tussen IJsland en Groenland door te varen. Dit is een strook van 45 tot 60 km breed, met aan de ene kant ijs en aan de andere kant IJsland. Voor maritieme begrippen is dit zeer smal.
Aan het begin van de avond van de 22ste mei, gebeurde het onvermijdelijke.
De Bismarck ontving een contact op de radar en op de hydrofoons (luisterapparatuur). De Prinz Eugen werd ingelicht en de alarmbellen begonnen te rinkelen. Het schip was maar een moment zichtbaar op een afstand van ongeveer 11 km, waarna het zich weer terugtrok in de mist. Het onbekende schip werd geïdentificeerd als een kruiser (het bleek uiteindelijk de Britse zware kruiser HMS Suffolk te zijn) en kon maar zo kort worden waargenomen dat er niet eens tijd was om de geschutskoepels in de goede richting te draaien. Nu bekend was waar de Bismarck en Prinz Eugen waren werd door de Britse Royal Navy alles in het werk gezet om de doorbraak naar de Atlantische Oceaan te voorkomen. Vooral omdat de oceaan daar zo groot is, dat de kans op het terugvinden van de schepen uiterst klein werd en dus konvooien gevaar liepen.
Ongeveer een uur nadat het alarm af was gegaan op de Bismarck, was het weer raak. Er werd op de radar een schip waargenomen op een andere positie, en de kanonnen werden in de goede richting gedraaid. Het zicht was goed, en het vuur werd op de Britse kruiser geopend. Het bleek de Britse kruiser HMS Norfolk te zijn. 5 salvo's werden zonder succes afgevuurd voordat de kruiser in een mistbank verdween. Deze salvo's hadden er voor gezorgd dat de voorwaartse radar van de Bismarck onklaar was geraakt als gevolg van de zware trillingen. De HMS Norfolk en de HMS Suffolk bleven vanaf dat moment het Duitse eskader schaduwen.
De Prinz Eugen ging vanwege de defecte radar voor de Bismarck varen. De Britse kruisers bleven de schepen schaduwen, al probeerden de Duitse schepen ze af te schudden, en zelfs een keer te draaien om ze bij verrassing te pakken. Maar dit alles zonder succes.
In de vroege ochtend van 24 mei om 5.15 uur detecteerde de hydrofoons van de Prinz Eugen een contact op 32 km afstand, hierop werden direct extra mensen op de uitkijk gezet, en werd er alarm gegeven. Om 5.37 uur kon men eindelijk rook aan de horizon waarnemen op 31 km afstand, en om 5.43 uur nam men nog een tweede schip waar. Het vermoeden ging uit naar 2 extra kruisers, voor het schaduwen van het Duitse eskader. Er was niets bekend van grote oorlogsschepen die in de buurt konden zijn volgens de Duitse inlichtingendienst.
Het Duitse eskader had de orders, om elk gevecht uit de weg te gaan, tenzij het noodzakelijk was om een geallieerd konvooi aan te vallen. Aangezien de 2 Britse schepen op een onderscheppingkoers voeren, werd besloten licht van ze af te draaien. Dit zou het Duitse eskader de mogelijkheid geven om weg te varen van de Britse schepen, zeker indien het oudere Britse slagschepen bleken te zijn (deze waren niet zo snel). Tevens zou men zo meer tijd krijgen om beslissingen te nemen. De beide scheepseenheden voeren bijna parallel en kwamen zeer langzaam dichterbij. Gezien de huidige koers, zou het 15 minuten duren voordat de schepen binnen schootsafstand van elkaar kwamen.
De Britse schepen waren gestuurd om het Duitse eskader te onderscheppen, en draaide daarom nog iets naar de Duitse schepen toe. Door de koerscorrectie zou het 5 minuten duren voordat ze binnen schootsafstand kwamen. Hierop draaiden de Duitse schepen nogmaals van de Britse weg, om een eventuele confrontatie uit de weg te gaan.Om 5.49 uur, 12 minuten nadat de Britse schepen door de Duitse ontdekt waren. Was de afstand tussen de schepen nog maar 23 km en de opdracht om het vuur te openen kon elk moment gegeven worden.
Admiraal Holland, de bevelhebber van de 2 Britse schepen, de Prince of Wales en de Admiral Hood gaf nogmaals opdracht om naar de Duitse schepen toe te draaien. De Britse schepen waren op de korte afstand sterker, en daarom wilden ze de afstand tussen de beide eenheden zo snel mogelijk verkleinen.
De HMS Hood was een slagkruiser, wat inhield dat het de bewapening had van een slagschip, maar de bepantsering van een kruiser en dan met name het horizontale pantser (de dekken) waren lichter dan bij een slagschip. Granaten die over grote afstand inslaan komen meestal van boven en slaan dan in via de (horizontale) dekken. Naarmate de schepen dichter bij elkaar komen, slaan granaten niet van de bovenkant naar binnen, maar meer vanaf de zijkant. De HMS Prince of Wales (53) was een nieuw volwaardig slagschip en was zowel horizontaal als verticaal goed bepantserd.
Het Duitse eskader was nog steeds niet in staat om de beide Britse oorlogsschepen te identificeren, omdat men nog steeds de mening had dat het Britse kruisers waren voor het schaduwen. Naarmate de schepen dichterbij kwamen, veranderde die mening. Ook bij de Engelsen was er verwarring omdat de silhouetten van de Bismarck en Prinz Eugen vrijwel gelijk waren werden beide schepen verwisseld. Dit ook omdat het gebruikelijk was dat het leidende schip het belangrijkste was in een dergelijke formatie, maar vanwege de defecte radar van de Bismarck hadden ze een andere volgorde aangenomen.
Admiraal Holland gaf aan beide schepen de order: "Sta klaar om te vuren, doel is het linker (voorste) schip". Op de HMS Prince of Wales had men zojuist het achterste schip als de Bismarck geïdentificeerd, en negeerde men de gegeven order, en stond men klaar om het achterste schip (Bismarck) onder vuur te nemen. Men hoopte dat ze dit ook op de HMS Hood zouden inzien, en ook het doel zouden verleggen.
Om 5.52 uur kwam de order van Admiraal Holland om het vuur te openen en beide schepen vuurden een eerste salvo over een afstand van 23 km. De nodige correcties werden gemaakt en een tweede salvo werd afgevuurd. De schutters van de HMS Hood hadden nog steeds niet in de gaten dat ze op de Prinz Eugen aan het vuren waren. Na het tweede salvo kregen ze de order het vuur te verleggen naar het achterste schip en hadden hiermee 2 salvo's verspild. De HMS Prince of Wales was nog maar net in gebruik genomen door de Britse marine, en had nog enkele kinderziektes. Na het eerste salvo begaf een van de kanonnen in de voorste toren het.
Inmiddels waren de schepen elkaar op 22 km genaderd en de Duitse admiraal Lütjens wist nu dat het een echt gevecht werd. Hij gaf opdracht naar de Britse schepen toe te draaien, zodat alle geschutstorens gebruikt konden worden in plaats van alleen de voorste en gaf tevens de opdracht om nadat de bocht voltooid was het vuur te openen op het voorste schip (HMS Hood).
Omdat de Prinz Eugen het voorste schip was, opende zij als eerste om 5.53 uur het vuur uit al haar acht 203 mm monden over een afstand van 21 km. Het kaliber was een stuk kleiner dan de andere schepen, maar haar vuursnelheid lag een stuk hoger en kwam op 4 salvo's per minuut. Ook was haar mondingssnelheid stukken sneller dan de grotere kalibers waardoor de granaten sneller insloegen en er makkelijker correcties gemaakt konden worden. Zeer grote schade kon een dergelijk kaliber niet aanrichten tegen de zwaar gepantserde stukken van een slagschip. Na enkele salvo's werd er al een treffer geplaatst op de HMS Hood, welke op de deur van een magazijn voor de 102 mm anti luchtdoelstukken terechtkwam en er een heftige brand ontstond welke de munitie voor het antiluchtdoel geschut liet ontploffen. De schade was niet kritiek, maar zwaar genoeg om het schip operationeel te beperken.
Nu was het de Bismarck die begon te vuren om 5.55 uur uit al haar 8 380 mm monden over een afstand van 20 km. De granaten zouden na 34 seconden inslaan. Hoge fonteinen spoten de lucht in en de nodige correcties werden gemaakt voordat er opnieuw gevuurd werd.
De Duitse schepen hadden na enkele salvo's eindelijk een positieve identificatie van de schepen en dacht te maken hebben met de HMS Hood en de HMS King George V. Dat ze de HMS Prince of Wales verwarden met de HMS King George V was zeer begrijpelijk, aangezien de schepen vrijwel identiek waren en de HMS Prince of Wales nog niet voor operationele dienst beschikbaar werd geacht. De Prince of Wales was zelfs zo nieuw dat er nog mensen van de scheepswerf aan boord waren en het geschut ongetest. Dit zou tijdens het gevecht voor tijdelijke uitvallen van geschutstorens zorgen. Admiraal Lütjens schrok enorm, omdat deze 2 schepen als de krachtigste van de Britse vloot werden gezien en besefte dat deze ontmoeting geen toeval was. De Britten waren kennelijk goed op de hoogte van de Duitse operatie.
De ondergang van de HoodHet derde salvo van de Bismarck lag zo gevaarlijk dicht bij de Hood dat het nu een kwestie van tijd zou zijn, voordat er voltreffers geplaatst zouden worden. Daarom gaf men de order aan de Prinz Eugen om het vuur te verleggen naar de nog onbeschoten Prince of Wales en in plaats van voor, achter de Bismarck te gaan varen. Dit om ook een mogelijke aanval van de zware kruisers HMS Suffolk en HMS Norfolk op te kunnen vangen.
De Britse schepen hadden diverse salvo's uit de voorste torens gevuurd, zonder succes. Ze draaiden nogmaals van de Duitsers af, om zo ook hun achtertorens te kunnen gebruiken en zo alle mogelijke vuurkracht in te zetten. Deze draai werd om 5.59 uur ingezet en snel door de Duitsers ontdekt, die daarop het geschut instelden.
Omdat het 3de salvo van de Bismarck zeer dicht bij de Hood lag, ging men over op snelvuren. Om een doel te vinden word elke keer een salvo gevuurd, en pas als de granaten inslaan, kan men aan de hand van de inslagen de kanonnen bijstellen en opnieuw vuren. Zo gauw men de juiste hoek en richting heeft gevonden, gaat men zo snel mogelijk granaten vuren. Men schiet dan een granaat al weg, voordat de vorige is ingeslagen. Om deze reden vuurde de Bismarck na het derde salvo, dat dekkend lag 3 snelle salvo's, over een afstand van ongeveer 16 km.
Het vierde salvo viel net naast de Hood, maar het vijfde salvo had een vernietigend effect. Van de 8 granaten vielen er 7 in zee, maar 1 kwam net voor de achtertorens terecht. Een enorme vlam schoot uit het achterschip omhoog en kort daarna een gigantische explosie, die fataal bleek voor het schip. De granaat is vermoedelijk door het dek geslagen en terechtgekomen in het munitie magazijn van de geschutstoren die op het achterdek stond, ook wel aangeduid als de C toren. Een andere verklaring is dat de brand die was veroorzaakt door de treffer van de Prinz Eugen, reeds zo veel schade had aangericht, dat de granaat gemakkelijk een dergelijk vitaal deel kon raken. Dat het ontploffen van het munitie magazijn het einde was van het schip is echter zeker. Door de ontploffing brak het schip in 2 stukken en begon al zeer snel te zinken. Na 2 minuten was het schip onder de golven verdwenen, samen met de vele honderden opvarenden. Uiteindelijk zijn er maar een handjevol mensen gered.
De Prince of Wales handelde snel, ondanks het grote verlies van de Hood. Ze stuurde om het zinkende wrak van de Hood heen en ging verder op haar oorspronkelijke koers vurend op de Bismarck, en draaide uiteindelijk parallel aan de Bismarck.
De mensen aan boord van de Bismarck en Prinz Eugen waren met stomheid geslagen. Ze hadden zojuist de trots van de Britse marine laten zinken zonder zelf ook maar een treffer te hebben gekregen, en de verbazing ging al snel over in luid gejuich. Doordat hoge fonteinen naast het schip opstegen van de granaten van de Prince of Wales, kwam de realiteit snel terug. Er voer nog een slagschip, dat behoorlijke schade zou kunnen aanrichten, en de kanonnen werden om 06.03 uur al snel richting de HMS Prince of Wales gedraaid.
De beide Duitse schepen begonnen in hoog tempo op de HMS Prince of Wales te vuren over een afstand van inmiddels 14 km waarbij de granaten er 20 sec. over deden. Bij deze afstand was het goed mogelijk dat een compleet salvo doel trof, en daarmee dood en verderf zaaide op het schip. Al snel boorde een granaat van de Bismarck zich dwars door de brug van de Prince of Wales (de ruimte waar een schip bestuurd werd) zonder tot ontploffing te komen. Een groot aantal officieren vond de dood en de kapitein bleef wonder boven wonder ongedeerd. De leiding van het schip werd hierop echter snel verplaatst naar de achterkant. Ook de Prinz Eugen scoorde al snel enkele treffers, maar zonder fatale schade. Hierop scoorde de Bismarck vlak na elkaar weer 2 treffers, waarvan 1 tegen de kraan, waardoor er zeer veel splinterschade ontstond. De andere treffer was net onder de waterlijn maar explodeerde niet, waardoor er maar een beperkt gat in de romp ontstond.
Ook de HMS Prince of Wales wist enkele treffers op de Bismarck te plaatsen, echter zonder dat zij dit zelf in de gaten had. Deze treffers waren dan ook niet van invloed op de gevechtskracht van de Bismarck, maar zouden voor het verdere belang van de operatie grote gevolgen blijken te hebben.
Het logische besluit van de Prince of Wales om zich terug te trekken volgde om 6.05 uur. Onder een rookscherm trok zij zich al schietend terug. Er werd door het Duitse eskader om 6.09 uur besloten om verder geen munitie meer te verspillen aan het schieten op een vijand die niet te zien was. Dit wonderlijke gevecht was voorbij. Ook een achtervolging van de Prince of Wales werd niet ingezet omdat men geen andere grote Britse oorlogsschepen tegen wilde komen, die op weg waren naar dit gevecht.
De Bismarck was in het hele gevecht 3 keer geraakt. De eerste granaat was midscheeps terechtgekomen en had de motorsloep van de kapitein vernietigd en de apparatuur om het vliegtuig te lanceren, terwijl het niet tot ontploffing kwam. De tweede granaat kwam ook midscheeps terecht, net onder de gepantserde gordel, waar het een boilerkamer en een dynamo onklaar maakte en tevens 5 man verwondde. De derde granaat bracht de meeste schade aan door onder de waterlijn dwars door 2 olie tanks te slaan en een zuigklep, waardoor er geen olie meer van die tanks naar de motoren kon, en uiteindelijk aan de andere kant van het schip in het water eindigde zonder tot ontploffing te komen. Grote hoeveelheden olie kwam in de zee terecht en de olie in de bunkers werd vervuild met zeewater.
De Bismarck was behoorlijk veel brandstof kwijt, sleepte een spoor van olie achter zich aan, had nog maar een maximum snelheid van 28 knopen en maakte water. Dit deed Admiraal Lütjens besluiten om naar een droogdok te gaan voor reparaties, nu kwam alleen nog de vraag welk droogdok? Hij kon terug naar Duitsland via Noorwegen of naar Frankrijk. Als hij zou kiezen voor Duitsland, dan zou hij bijna dezelfde route terug moeten. Als hij naar Frankrijk voer kon hij meer gebruik maken van de dekking van U-boten en de Luftwaffe en dus werd Frankrijk gekozen. De Bismarck ging op weg naar het droogdok van St. Nazaire Frankrijk.
Om 08.01 uur lichtte hij het Duitse commando in over de opgelopen schade en van zijn plannen om naar St. Nazaire te gaan en zich te splitsen van de Prinz Eugen, zodat zij door kon gaan met haar acties op de Atlantische Oceaan, terwijl de Bismarck op weg ging naar het droogdok.
De HMS Prince of Wales sloot zich na het gevecht aan bij de HMS Norfolk en HMS Suffolk, die nog steeds de Bismarck en Prinz Eugen aan het schaduwen waren. De HMS Prince of Wales had diverse treffers gehad, maar was nog steeds in staat om aan een gevecht deel te nemen en zou misschien nog later in de campagne van pas kunnen komen. Deze drie schepen onder leiding van Admiraal Wake-Walker zette hun schaduwacties voort.
De Bismarck en Prinz Eugen voeren sinds 12.40 uur naar het zuiden en ondernamen enkele pogingen om hun achtervolgers af te schudden, door langzamer te gaan varen, dan te versnellen en plotselinge koersveranderingen te ondergaan. Dit alles echter te vergeefs, middels radar was het achtervolgen voor de Britten goed te doen.
Naast de drie achtervolgende schepen, waren inmiddels ook twee andere groepen op weg richting de Bismarck en Prinz Eugen. Dit waren 'force H' komende vanaf Gibraltar onder leiding van vice-admiraal Sir James Somerville bestaande uit de slagkruiser HMS Renown (72), het vliegdekschip HMS Ark Royal en de lichte kruiser HMS Sheffield. De andere groep die bezig was met patrouilles en konvooidiensten bestond uit de slagschepen HMS Rodney, HMS Ramillies, HMS Revenge en de kruisers HMS London en HMS Edinburgh. Dit was voor het opsporen en vernietigen van een slagschip en een kruiser een gigantische strijdmacht, maar het verlies van de zo machtige HMS Hood viel bij de Britse admiraliteit zeer slecht en men wilde kostte wat het kost de Bismarck opsporen en vernietigen, ook vanwege de daaraan verbonden propaganda.
Er was besloten door Lütjens en het Duitse commando dat de Bismarck koers zou zetten naar het droogdok van St. Nazaire, en dat de Prinz Eugen zich van de Bismarck zou afscheidden en zelfstandig in de Atlantische Oceaan op konvooien zou jagen. Om te zorgen dat de Prinz Eugen kon wegkomen van haar achtervolgers, zou de Bismarck een afleidingsmanoeuvre ondernemen. Het zicht was minder goed geworden, en hier en daar zelfs een beetje mistig. Ideaal voor een behoorlijke afleidingsmanoeuvre.
Om 18.14 uur op 24 mei terwijl de Bismarck en de Prinz Eugen zich in een mistbank bevonden, draaide de Bismarck zich 180 graden, voerde de snelheid op naar 27 knopen en opende het vuur op de drie achtervolgers. De Prinz Eugen voer op hoge snelheid door, en was snel buiten het radarbereik van de drie Britse schepen.
De Bismarck opende om 18.30 uur over een afstand van 18 km het vuur op de HMS Suffolk, welke onmiddellijk wegdraaide en onder een rookscherm verdween. Tussen 18.40 en 18.56 uur losten de Bismrack en de HMS Prince of Wales diverse schoten op elkaar, maar op een zo grote afstand (27 - 30 km), dat een treffer uiterst onwaarschijnlijk zou zijn. Hierna vervolgde de Bismarck haar koers naar het zuiden richting Frankrijk. De Prinz Eugen was weggekomen.
Laat op de avond kwam Taskforce H binnen het vliegtuigbereik van de Bismarck, en er werd onmiddellijk een luchtaanval gestart vanaf de Victorious bestaande uit 9 Swordfish vliegtuigen die om 22.10 uur vertrokken en gevolgd door 3 Fulmars om 23.00 uur en nog eens 2 om 01.00 uur.
Om 23.30 kregen de Swordfish vliegtuigen visueel contact met de Bismarck, en zetten de aanval in. Er werd 1 torpedotreffer gescoord midscheeps, welke precies op de pantsergordel terecht kwam, en daardoor vrijwel geen noemenswaardige schade aanrichtte. Er werd echter wel 1 bemanningslid door de explosie gedood, en 6 raakten gewond. Ondanks het anti-luchtdoel geschut kwamen alle Swordfish en Fulmar vliegtuigen veilig terug, op 2 Fulmars na, die brandstoftekort kregen.
Nu de Prinz Eugen de Britse achtervolgers kwijt was, ging ook de Bismarck dit proberen. Ze had in de gaten dat de achtervolgers altijd aan dezelfde kant voeren, en ook waren begonnen met zigzaggen, om aan mogelijk aanwezige U-boten te ontkomen. De Bismarck draaide 300 graden, en voer daardoor bijna een rondje. De Britse boten raakten radarcontact kwijt, en begonnen onmiddellijk voor zich een zoekactie. De Bismarck was echter niet voor de achtervolgers, maar door de 300 graden draai er naast en zelfs erachter, en was haar achtervolgers kwijt, en zette koers naar St. Nazaire.
De Britse admiraliteit probeerde in te schatten waar de Bismarck zich naartoe zou begeven, maar of dit nou de Atlantische Oceaan op was, richting Frankrijk, richting Duitsland of naar een ontmoeting met een bevoorradingsschip wisten ze absoluut niet. Het Britse vliegdekschip HMS Victorious deed met zijn vliegtuigen een zoekactie, echter in een richting waar de Bismarck zich totaal niet bevond.
Admiraal Lütjens die nog steeds dacht achtervolgd te worden door Britse schepen verzond een zeer lang bericht naar de Duitse admiraliteit, met daarin een verslag van het gevecht met de Hood, de schade, het ontkomen van de Prinz Eugen en de plannen van de Bismarck. Het verzenden van dit bericht werd opgevangen door Britse schepen. Zij konden dit bericht niet ontcijferen, en ook geen precieze plaatsbepaling uitvoeren, maar wel een idee krijgen in welke richting ze moesten zoeken, namelijk richting de Franse kust. De Bismarck minderde halverwege de middag vaart naar een economischer snelheid van 20 knopen, omdat ze anders te weinig brandstof zou hebben om St. Nazaire te halen. Dit als gevolg van de schade die door het gevecht met de HMS Hood en de HMS Prince of Wales was opgelopen.
Om 03.00 uur op 26 mei stegen 2 Consolidated PBY-5 Catalina vliegboten op van een basis in Noord-Ierland om een langeafstandzoektocht te ondernemen naar de Bismarck. Deze boten kregen opdracht om te zoeken op het traject tussen Frankrijk en het laatst bekende punt van de Bismarck. Om 10.30 uur vond een van de twee Catalina's een groot oorlogsschip, en een half uur later kwam ook een Fairey Swordfisch van de HMS Ark Royal, welke inmiddels in het gebied was gearriveerd een kijkje nemen naar het grote oorlogsschip, dat de Bismarck bleek te zijn. Enkele momenten later kreeg ook de lichte kruiser HMS Sheffield contact met de Bismarck. Na 31 uur was de Bismarck teruggevonden.
De enige manier om de Bismarck te kunnen vernietigen was door haar af te remmen, zodat de slagschepen haar konden inhalen. Deze taak kon alleen door het vliegdekschip Ark Royal ondernomen worden, welke vliegtuigen aan boord had met een groot genoeg bereik en torpedo's. Om 14.50 uur vertrokken 15 Fairey Swordfish vliegtuigen van de HMS Ark Royal voor een actie tegen de Bismarck. De piloten kregen contact om 15.40 uur, en zette de aanval in tegen wat zij dachten dat de Bismarck was, en scoorden geen treffers. Zij hadden echter de lichte kruiser HMS Sheffield aangezien voor de Bismarck.
Om 19.15 uur stegen er opnieuw 15 Fairey Swordfish vliegtuigen op van de HMS Ark Royal voor opnieuw een aanval op de Bismarck, waarvan ze wisten dat het de laatste poging zou zijn. Want de volgende dag zou de Bismarck onder het bereik van de Luftwaffe komen, en daardoor beschermd worden. Om 20.47 uur begon de aanval van de vliegtuigen. De eerste treffer was midscheeps, en veroorzaakte geen schade. De tweede treffer was echter bij het roer, welke vastsloeg op 12 tot 15 graden, hierdoor begon het schip grote cirkels te varen.
Nu de Bismarck kreupel was, kwamen de Britse slagschepen dichterbij, maar pas de volgende ochtend bij het licht worden begon het grote gevecht. Om 21.40 uur seinde Lütjens naar de admiraliteit: "Schip is niet meer te manoeuvreren. We zullen vechten tot de laatste granaat. Lang leve de Führer". 's Ochtends hadden de Britse schepen zich in de meest ideale positie gemanoeuvreerd en begonnen ze aan het definitieve gevecht. Om 08.47 uur begon het laatste vuurgevecht met de Bismarck. Om 09.02 uur werd de Bismarck voor het eerst geraakt. Om 09.31 uur vuurde de Bismarck haar laatste granaat. De Bismarck werd bij dit eindgevecht beschoten door de slagschepen HMS Rodney en HMS King George V en de zware kruisers HMS Norfolk en HMS Dorsetshire.
De Bismarck was helemaal in puin geschoten, maar bleef nog drijven. Hierop besloot Ernst Lindemann (kapitein Bismarck) om springladingen in het schip aan te brengen om haar te laten zinken zodat ze niet in vijandelijke handen zou vallen. Tegelijkertijd met het laten springen van de ladingen vuurde de HMS Dorsetshire in totaal 3 torpedo's. Hierna zonk ze naar de bodem van de zee op 27 mei om 10.39 uur. Wie verantwoordelijk is voor het definitieve einde van de Bismarck werd dan ook pas een eind na de oorlog bekend.
In totaal zijn er 116 overlevenden gered van de meer dan duizend opvarenden, waarvan nog 1 persoon op weg naar Groot-Brittannië overleed. Dit vanwege een abrupt vertrek van de HMS Dorsetshire en de HMS Maori vanwege mogelijk U-boot gevaar. De andere schepen waren al weg, vanwege brandstoftekort.
De Bismarck heeft een zeer korte maar heftige carrière gehad, en heeft de Britse marine compleet in rep en roer gebracht na het zinken van de Hood, welke een symbool was voor de Britse marine. Deze tocht was echter wel van groot belang bij de Duitse beslissing om de Duitse oppervlakte vloot van minder belang te achtten dan de onderzeeboot vloot.
In 1989 werd het wrak van de Bismarck teruggevonden door Dr. Robert Druce Ballard op een diepte van 4.700 meter in de Atlantische Oceaan.
James Cameron hield rond 2001 een expeditie naar het wrak van de Bismarck en met behulp van robot's kwam aan het licht dat de Bismarck gezonken was door de ladingen die de bemanning zelf heeft geplaatst. De torpedo's van de HMS Dorsetshire waren niet door de pantzergordel gekomen zo bleek.